Kamervragen en antwoorden
Antwoorden op vragen over hoofdstuk X van de Rijksbegroting 2001
24-10-2000
Beantwoording van de vragen die zijn gesteld door de Vaste Commissie
voor Defensie over hoofdstuk X van de Rijksbegroting voor het
dienstjaar 2001, inclusief de internationale aspecten van het
defensiebeleid. Voor zover antwoorden het beleidsterrein van de
minister van Buitenlandse Zaken betreffen, zijn deze
interdepartementaal afgestemd.
1.
Hoeveel bedraagt het personeelstekort per krijgsmachtdeel?
Zie de brief van de Staatssecretaris van Defensie inzake vulling en
ambitie van de krijgsmacht nr P2000006219 d.d. 16 oktober 2000
.
2
Hoeveel bedroeg het aantal vlag- en opperofficieren per 1 januari
gedurende de laatste tien jaar?
Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen naar aanleiding van
de ontwerp-begroting 1999 is in antwoord op vraag 100 een overzicht
gegeven van de aantallen vlag- en opperofficieren voor de periode 1991
tot en met 1998 (TK 1998-1999, 26 200 X, nr 9). In aanvulling hierop
treft u onderstaand de overeenkomstige gegevens aan over 1999 en 2000.
jan. 1999
jan. 2000
KM
28
25
KL
41
39
KLu
22
22
Kmar
3
3
Overig
18
19
Totaal
112
108
3
Kan een overzicht worden gegeven van die onderdelen van de krijgsmacht
(eenheden, afdeling, bureaus enz), niet de KMAR betreffende, die op
grond van wettelijke taken op structurele basis diensten verrichten
t.b.v. andere departementen of aan de overheid gerelateerde
instellingen (ZBO
=s enz)?
De dienstverlening op structurele basis van de Defensie Verkeers- en
Vervoersorganisatie (DVVO) beperkt zich tot het patiëntenvervoer voor
het Uitvoeringsorgaan Sociale Zekerheid Overheid (USZO). Ook wordt in
het kader van noodwetgeving op aanvraag steun verleend aan
bestuursorganen, bijvoorbeeld gemeenten en provincies, bij
calamiteiten zoals wateroverlast.
Bij de Koninklijke luchtmacht wordt geen overzicht bijgehouden van
onderdelen/eenheden die op grond van wettelijke taken op structurele
basis diensten verrichten t.b.v. andere departementen of aan de
overheid gerelateerde instellingen. Onderstaand treft u de taken aan
die de KLu verricht, waaraan een wettelijke basis ten grondslag ligt
en waarbij sprake is
>medegebruik= door andere departementen van beschikbare capaciteit.
Wettelijke taak
Sub-taak
KLu-eenheid
Departement
Openbare orde en
veiligheid
Luchtruimbewaking en
luchtverkeersbeveiliging
Air Operations Control
Station
Binnenlandse
Zaken & V&W
Openbare orde en
veiligheid
Ruiming ongesprongen
explosieven uit WOII
EODKLu van het
Logistiek Centrum Klu
Binnenlandse
Zaken
Openbare orde en
veiligheid
Berging vliegtuig- wrakken uit WOII
Bergingsdienst van het
LCKLu
Binnenlandse
zaken
Openbare orde en
veiligheid (Op verzoek)
Fotoverkenning bij
opsporing van misdrijven
Fotoverkenning met
F-16
=s
Justitie
Het overzicht van de onderdelen van de Koninklijke marine die op grond
van wettelijke taken op structurele basis diensten verrichten ten
behoeve van andere departementen of aan de overheid gerelateerde
instellingen luidt als volgt:
- Dienst der Hydrografie
- Fregat inclusief boordhelikopter, Orion patrouillevliegtuigen en
personele vulling voor de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
(op grond van voorlopige regeling Kustwacht voor de NA&A)
- De Helikoptergroep, de groep Maritieme patrouillevliegtuigen en
eenheden van de Mijnendienst voor de Kustwacht Nederland
- Bijzondere Bijstandseenheid (BBE) van het Korps Mariniers
Het Explosieven Opruimings Commando Koninklijke landmacht verricht op
grond van wettelijke taken structureel diensten ten behoeve van andere
departementen of aan overheid gerelateerde instellingen. Het Militair
Tehuis Bronbeek maakt nog tot 1 januari 2001 deel uit van de landmacht
en verricht op grond van een Koninklijk Besluit structureel
"ouderenzorg". Voor het, in voorkomend geval, uitvoeren van militaire
bijstand en steunverlening is capaciteit in de organisatie van het
Nationaal Commando opgenomen. Het Bureau milieuvergunningen heeft een
adviserende taak op grond van het inrichtingen- en vergunningen
besluit en een toezichthoudende taak op grond van het besluit
aanwijzing toezichthoudende ambtenaren milieuwetgeving.
4
Wat is de inhoud van het veteranenbeleid voor 2001?
Defensie heeft het veteranenbeleid vastgelegd in de veteranenbrief van
1998 (TK1997-1998, 21490 nr.21 d.d. 17 april 1998) In dat kader is het
Veteraneninstituut opgericht, waarin overheid (Defensie en de
Stichting Dienstverlening Veteranen) en particuliere
veteranenorganisaties (het Veteranenplatform, de Bond van Nederlandse
Militaire Oorlogs- en dienstslachtoffers (BNMO) en het BNMO-Centrum)
de krachten bundelen. Het instituut is geopend op 10 mei jl. In 2001
zal de samenwerking tussen de partners in het instituut verder
gestalte krijgen. In de werkzaamheden zullen de versterking van de
maatschappelijke erkenning en de hulpverlening aan veteranen centraal
staan.
5
Kan worden aangegeven wat de omvang is van de materieelinvesteringen
(exclusief de infrastructuur) in percentage van de begroting?
De materieelinvesteringen, inclusief de infrastructuur, bedragen 20
procent van de begroting 2001.
6
Kan een overzicht per krijgsmachtdeel worden gegeven van het
natuurlijk verloop (uitgaande van een flo-leeftijd van 55 jaar) per
jaar in de periode 2001-2006?
Het natuurlijk verloop (gedefinieerd als het aantal militairen met een
BOT-aanstelling dat volgens planning in de periode 2001 -2006 zal
instromen in de UKW) is als volgt:
krijgsmachtdeel
2001
2002
2003
2004
2005
2006
KM
279
283
303
303
321
336
KL
418
480
475
430
419
397
KLu
414
466
439
360
311
252
KMar
72
67
65
65
62
73
totaal
1183
1296
1282
1158
1113
1058
7
Kan een overzicht worden gegeven van de faciliteiten die Veteranen
resp. post-actieven worden geboden. Treedt hier m.i.v. 1 jan. 2001
wijziging in op?
Veteranen en post-actieven hebben recht op een veteranen- resp.
postactievenpas, een gratis abonnement op een krijgsmachtdeelblad
(Alle Hens, Vliegende Hollander of Legerkoerier) en
reüniefaciliteiten. Daarnaast ontvangt de bij de Stichting
Dienstverlening Veteranen (SDV) geregistreerde veteraan het blad
Checkpoint van de SDV en twee vrij vervoersbewijzen per jaar om een
veteranendag te kunnen bezoeken. Ook kan elke veteraan een beroep doen
op de defensiehulpverleningsinstellingen of op het Veteraneninstituut.
Voor 2001 zijn geen wijzigingen in deze faciliteiten voorzien.
8
Waarom is het wetsontwerp m.b.t. de veiligheid van VN personeel, waar
de Kamer als sinds 1997 omvraagt, nog niet aangeboden?
Het Verdrag inzake de bescherming van VN- en geassocieerd personeel
ligt sinds 13 oktober ter stilzwijgende goedkeuring bij de
Staten-Generaal, alsmede bij de Staten van de Nederlandse Antillen en
de Staten van Aruba. De vertragingen in het aanbieden van het verdrag
hielden voornamelijk verband met een onderzoek naar de noodzaak tot
aanpassing van de Nederlandse wetgeving. In de Toelichtende Nota bij
het verdrag wordt hier nader op ingegaan.
9
Waarom ontbreekt in de begroting een beschouwing van de internationale
veiligheidssituatie
In de Defensienota-2000 (TK 1999-2000, 26 900 nrs.1-2) is een
uitgebreide beschouwing van de internationale veiligheidssituatie
opgenomen, die ook voor de begroting 2001 in grote lijnen haar
geldigheid behoudt.
10
Waarom wordt in de begroting niet aangegeven dat de deelname aan
UNFICYP per 1 juni 2001 wordt beëindigd zoals met de Kamer destijds
overeengekomen?
De beëindiging van de Nederlandse deelneming aan UNFICYP medio 2001
staat vermeld op blz. 172 van de begroting 2001.
11
Wordt de bijdrage van Nederland voor wat betreft de legerkorpstroepen
herbezien, nu Duitsland heeft besloten geen vaste eenheden toe te
wijzen aan het GE/NL legerkorps en het GE/NL legerkorps slechts de
taak te geven van operationele planningsstaf?
186
Welke gevolgen heeft de herstructurering van de Duitse krijgsmacht
voor het GE/NL Legerkorps?
187
Zijn er inmiddels plannen ontwikkeld om de inzetbaarheid van het GE/NL
Legerkorps te vergroten?
Op dit moment is nog niet volledig te overzien welke gevolgen de
herstructurering van de Duitse krijgsmacht heeft voor het GE/NL
Legerkorps. In nauw overleg met Duitsland zijn plannen ontwikkeld om
de inzetbaarheid van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse
legerkorps te vergroten en zo bij te dragen aan de omvorming van het
hoofdkwartier tot
AHigh Readiness Forces Headquarters@. Deze plannen moeten ertoe leiden
dat, als de NAVO het aanbod voor de status van AHigh Readiness Forces
Headquarters@ aanvaardt, deze 18 maanden later gerealiseerd wordt. Met
deze status beschikt Nederland, in samenwerking met Duitsland, over
een snel inzetbaar hoofdkwartier dat de kern zou kunnen vormen van een
multinationale troepenmacht die binnen 20 tot 30 dagen in zowel Navo
als EU-verband ingezet kan worden. Thans is nog niet duidelijk of Navo
op dit aanbod zal ingaan. De gevolgen van een eventuele status als
AHigh Readiness Forces Headquarters@ worden nog bestudeerd. Over de
uitkomsten wordt u separaat geïnformeerd.
12
Kan per krijgsmachtdeel per categorie (BBT/BOT) een vergelijking
worden gemaakt tussen de begrote sterkte per 1-2001 en de actuele
vullingssterkte per 1-10-2000?
In bijlage 1 bij de begroting 2001 is weergegeven de begrotingssterkte
per beleidsterrein per personeelscategorie. Deze begrotingssterkte
betreft de gemiddeld geraamde sterkte over het jaar 2001. Een
begrotingssterkte per standdatum wordt niet gehanteerd. Voor geheel
Defensie is de begrotingssterkte BOT 30.434 en BBT 22.289.
Wat betreft de werkelijke sterkte geldt, dat op 26 september jl. (datum waarop in de salarissystemen de geactualiseerde gegevens voor de salarisbetaling over september beschikbaar zijn) 31.077 BOT =ers en 21.010 BBT=ers bij Defensie in dienst waren.
13
Kunnen de resultaten van het (arbeidssatisfactie) onderzoek dat de KM
onder haar personeel heeft uitgevoerd naar de Kamer worden gezonden?
107
Wat is de uitkomst van de werkdruk- en werkbelevingsonderzoeken zoals
die onder het personeel van de Centrale Organisatie hebben
plaatsgevonden? Welke maatregelen zullen naar aanleiding hiervan
worden genomen?
133
Is de regering bereid de resultaten van het recent afgeronde
tweejaarlijkse interne personeelsonderzoek bij de Koninklijke Marine
aan de Kamer te doen toekomen? Worden soortgelijke onderzoeken ook bij
de andere krijgsmachtdelen uitgevoerd? Zo ja, is het mogelijk ook de
resultaten van deze onderzoeken te ontvangen?
De krijgsmachtdelen en de Centrale Organisatie verrichten in het kader
van de interne bedrijfsvoering periodiek onderzoek naar onder andere
de arbeidssatisfactie van het personeel. Deze onderzoeken belichten
deelaspecten van het bredere personeelsbeleid. De resultaten van
dergelijke onderzoeken moeten derhalve in de context van dat beleid
worden bezien. Het separaat aan de Kamer aanbieden van dergelijke
rapporten, buiten de context van het ruimere personeelsbeleid, zou
gemakkelijk tot onjuiste beeldvorming kunnen leiden, hetgeen niet
wenselijk voorkomt. Zie ook de brief inzake de vulling en het
ambitieniveau van de krijgsmacht van 16 oktober jl.
14
Wat is het beleid bij het kerndepartement en de krijgsmachtdelen
t.a.v. het gebruik van een dienstvoertuig met chauffeur? Vanaf welke
rang en/of in welke functie kan men daarover beschikken? Hoeveel
officieren en hogere burgermedewerkers maken bij benadering dagelijks
of regelmatig gebruik van deze mogelijkheid?
Het beleid is vastgelegd in de ministeriële regeling
Aregeling toewijzing civiele dienstauto=s@ van 8 april 1999. De
uitvoeringsregeling is vastgelegd in de Aregeling toewijzing en
gebruik civiele dienstauto=s binnen Defensie@ van de Inspecteur van
het Vervoerswezen. De Secretaris-genraal, de Chef defensiestaf, de
directeuren-generaal en officieren in de rang van
luitenant-generaal/vice-admiraal of hoger hebben permanent een
dienstauto met chauffeur tot hun beschikking er beschikking. Het
betreft ongeveer vijftien functionarissen.
Incidentele toewijzing van een dienstauto met chauffeur voor
dienstreizen (niet inbegrepen woon-werkverkeer) is mogelijk voor
functionarissen vanaf schaal 16 en militairen in de rang van
brigade-generaal/commodore/commandeur of hoger. Het betreft ongeveer
vijftig functionarissen per dag.
15
Hoeveel 17-jarigen zijn er momenteel werkzaam voor de Nederlandse
Krijgsmacht?
16
Is de mogelijkheid dat er 17-jarigen momenteel uitgezonden worden of
16-jarigen werkzaam zijn voor Defensie uitgesloten?
Op 9 oktober 2000 waren er 643 17-jarigen in dienst. Het is
uitgesloten dat zij worden uitgezonden.
Er zijn afgelopen zomer abusievelijk twee 16-jarigen bij de
Koninklijke landmacht aangesteld, die evenwel pas aan de militaire
opleiding zullen beginnen nadat zij de 17-jarige leeftijd hebben
bereikt. Er zal strikt de hand worden gehouden aan de leeftijdsgrens
van 17 jaar. In de persoonsadministratie wordt nog dit jaar een
signaleringsfunctie ingebouwd om vergissingen te voorkomen.
17
Wat is momenteel de stand van zaken met betrekking tot de oefeningen
van de Koninklijke Marine op het eiland Vieques?
18
Kan er een Nederlands onderzoek komen naar milieuschade op Vieques
door de gedane militaire oefeningen?
19
Zijn de oefeningen inmiddels weer van start gegaan of zal dat
binnenkort gebeuren? Waar richtte het Amerikaanse onderzoek zich op
dat er toe leidde dat de oefeningen tijdelijk werden opgeschort?
20
Wat zijn de conclusies uit dit onderzoek?
De KM oefent thans niet op Vieques.
Onderzoeken naar milieuschade vallen onder de verantwoordelijkheid van
de VS. Het Amerikaanse nationale oefenprogramma op Vieques is
gedeeltelijk hervat. Defensie is niet bekend met het Amerikaanse
onderzoek waaraan wordt gerefereerd.
21
Op welke wijze zal de Kamer betrokken worden bij besluitvorming rond
het NAVO artikel-32 proces? Is het juist dat er al een
concept-voorstel ligt en zo ja, kan de Kamer daar copie van ontvangen?
De minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens het Algemeen Overleg
van 6 september jl. met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
toegezegd de Tweede Kamer tijdig vóór de vergadering van
Navo-ministers van Buitenlandse Zaken in december a.s. te informeren
over paragraaf 32 van de verklaring van de Top van Washington. Een
concept-voorstel terzake is nog niet gereed.
22
Welke maatregelen zullen genomen worden om het opleidingsverloop tegen
te gaan?
64
Welke maatregelen zullen worden genomen om uiterlijk in 2004 het
opleidingsverloop terug te brengen tot maximaal 10 procent?
67
Waarom wordt het opleidingsverloop pas in 2004 teruggebracht tot 10%.
Waarom kan deze doelstelling niet in 2001 of 2002 worden behaald?
68
Het opleidingsverloop moet in 2004 teruggebracht zijn tot 10 procent.
Hoe groot is het opleidingsverloop nu?
69
Waarom wordt de initiële opleidingsduur(AMO) zoals ook de IGK heeft
aanbevolen, niet verlengd?
Het opleidingsverloop bij de Koninklijke marine, de Koninklijke
landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke Marechaussee
was in 1999 gemiddeld respectievelijk 16%, 27%, 12% en 9%. Het verloop
in de eerste helft van 2000 bedroeg bij de KM (t/m mei) 9%, bij de KL
36 %, bij de Klu 12% en bij de Kmar 10%. Bij alle krijgsmachtdelen
worden maatregelen genomen c.q. voorbereid om het opleidingsverloop
terug te dringen.
De opleidingsdoelstellingen, de duur, de inrichting en de opbouw van
de initiële opleidingen worden herzien. Bij de landmacht wordt de
Algemene Militaire Opleiding (AMO) met 1 maand verlengd om de leerstof
meer te spreiden, zodat de werkdruk voor de leerlingen en instructeurs
wordt verlicht. Daarnaast worden de initiële opleidingen
aantrekkelijker gemaakt. Zo ontwikkelt de KL hiertoe een
introductieprogramma als onderdeel van de AMO en heeft de KM in de
initiële opleiding een vaartocht met een fregat opgenomen. Voor een
actievere begeleiding van de BBT´ers wordt de personele bezetting bij
opleidingseenheden verbeterd en/of uitgebreid. Ook de verbeteringen in
de arbeidsvoorwaarden, zoals het verhogen van de aanvangssalarissen,
zullen naar verwachting bijdragen aan een afname van het verloop.
Daarnaast zal de uitbreiding van het aantal instroomopleidingen, zoals
het oriëntatiejaar KL, ten goede komen aan het terugdringen van het
verloop tijdens de initiële opleiding. Voorts wordt de kwaliteit van
de instructeurs verbeterd; de status van de instructeursfunctie in de
loopbaantrajecten van militairen wordt versterkt. In de eerste helft
van 2001 begint een onderzoek naar de mogelijkheden om de
KL-instructeursopleidingen civiel te certificeren. De invoering van
verbeteringen kost tijd. Daarom wordt een verlaging van het
opleidingsverloop tot 10% pas in 2004 haalbaar geacht.
23
Hoe verhouden zich de twee vastgestelde ambitieniveaus zich tot de
Headline Goal?
24
Kan de regering in het licht van het ambitieniveau voor deelname aan
internationale crisisbeheersingsoperaties aangeven hoe de beoogde
verhouding is tussen het Nederlandse aandeel in peacekeeping en peace
enforcing?
Het ambitieniveau van de Defensienota-2000 (TK 1999-2000, 26 900 nrs
1-2, pp 42-43) houdt rekening met gelijktijdige deelneming aan
vredesafdwingende en vredesbewarende operaties. De feitelijke
verhouding hangt af van behoefte (internationale omstandigheden) en
capaciteit (beschikbaarheid en geschiktheid van eenheden). Zie ook de
brief inzake de vulling en het ambitieniveau van de krijgsmacht d.d.
16 oktober jl.
25
Welke prioriteiten heeft de Nederlandse regering tijdens het
WEU-voorzitterschap in 2001?
In het licht van de overdracht van de operationele taken van de Weu
aan de EU en het streven van de EU hierover nog dit jaar besluiten te
nemen, hebben het feitelijk overdragen van de taken en de uitvoering
van de EU-besluiten prioriteit.
26
Kan de zinsnede
Ahet afleggen van verantwoording door de topfunctionarissen@ nader
worden toegelicht? Wat houdt deze verantwoording in en aan wie?
In het kader van het Veranderingsproces Defensie zijn, gericht op het afleggen van verantwoording door topfunctionarissen, twee instrumenten ontwikkeld. Het ligt in de bedoeling dat alle topfunctionarissen zich jaarlijks verbinden om bepaalde resultaten te boeken, ieder op zijn eigen terrein. Over deze zogenaamde resultaat-afspraken wordt verantwoording afgelegd aan de politieke leiding. Voor de bevelhebbers, de Commandant DICO, de Chef Defensiestaf en de PSG geldt daarenboven dat zij sinds vorig jaar viermaandelijkse Toprapportages moeten opstellen. In deze Toprapportages leggen zij verantwoording af over de bedrijfsvoering bij de krijgsmachtdelen respectievelijk het DICO en de CO. De rapportages worden in het Politiek Beraad besproken.
27
Wat zal de inbreng c.q. het aanbod zijn van Nederland bij de
capabilities commitment conference?
31
Welke bijdrage levert Nederland aan het realiseren van de Headline
Goal? Wat is het Nederlandse aandeel in de omvang van 60.000
militairen voor een EU-operatie?
43
Wanneer wordt de kamer geïnformeerd hoe de extra voorziening van 200
miljoen gulden voor Europese Defensie Projecten wordt besteed?
99
Aan welke doeleinden zal de 200 miljoen extra inspanning voor de EVDB
worden besteed? Waarom is deze uitgave eenmalig?
258
Wanneer is een nadere uitwerking te verwachten van de uitgaven uit het
EVDB-fonds? Welke bedragen zullen in de komende begrotingsjaren
beschikbaar komen voor dit artikel?
De Nederlandse bijdrage aan de Headline Goal wordt definitief
vastgesteld tijdens de Capabilities Commitment Conference. Over aard
en omvang van die bijdrage wordt de Kamer zo spoedig mogelijk
geïnformeerd.
28
Welke bijdrage levert Nederland aan het mede helpen oplossen van de
tekortkomingen binnen NAVO (DCI-proces)?
Nederland heeft verschillende initiatieven ontplooid om de in het
kader van het Defence Capabilities Initiative (DCI) vastgestelde
tekortkomingen weg te werken. Zo heeft Nederland voorstellen ingediend
om het Navo Defensie Planningsproces te stroomlijnen, de coördinatie
tussen de diverse planningsonderdelen te verbeteren en creatiever om
te gaan met de beschikbare budgetten (resources) en
financieringsmechanismen (common, multinational and joint funding). In
dit kader neemt Nederland deel aan werkgroepen die de mogelijkheden
gaan onderzoeken aanschaffingen gezamenlijk te doen. Voorts heeft
Nederland het initiatief genomen om samen met de vijf kleinere
Europese F-16-landen te komen tot gemeenschappelijke aanschaf, opslag,
onderhoud en, mogelijk, gebruik van "Precision Guided Munitions".
Daarnaast heeft Nederland in het kader van het "Concept Development en
Experimentation"-programma enkele projectvoorstellen gedaan. Tenslotte
zij opgemerkt dat het DCI in de Defensienota 2000 is verwerkt: ook
nationaal wordt vorm en inhoud gegeven aan het DCI.
29
In welk stadium bevindt zich de verbreding van de maritieme component
van de Headline Goal?
Met name het Frans-Nederlandse initiatief inzake de Headline Goal
heeft ervoor gezorgd dat de maritieme component thans een volwaardig,
integraal onderdeel vormt van de Helsinki Headline Goal Catalogue.
Voorts zijn in samenwerking met Frankrijk stappen gezet voor de
inrichting van een strategische zeetransportcel in de Militaire Staf
van de Europese Unie.
30
Wat is er precies afgesproken in Feira inzake versterking van de
Europese capaciteit voor civiele politiemissies? Wie draagt wat bij
aan dit doel? Heeft er afstemming plaatsgevonden met het Ministerie
van Binnenlandse Zaken, zo ja wat is daaruit voortgekomen?
In Feira hebben de EU-lidstaten afgesproken de Europese capaciteit voor civiele politiemissies kwantitatief en kwalitatief te versterken. Het kwantitatieve doel is vastgesteld op de beschikbaarheid van (maximaal) 5000 mannen en vrouwen in 2003, waarvan er maximaal 1000 binnen 30 dagen moeten kunnen worden ingezet met een voortzettingsvermogen van twee jaar. De lidstaten dragen hieraan bij op vrijwillige basis. De bijdragen kunnen uiteenlopen ten gevolge van nationale regelgeving en beschikbare deskundigheid. Tevens is afgesproken de kwaliteit van de Europese capaciteit voor civiele politiemissies te verhogen door deskundigheid over te dragen en gezamenlijke richtlijnen en concepten te ontwikkelen. Mede in verband met de in Feira gemaakte afspraken ontvangt u op korte termijn onder eerste verantwoordelijkheid van mijn collega van Buitenlandse Zaken een notitie over de inzet van reguliere politie en Koninlijke marechaussee bij internationale civiele politie-operaties.
31
Welke bijdrage levert Nederland aan het realiseren van de Headline
Goal? Wat is het Nederlandse aandeel in de omvang van 60.000
militairen voor een EU-operatie?
Zie het antwoord op vraag 27
32
Over welke tekortkomingen van Europese bondgenoten in NAVO verband
praten we?
De tekortkomingen van Europese bondgenoten in Navo-verband, vastgelegd
in het kader van het Defence Capabilities Initiative, hebben
betrekking op vijf terreinen: effectiviteit, voortzettingsvermogen en
inzetbaarheid, strategische transportcapaciteit, overlevingsvermogen
en communicatie- en informatiesystemen.
33
Streeft Nederland in Europees verband naar afspraken over de "output"
of is het mogelijk dat er 'input' afspraken gemaakt worden, waarbij
een bepaald percentage van de nationale begroting genoemd wordt, dat
aan Defensie moet worden uitgegeven?
Nederland streeft naar versterking van de Europese defensiecapaciteit.
In dat kader bepleit Nederland harde afspraken over de "output"
teneinde op die manier militaire tekorten te kunnen wegwerken. Er
wordt geen input-meting in de vorm van een percentage van de nationale
begroting voorzien.
34
Wat wordt verstaan onder een
Aterugkoppelingsmechanisme@?
De Navo toetst thans in hoeverre de lidstaten voldoen aan de
doelstellingen. Het Nederlandse initiatief is vooral gericht op de
stroomlijning van de toetsing van de planningsprocessen.
35
Welk concreet initiatief heeft Nederland genomen om te komen tot
multinationale financiering van gedeelde capaciteiten?
36
Kunnen voorbeelden worden gegeven waar de regering aan denkt bij
poolvorming en multinationale financiering?
Nederland heeft terzake twee initiatieven terzake ontplooid: het
onderzoek naar de mogelijkheid tot co-financiering van het tweede
amfibisch transportschip in Benelux-verband en de beginselafspraak met
Duitsland bij te dragen aan de versterking van de Duitse
luchttransportcapaciteit in ruil voor trekkingsrechten. Poolvorming is
bijvoorbeeld mogelijk binnen het kader van de European Air Group.
37
Kan nader worden aangegeven wat de regering bedoeld met
>zijn gereedschapskist=?
De gereedschapskist behelst het gehele operationele deel van de
krijgsmacht. De middelen die Nederland aanbiedt voor inzet in
internationale verbanden zijn aangegeven in de Defensienota.
38
Waarom worden aan de EU alle middelen van de krijgsmacht ter
beschikking gesteld terwijl de EU de komende jaren nog geheel niet in
staat zal zijn om deze middelen in te zetten?
Het besluit middelen ter beschikking te stellen van de EU weerspiegelt
het regeringsstreven de Europese defensiecapaciteit te versterken.
Daartoe dienen beschikbare en ontbrekende capaciteiten te worden
geïdentificeerd en dienen harde afspraken te worden gemaakt over het
wegwerken van militaire tekorten. In welke mate de EU gebruik zal
maken van deze middelen hangt in belangrijke mate af van de politieke
wil
en de mogelijkheden van de EU-landen deze tekortkomingen werkelijk weg
te werken. Voorts zal de EU bij toekomstige crises nauw contact
onderhouden met de Navo, waarbij het gebruik van Navo-middelen tot de
mogelijkheden behoort.
39
Bij welke landen zoekt Nederland aansluiting ter bevordering van de
doelmatigheid en effectiviteit?
Nederland zoekt in het bijzonder aansluiting bij de Benelux-landen,
Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Tegelijkertijd
streeft Nederland naar grotere doelmatigheid en effectiviteit in
multinationaal verband.
40
Hoe worden de Nederlandse uitgangspunten bij de versterking van de
Europese militaire capaciteit per krijgsmachtdeel uitgewerkt? Hierbij
gaat het niet om concrete projecten, maar om welke rol de
verschillende krijgsmachtdelen hierin vervullen. Is er sprake van het
leveren van modules of ontstaat er een Europese strategische
luchttransport? Wat is de inzet van de regering?
Nederland streeft naar de versterking van de Europese militaire capaciteit door een extra inspanning te leveren en door internationale samenwerking te intensiveren om de (Europese) doelmatigheid te vergroten. Bij de krijgsmachtdelen gaat het in het bijzonder om bijdragen in de vorm van modules. Daarnaast kunnen de intensivering en de verbreding van de internationale militaire samenwerking doelmatigheidswinst opleveren, bijvoorbeeld door co-financiering van eigen projecten en projecten van andere landen.
41
Europese krijgsmachten moeten steeds meer uitgaan van de gedachte dat
zij goed inpasbare modules leveren aan multinationale verbanden. In
hoeverre wordt bij die modules gedacht aan taakspecialisatie?
Als komt vast te staan dat de module-benadering zowel de doelmatigheid
en doeltreffendheid van nationale defensie-inspanningen als van
multinationale militaire optredens bevordert, zullen landen meer dan
tot dusver bereid zijn de concrete mogelijkheden van taakspecialisatie
te onderzoeken. Taakspecialisatie vereist een fundamentele verandering
in het denken over de inrichting van de krijgsmacht. Zover is het nog
lang niet. De module-benadering toont wél de bereidheid van landen hun
defensie-inspanningen nadrukkelijk af te stemmen op de inzet in
multinationale verbanden.
42
Waarom wordt er aan de begroting 2000 200 miljoen gulden extra
toegevoegd ter dekking van uitgaven in het kader van het Europese
Veiligheids- en Defensiebeleid, terwijl vorig jaar nog werd beweerd
dat het plan geen extra kosten met zich meebrengt?
Tijdens de uitwerking van de Headline Goal verschoof het accent gaandeweg van het inventariseren van beschikbare middelen naar het wegwerken van militaire tekorten. Nederland heeft dit proces, dat heeft geleid tot het beleggen van de Capabilities Commitment Conference op 20 november a.s., krachtig bevorderd en wil zelf ook concreet bijdragen aan de versterking van de Europese militaire capaciteit. Tegen deze achtergrond is ook een onderscheid gemaakt tussen de initiële Nederlandse bijdrage aan de Headline Goal, die berust op de (financiële) grondslagen van de Defensienota, en de definitieve bijdrage daaraan, waarin een extra inspanning is begrepen.
43
Wanneer wordt de kamer geïnformeerd hoe de extra voorziening van 200
miljoen gulden voor Europese Defensie Projecten wordt besteed?
Zie het antwoord op vraag 27
44
Welke besluiten zijn er genomen omtrent de opzet en de omvang van een
Europese besluitvormingsstructuur voor de EVDI en hoe verhoudt het
genoemde budget van 200 miljoen zich daarmee? Waaraan zal het bedrag
exact besteedt worden?
In het interim- Politiek en Veiligheidscomité wordt thans onderhandeld
over de toekomstige besluitvormingsstructuur. Het is de bedoeling
hierover overeenstemming te bereiken tijdens de Europese Raad van
Nice. Het budget van 200 miljoen, waarvan de invulling thans wordt
bezien, houdt hiermee geen rechtstreeks verband.
45
Op welke termijn gaat de staf van het GE/NL Legerkorps net als de staf
van Eurokorps ingezet worden als hoofdkwartier bij een vredesoperatie?
Besluiten over de inzet van het hoofdkwartier in een vredesoperatie
zijn niet genomen. Duitsland en Nederland zijn echter in beginsel
bereid het hoofdkwartier in de toekomst in Kosovo in te zetten om er
leiding te geven aan Kfor. Het hoofdkwartier van het Duits-Nederlands
legerkorps is overigens op dit ogenblik al in staat als
"follow-on"-hoofdkwartier leiding te geven aan een vredesoperatie. Zie
ook het antwoord op vraag 11.
46
Waarom kiest Nederland bij de versterking van de Europese strategische
luchttransportcapaciteit voor samenwerking met (alleen) Duitsland?
Samenwerking met Duitsland ter versterking van de Europese
strategische luchttransportcapaciteit ligt in de rede omdat dit de
bestaande samenwerking tussen de Nederlandse en de Duitse krijgsmacht
intensiveert en omdat Nederland op een zinvolle wijze kan aansluiten
bij de Duitse plannen ter versterking van deze capaciteit. Tevens
hecht Nederland groot belang aan het Duitse initiatief van vorig jaar
om een pool van transport- en tankervliegtuigen te vormen en in een
Europees luchttransportcommando onder te brengen. Dit initiatief past
in het streven naar meer poolvorming en vergroting van de
doelmatigheid van defensiebestedingen in Europa. Overigens werkt de
Koninklijke luchtmacht op het gebied van strategisch luchttransport
ook nauw samen met andere landen.
47
Welke bijdrage kan en zal Nederland leveren aan de versterking van de
Europese inlichtingencapaciteit?
48
Welke concrete voornemens heeft de regering bij het versterken van de
Europese inlichtingencapaciteit?
49
Op welke manier wordt de Europese inlichtingencapaciteit verbeterd en
versterkt?
Hierover zal de Kamer, mede met het oog op de Capabilities Commitment
Conference, op korte termijn worden geïnformeerd.
50
Waarom staat in de begroting de zinsnede
Azowel in Europees als in Navo-verband schiet deze capaciteit tekort@?
Is de versterking van de Europese capaciteit niet voornamelijk een
aanvulling om tekorten in Navo-verband op te heffen? Bij de concrete
invulling van de Europese capaciteit is toch het voorkomen van
doublures met de Navo-structuur een belangrijk uitgangspunt?
Deze zinsnede heeft betrekking op hetzelfde tekort. Met het versterken van de Europese capaciteit wordt ook de navo-capaciteit versterkt.
51
Waarom wordt zo nauw samengewerkt met Frankrijk terwijl dit land
weigert mee te werken aan het DCI proces en ook niet heeft deelgenomen
aan de WEU-audit?
Frankrijk heeft als voorzitter van de EU thans een belangrijke rol bij
de verwezenlijking van de Headline Goal en de versterking van de
militaire capaciteit van de EU. In het overleg met de Navo in het
kader van DCI heeft Frankrijk zich constructief opgesteld.
52
Met welke landen denkt men samen te werken op medisch gebied?
De medische samenwerking, waarbij ons land een voortrekkersrol vervult, richt zich vooral op het Verenigd Koninkrijk en op Duitsland. Een verbreding van deze samenwerking behoort tot de mogelijkheden.
53.
Waar zou de samenwerking (terreinen, hoe, wat, enz) op het gebied van
de Apache helikopter met de Britten uit moeten bestaan?
De samenwerking met het Verenigd Koninkrijk op het gebied van gevechtshelikopters biedt met name mogelijkheden op het terrein van logistiek en doctrine. Voorts wordt onder meer de uitwisseling van informatie over plannen, deskundigheid en behoeftestelling, structuur en organisatie, command-and-control, structuur en organisatie, training en oefening, schietterreinen en simulatoren bezien.
54
Hoeveel operationele vlieguren moet een Apache-vlieger per jaar
minimaal maken?
De norm is 180 vlieguren per jaar.
55
In welk gebied in Nederland wordt met de Apache helikopter gevlogen om
de operationele eisen te voldoen?
Met inachtneming van de algemene beperkingen wordt boven heel
Nederland gevlogen. De operationele training met de Apache geschiedt
echter in officiële laagvlieggebieden. De laagvlieggebieden die het
meest worden gebruikt worden, zijn:
>de Veluwe=, >Maas/Waal=, >Hoogeveen= en de >Oirschotse Heide=. De
laagvlieggebieden in Nederland zijn te klein om in groter verband (met
meer dan 4 Apaches tegelijkertijd) optimaal te kunnen trainen. Daarom
is het noodzakelijk om periodiek elders laagvlieggebieden te
gebruiken. Dit gebeurt zowel in Europa als in de Verenigde Staten.
56
Kan een overzicht worden gegeven van het aantal aanwezige Apache
helikopters per 1 oktober 2000, het aantal vliegers en de per vlieger
gemaakte operationele vlieguren?
Het aantal helikopters per 1 oktober is 6x AH64-A en 6x AH64-D in
Nederland en 5x AH64-D in Fort Hood (Verenigde Staten) voor
opleidingen aldaar. Het aantal Apache-vliegers bedraagt thans 48. Het
totaal aantal vlieguren per Apache-vlieger bedraagt gemiddeld 375.
57
Kan nader worden aangegeven wat wordt bedoeld met het geschikt maken
voor air to air refuelling voor Europese vliegtuigen? Kan er van
worden uitgegaan dat de kosten hiervoor door de landen die hier
behoefte aan hebben worden gefinancierd? Wordt dit bedoeld met het
begrip multinationale financiering?
Voor het bijtanken van vliegtuigen in de lucht zijn twee systemen
beschikbaar: de ´boom´ en het ´probe and drogue´ systeem. De
Nederlandse KDC-10 vliegtuigen zijn uitgerust met een ´boom´. Hiermee
kunnen echter niet alle Europese vliegtuigen in de lucht worden
bijgetankt, omdat een aantal typen alleen geschikt is voor ´probe and
drogue´ tanken. Indien de KDC-10 vliegtuigen ook met een ´probe and
drogue´-systeem worden uitgerust, zijn deze ook in staat deze
vliegtuigen in de lucht bij te tanken. Met een dergelijke aanpassing
van de KDC-10 zou een bijdrage worden geleverd aan het opheffen van
het tekort aan capaciteit voor bijtanken in de lucht. Ook andere
landen zullen de mogelijkheden hiertoe bezien. Van multinationale
financiering is sprake wanneer financiering van een project geen zaak
is van de Navo (of de EU) of één van de lidstaten, maar van twee of
meer landen gezamenlijk.
58
Waarom moeten
>Europese= bemanningen worden ingezet. Heeft de Klu onvoldoende
personeel hiervoor?
Het huidige aantal bemanningen is voldoende om de huidige
vliegurenbehoefte in te vullen en biedt ook ruimte om, zonodig, extra
vlieguren te maken. Echter, bij een langdurige inzet voor
luchttransport of
>air to air refueling= (24 uur per dag), zoals gebruikelijk is bij
(vredes)operaties, is het aantal bemanningen ontoereikend. Het
ontbreekt Europa op dit moment aan >tankercapaciteit= en aan
strategisch luchttransport om een crisisbeheersingsoperatie in eigen
beheer en onder Europees commando uit te voeren. Bovendien is het van
belang met de huidige capaciteit de uitvoering van operaties gedurende
langere tijd te kunnen volhouden. Door aanvulling met Europese
bemanningen zou het voortzettingsvermogen kunnen worden vergroot en
zou de thans beschikbare luchttransportcapaciteit intensiever kan
worden benut.
59
Is de indruk juist dat met betrekking tot Nederlandse inspanningen
inzake de Headline Goal de nadruk voornamelijk wordt gelegd op inzet
van de luchtmacht en de marine?
Nee. De beleidsagenda zet ook samenwerkingsmogelijkheden op andere
gebieden uiteen, zoals de versterking van de inzetbaarheid van het
hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps voor
crisisbeheersingsoperaties , de versterking van de Europese
samenwerking op medisch gebied en de versterking van de Europese
capaciteit voor civiel-militaire samenwerking.
60
Ligt het nieuw P-beleid zowel inhoudelijk als financieel op schema?
74
Wat zijn de gevolgen van de afwijzing van de bonden van
onderhandelingsresultaat over de arbeidsvoorwaarden voor het
defensiepersoneel? Wat is de huidige stand van zaken?
78
In september 2000 zou er een nieuwe CAO-overeenkomst voor civiel en
militair personeel worden gesloten. Wat is de stand van zaken nu? Wat
zijn de financiële consequenties van de overeenkomst, kortom, wat kost
het?
79
Wat betekent de stagnatie in het overleg over de arbeidsvoorwaarden
voor de begroting en/of voor de plannen de ontslagleeftijd met drie
jaar te verhogen? Is het beschikbare budget voldoende en is de
verhoging van de ontslagleeftijd vanaf 2004 nog reëel?
101
Hoe zal de gang van zaken met betrekking tot de verdeling van de
financiële middelen voor vernieuwing van het personeelsbeleid en het
diensteindestelsel voor militairen verlopen nu het
arbeidsvoorwaardenoverleg tussen het Ministerie en de vakbonden is
opgeschort? Is de verwachting dat dit bedrag ook voor de volgende
onderhandelingen toereikend is?
115
Hoe groot is het aandeel van de Centrale Organisatie in het bedrag van
50 miljoen gulden voor nieuw personeelsbeleid? Onder welk artikel is
dit geld gestald? In welke tabel is dit bedrag terug te vinden?
200
Hoeveel van de 50 miljoen voor nieuw personeelsbeleid komt ten gunste
van de landmacht? En waaraan wordt dat binnen de landmacht besteed.
Meer in het algemeen, kan de regering inzicht en duidelijkheid
verschaffen over de bestemming voor de middelen uit de motie Dijkstal?
234
Hoeveel bedraagt de stalling van de mutatie uit het personeelsbeleid
uit de Defensienota die aan de begroting van de Koninklijke landmacht
is toebedeeld?
Het is betreurenswaardig dat het op 28 juni 2000 bereikte
onderhandelingsresultaat door de Centrales van Overheidspersoneel is
afgewezen. Het gaat immers voor beide partijen, werkgever én
personeel, contract van betekenis, dat in omvang, met inbegrip van de
in het kader van de Defensienota 2000 op personeelsgebied voorgenomen
maatregelen en de daarvoor gereserveerde middelen over de
contractperiode, een financiële waarde heeft die overeenkomt met een
salarisverhoging van ruim 6%. Wanneer de te verwachten loonkosten,
gerelateerd aan de in het eerdere onderhandelingsresultaat opgenomen
keuzevariant voor arbeidsduuraanpassing, worden meegeteld, gaat het om
een substantieel hoger percentage. De gesprekken met de Centrales over
een nieuwe CAO zijn onlangs heropend. De beschikbare budgetten zijn
niet in het geding. Wél zou de afwijzing van het
onderhandelingsresultaat door de Centrales formeel moeten leiden tot
uitstel van de uitvoering van maatregelen. Ook kunnen de middelen met
inbegrip van de voor nieuw personeelsbeleid en de herziening van het
diensteindestelsel bestemde budgetten nog niet aan de beleidsterreinen
worden toebedeeld. Daarom zijn deze middelen centraal gestald op de
artikelen 1.27 en 1.28. Het voor nieuw personeelsbeleid in 2000
bestemde bedrag van f 50 miljoen, dat voorshands centraal per
beleidsterrein was gestald, zal in dit kader bij 2e suppletore
begroting worden overgeheveld naar artikel 1.27 en aan de
beleidsterreinen worden toebedeeld zodra overeenstemming over een
arbeidsvoorwaardenakkoord. Overigens zijn het aandeel van de Centrale
Organisatie respectievelijk de Koninklijke Landmacht in de stalling
van de f 50 mln vermeld in de mutatie-overzichten op de pagina
=s 28 (CO) en 107 (KL) van de ontwerp-begroting 2001.
Wat betreft de middelen die beschikbaar zijn gekomen via de motie Dijkstal geldt, dat zij volledig worden ingezet in het kader van het werkzekerheidbeleid (zie ook het antwoord op vraag 81)
61
Spant Nederland zich in Europees verband in om het goede voorbeeld van
de inbedding van een Bulgaars en Roemeens detachement in de
Nederlandse SFOR eenheden ook al als mogelijkheid in te bouwen in de
troepenmacht die de EU op de been moet krijgen voor vredestaken?
De Nederlandse inspanning is erop gericht om Europese landen, die geen lid van de Navo en/of EU zijn, maximaal te betrekken bij het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid. Deze betrokkenheid strekt verder dan de inbedding van militaire capaciteiten van derde landen bij een EU-geleide crisisbeheersingsoperatie: zij omvat ook de planning voor en de voorbereiding van een dergelijke operatie.
62
Aan welke landen wil Nederland opleidingen en trainingen aan gaan
bieden? Wat is het exacte budget voor deze samenwerking?
De intensivering van de samenwerking met Midden- en Oost-Europese
(MOE-)landen krijgt gestalte door het aanbieden van twee nieuwe
opleidingen aan het Instituut Defensie Leergangen en het (mogelijk)
opleiden van eenheden uit Partnerschap Voor Vrede (PVV) landen. De
eerste nieuwe opleiding is de NATO Orientation Course voor cursisten
uit Polen, Hongarije en Tsjechië. De tweede nieuwe opleiding is de
Netherlands Defense Orientation Course voor deelnemers uit
niet-Europese, niet-NAVO landen. De opleiding van eenheden uit
PVV-landen is thans nog onderwerp van studie. Voor de intensivering
van de samenwerking met Midden-en Oost-Europa is in 2001 f 1,25
miljoen gulden beschikbaar.
63
Hoeveel zal de tijd tussen de afronding van de selectie en het moment
van de opkomst worden verkort?
De tijd tussen afronding van de selectie en het moment van opkomst kan
worden verkort door het vergroten van het aantal opkomstmomenten. Het
Korps Mariniers heef dit bij de initiële opleiding al gedaan. Ook voor
andere eenheden wordt bezien of dit mogelijk is.
Daarnaast zijn maatregelen getroffen om tussentijds contact te houden met goedgekeurde sollicitanten. De KM en Klu verzorgen tussentijdse opkomstdagen. De Km stuurt daarnaast cd-roms en diverse tijdschriften. De Kl laat de sollicitant na goedkeuring bij het eerstvolgende opkomstmoment opkomen. Hiermee wordt de wachttijd beperkt tot maximaal twee maanden. De Klu bindt sollicitanten die in aanmerking komen voor een aanstelling (vooralsnog alleen in knelpuntengroepen) gedurende de wachttijd door middel van een tijdelijk burger contract. De Kmar houdt gedurende deze periode regelmatig persoonlijk contact met betrokkenen.
64
Welke maatregelen zullen worden genomen om uiterlijk in 2004 het
opleidingsverloop terug te brengen tot maximaal 10 procent?
Zie het antwoord op vraag 22.
65
Wat zijn tot nu toe de concrete resultaten van het platform
VNO-NCW-Defensie?
66
Werkt Defensie ook samen met regionale platforms? Zo nee waarom niet?
Zo ja, met welke?
Het platform Defensie-Bedrijfsleven is eind november 1999 opgericht.
Het platform heeft voor het eerste jaar vier aandachtsgebieden
centraal gesteld: arbeidsmarkt, opleidingen, Cimic (
ACivil Military Cooperation@) en de economische aspecten van de
samenwerking tussen Defensie en bedrijfsleven. Voor deze
aandachtsgebieden zijn werkgroepen ingesteld, waarin Defensie en het
bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd.
Binnen het thema
Aarbeidsmarkt@ is een aantal activiteiten in ontwikkeling, waarbij
regionale opleidingscentra en branche-organisaties (AVBB, TLN, FME-CWM
en de sector beveiliging) gezamenlijk de instroom van nieuwe
werknemers bij Defensie bevorderen. Deze initiatieven worden thans in
de metaalsector in de regio Eindhoven in de praktijk gebracht. De
verwachting bestaat dat dit proefproject snel elders navolging kan
krijgen. Een vergelijkbaar initiatief wordt voor de bouw ontwikkeld,
waarbij de opleidingsinstituten van de branche-organisaties een
belangrijke rol spelen. Voor de sector transport wordt een
proefproject gestart waarin militaire chauffeurs worden opgeleid en
stage lopen bij het bedrijfsleven. Zowel Defensie als het
bedrijfsleven hebben baat bij deze samenwerking.
Bij het thema
Aopleidingen@ wordt aandacht besteed aan het informeren van studenten
aan universiteiten en hogescholen over de beroepsmogelijkheden bij
Defensie. Hierbij wordt gedacht aan BOT- en BBT-contracten, maar ook
aan het werven van een nieuwe categorie reservisten voor
Cimic-functies. In het voorjaar van 2001 wordt een postdoctorale
opleiding gestart voor mensen die ten behoeve van Defensie, maar ook
voor ondernemingen naar het buitenland "uitgezonden" kunnen worden.
In het thema
ACIMIC@ worden vier sporen uitgewerkt. Deze sporen betreffen:
- het gezamenlijk nagaan van
Alessons learned@ van een eerder Cimic-project;
- het inventariseren van de beschikbaarheid van functionele
specialisten;
- het begeleiden van een actueel Cimic-project; en
- het uitvoeren van een scenario-analyse.
67
Waarom wordt het opleidingsverloop pas in 2004 teruggebracht tot 10%.
Waarom kan deze doelstelling niet in 2001 of 2002 worden behaald?
68
Het opleidingsverloop moet in 2004 teruggebracht zijn tot 10 procent.
Hoe groot is het opleidingsverloop nu?
69
Waarom wordt de initiële opleidingsduur(AMO) zoals ook de IGK heeft
aanbevolen, niet verlengd?
Zie het antwoord op vraag 22.
70
Een manier om schaars personeel voor defensie te werven en te behouden
was het boventallig ter beschikking stellen van medische teams aan
ziekenhuizen, die periodiek beschikbaar zijn voor uitzendingen t.b.v.
Defensie? Hoe staat het daarmee? Is de ambitie van 15 teams nog reëel
Is dit iets dat ook voor andere dan medische functies kan worden
toegepast?
271
Wanneer wordt verwacht dat de onderhandelingen met de
relatieziekenhuizen afgerond zijn zodat de volledige medisch
specialistische capaciteit weer geheel beschikbaar is? Is het thans
niet mogelijk medewerking te verlenen aan vier
crisisbeheersingsoperaties tegelijk?
Op grond van een analyse van de operationele taken en de daarvan
afgeleide behoefte aan medische zorg bestaat behoefte aan vijftien
boventallige medische teams, werkzaam in civiele ziekenhuizen en
periodiek beschikbaar voor Defensie. Inmiddels zijn contracten
gesloten met acht ziekenhuizen; op korte termijn kan de uitbreiding
tot vijftien ziekenhuizen worden verwezenlijkt.
Zie ook de brief inzake vulling en ambitieniveau van de krijgsmacht
d.d. 16 oktober j.l.
71
Wat wordt er bedoeld met
>aantrekkelijke wervings- en bindingspremies=?
72
Wat zal de hoogte zijn van de premies en wie zal in aanmerking komen
voor een dergelijke premie?
Een aantrekkelijke wervingspremie is een premie die een
aspirant-militair een zodanige financiële stimulans geeft dat hij of
zij daardoor een aanstelling bij Defensie wil aanvaarden. Deze
aanvullende voorziening is er op gericht de positie van Defensie als
werkgever op de arbeidsmarkt te verstevigen. Een bindingspremie is een
premie die het voor de werknemer van Defensie aan wie een
bindingspremie is toegekend, uit financieel oogpunt minder
aantrekkelijk maakt over te stappen naar een andere werkgever,
aangezien door de overstap het recht op de premie vervalt. Op deze
manier kan een langere binding aan de Defensie-organisatie worden
bevorderd.
De wervingspremie wordt toegekend aan BBT-personeel in
knelpuntcategorieën en aan een beperkt aantal categoriëen
BOT-personeel. De hoogte van de wervingspremies varieert van 6% tot
25% van de gedurende de aanstelling genoten bezoldiging.
De bindingspremie wordt in voorkomend geval toegekend aan
BOT-personeel en aan burgerpersoneel in knelpuntgroepen. De hoogte van
de bindingspremie bedraagt maximaal 10% van het salaris in de periode
waarvoor de bindingspremie is toegekend. Het is de bedoeling dit
maximum te verhogen tot 20%.
73
Wat zijn de
>knelpuntcategorieën=?
Defensie kent een groot aantal specifieke knelpuntscategorieën. De
onderstaande tabel geeft een overzicht.
Knelpuntcategorieën defensiepersoneel (inclusief burger personeel)
beleidsterrein
knelpuntcategorie
marine
technisch personeel t.b.v. de boordvliegtuigploegen
matrozen operationele dienst
officieren mijnenbestrijdingsvaartuigen
korporaals wapentechnische dienst systeemtechniek
financieel-economisch personeel
landmacht
gevechts-en gevechtsondersteunende functies
(met name in Duitsland)
technische functies
medische functies
ICT- en financieel-economische functies
luchtmacht
luchtverkeersbeveiliging en gevechtsleiding
communicatie-en informatie systemen
geneeskundige verzorging
mechanica en elektronica
technisch personeel F-16 squadrons
materieel-logistiek en bedrijfseconomische zaken
marechaussee
-instructeurs
-technisch-specialistische ondersteuning bij de recherche
-personeel in de rang van opperwachtmeester en majoor
Centrale Organisatie (CO)
/ interservice diensten (DICO)
accountants en financieel-economisch personeel
juridische beleidsadviseurs
beleidsadviseurs O/I en A
automatiseringspersoneel
militair stafpersoneel uit de krijgsmacht
74
Wat zijn de gevolgen van de afwijzing van de bonden van
onderhandelingsresultaat over de arbeidsvoorwaarden voor het
defensiepersoneel? Wat is de huidige stand van zaken?
Zie het antwoord op vraag 60.
75
Is het uitgangspunt van Nederland om gelijktijdig op bataljonsniveau
aan vier vredesoperaties deel te kunnen nemen, op lange termijn
haalbaar nu het wervingsresultaat achter blijft bij de
wervingsbehoefte?
Ja. Zie de brief over de vulling en het ambitieniveau van de
krijgsmacht van 16 oktober jl.
76
Wat wordt er bedoeld met
>wordt preventief optreden mogelijk gemaakt in het kader van de
arbeidsomstandigheden bij uitzendingen=?
77
Wat zijn de huidige knelpunten in de arbeidsomstandigheden en zullen
deze dan ook bij toekomstige vredesmissies preventief verholpen kunnen
worden?
De arbowet is in beginsel alleen van toepassing op arbeid verricht in
Nederland. Defensie hanteert als uitgangspunt dat óók in
uitzendsituaties zoveel mogelijk in de geest van de arbowetgeving
wordt gehandeld, ongeacht waar het personeel is geplaatst of werkzaam
is. Dit betekent onder meer dat voorafgaande aan een uitzending,
indien de operationele taakuitvoering dat toelaat, een specifieke en
op de situatie ter plekke toegesneden risico-inventarisatie en
evaluatie (RI&E), bijvoorbeeld op gevaarlijke stoffen, zou moeten
worden uitgevoerd door deskundigen die daarvoor in de eigen
organisatie beschikbaar zijn of nog zullen komen. In de praktijk vormt
dit thans nog een knelpunt. Daarom zal in de uitwerking van een
binnenkort uit te brengen Raamwerk arbobeleid een RI&E worden
opgesteld voor uitzendsituaties. Daarmee zal aan het preventief
optreden inhoud kunnen worden gegeven.
78
In september 2000 zou er een nieuwe CAO-overeenkomst voor civiel en
militair personeel worden gesloten. Wat is de stand van zaken nu? Wat
zijn de financiële consequenties van de overeenkomst, kortom, wat kost
het?
79
Wat betekent de stagnatie in het overleg over de arbeidsvoorwaarden
voor de begroting en/of voor de plannen de ontslagleeftijd met drie
jaar te verhogen? Is het beschikbare budget voldoende en is de
verhoging van de ontslagleeftijd vanaf 2004 nog reëel?
Zie het antwoord op vraag 60.
80
De defensievakbonden zijn zeer kritisch ten aanzien van de
voorstellen, zoals in de ontwerpdefensiebegroting worden genoemd. Wat
is uw reactie op de kritiek van VBM/NOV dat de opgenomen verbeteringen
niet opwegen tegen de voorgestelde verslechteringen en dat er opnieuw
geen sprake is van een marktconforme arbeidsvoorwaardenontwikkeling?
Ik deel die mening niet. Op dit moment wordt met als vertrekpunt het
onderhandelingsresultaat geïnventariseerd om welke concrete kritiek
punten het gaat.
81
Op welke wijze krijgt het werkzekerheidsbeleid een forse
ondersteuning?
201
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de planontwikkeling voor
de vergroting van werkzekerheid voor BBT'ers na hun contractafloop?
Wanneer zullen deze plannen uitgevoerd worden?
In de Defensienota -2000 is voor werkzekerheidsbeleid in totaal fl 550
miljoen voor tien jaar uitgetrokken. Ieder krijgsmachtdeel geeft,
binnen centraal vastgestelde randvoorwaarden, nader invulling aan het
werkzekerheidsbeleid. Dit wordt vastgelegd in employability-plannen,
waarvan de uitvoering op korte termijn ter hand zal worden genomen.
82
Hoe verhoudt de vermindering van het aantal beleids- en
beleidsondersteunende functies bij het kerndepartement en de Haagse
staven zich tot de zware eisen die het ontwikkelen van een Europese
capaciteit, het invulling geven aan vredesoperaties en het ontwikkelen
van een innovatief personeelsbeleid stellen aan dergelijke functies?
Het aantal beleids- en beleids-ondersteunende functies bij het
kerndepartement is sinds 1996 met 20% verminderd. De vele nieuwe
beleidsinitiatieven leiden tot een toenemende werklast. Darom is
besloten de voor 2000 voorziene reductie van vijf procent twee jaar
uit te stellen. Bij de Haagse staven is eveneens sprake van toenemende
werklast, met dien verstande dat de reductie van de functies daar pas
in 1998 is begonnen.
83
Wat heeft het CDV traject tot nu toe opgeleverd? Kan de Kamer worden
geïnformeerd over de uitkomsten van de pilots?
De Kamer zal binnenkort het handboek CDV, dat door een
interdepartementale werkgroep is opgesteld, ontvangen. Vooruitlopend
daarop is de CDV-analyse naar de mogelijkheid tot vervanging van
Hydrografische opnemingscapaciteit uitgevoerd. De Kamer is over de
uitkomst hiervan geïnformeerd in brieven van 28 juni jl. (TK
1999-2000, 26 800 X nr 43) en 26 september jl. (nr M 2000004651).
Met het Handboek CDV is nu het instrumentarium beschikbaar om op
gestructureerde wijze competitieve dienstverlening als ondersteuning
voor de bedrijfsvoering te introduceren. Binnenkort zullen in ieder
geval de Mechanische Centrale Werkplaats, het Logistiek Centrum Klu en
de Dienst Personeels- en Salarisadministratie aan een CDV-toets worden
onderworpen
.
84
Wanneer wordt gestart met een pilot PPS?
Publiek Private Samenwerking (PPS) in brede zin omvat alle mogelijke
samenwerkingsvormen tussen overheid en marktpartijen en de processen
die hierop betrekking hebben. PPS, zoals door het Ministerie van
Financiën beschouwd, leidt tot een contractvorm waarbij de private
partij het commerciële risico neemt en de overheid instaat voor het
politieke risico. De PPS-contractvorm kan een uitkomst zijn van het
CDV-traject. Het CDV-traject kan echter ook uitkomen op andere
contractvormen, met inbegrip van (het handhaven van) aanbesteding
binnen Defensie.
Uit de resultaten van de CDV-toetsen zal te zijner tijd moeten blijken
welke contractvorm het meest geschikt is. Derhalve kan thans nog niet
worden vooruitgelopen op een pilot PPS. De Kamer zal op korte termijn
een notitie over Defensie en PPS ontvangen.
85
Is de regering bereid de uitplaatsing van de luchtmobiele brigade
vanuit de EHS te heroverwegen nu extra geld wordt vrijgemaakt voor
aankoop van natuurgebieden?
Verplaatsing van militaire terreinen is geen juiste besteding van
gelden die bedoeld zijn voor aankoop van natuurgebieden. Overigens
heeft het kabinet destijds niet alleen op financiële gronden afgezien
van de uitplaatsing van de Luchtmobiele brigade. Ook zaken als de
voorziene problemen met de werving, onvoldoende
werkgelegenheidsimpulsen voor de ontvangende regio en een gering
bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak speelden een rol.
86
Wat wordt bedoeld met niet-gemandateerde materieelprojecten? Wanneer
kan de kamer het onderzoek verwachten naar de versterking van de
regiefunctie van het kerndepartement bij dergelijke projecten?
Na de fase van behoeftestelling kan worden besloten een krijgsmachtdeel te mandateren een project verder af te wikkelen. Dat krijgsmachtdeel kan vervolgens, met inachtneming van een aantal voorwaarden met betrekking tot vooral produkt, tijd en geld, de beslissingen nemen die noodzakelijk zijn om het project tot een goed einde te brengen. De bewindslieden worden periodiek geïnformeerd over de voortgang en over eventuele mee- en tegenvallers.
Bij niet-gemandateerde projecten is de besluitvorming voorbehouden aan de bewindslieden. De afweging of tot mandateren kan worden overgegaan wordt in eerste aanleg bepaald door het financiële beslag van een project. Daarnaast spelen de complexiteit van het project, de belangen van de Nederlandse industrie en internationale samenwerking een rol.
Voor het einde van dit jaar wordt de evaluatie van het
Defensiematerieelkeuze-proces afgerond. Over de resultaten zal ik u
omstreeks de jaarwisseling informeren. Hierbij zal ook aandacht worden
geschonken aan de versterking van de regiefunctie bij grote
materieelprojecten.
87
Wat houdt het afronden van de sanering van urgente asbestsaneringen
in? Welke locaties/objecten moeten nog gesaneerd worden? Welk budget
is hiervoor uitgetrokken?
Waar tijdens de asbestinventarisatie van het onroerend goed (van
januari 1998 t/m september 1999) situaties zijn aangetroffen die
urgente sanering noodzakelijk maakten, zijn deze gebouwen of delen van
gebouwen direct ontruimd. Van de ongeveer 285 betreffende gebouwen
zijn inmiddels ongeveer 200 gesaneerd, wat wil zeggen dat tenminste
het asbest dat de urgente situatie veroorzaakte, is verwijderd. Indien
opportuun is tegelijkertijd het (niet-urgente) hechtgebonden asbest
verwijderd. In de overige gevallen zal dit hechtgebonden asbest in
combinatie met groot onderhoud aan het gebouw in de komende vijftien
jaar worden verwijderd. Van de resterende gebouwen die bij Defensie in
gebruik blijven, is de sanering thans in uitvoering. Deze zal in 2000
worden voltooid. Het budget voor de urgente saneringen bedraagt f 13
miljoen.
88
Kan worden aangegeven wat het nieuwe Air Manoeuvre Concept van de
luchtmobiele brigade inhoudt?
De doctrine over de geïntegreerde inzet van gevechtshelikopters,
transporthelikopters en luchtmobiele infanterie blijft zich verder
ontwikkelen. Dit is het gevolg van toenemende ervaring met het
gezamenlijk optreden tijdens vredesmissies en door internationale
ontwikkelingen op operationeel gebied. De
AAir Manoeuvre" doctrine wordt gekenmerkt door de flexibele,
geïntegreerde inzet van helikopters en infanterie voor een grote
diversiteit aan taken op alle geweldsniveaus. Binnen dit kader kunnen
luchtmobiele infanteristen zowel met helikopters opereren als met
gepantserde voertuigen, zoals de Patria. Deze combinatie van
(gevechts-)helikopters en luchtmobiele infanterie in één eenheid
garandeert een hoge mate van operationele flexibiliteit,
beweeglijkheid en, als de omstandigheden dit vergen, voldoende
escalatiedominantie.
89
Wat betekent de naamsverandering van het COKL? Wordt haar taakstelling
gewijzigd? Zo ja, wat betekent dit in concreto?
OTCKL staat voor Opleidings- en trainingscommando Koninklijke Landmacht. Het COKL krijgt als OTCKL een andere taakstelling. Het behoudt zijn taken voor opleiding en training van individuele militairen. Daarnaast krijgt het OTCKL als taak de integrale en professionele ondersteuning van opleiding en training van Nederlandse eenheden van het Duits-Nederlandse legerkorps te verzorgen, de samenhang te bewaken en flexibel in te spelen op veranderingen.
90
Wat is de formatiesterkte van de THG in 2001 en wat is de actuele
personele aanwezige sterkte per 1 oktober 2000?
De formatiesterkte (Organisatietabel (OT) en de actuele personele sterkte (PERS) van de Tactische Helikoptergroep (THG) is als volgt.
1-10-00
1-1-01
OT
PERS
OT
Staf THG
26
27
26
Vlb Gilze Rijen
1059
883
1083
Vlb Soesterberg
1008
891
1007
In bovenstaande tabel is de uitbreiding van de THGKLu met 300
formatieplaatsen (zie de Defensienota-2000) voor een deel (25 VTE
=n) verdisconteerd. Thans wordt de laatste hand gelegd aan de
uitwerking van het reorganisatievoornemen voor de overige 275
formatieplaatsen.
91
Kan worden toegelicht wat wordt bedoeld met de integratie van het
opleidingssquadron van de GGW in één van de vier operationle
squadrons? Wat is het doel hiervan?
De genoemde integratie maakt deel uit van een geheel van maatregelen
uit de Defensienota-2000. Met de integratie wordt bedoeld dat het
opleidingsquadron (120 squadron) om doelmatigheidsredenen met een
operationeel TRIAD-squadron wordt samengevoegd, waarbij de opleiding
op dat operationele squadron wordt gegeven zonder dat de operationele
taakstelling wordt aangetast.
92
Wanneer is een notitie over CIMIC te verwachten?
De Kamer kan de notitie over civiel-militaire samenwerking op korte
termijn tegemoet zien.
93
Worden de extra middelen bestemd voor de Koninklijke Marechaussee mede
aangewend om de problemen die de Kmar kent bij Schiphol te
ondervangen?
248
Waarom worden de huisvestingswensen van de Koninklijke marechaussee op
Schiphol gefinancierd via de leenfaciliteit? Is een oplossing gevonden
voor de hoge huisvestingskosten van de marechaussee op Schiphol?
Een deel van de extra middelen wordt aangewend voor bedrijfsvoeringuitgaven op Schiphol. Daarnaast zijn in het kader van de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet extra gelden aan de Kmar-begroting toegevoegd. Een deel van deze gelden wordt gebruikt voor infrastructurele aanpassingen op de luchthaven die een direct gevolg zijn van de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet.
De huisvesting wordt thans ingevuld met huurcontracten, die aflopen in
2004. Verlenging van de huurcontracten op basis van commerciële
prijzen leidt op termijn tot zeer hoge kosten in relatie tot
nieuwbouw. Nieuwbouw daarentegen leidt op de korte termijn tot een
zwaar beslag op het relatief kleine begrotingsdeel van de Kmar binnen
de defensiebegroting. Het ligt ook niet voor de hand om de andere
beleidsterreinen binnen Defensie daar via bijvoorbeeld een interne
leenconstructie mee te belasten, omdat de Kmar op Schiphol in
hoofdzaak civiele taken verricht in opdracht van derden. Om tevens
tijdig vanaf 2004 alternatieve huisvesting te kunnen bieden aan
Kmar-personeel voor de inzet op Schiphol, is in overleg met het
ministerie van Financiën besloten de mogelijkheden te onderzoeken van
financiering via de leenfaciliteit.
94
Wat is de reden dat in de begroting voor het jaar 2001 een verhoging
van de begroting voor 2000 met f 200 miljoen wordt aangekondigd?
In de begroting 2001 wordt het vermoedelijk beloop 2000 meegenomen. De
begroting 2001 is het eerste begrotingsdocument waarin wijzigingen ten
opzichte van de eerste suppletoire begroting 2000 aan de Kamer kunnen
worden gepresenteerd. Het besluit van de regering om
/ 200 miljoen aan de begroting van Defensie toe te voegen ten behoeve
van EVDB is zo=n wijziging.
95
Wanneer de raming voor 2000 in de vorige begroting voor de post
Algemeen wordt vergeleken met het bijgestelde cijfer voor 2000 in de
nieuwe begroting ziet met een verschil van ongeveer 240 miljoen. Heeft
dit te maken met veranderingen voorgesteld in de Voorjaarsnota? Is de
regering bereid middels een overzicht aan te geven waaraan die
middelen zijn besteed?
Het verschil in de huidige begroting 2000 ten opzichte van het
geautoriseerde geraamde bedrag heeft voor een deel te maken met de in
de Voorjaarsnota voorgestelde veranderingen. Het gaat hierbij concreet
om
/ 18 miljoen voor milieuzorg, / 10 miljoen voor aanvullende
intensiveringen op personeelsgebied en / 4,3 miljoen voor de
VBTB-uitgaven.
Voorts is een toevoeging van
/ 254,5 miljoen voor de reguliere loonbijstelling 2000 verwerkt. Dit
bedrag is in afwachting van de besluitvorming over het
arbeidsvoorwaardenakkoord 2000 nog ondergebracht op het artikel 01.27
Loonbijstelling.
Tenslotte zijn, naast een aantal kleinere mutaties, enkele
overhevelingen naar andere beleidsterreinen verwerkt. Dit betreft
ondermeer
/ 10,3 miljoen rentecompensatie vermogensconversie agentschappen (zie
ook het antwoord op vraag 126), de gelden voor de uitvoering van
goedgekeurde milieuprojecten (/ 18 miljoen) en de overheveling naar
het ministerie van Economische Zaken voor het onderzoek naar de
Luchtvaartcluster (/ 13 miljoen).
96
Kan een overzicht worden gegeven voor de zittingsperiode van dit
Kabinet (1998-2002) wat de bezuinigingen, onttrekkingen, kasschuiven,
e.d. enerzijds zijn en de toevoegingen anderzijds. Kan daarbij vermeld
worden welke rol de eindejaarsmarges en intertemporele compensaties
spelen bij toevoegingen en onttrekkingen?
Een overzicht met de belangrijkste plussen en minnen in de
Kabinetsperiode 1998 tot en met heden (ontwerpbegroting 2001) is
hierna weergegeven.
1998
1999
2000
2001
2002
STAND ONTWERP 1998
13.969
13.880
13.759
13.694
13.694
TOTAAL MUTATIES 1998-2000
1. Verwerking Regeerakkoord
-375
-404
-433
-462
2. Voorjaarsnota 99 (Kasritme en
efficiency)
-150
-125
-125
-125
3. Verwerking HoofdLijnennotitie/ Defensie Nota (verkoopopbrengsten)
126
127
4. Loonbijstelling
280
571
805
800
797
5. Prijsbijstelling
23
144
271
269
273
6. Verhogingen n.a.v. Politieke besluiten
145
178
439
261
241
7. HGIS mutaties (inclusief claims)
-64
177
102
98
8. Eindejaarsmarge
-52
130
-17
9. Intertemporele compensaties
-289
206
73
-71
82
10. Diversen (zoals bijstelling verkoopopbrengsten en verrekenbare
ontvansten)
-24
188
36
-41
-43
STAND ONTWERP 2001
13.988
14.994
15.014
14.582
14.682
Noot 1:
in post 6 zijn de bedragen begrepen voor het Mobiel Toezicht
Vreemdelingen en de grensbewaking, de millenniumproblematiek, de Euro,
asielzoekers, personeelsbeleid naar aanleiding van de motie Dijkstal,
Voorjaarsnotabesluiten naar aanleiding van de amendementen met
betrekking tot de Defensienota (zoals aanhouden 108 F-16's) en de
/ 200 miljoen voor het EVDB-fonds.
Noot 2:
in post 7 zijn de toegevoegde budgetten begrepen voor de meeruitgaven
in Kosovo, in de WEU en PSO-uitgaven en de bedragen samenhangend met
het op een structureel hoger niveau brengen van de voorziening voor
Vredesoperaties.
De eindejaarsmarge en een intertemporele voorziening in enig jaar
spelen binnen de daartoe met het ministerie van Financiën gemaakte
afspraken een rol in de realisatie van de defensiebegroting.
De eindejaarsmarge wordt gebruikt om, binnen de daartoe vastgestelde
grens (f 300 miljoen) overschotten en tekorten op de defensiebegroting
te compenseren met de begroting van het volgende jaar. De vermelde
mutaties in bijvoorbeeld 1998 en 1999 zijn derhalve saldi van zowel de
doorwerking uit het daaraan voorafgaande jaar als de feitelijke
eindejaarsmarge van het betreffende jaar. De intertemporele
compensatie wordt in een enkel geval gebruikt als bijvoorbeeld de
realisatie van bepaalde projecten in een begrotingsjaar vertraging
oploopt. De daarmee samenhangende (vrijvallende) budgetten worden in
de daarop volgende jaren gecompenseerd. Een intertemporele voorziening
heeft derhalve een neutraal karakter binnen het (meerjarig)
Defensiebudget.
97
Waarom is er geen historisch meerjaren financieel overzicht
bijgevoegd, waarin de financiële ontwikkelingen vanaf het aantreden
van dit kabinet is te zien?
Als aanloop naar een beleidsbegroting is in de Memorie van Toelichting
met name aandacht besteed aan beleidsprioriteiten die met de
uitvoering van de begroting gerealiseerd dienen te worden. Gezien het
toekomstperspectief dat de Memorie van Toelichting hierdoor biedt, is
afgezien van een terugblik op historische ontwikkelingen.
98
Wat wordt bedoeld met de vastgestelde externe wervingsbehoefte?
De externe wervingsbehoefte is de totale respons die de Defensie Werving en Selectie-organisatie moet zien te krijgen op haar op de externe arbeidsmarkt gerichte wervingsactiviteiten. Voor een nadere toelichting op het wervings- en selectieproces verwijs ik u naar de brief van de Staatssecretaris van Defensie inzake vulling en ambitieniveau van de krijgsmacht dd 16 oktober jl.
99
Aan welke doeleinden zal de 200 miljoen extra inspanning voor de EVDB
worden besteed? Waarom is deze uitgave eenmalig?
Zie het antwoord op vraag 27
100
Welke afspraken zijn er met het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over de vergoeding van kosten van inzet van de
krijgsmacht bij rampenbestrijding?
In het geval van militaire bijstand in het kader van rampenbestrijding
draagt Defensie op jaarbasis tot een bedrag van
/ 600.000 zelf bij in de additionele kosten en brengt Defensie het
meerdere (eveneens tot een bedrag van / 600.000) in rekening bij BZK.
Indien op jaarbasis de totale kosten van / 1.2 miljoen gulden worden
overschreden, wordt door tussenkomst van het ministerie van Financiën
een verzoek aan de ministerraad voorgelegd de meerkosten exogeen te
compenseren. In het geval van de vuurwerkramp in Enschede heeft de
regering voor de kostendekking een specifieke regeling getroffen op
basis van de wet rampen en zware ongevallen.
101
Hoe zal de gang van zaken met betrekking tot de verdeling van de
financiële middelen voor vernieuwing van het personeelsbeleid en het
diensteindestelsel voor militairen verlopen nu het
arbeidsvoorwaardenoverleg tussen het Ministerie en de vakbonden is
opgeschort? Is de verwachting dat dit bedrag ook voor de volgende
onderhandelingen toereikend is?
Zie het antwoord op vraag 60.
102
Hoe hard is de gestelde voorwaarde dat de in de gereedsheidsmatrices
aangegeven gereedheid permanent aanwezig dient te zijn? Betreft het
hier het minimum voor operationele inzetbaarheid? Zo nee, waarop is
dit dan gebaseerd?
De waarden in de gereedheidsmatrix vormen het uitgangspunt voor de
operationele planning . Ze zijn afgeleid van afspraken die in
navo-verband zijn gemaakt. De analyses van dreigingsniveaus liggen
hieraan ten grondslag. De gereedheidsmatrices omvatten zowel de
eenheden die ingezet zijn als de eenheden die opwerken dan wel
recupereren. Op deze manier wordt zowel de behoefte aan
sturings-informatie (bijvoorbeeld bij de overschrijding van normen)
gehonoreerd als de weet-informatie (bijvoorbeeld bij de
verantwoording) Voor de bredere context verwijs ik U naar de brief
inzake de vulling en het ambitieniveau van de krijgsmacht d.d. 16
oktober jl.
103
Wordt er nog steeds naar gestreefd om voor de begroting 2003 voor de
gehele defensieorganisatie doelmatigheidskengetallen gereed te hebben?
Zoals in brief nr F99006821 van 12 november 1999 is gesteld, zal in de
defensiebegroting 2003 de eindsituatie worden bereikt van de
ontwikkeling in de begroting van meetbare operationele doelstellingen,
zowel voor ondersteunende als operationele eenheden. Doelstellingen en
prestatie-indicatoren/kengetallen maken deel uit van de
bedrijfsvoering bij Defensie. Het gebruik van
doelmatigheidskengetallen zal, voor zover nog relevant in het kader
van de dan op te stellen beleidsbegroting zich beperken tot relevante
(ondersteunende) eenheden. Deze kengetallen zijn immers gericht op
produkten/diensten en niet op beleid, dat centraal komt te staan in de
beleidsbegrotingen.
104
Welke verklaring kan worden gegeven voor de stijgende uitgaven voor de
MID tot 2002 en een daling na 2002?
De stijgende uitgaven van de MID tot 2002 worden veroorzaakt door de
invoering van de nieuwe organisatie van de dienst, de noodzakelijke
verbetering van de informatievoorziening, de geïntensiveerde aanpak
van de archiefproblematiek en het technisch op peil brengen van de
afdeling Verbindingsinlichtingen. Deze inhaalslag vraagt om een
(tijdelijk) verhoogd investeringsniveau.
105
Hoe groot is het vullingsprobleem van het burgerpersoneel van de
Centrale Organisatie?
Bij het kerndepartement is gemiddeld 5 procent van de functies vacant.
De helft daarvan is zeer moeilijk te vullen. Vooral functies op
academisch en HBO niveau met een ervaringseis (waaronder juridische en
accountantsfuncties) vormen een probleem.
106
Is de verwachting dat het werkaanbod bij de Centrale Organisatie over
twee jaar dusdanig zal verminderen dat de 19 formatieplaatsen die door
het temporiseren van de reductie van de Centrale Organisatie
beschikbaar blijven daarna alsnog kunnen verdwijnen?
Een groot deel van het werkaanbod dat wordt opgevangen door het
vertragen van de reductie is van tijdelijke aard. Naar het zich laat
aanzien hebben enkele formatieplaatsen echter een structureel
karakter. Daarvoor zal nog een definitieve oplossing moeten worden
gezocht.
107
Wat is de uitkomst van de werkdruk- en werkbelevingsonderzoeken zoals
die onder het personeel van de Centrale Organisatie hebben
plaatsgevonden? Welke maatregelen zullen naar aanleiding hiervan
worden genomen?
Zie het antwoord op vraag 13
108
Waarom wordt, naast de afbouw in het kader van de reductietaakstelling
de Veteranen Uitvoeringsorganisatie verder afgebouwd?
De Dienst Veteranenuitkering (VUIT) wordt verkleind omdat thans de
laatste aanvragen worden afgehandeld.
109
Waarom worden employee benefits slechts in 2000 aangeboden? Waarom
staat dit in de begroting 2001 vermeld?
Voor employee benefits is een bedrag van f 500,- per jaar beschikbaar
gesteld. Om maximaal gebruik te maken van de gestelde fiscale grenzen
is aan beleidsterreinen toestemming gegeven de toepasselijke bedragen
samen te voegen zodanig dat het budget voor drie jaar wordt
geaggregeerd tot een bedrag van f 1500,- per persoon. In 2000 komt
daarom het budget voor de jaren 2000 tot en met 2002 tot uitbetaling.
Derhalve is deze constructie in de begroting van 2001 opgenomen.
110
Op welke wijze wordt in 2001 de uitvoering van het beleid voor interne
en externe mobiliteit voor het burgerpersoneel van de Centrale
Organisatie ter hand genomen?
Het jaarlijkse functioneringsgesprek vormt, met een versterkte
aandacht voor mobiliteit en opleidingen, de basis van het
loopbaanbeleid van de CO. Bij de inzet van loopbaaninstrumenten staan
de optimalisering van het functioneren en bevordering van de
werkzekerheid centraal.
Daarnaast wordt aan speciale doelgroepen loopbaanbegeleiding geboden
op maat geboden. In het kader van het emancipatiebeleid wordt alle
vrouwen in de schalen 9 en hoger een loopbaanplanningstraject
aangeboden. Medewerkers in de schalen 11 t/m 13 wordt in het kader van
Management Development een vergelijkbaar traject aangeboden. Ook wordt
in 2001 de oprichting van een loopbaancentrum voorbereid.
111
Hoe is de aanzienlijke daling van de materiele uitgaven vanaf 2000 te
verklaren?
De daling is het resultaat van het plan en begrotingsproces voor de
Centrale organisatie binnen de beschikbare budgetten. In de komende
plan en begrotingsbesprekingen zullen de activiteiten van de Centrale
organisatie en de daarbij behorende budgetten op elkaar worden
afgestemd.
112
Waarom worden uitgaven voor OCCAR begroot terwijl de Kamer formeel nog
niet heeft ingestemd met de toetreding tot OCCAR?
113
Waarom wordt gesuggereerd in het materieeloverzicht van de DGM, dat de
Kamer de brief over de toetreding tot OCCAR voor kennisgeving heeft
aangenomen? (materieeloverzicht aangeboden door DGM)
114
Hoe verklaart de regering dat er uitgaven zijn opgenomen ten behoeve
van de toetreding tot OCCAR, terwijl over die toetreding in de kamer
thans nog geen overeenstemming is bereikt?
In het kader van de voorbereiding van het parlementaire
goedkeuringsproces heeft de regering het Occar-verdrag onlangs voor
advies aan de Raad van State aangeboden. De uitgaven die planmatig in
de begroting zijn opgenomen passen in de voorbereiding op de
toetreding.
115
Hoe groot is het aandeel van de Centrale Organisatie in het bedrag van
50 miljoen gulden voor nieuw personeelsbeleid? Onder welk artikel is
dit geld gestald? In welke tabel is dit bedrag terug te vinden?
Zie het antwoord op vraag 60.
116
Wordt de buitengewone leerstoel militair recht niet meer vervuld aan
de UVA? Waarom niet?
De buitengewone leerstoel militair recht zal worden vervuld, als de
procedure voor de opvolging van de huidige hoogleraar is afgerond.
117
Waarop is de "verzakelijking"van de relatie tussen TNO en het
ministerie van Defensie gebaseerd? Wat houdt dit in en hoeveel geld is
hiervoor door het miinsterie beschikbaar gesteld?
Het voornemen tot verzakelijking van de relatie tussen de overheid en TNO is aangekondigd in het kabinetsstandpunt over het rapport heroverweging subsidies TNO (brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de Kamer van 7 april 1994).
De verzakelijking beoogt een sterkere koppeling tussen de financiering
van TNO en de aard en de inhoud van de door TNO te leveren prestaties
tot stand te brengen. De onlangs ingevoerde programma-sturing is
hiervoor een belangrijk instrument. Daarnaast wordt in het kader van
verzakelijking onderzocht of het gewenst is de eigendom van de
defensiegebouwen die in gebruik zijn bij TNO-Defensie-onderzoek, over
te dragen aan TNO. De financiële gevolgen hiervan worden nu in kaart
gebracht.
Onder artikel 01.21 is in de begroting in het kader van de
verzakelijking een investering opgenomen voor nieuwbouw voor het
TNO-Prins Mauritslaboratorium op Ypenburg. Deze nieuwbouw wordt
uitgevoerd onder beheer van TNO. In afwachting van nadere
besluitvorming over de eigendomsoverdracht zijn in de begroting geen
extra financiële middelen voor de verzakelijking uitgetrokken.
118
Waarom zijn de uitgaven voor vervanging van restauratie van
oliepijpleidingen niet geboekt bij DPO onder het ressort HKKLu?
De vervanging en restauratie van de oliepijpleiding zijn onderdeel van
het Navo Veiligheids investeringsprojecten programma. Deze uitgaven
worden met de Navo verrekend en verantwoord onder artikel U01.23. De
exploitatie van de pijpleiding wordt verantwoord onder het ressort
HKKlu.
119
Waarom is het bedrag aan investeringen inzake AWACS in 2001 zoveel
lager dan in 2000?
Het bedrag inzake AWACS-investeringen berust op een schatting van het
betalingsschema aan Boeing door het Nato Awacs Programme Management
Agency (Napma). Boeing heeft eerder aan zijn verplichtingen voldaan
dan was voorzien, wat leidt tot een verhoging van het bedrag in 2000
en een verlaging van het bedrag in latere jaren.
120
Waarom is een garantie verleend aan Eurometaal voor 2 miljoen gulden?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de verkoop van het
staatsbelang in Eurometaal?
In 1990 is in een raamovereenkomst tussen de Staat en de overige
aandeelhouders van Eurometaal overeengekomen dat elke aandeelhouder
naar rato van zijn aandeel borg staat voor door Eurometaal op te nemen
geldleningen. Het aandeel van de Staat in deze borg, twee miljoen
gulden, is opgenomen in de ontwerpbegroting. In de overeenkomst
betreffende verkoop van het staatsaandeel in Eurometaal is aangegeven
dat deze verplichting eindigt als alle aandelen zijn verkocht. Dit zal
zijn in 2009. Overigens is er nog nooit een beroep gedaan op de borg.
De verkoop van de eerste tranche aandelen was voorzien per 1 oktober 2000. Hierin is enige vertraging opgetreden; de verkoop is nu voorzien vóór het einde van dit jaar. Dit heeft overigens geen gevolgen voor de opbrengsten en de rechten en verplichtingen van de Staat.
121
Hoe groot is het aandeel van het ministerie van Economische Zaken in
technologie- en materieelontwikkelingsprojecten van defensie?
Het ministerie van Economische Zaken draagt jaarlijks ongeveer f 11 miljoen bij aan de Codema- en Euclid-projecten die worden gefinancierd uit artikel 01.26 en ongeveer f 4 miljoen aan technologie- en materieelontwikkelingsprojecten van de krijgsmachtdelen.
122
Kan worden aangegeven welk gedeelte van het budget voor onderzoek en
technologie aan het Euclidprogramma zal worden besteed?
De bijdrage aan het Euclid-programma bevat geen vast deel van het
budget voor onderzoek en technologie. In Euclid wordt per project over
deelneming besloten, waarbij steeds het belang voor Defensie en de
mogelijkheden van de Nederlandse industrie en onderzoeksinstellingen
worden beoordeeld. De afgelopen jaren is gemiddeld f 9 tot 10 miljoen
per jaar aan het Euclid-programma bijgedragen.
123
Bij de toelichting op de herschikkingen zijn twee verschillende
krijgsmachtonderdelen ondergebracht. Kan de regering aangeven hoeveel
kosten zijn verbonden aan het aanhouden van de huidige operationele
F16's en hoeveel kosten zijn verbonden aan het oplossen van knelpunten
bij de Koninklijke Marechaussee?
Het aanhouden van 108 operationele F-16's kost 45 miljoen per jaar
extra ten opzichte van de oorspronkelijk raming waarin rekening was
gehouden met het opheffen van een squadron F-16 vliegtuigen als
uitvloeisel van de Defensienota. De kosten voor het oplossen van de
knelpunten bij de Koninklijke marechaussee bedragen
/ 49,5 miljoen in 2000 (hierbij is rekening gehouden met de eenmalige
kosten als gevolg van de inzet tijdens het Europees Kampioenschap
voetbal) en vanaf 2001 structureel / 42,5 miljoen.
124
Wat zijn de budgetten die recent in de Rijksministerraad zijn
vastgesteld met betrekking tot de kustwacht Nederlandse Antillen en
Aruba? Betekent dit een verlaging van het uitgavenniveau met
betrekking tot de kustwacht? Zo ja, wordt hierdoor de operationele
inzetbaarheid van de kustwacht verminderd?
In de ontwerpbegroting 2001 van de Kustwacht voor de Nederlandse
Antillen en Aruba, die onlangs in de Rijksministerraad is goedgekeurd,
staan de onderstaande geraamde bedragen vermeld voor de periode
2000-2005 (1999 is realisatie).
Ontwerpbegroting 2001 kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Exploitatie
40,97
48,50
46,63
46,36
45,90
44,67
44,77
Investeringen
15,00
13,29
7,03
0,22
0,00
0,00
0,00
Totaal
55,97
61,79
53,66
46,58
45,90
44,67
44,77
De verlaging van het uitgavenniveau wordt vooral veroorzaakt door het
voltooien van de investeringsprojecten. De operationele inzetbaarheid
wordt hierdoor niet verminderd.
125
Ten laste van welk artikel komen de kosten voor het tijdschrift
"militaire spectator" en de contributie voor het Atlantic Exchange
Programma met ingang van 2001?
In het overzicht van de mutaties per beleidsterrein op blz.34 van de
begroting 2001 staat vermeld dat deze bedragen met ingang van 2000
worden ondergebracht in artikel 01.29 (overige departementale
beleidsuitgaven).
126
Waarom neemt de rentecompensatie structureel met 10 miljoen toe?
De rentecompensatie neemt niet structureel toe. Echter, voor het jaar
2000 waren al in het begrotingsvoorbereidingsproces de aan de
beleidsterreinen toekomende bedragen toebedeeld, gebaseerd op de
vermoedelijke hoogte van het eigen vermogen van de agentschappen per
eind 1999. Na de afsluiting van het begrotingsjaar 1999, waarbij het
definitieve eigen vermogen van de agentschappen is bepaald, zijn de
uiteindelijke bedragen voor de rentecompensatie vastgesteld. Deze zijn
in de huidige begroting nog niet aan de beleidsterreinen toebedeeld,
maar verantwoord op artikel U01.29.04.
127
Welke wapenbeheersings- en samenwerkingsprogramma's met Midden- en
Oost-Europese landen vallen onder artikelonderdeel 01.29.03? Betreft
het hier alle uitgaven die het ministerie van Defensie aan
internationale wapenbeheersing doet?
Onder artikel 01.29.03 vallen bi- en multilaterale
samenwerkingsprogramma´s met Albanië, Bulgarije, Estland, FYROM,
Hongarije, Letland, Litouwen, Oekraïne, Polen, Roemenië, de Russische
Federatie, Slovenië, Slowakije,en Tsjechië. Elk programma omvat een
groot aantal deelactiviteiten op het gebied van stafbesprekingen,
opleidingen en trainingen. Defensie heeft geen conventionele
wapenbeheersingsprogramma´s met Midden-en Oost-Europese landen.
Reguliere uitgaven voor de uitvoering van
wapenbeheersingsovereenkomsten, zoals het CSE-verdrag, zijn opgenomen
in de begrotingen van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke
luchtmacht.
Nederland heeft met de Russische Federatie verdragen gesloten op het
gebied van de chemische en de nucleaire wapenbeheersing. Het eerste
verdrag is gesloten in 1998 en betreft de vernietiging van chemische
wapens in Kambarka. Voor de vernietiging van lewisiet is in eerste
aanleg een door Defensie en Buitenlandse Zaken gezamenlijk te
financieren bedrag van f 10 miljoen gulden beschikbaar. Thans wordt
bezien of het verdrag ook van toepassing kan worden verklaard op
andere lokaties waar chemische wapens worden vernietigd.
Het tweede verdrag is dit jaar gesloten en heeft betrekking op
samenwerking op het gebied van de veilige ontmanteling van Russische
kernwapens en atoomonderzeeboten. Nederland stelt hiervoor in beginsel
f 6 miljoen beschikbaar. Dit bedrag zal ten laste van de HGIS worden
gebracht.
128
Waarom nemen de uitgaven aan de ZVD-regeling structureel met 3 miljoen
toe?
Er is geen sprake van een structurele toename van de ZVD-uitgaven. Het
lagere bedrag in 2000 heeft een technische achtergrond. Vanuit artikel
1.27 dient een via de eindejaarsmarge op dat artikel geboekte, maar
feitelijk op de ZVD betrekking hebbend saldo 1999 ad. f. 3,7 mln te
worden overgeheveld. Correctie was voorzien binnen het kader van de
budgettaire afwikkeling van het arbeidsvoorwaarden-akkoord 2000 - 2001
maar zal thans separaat van die afwikkeling plaatshebben en worden
verwerkt in het kader van de 2e suppletore begroting 2000.
129
Levert de overdracht van het beheer en de uitvoering van ouderdoms- en
nabestaandenpensioenen aan het ABP een kostenbesparing op voor
defensie? Zo ja, welke personele en financiële veranderingen zijn te
verwachten indien de Kaderwet militaire pensioenen wordt aangenomen?
131
Is het bedrag dat oorspronkelijk was voorzien om het premietekort van
defensie bij de overgang van de pensioenen naar het ABP te dekken nog
hoog genoeg nu het premietekort twee jaar alter ontstaat dan de als
uitgangspunt gehanteerde datum van 1 januari 2000?
De opheffing van de huidige Dienst Militaire Pensioenen betekent dat het personeel van die dienst zal worden ondergebracht bij het ABP. De voor de defensiebegroting vrijvallende uitvoeringskosten worden aan het budget voor kapitaaldekking toegevoegd. In dat kader zal overheveling plaatsvindne van beleidsterrein 9 (DICO) naar beleidsterrein 2 (pensioenen en uitkeringen). Na de overdracht zal Defensie voor de voor kapitaaldekking ondergebrachte uitkeringen de doorsnee ABP-premie betalen, met inbegrip van de daarin opgenomen opslag voor apparaatskosten. Het in de toelichting bij beleidsterrein 2 vermelde financieringsregime gaat daar ook van uit. In de thans voorliggende ontwerp-begroting zijn de effecten van de met één jaar vertraagde overgang opgenomen. Het totaal beschikbare bedrag is naar huidig inzicht voldoende om binnen de met het ABP overeengekomen periode van 40 jaar tot afwikkeling van de benodigde premie te komen.
130
Kan aangegeven worden hoe hoog het ziekteverzuim is bij de diverse
krijgsmachtdelen en hoe hoog de instroom in
arbeidsongeschiktheidsregelingen? Wat is het beleid op dit gebied?
De militair of burgerambtenaar die om medische redenen zijn arbeid niet meer (volledig) kan vervullen, vertoont ziekteverzuim. Dit begrip is breder dan het veelal gehanteerde ´ziek thuis´: het omvat onder meer ook medewerkers die de arbeid slechts een deel van de tijd vervullen, alsmede militairen die hun functie volledig vervullen maar niet aan de algemene inzetbaarheidseis voldoen.
In de onderstaande tabel zijn de ziekteverzuimcijfers over 1999 weergegeven. De door de krijgsmachtdelen in het kader van het ziekteverzuim gehanteerde definities zijn nog niet gelijk, zodat een vergelijking tussen krijgsmachtdelen niet helemaal mogelijk is.
Ziekteverzuim Defensie 1999 exclusief zwangerschapsverlof
MILITAIR PERSONEEL
BURGER PERSONEEL
MAN
VROUW
GEM.
MAN
VROUW
GEM.
Koninklijke Marine
2,14
3,72
2,28
7,56
8,60
7,70
Koninklijke Landmacht
6,50
11,60
6,90
8,60
11,60
9,00
Koninklijke Luchtmacht
4,35
7,35
4,60
6,23
9,90
6,90
Koninklijke Marechaussee*
4,00
7,00
* alleen gemiddelde cijfers over mannen en vrouwen beschikbaar
De reïntegratie van werknemers (zowel miltairen als burgerambtenaren)
is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de commandant, dan
wel het hoofd van dienst. De reïntegratie is primair gericht op
terugkeer in de eigen functie. Als op enig moment blijkt dat de
terugkeer in de oude functie niet meer mogelijk is, worden de
reïntegratie-inspanningen gericht op terugkeer in de eigen organisatie
op een andere functie of op een aangepaste functie.
Zodra bij een militair het vermoeden bestaat dat hij wegens ziekte of een gebrek blijvend ongeschikt is voor het vervullen van militaire dienst, worden de reïntegratie-inspanningen in beginsel gericht op burgerfuncties. Reïntegratie als militair is dan niet meer aan de orde. Omdat militairen een groter risico lopen om wegens arbeidsongeschiktheid te worden ontslagen dan burgerambtenaren, heeft Defensie een speciale reïntegratie-regeling tot stand gebracht. Deze regeling bevat reïntegratie-instrumenten zoals studiefaciliteiten, stimuleren zelfstandig ondernemerschap en externe bemiddeling.
Krijgsmachtdelen geven op verschillende wijze uitvoering aan reïntegratie-activiteiten. Zo worden militairen bij de Koninklijke marine na zes weken ziekte in beginsel overgeplaatst naar de Sociaal Medische Dienst (´ziekenboeg´), waar verdere begeleiding en reïntegratie ter hand worden genomen. De begeleiding en reïntegratie van burgerambtenaren wordt binnen de KM decentraal uitgevoerd.
De Koninklijke landmacht heeft enige jaren geleden de Individuele Begeleidingsdienst Koninklijke Landmacht (IDBKL) opgericht. Deze dienst heeft als taak militairen met langdurig arbeidsverzuim, die om die reden niet langer of tijdelijk niet op hun functie kunnen worden gehandhaafd, na plaatsing bij de IBDKL een gecoördineerde begeleiding te bieden teneinde onder meer de reïntegratie als militair of burger optimaal te kunnen vormgeven. De begeleiding van burgerambtenaren wordt decentraal uitgevoerd. De aansturing en coördinatie geschiedt centraal bij de Centrale Dienst Personeel en Organisatie.
De Koninklijke luchtmacht heeft ervoor gekozen de reïntegratie-activiteiten van zowel het burgerpersoneel als militairen decentraal te laten uitvoeren. Er is overigens wel een centrale sturing en monitoring via het Sociaal Geneeskundig Verband.
Ook bij de Koninklijke marechaussee geschiedt de uitvoering van de
reïntegratie-activiteiten decentraal, terwijl de aansturing centraal
plaatsvindt door het Bureau Coördinatie Verzuimbegeleiding en
Reïntegratie KMar.
Voor de instroom van defensiepersoneel in
arbeidsongeschiktheidsregelingen gelden over 1999 de navolgende
cijfers.
WAO 1999
MILITAIR PERSONEEL
BURGER PERSONEEL
TOTAAL
Stand 1-1-1999
1205
1910
3115
Instroom
241
238
479
Uitstroom
138
229
367
Stand 31-12-1999
1308
1919
3227
131
Is het bedrag dat oorspronkelijk was voorzien om het premietekort van
defensie bij de overgang van de pensioenen naar het ABP te dekken nog
hoog genoeg nu het premietekort twee jaar alter ontstaat dan de als
uitgangspunt gehanteerde datum van 1 januari 2000?
Zie het antwoord op vraag 129.
132
Waarom vertonen de uitgaven voor de Uitkeringswet gewezen militairen
vanaf 2001 een stijgende trend?
Deze trend wordt veroorzaakt door een stijgend aantal
uitkeringsgerechtigden. Zie ook bijlage 12 bij de ontwerp-begroting
2001.
133
Is de regering bereid de resultaten van het recent afgeronde
tweejaarlijkse interne personeelsonderzoek bij de Koninklijke Marine
aan de Kamer te doen toekomen? Worden soortgelijke onderzoeken ook bij
de andere krijgsmachtdelen uitgevoerd? Zo ja, is het mogelijk ook de
resultaten van deze onderzoeken te ontvangen?
Zie het antwoord op vraag 13.
134
Kan worden aangeven wat door de Koninklijke Marine wordt verstaan
onder korte termijn inzetbaar en op lange termijn inzetbaar?
135
Hoe lang is de aangegeven reactietijd voor de eenheden van het ressort
Commandant der Zeemacht in Nederland? Wat wordt verstaan onder de
"hoogste gereedheid" die binnen deze reactietijd te leveren moet zijn?
Wat wordt verstaan onder de begrippen "korte termijn" en "lange
termijn"?
156
Wat wordt bij het ressort CKMARNS verstaan onder de hoogste
gereedheid? Wat wordt verstaan onder direct inzetbaar, op korte
termijn inzetbaar en op lange termijn inzetbaar?
De gereedheidstermijnen geven de reactietijd van de eenheden weer
vanaf het moment van oproep tot mogelijke inzet. Direct inzetbaar
betekent dat de eenheid binnen twintig dagen inzetbaar is voor alle
taken. Op korte termijn inzetbaar betekent dat de eenheid op een
termijn van twintig tot zestig dagen inzetbaar is voor alle taken. Op
lange termijn inzetbaar betekent dat de eenheid op een termijn van
meer dan zestig dagen inzetbaar is voor alle taken. Onder de
Ahoogste gereedheid die binnen deze reactietijd te leveren moet zijn@
wordt verstaan dat de eenheid onmiddellijk inzetbaar is voor alle
taken binnen het verstrijken van het aantal dagen van de betreffende
inzetbaarheidstermijn.
136
Waarom worden verplichting aangegaan zoals een permanente deelname aan
STANAVFORLANT, MCMFORNORTH, MCMFORMED terwijl de druk op het personeel
groot is als gevolg van vacatures. Waarom wordt niet op ad hoc basis
aan dergelijke vlootverbanden deelgenomen. Kan een overzicht worden
gegeven van de Europese NAVO-landen die evenals Nederland permanent
deelnemen aan voornoemde vlootverbanden?
Nederland neemt sinds de oprichting deel aan STANAVFORLANT (1968),
STANAVFORMED (1992) en MCMFORNORTH (ex-STANAVFORCHAN, 1973). De
deelneming aan deze drie multinationale Immediate Reaction Forces
geschiedt om invulling te geven aan de door SACLANT en SACEUR
opgestelde Force Goals AM 0040 en EM 0040. Daarnaast wordt sedert 1999
jaarlijks gedurende een aantal maanden door een
mijnenbestrijdingseenheid deelgenomen aan MCMFORMED. Met de Immediate
Reaction Forces levert de Alliantie een permanent en zichtbaar bewijs
van de solidariteit en de samenhang van het bondgenootschap, alsmede
van zijn operationele vermogen. De regering hecht eraan de Nederlandse
bijdrage te continueren. Permanente deelneming door Nederland biedt
voorts het voordeel dat voortdurend geoefend wordt in een
multinationaal verband, waarin Navo-doctrines en procedures beoefend
en getest worden.
Tot midden 1999 heeft een schip voor een periode van zes maanden
deelgenomen aan bovengenoemde verbanden. Teneinde de druk op het
personeel te verminderen, is de duur van deelneming door een schip
sinds die tijd tot vier maanden teruggebracht.
Naast Nederland nemen van de Europese Navo-landen Duitsland en het
Verenigd Koninkrijk op permanente basis deel aan STANAVFORLANT,
terwijl Spanje te kennen heeft gegeven dat vanaf 2001 te willen doen.
Permanente Europese deelnemers aan STANAVFORMED zijn (naast
Nederland): Duitsland, Griekenland, Italië, Spanje, Turkije en het
Verenigd Koninkrijk. Met Nederland vormen België, Denemarken,
Duitsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk de overige permanente
deelnemers aan MCMFORNORTH. Aan MCMFORMED wordt door Duitsland,
Griekenland, Italië, Spanje en Turkije op permanente basis
deelgenomen.
137
Waarom wordt beknibbeld op de oefeningen bij de Koninklijke Marine.
Oefeningen worden gehouden omdat zij noodzakelijk zijn. Zijn in het
verleden niet-noodzakelijke oefeningen gehouden?
153
Waarom is het activiteitenniveau van het stationschip in het
Caribische gebied structureel verlaagd waardoor een presentie op zee
ontstaat die minder dan gewenst is?
Bij het opstellen van de begroting zag de Koninklijke marine zich
geconfronteerd met grote budgettaire problemen, voornamelijk ten
gevolge van BTW-navorderingen, de hoge koersen van dollar, pond en
Antilliaanse gulden, alsmede de hoge brandstofpijzen. In de
exploitatie was een structurele activiteitenreductie bij alle
operationele ressorts niet te vermijden. Deze activiteitenreductie
leidt tot een afname van het aantal beschikbare vaardagen, vlieguren
en manoefendagen. Dit uit zich vervolgens in een verminderde
deelneming aan diverse oefeningen.
Er is geregeld geoefend met niet-Navo landen. Door de beperkte
hoeveelheid gezamenlijke procedures met deze landen, zijn dergelijke
oefeningen echter soms eenvoudiger van opzet dan die met
Navo-eenheden. Dit leidt tot een geringere oefenwaarde voor
Nederlandse marine-eenheden. Om aan de opgedragen operationele
doelstellingen voor inzetbaarheid te kunnen blijven voldoen, met als
gegeven de activiteitenreductie, zal de KM ten opzichte van oefeningen
met niet-Navo landen een hogere prioriteit moeten geven aan oefeningen
met een hoog oefenrendement.
138
Wanneer is besluitvorming over deelname aan de Multinational
Interception Force te verwachten? Welke inzet van Nederland wordt
hierbij verwacht en is Nederland in staat deze inspanning te leveren?
De Koninklijke marine houdt bij het opstellen van het vaar- en onderhoudsplan rekening met de deelneming aan de Multinational Interception Force door een fregat gedurende twaalf weken per jaar en een P3C Orion gedurende ruim 100 vlieguren om het jaar. Deze bijdrage wordt sinds 1996 geleverd. Voor 2001 is nog geen besluit genomen.
139
Gaat deelname aan vredesoperaties ten koste van de activiteiten om te
voldoen aan de operationele gereedheid? Komt de geoefendheid van de
Nederlandse marine hiermee onder het minimumniveau?
Operationele gereedheid impliceert inzetbaarheid voor alle taken.
Tijdens de uitvoering van vredesoperaties wordt veelal een beperkt
aantal van deze taken uitgevoerd. Door het niet kunnen oefenen van de
overige taken zal de geoefendheid voor deze taken teruglopen, in
sommige gevallen zelfs onder het minimum niveau. Eenheden voor
vredesoperaties worden in de hoogste operationele gereedheidstoestand
uitgezonden. Na terugkeer van de vredesoperaties wordt, indien nodig,
een aangepast oefenprogramma samengesteld waarbij juist taken worden
beoefend die bij de uitvoering van de vredesoperatie onvoldoende aan
bod kwamen.
140
Wat wordt verstaan onder oefeningen met een hoog oefenrendement?
Betekent het nadruk leggen op oefeningen met een dergelijk karakter
als gevolg van bezuinigingen niet dat de marine minder breed inzetbaar
wordt?
Oefeningen met een hoog rendement zijn de gecompliceerde oefeningen
die gehouden worden in taakgroepverband. Deze training in het
Belgisch-Nederlands eskader en oefeningen met Britse en Amerikaanse
taakgroepen genieten daarom prioriteit. Juist door nadruk te leggen op
deze oefeningen blijft de marine breed inzetbaar.
141
Waarom wordt de begrotingssterkte bij de KM met burgerfuncties
verhoogd terwijl het aantal burgerfuncties op grond van eerder
vastgesteld beleid moet worden gereduceerd?
Het implementeren van nieuw beleid zoals regelgeving op het gebied van
Arbo en milieu terwijl nog uitvoering wordt gegeven aan eerdere
reducties, leidt soms per saldo tot tijdelijke verhogingen in het op
zichzelf afnemende burgerpersoneelsbestand.
142
Is het omlaag brengen van het rangsniveau met 15% een financieel
technische exercitie of zal in 2001 dit ook in de praktijk zijn
vertaald? Gaat het hier om de omzetting van BOT- in BBT-functies met
een lagere rang?
Het omlaag brengen van het rangsniveau met vijftien procent heeft zich
vooralsnog beperkt tot een financieel-technische exercitie. De vraag
hoe de vertaling naar de praktijk moet geschieden is nu nog niet te
beantwoorden. In de loop van 2001 zal hierover meer duidelijkheid
ontstaan.
143
Leidt het verlagen van de begrotingssterkte militair personeel, de
budgetverlagingen en reducties in activiteiten en oefeningen bij het
ressort CZMNED tot een verminderde inzetbaarheid van schepen in
eskaderverband? Acht de regering dit een gewenste ontwikkeling?
Het verlagen van de begrotingssterkte militair personeel heeft geen invloed op de formatiegrootte van de scheepsbemanningen. Door de tekorten is wel sprake van een tijdelijk lagere vullingsgraad van enkele eenheden. De budgetverlaging uit zich voor een deel in een activiteitenreductie. Deze reductie zou kunnen leiden tot een verminderde geoefendheid. Een verminderde inzetbaarheid van schepen is een ongewenste ontwikkeling. De geoefendheid blijft echter naar verwachting nog binnen de gestelde normen voor inzetbaarheid.
144
Wat zijn de gestelde eisen voor inzetbaarheid van individuele schepen?
Wanneer zullen deze minimumeisen naar verwachting bereikt worden?
De eisen voor de inzetbaarheid van de individuele schepen ontstaan op
basis van de operationele doelstellingen bij de ressorts CZMNED en
CZMCARIB. De doelstellingen worden gepresenteerd door middel van de
gereedheidstermijnen van de eenheden. Deze gereedheidstermijnen worden
vervolgens aan de hand van een normenstelsel per eenheid vertaald in
vereiste percentages personele en materiële gereedheid, alsmede
geoefendheid. Dit zijn de minimum eisen waaraan een eenheid met een
bepaalde gereedheidstermijn moet voldoen om de eisen van operationele
doelstellingen te vervullen. Het zijn de randvoorwaarden voor het
operationele vaar- en oefenprogramma van de individuele schepen dat
CZMNED en CZMCARIB opstellen en waarmee de schepen in staat worden
gesteld om de vereiste norm te realiseren.
145
Is het op een realistischer niveau brengen van de meerjarige
budgetten, zoals voor het onderhoud Lynx en Orions gedaan is, ook
mogelijk voor andere ramingen? Zo ja, gebeurt dit ook? Zo nee, waarom
niet?
In voorgaande jaren bleek geregeld dat de realisatie van de budgetten
voor onderhoud en herstel van de Lynx helikopters en de P3C Orion
maritieme patrouillevliegtuigen niet overeenkwam met de ramingen. Naar
aanleiding van een onderzoek is de ramingsmethodiek aangepast. Het
vergelijken van de realisatie met de ramingen is een onafgebroken
proces dat zich niet beperkt tot de budgetten voor het onderhoud van
de Lynx en de Orion. Indien afwijkingen zichtbaar worden, wordt de
oorzaak onderzocht en indien nodig wordt de ramingsmethodiek
aangepast.
146
Is het personeel dat beschikbaar komt door het afstoten van drie
mijnenbestrijdingsvaartuigen gekwalificeerd en bereid om op het tweede
Amfibisch Transportschip ingezet te worden?
Er is geen directe relatie tussen de opvarenden van de af te stoten
mijnenbestrijdingsvaartuigen en de bemanning van het tweede LPD. Het
personeel van de drie schepen zal derhalve niet één op één overgaan
naar het tweede LPD.
147
De geoefendheid van bepaalde onderdelen in de marine neemt af ten
gevolge van reductie van het aantal vaardagen en vlieguren, hetgeen
zorgen baart. Deze reductie wordt nodig geacht in verband met
tegenvallers elders in de begroting. Op welke tegenvallers wordt hier
gedoeld?
152
Een aantal maal wordt in de toelichting onder meer bij het kopje
Activiteitenreductie melding gemaakt van budgettaire problemen. Welke
budgettaire problemen worden hier bedoeld?
Na vaststelling van de budgetten voor de Koninklijke marine in de
begroting 2000 en de Defensienota 2000 is sprake geweest van een
aantal budgettaire tegenvallers. Het betreft onder meer een
BTW-navordering van f 58,5 miljoen, te betalen in 2000. Tevens leidde
het aangaan van de verplichting voor het CUP-Orionproject tot het
afsluiten van een termijndollarcontract, waarvan de koers veel hoger
lag dan de plankoers waarmee in de begroting rekening was gehouden.
Dit veroorzaakte een koersverlies van f 62 miljoen in de
begrotingsperiode. Ook heeft de KM voor een bedrag van f 29,7 miljoen
bijgedragen aan de oplossing van een aantal Defensiebrede budgettaire
problemen in de begrotingsperiode. Verder is sprake van een aantal
kleinere tegenvallers, zoals de onvoorziene, maar onvermijdelijke
aankoop van helikopteronderdelen, de stijging van de prijzen op de
bouwmarkt en de voor de reeële prijsontwikkeling te lage
prijscompensatie. Tesamen belopen deze kleinere tegenvallers een
bedrag van ruim f 50 miljoen in de begrotingsperiode.
Al deze factoren hebben geleid tot een totaal budgettair probleem in
de begrotingsperiode van circa f 200 miljoen. Weliswaar is de
begroting van de KM door een toevoeging van
/ 47 miljoen in 2000 ondersteund, maar dit bleek te weinig om zonder
aanvullende structurele budgettaire maatregelen de begroting op het
budget aan te sluiten.
148
Kan worden aangegeven wat de huidige otassterkte is van de GOEM en wat
de daadwerkelijke personele vulling is per 1 oktober 2000?
De bemanningslijst van de GOEM (exclusief de marinierseenheden in de
NA&A) bestond per 1 oktober 2000 uit 2012 functies, waarvan er 1596
bezet waren.
149
Is het op geen enkele wijze mogelijk maatregelen te treffen zodat de
daadwerkelijke presentie van schepen op zee van het ressort CZMCARIB
niet onder het gewenste niveau komt? Is presentie op zee niet één van
de voornaamste doelstellingen?
Presentie op zee is een zeer belangrijk aspect van de taakuitvoering
van het stationsschip. Binnen het integrale bedrijfsvoeringsbudget van
CZMCARIB zijn inmiddels door verschuivingen mogelijkheden gevonden om
de presentie op zee van het stationsschip op het gewenste niveau te
houden.
150
Wie stelt de noodzakelijke presentie van het stationsschip in het
Caraïbisch gebied vast?
In de Defensienota-2000 zijn de taken van de Koninklijke Marine in het
Caribisch gebied in hoofdlijnen weergegeven. De Bevelhebber der
Zeestrijdkrachten stelt binnen de beschikbare middelen de
noodzakelijke presentie van de hiervoor aangewezen eenheden vast.
151
Kan nader worden aangegeven wat de gevolgen zijn als het stationsschip
twee weken niet aanwezig is?
Het stationsschip is permanent in de regio aanwezig, hetzij op zee,
hetzij in een haven. Bij een verminderd aantal beschikbare vaardagen
kan het schip in de haven binnen de gestelde gereedheidstermijnen nog
wel voor alle taken ingezet worden. De presentie op zee neemt echter
af. Dit zal dan vooral ten koste gaan van het aantal oefeningen met
andere marines en de zichtbaarheid elders in de regio.
152
Een aantal maal wordt in de toelichting onder meer bij het kopje
Activiteitenreductie melding gemaakt van budgettaire problemen. Welke
budgettaire problemen worden hier bedoeld?
Zie het antwoord op vraag 147.
153
Waarom is het activiteitenniveau van het stationschip in het
Caribische gebied structureel verlaagd waardoor een presentie op zee
ontstaat die minder dan gewenst is?
Zie het antwoord op vraag 149.
154
In hoeverre is het zeker dat vanaf 2001 de tarieven voor
gesprekskosten vanaf de Nederlandse Antillen zullen dalen?
Dit is nog niet geheel zeker, maar wordt waarschijnlijk geacht op
grond van ervaringen elders in de wereld bij het liberaliseren van de
telecommunicatiemarkt. Als echter de liberalisering later wordt
ingevoerd dan de KM voorziet, zal de reductie tijdelijk op andere
wijze moeten worden ingevuld.
155
Wanneer zijn de uitkomsten te verwachten van het nader onderzoek naar
de invulling van de personeelsmaatregelen bij de Koninklijke marine?
De werkgroepen
Aimplementatie employability@ en Averjonging en vernieuwing@, die zich
bezighouden met het vormgeven van de personeelsmaatregelen uit de
Defensienota-2000, zullen begin volgend jaar van hun bevindingen
verslag doen.
156
Wat wordt bij het ressort CKMARNS verstaan onder de hoogste
gereedheid? Wat wordt verstaan onder direct inzetbaar, op korte
termijn inzetbaar en op lange termijn inzetbaar?
Zie het antwoord op vraag 134.
157
Waarom worden de oefenmandagen gereduceerd terwijl dit slechts een
relatief klein bedrag aan bezuinigingen oplevert?
De reductie in manoefendagen ad
/ 2,3 miljoen vormt een substantieel onderdeel van de benodigde
verlaging van het exploitatiebudget van de gezamenlijke operationele
eenheden. Zonder dergelijke bedragen kon de begroting niet sluitend
worden gemaakt.
158
Heeft de structurele verlaging van het aantal manoefendagen bij het
Korps Mariniers met 17.000 gevolgen voor de deelname aan
internationale oefeningen en operaties? Acht de regering de afname van
het aantal manoefendagen een gewenste ontwikkeling? Waarom neemt het
aantal manoefendagen vanaf 2002 weer toe?
De structurele verlaging van het aantal manoefendagen heeft gevolgen
voor de deelneming aan oefeningen. Oefeningen met een maximaal
rendement krijgen prioriteit. Een verdere verlaging van het aantal
manoefendagen is ongewenst. Deelneming aan (vredes-) operaties valt
buiten de ramingen. De stijging van het aantal manoefendagen vanaf
2002 wordt veroorzaakt door de uitbreiding van het Korps Mariniers met
de paraatstelling van het derde mariniersbataljon.
159
Is het de regering bekend dat met betrekking tot het Marinebedrijf
nagedacht wordt over het houden van een haalbaarheidsonderzoek naar de
nadere uitwerking van de in het Interdepartementaal Beleids Onderzoek
gesuggereerde mogelijkheid tot samenwerking met de industrie en/of
privatisering van delen van het onderhoud binnen de krijgsmacht?
160
Acht de regering dit een gewenste ontwikkeling gegeven de teruglopende
werkgelegenheid binnen de Marine en vergaande interesse van
industriële partners? Onderschrijft de regering daarbij de
randvoorwaarde van de Marine om alleen scheepsgebonden onderhoud of
taken van strategisch belang in Den Helder te handhaven?
161
Worden in deze discussie alle gevolgen van lopende
reorganisatieplannen meegenomen, m.a.w. bestaat er de mogelijkheid dat
privatisering wordt ingevoerd kort nadat delen van het
onderhoudsbedrijf MEOB-Oegstgeest als gevolg van de lopende
reorganisatie zijn verhuisd naar Den Helder?
162
Zo ja, is het dan niet raadzaam om dit onderzoek tot privatisering nu
te laten plaatsvinden om onnodige verplaatsing van personeel te
voorkomen indien het resultaat van het onderzoek privatisering
rechtvaardigt?
163
Is de regering van mening dat, wanneer onderzoek niet voor de datum
van verplaatsing van het MEOB-O naar Den Helder kan worden afgerond,
in het kader van goed personeelsbeleid en continuering van de
werkzaamheden, privatisering de eerste jaren niet aan de orde mag
zijn?
In antwoord op Kamervragen over het rapport
ARijnconsult@ (zie brief nr F/2000000485 dd 22 februari 2000) is
gewezen op het belang van onder andere het CDV-proces voor de
toekomstige positie en activiteiten van het Marinebedrijf.
De verhuizing van het (voormalige) MEOB-Oegstgeest maakt deel uit van
het project Vorming Eén Marinebedrijf, waar ook de voormalige
Rijkswerf en het Sewacobedrijf deel van uitmaken. De nieuwbouw in Den
Helder is nagenoeg klaar. De verhuizing begin 2001 voorzien. Volgens
de huidige planning zal het Marinebedrijf in 2004 het CDV-proces
doorlopen. Tot dan wordt het Marinebedrijf de gelegenheid geboden met
de nieuwe organisatiestructuur vertrouwd te raken. Tegelijkertijd
wordt intern een toekomstvisie voor het Marinebedrijf op de langere
termijn ontwikkeld, waarbij geen onderscheid meer wordt gemaakt naar
de herkomst van de diverse bedrijfsonderdelen van het Marinebedrijf.
In het CDV-onderzoek wordt geanalyseerd of betrokkenheid van private
partijen kan leiden tot een doelmatige voortbrenging van de voor de KM
benodigde onderhoudsactiviteiten. De aanwezigheid in Den Helder van
capaciteit, waar in het verleden veel in is geïnvesteerd, vormt in de
CDV-analyse een uitgangspunt.
160
Acht de regering dit een gewenste ontwikkeling gegeven de teruglopende
werkgelegenheid binnen de Marine en vergaande interesse van
industriële partners? Onderschrijft de regering daarbij de
randvoorwaarde van de Marine om alleen scheepsgebonden onderhoud of
taken van strategisch belang in Den Helder te handhaven?
Zie het antwoord op vraag 159
161
Worden in deze discussie alle gevolgen van lopende
reorganisatieplannen meegenomen, m.a.w. bestaat er de mogelijkheid dat
privatisering wordt ingevoerd kort nadat delen van het
onderhoudsbedrijf MEOB-Oegstgeest als gevolg van de lopende
reorganisatie zijn verhuisd naar Den Helder?
Zie het antwoord op vraag 159
162
Zo ja, is het dan niet raadzaam om dit onderzoek tot privatisering nu
te laten plaatsvinden om onnodige verplaatsing van personeel te
voorkomen indien het resultaat van het onderzoek privatisering
rechtvaardigt?
Zie het antwoord op vraag 159
163
Is de regering van mening dat, wanneer onderzoek niet voor de datum
van verplaatsing van het MEOB-O naar Den Helder kan worden afgerond,
in het kader van goed personeelsbeleid en continuering van de
werkzaamheden, privatisering de eerste jaren niet aan de orde mag
zijn?
Zie het antwoord op vraag 159.
164
Gezien het aantal vacatures bij de krijgsmacht dient tijdelijk
personeel te worden ingehuurd. Kan de regering aangeven hoeveel
middelen worden uitgetrokken voor de inzet van tijdelijke
arbeidskrachten en deze bedragen toelichten?
Als bijlage 12 bij de begroting 2001 treft u aan de
verdiepingsbijlage, waarin de ramingskengetallen zijn weergegeven.
Hierin is per beleidsterrein onder de kop
Aoverige personele uitgaven@ aangegeven hoeveel budget is geraamd voor
inhuur. Ter toelichting is tevens aangegeven hoeveel mensjaren
daarvoor worden ingehuurd.
165
Waarom is het aantal MJO's (meerjaarlijks onderhoud) voor 2001 lager
geraamd dan in 2000? Heeft dit gevolgen voor de materiële gereedheid
van de vlooteenheid?
Aangezien de MJO's en TTO's van verschillende eenheden niet dezelfde
werkomvang hebben en de afstemming een complexe afweging is, kan het
gebeuren dat het aantal MJO's en TTO's per begrotingsjaar fluctueert.
De onderhoudsbehoefte is in elk geval zo afgestemd dat de materiële
gereedheid van de vlooteenheden constant op voldoende niveau blijft.
166
Wat is de reden van het achterblijven van de personele reducties in
het ressort Ondersteunende eenheden? Wanneer zal naar verwachting de
reductietaakstelling behaald worden? Leidt deze reductie tot
werkdrukverhoging voor het overige personeel?
Thans resteert nog maar 1 procent van de totale personele reductie bij
de Ondersteunende eenheden. Voorstellen voor afronding zijn in
voorbereiding. Over het algemeen leiden reducties tot verbetering van
de doelmatigheid. Incidenteel kan dit ook leiden tot een hogere
werkdruk.
167
Wat zijn de financiële gevolgen van het tijdelijk uit de vaart nemen
van de vier onderzeeboten van de Walrus-klasse?
De financiële meevaller ten gevolgen van het (tijdelijk) uit de vaart
nemen van de onderzeeboten bedraagt in 2000 ongeveer
/ 2 miljoen gulden. Ditzelfde bedrag zal waarschijnlijk nodig zijn
voor de aanschaf van nieuwe binnenboord-afsluiters om het defect op te
lossen.
168
In welke tabel is de verhoging in de begrotingssterkte met 8 vte'n
burgerpersoneel terug te vinden?
In de begroting 2001, bijlage 1, de tabel op blz. 2 is voor 2000 de
begrotingssterkte burgerpersoneel CZMNED in vergelijking met de
voorlopige begroting 2000 verhoogd van 900 naar 908.
169
Wat wordt bedoeld met de opmerking dat de budgetten voor onderhoud van
gebouwen en terreinen onder druk staan als gevolg van de overspannen
bouwmarkt?
De gunstige economische ontwikkelingen van de laatste jaren hebben
invloed op het vraag-en-aanbod mechanisme in de bouwwereld. Het
werkaanbod in de bouw is thans dermate groot dat aannemers selectief
projecten kunnen aannemen. Daarnaast kampt ook de bouwwereld met een
personeelsgebrek. Schaarste op de arbeidsmarkt heeft (ook) hier een
prijsopdrijvend effect. Deze ontwikkelingen dragen ertoe bij dat de
onderhandelingsruimte bij uitbesteding van onderhoud en
herstelwerkzaamheden, maar ook bij nieuwbouwprojecten, beperkt is en
dat aanbestedingen in het algemeen aanzienlijk duurder uitvallen dan
voorzien. Hierdoor komen de budgetten onder druk te staan.
170
Acht de regering de verminderde deelname van personeel van de
Admiraliteit aan congressen en seminars en de afname van het niveau
van de dienstverlening van de Admiraliteit aan de operationele en
ondersteunende eenheden een gewenste ontwikkeling?
De verminderde deelname van personeel van de Admiraliteit aan
congressen en seminars en de afname van het niveau van de
dienstverlening van de Admiraliteit is een noodzakelijke keuze
geweest. Een verdere reductie is ongewenst.
171
Kan de navordering van 58,5 miljoen gulden BTW nader worden
toegelicht? Is hier sprake van een technische programmatuurfout of is
gepoogd een zo gunstig mogelijke opstelling van de cijfers te
presenteren, die tot een te royale terugvordering van BTW door de
marine leidde, waarop men is teruggefloten door de belastingdienst.
Uit een in 1999 door de Directeur Economisch Beheer Koninklijke marine uitgevoerde interne controle naar het terugvorderen van omzetbelasting bij magazijnsverstrekkingen bleek in de programmatuur van het geautomatiseerde voorraad-administratiesysteem een fout te zitten. Deze fout is ontstaan tijdens uitgebreid onderhoud in 1995. Als gevolg van deze fout is in de periode 1995-1999 teveel BTW teruggevorderd. Na de controle door DEBKM is dit door de KM ter kennis gebracht van de belastingdienst en is, in nauwe samenwerking met de fiscus, een bedrag vastgesteld waarvoor in overleg met de Inspecteur Belastingdienst Grote Ondernemingen Den Haag een terugbetalingsregeling is getroffen.
172
Welke nadere uitwerking wordt gegeven aan de plannen om
marinepersoneel een opleiding tijdens of na afloop van de
contractperiode te bieden? Hoeveel geld is hiervoor beschikbaar?
173
Voor de vergroting van de werkzekerheid voor BBT'ers na de
contractafloop wordt een plan ontwikkeld. Kan over dit plan meer
duidelijkheid worden gegeven? Welke vooruitgang is reeds geboekt?
Wanneer wordt dit plan of een opzet daartoe gepresenteerd?
De werkzekerheidsplannen van de Koninklijke marine zijn in juli 2000
goedgekeurd door de Admiraliteitsraad. Een werkgroep treft thans
voorbereidingen voor de uitvoering.
Employabilityfaciliteiten worden in de vorm van
arbeidsmarktbemiddeling, studiegelegenheid en -middelen, studietijd
en/of geld voor opleidingen ter beschikking gesteld, afhankelijk van
de al dan niet aanwezige startkwalificatie van betrokkene. De
BT-militairen die nog niet voldoende zijn toegerust voor de
arbeidsmarkt kunnen een passende studie of opleiding volgen. Deze
opleiding wordt gevolgd vanaf een zogenoemde uitstroomfunctie, waarin
de militair in deeltijd zijn studieverlof kan opnemen. Om de
opleidingskosten te dekken, is gemiddeld per BT-militair f10.000
gulden beschikbaar.
174
Wanneer zijn de conclusies van de heroriëntatie van de bijdrage aan
het NIM te verwachten? Worden de bijdragen naar verwachting naar boven
of naar beneden bijgesteld?
Het is nog niet bekend wanneer het Ministerie van Economische zaken de
heroriëntatie van zijn bijdrage aan het Nederlands Instituut voor
Maritieme Ontwikkeling (NIM) zal hebben afgerond. Als dit leidt tot
bijstelling, zal dit naar verwachting een vermindering van de bijdrage
tot gevolg hebben.
175
Kan naar project worden uitgesplitst waarvoor de F 163,9 miljoen extra
verplichtingen voor de fregatten precies wordt aangegaan en welke
bedrijven dat betreft?
De verplichtingenraming heeft betrekking op het LCF-project. Het gaat
o.a. om verplichtingen die niet in het jaar 1999 zijn gerealiseerd.
Het zijn dus geen extra verplichtingen. Ongeveer de helft hiervan
heeft betrekking op binnenlandse (aan-) bestedingen. De andere helft
betreft buitenlandse (aan-)bestedingen, onder meer via Foreign
Military Sales (FMS). Het budget voor het LCF-project is ongewijzigd.
176
Welk deel van de meer dan F 100 miljoen extra uitgaven voor fregatten
van 2000-2004 heeft te maken met betalingen aan de Koninklijke
Schelde?
Dit betreft uitgaven aan het LCF project. Hiervan hebben ongeveer f 35
miljoen te maken met betalingen aan de Koninklijke Schelde Groep.
177
Het budget voor het tweede ATS is verhoogd naar F 408 miljoen en de
aanbesteding wordt in 2002 verwacht. Hoe verhoudt zich dit met het
verminderen van de verplichtingen in 2003 met F 255,2 miljoen?
Bij de geactualiseerde verplichtingenraming in de begroting 2001 voor
het project LPD-2 is uitgegaan van de spreiding van meerdere
deelverplichtingen over een langere periode. Omdat wordt verondersteld
dat het schip operationeel zal zijn in 2007, is de
verplichtingenraming over 2003 neerwaarts bijgesteld. Het is denkbaar
dat op grond van lopende onderzoeken en studies het
verplichtingenverloop en de kasmomenten het komend jaar verdere
bijstelling zullen ondergaan.
178
Betekent het feit dat de geraamde uitgaven voor Theatre Ballistic
Missile Defence System in 2003 en 2004 met F 45,9 miljoen worden
verlaagd, dat de start van de mogelijke verwervingsfase aanzienlijk
later is dan oorspronkelijk gedacht? Of is het vooruitgrijpen op het
afblazen van het project omdat de gereserveerde F 300,5 miljoen hard
elders nodig zijn?
Nee. De uitgavenramingen voor 2003 en 2004 zijn aangepast aan de
financiële fasering van het project zoals opgenomen in bijlage 1 van
de Defensienota.
179
Kan de regering inzicht geven in de voortgang van het TBMD project?
Wordt er voor dit project behalve met Duitsland ook met andere
EU-lidstaten samengewerkt? Hoe vindt afstemming plaats binnen de NAVO?
Wat is het doel op lange termijn van het TBMD project?
180
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het Theatre Ballistic
Missile System (TBMS)?
183
In het kader van het Project Theatre Ballistic Missile Defence
System(TBMD) wordt er samengewerkt met Duitsland. Waarom alleen met
Duitsland?
De Koninklijke marine voert thans binnen de EU uitsluitend met
Duitsland de conceptvalidatiestudie uit. Deze studie moet de validatie
van het TBMD-concept aan boord van het LCF en een soortgelijk schip
bij de Duitse marine aantonen. In EU-verband bestaat geen
belangstelling van andere lidstaten voor het TBMD-concept op deze
grondslag. De studie zal naar verwachting in 2003 voltooid worden. Als
na voltooiing van deze studie zou worden besloten tot verwerving van
deze capaciteit, zal conform het gestelde in de Defensienota ernaar
worden gestreefd de LCF
=n in de periode 2010-2015 uit te rusten met een TBMD-capaciteit.
Hiermee kan de KM verder inhoud geven aan de (krijgsmachtbrede)
planningsrichtlijn tot versterking van de luchtverdedigingscapaciteit,
met name tegen tactische ballistische raketten. Het project is
aangemeld bij de Navo, waar een dergelijke behoefte is gesteld.
181
Wat is de stand van zaken t.a.v. de samenwerking/medefinanciering met
België van het tweede Amfibisch Transportschip?
België heeft behoefte aan een groot transportschip, zonder amfibische capaciteit, voor het vervoer van materieel van zijn landmacht. Het schip dient over een capaciteit te beschikken van ongeveer 2700 Lane Meters. Omdat in deze behoefte niet door LPD-2 kan worden voorzien, is gebleken dat België inmiddels niet meer geïnteresseerd is in LPD-2.
182
Waarom is het hydrografisch opnemingsvaartuig Hr. Ms. Blommendal nu al
buiten dienst gesteld terwijl nog geen nieuw vaartuig beschikbaar is?
Is het voor langere tijd beschikbaar hebben van slechts de halve
hydrografische opnemingscapaciteit problematisch?
Hr.Ms.Blommendal is buiten dienst gesteld omdat het schip het einde van zijn technische levensduur had bereikt. De resterende hydrografische opnamecapaciteit van de KM bestaat uit Hr. Ms.Buyskes en Hr.Ms.Tydeman, die in dienst worden gehouden totdat beide vervangende hydrografische opnemingsvaartuigen in de vaart komen.
183
In het kader van het Project Theatre Ballistic Missile Defence
System(TBMD) wordt er samengewerkt met Duitsland. Waarom alleen met
Duitsland?
Zie het antwoord op vraag 179.
184
Loopt de samenwerking van het Korps Mariniers met het Verenigd
Koninkrijk gevaar door de vertragingen in het Project vervanging
verbindingsapparatuur Mariniers?
Nee. De toenemende inspanningen voor de technische instandhouding van
de huidige verbindingsapparatuur van het Korps Mariniers staan los van
de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk. Overigens heeft ook dit
land vertraging opgelopen met de vervanging van de
verbindingsapparatuur bij de Royal Marines.
185
Bestaat concrete belangstelling voor het onderdeel van Optronica van
MEOB? Zo ja, zal een beslissing over de privatisering van Optronica
worden genomen voor de geplande verhuizing naar Den Helder?
Ja, er bestaat concrete belangstelling voor samenwerking met de KM op
het gebied van onderhoud aan optronica. Hierover zijn verkennende
besprekingen gevoerd. Het Handboek Competitieve Dienstverlening (CDV)
zal als leidraad dienen voor vervolgbesprekingen. De voorgenomen
verhuizing naar Den Helder gaat gewoon door.
186
Welke gevolgen heeft de herstructurering van de Duitse krijgsmacht
voor het GE/NL Legerkorps?
187
Zijn er inmiddels plannen ontwikkeld om de inzetbaarheid van het GE/NL
Legerkorps te vergroten?
Zie het antwoord op vraag 11.
188
Kan nader worden uitgelegd waarom de KL de samenvoeging van KL/KLU
luchtverdedigingseenheden al heeft verwerkt terwijl de Kamer is gemeld
dat hier nog nadere studie voor nodig is? Wordt hiermee gesuggereerd
dat de uitslag al vooraf vaststaat en het oordeel van de Kamer niet
van belang is?
191
Met hoeveel is het aantal BBT'ers verminderd als gevolg van de
samenvoeging van de luchtverdedigingseenheden? Wanneer zal deze
samenvoeging zijn beslag krijgen?
212
Waarom wordt toch doorgegaan met de oprichting van een Joint Air
Defence Center met de landmacht terwijl de operationele meerwaarde
niet aanwezig is?
213
Wanneer wordt de uitkomst van de studie naar de toekomst van de
grondgebonden luchtverdediging aan de Kamer toegezonden? Wat is de
stand van zaken bij de oprichting van het Joint Air Defence Center?
De Kamer is bij brief van 17 augustus 2000 (Tk 1999-2000, 26 900
nr.28) geïnformeerd over de samenvoeging van de grondgebonden
luchtverdedigingseenheden. Thans wordt een nadere studie uitgevoerd
naar de toekomst van de grondgebonden luchtverdediging. Die studie
moet inzicht bieden in de mogelijkheden tot rationalisatie van de
grondgebonden luchtverdedigingssystemen. De uitkomsten van de studie
zijn van belang voor de voorgenomen samenvoeging van de grondgebonden
luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke Landmacht en de
Koninklijke Luchtmacht op de luchtmachtbasis De Peel. Hangende de
uitkomsten van deze studie vinden er geen activiteiten plaats die tot
onomkeerbare besluiten kunnen leiden.
189
Bij de gereedheidstelling van het GE/NL legerkorps wordt gesteld dat
de reserve-componenten binnen 180 dagen gereed zijn. Kan worden
aangeven op basis van welke randvoorwaarden deze zekerheid wordt
gegeven? Reservepersoneel kan toch immers alleen maar worden
opgeroepen indien bepaalde wetgeving van kracht wordt verklaard?
Op grond van de Wet op het reservepersoneel kunnen reservisten in werkelijke dienst worden geroepen. Van belang hierbij is de ACoördinatiewet uitzonderingstoestand@ van 1996. Activering van reserve-eenheden gebeurt alleen in geval van buitengewone omstandigheden. Het van toepassing verklaren van buitengewone omstandigheden is een zaak van regering en parlement. De reactietijd van 180 dagen start na het moment van politieke besluitvorming.
190
Worden de inzetbaarheidstermijnen van de eenheden van het GE/NL
Legerkorps daadwerkelijk behaald of wordt hier slechts naar gestreefd?
De genoemde gereedheidstermijnen zijn in beginsel haalbaar. In sommige
gevallen gelden deze termijnen alleen als
Abuitengewone omstandigheden@ zoals bedoeld in de ACoördinatiewet
uitzonderingstoestand@ worden afgekondigd.
191
Met hoeveel is het aantal BBT'ers verminderd als gevolg van de
samenvoeging van de luchtverdedigingseenheden? Wanneer zal deze
samenvoeging zijn beslag krijgen?
Zie het antwoord op vraag 188.
192
Waarom wordt bij het naar beneden bijstellen van de raming van het
aantal in 2001 te werven BBT'ers verwezen naar de wervingsresultaten
in 1999 en 2000? Komt hiermee de inzetbaarheid van de landmacht in
gevaar?
De Koninklijke Landmacht heeft niet het aantal te werven BBT-ers, maar
de begrotingssterkte voor BBT-personeel bijgesteld. De
begrotingssterkte geeft aan hoeveel personeel er naar verwachting in
een bepaald jaar aanwezig zal zijn en word bepaald door de in- en
uitstroom van personeel. Achterblijvende wervingsresultaten leiden tot
een lagere instroom en beïnvloeden daarmee de begrotingssterkte. De
vullingsgraad van BBT-personeel is weliswaar zorgelijk, maar de
Koninklijke Landmacht is nog steeds in staat om haar taken uit te
voeren.
193
Hoe kan worden verklaard dat deelname van een brigade in
>vredestijd= in een peace-enforcing rol mogelijk is als deze brigade
uit reserve Beenheden is samengesteld?
Zowel de luchtmobiele brigade als de drie gedeeltelijk parate
gemechaniseerde brigades komen voor de inzet in vredesafdwingende
operaties in aanmerking. De luchtmobiele brigade is geheel paraat en
zal slechts beperkt moeten worden aangevuld uit andere eenheden. Een
gemechaniseerde brigade wordt op sterkte gebracht door de ontbrekende
reserve-componenten aan te vullen uit andere parate eenheden van de
KL. Het oproepen van reserve-eenheden is in vredestijd derhalve niet
aan de orde.
194
Is het terugbrengen van het aantal aan vredesmissies deelnemende
landmachtmilitairen naar 1700 voldoende om aan vier vredesmissies
tegelijk te kunnen deelnemen?
Het aantal van 1700 militairen van de Koninklijke landmacht heeft geen
directe relatie met het krijgsmachtbrede ambitieniveau. De Koninklijke
landmacht neemt met maximaal 1700 militairen (bijna drie
bataljons-equivalenten) deel aan Sfor. Daarnaast levert de KL met een
contingent van ongeveer 100 militairen een bijdrage aan UNFICYP op
Cyprus. Voorts neemt de KL tijdelijk de taak over van het Korps
Mariniers voor de Strategische Reserve van Sfor. Hiervoor is een
Luchtmobiel bataljon aangewezen. Ook zal de KL een bijdrage leveren
aan het Nederlandse contingent voor Unmee.
195
Wanneer zijn de uitkomsten te verwachten van het nader onderzoek naar
de invulling van de personeelsmaatregelen bij de Koninklijke
landmacht?
De uitkomsten van dit onderzoek zullen nog dit jaar beschikbaar komen.
196
Waarom wordt gesproken over extra personeel Shorad terwijl de Kamer
hier nog niet mee heeft ingestemd?
A
Extra personeel Shorad@ betekent een verschuiving van personeel van de
Koninklijke Luchtmacht naar de Koninklijke Landmacht. Het gaat om
overdracht van personeel, niet om uitbreiding. De verschuiving sluit
aan op eerder aangekondigde maatregelen uit de Defensienota-2000.
197
Wanneer is de voltooiing van het investeringsproject Integrale
Veiligheidszorg te verwachten? Zal dan de inhuur van personeel van de
Nederlandse Veiligheidsdienst beëindigd worden?
Het project Integrale Veiligheidszorg (IVZ) zal naar verwachting in de
tweede helft van 2002 voltooid zijn. De inhuur van personeel van de
Nederlandse veiligheidsdienst zal, daar waar IVZ is toegepast, worden
beëindigd. Dit neemt niet weg dat tijdelijk inhuren van
beveiligingspersoneel nodig blijft voor de beveiliging van op korte
termijn af te stoten objecten.
198
Waarom is de raming voor 2001 van het aantal opleidings- en
trainingsprodukten van het ressort Commando Opleidingen Koninklijke
Landmacht lager dan de raming voor 2000? Is de behoefte aan
opleidingen afgenomen? Wat is de oorzaak van de fors lagere realisatie
van het aantal opleidingen en trainingen in 2000 dan oorspronkelijk
was voorzien?
De raming 2001 is, mede gebaseerd op de realisatie in 2000, vooral
lager omdat de achterblijvende wervingsresultaten van invloed zijn op
het aantal leerlingen. Verschillen zijn ook veroorzaakt door een
andere clustering van primaire en secundaire produkten.
199
Wanneer is duidelijkheid te verwachten omtrent de mogelijke fusie van
de Topografische Dienst Nederland en het Kadaster?
Het verkennend en inventariserend onderzoek is afgerond en wordt op
korte termijn aangeboden aan de staatssecretaris van Defensie en de
staatsecretaris van VROM. Daarna zal politieke besluitvorming terzake
volgen.
200
Hoeveel van de 50 miljoen voor nieuw personeelsbeleid komt ten gunste
van de landmacht? En waaraan wordt dat binnen de landmacht besteed.
Meer in het algemeen, kan de regering inzicht en duidelijkheid
verschaffen over de bestemming voor de middelen uit de motie Dijkstal?
Zie het antwoord op vraag 60.
201
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de planontwikkeling voor
de vergroting van werkzekerheid voor BBT'ers na hun contractafloop?
Wanneer zullen deze plannen uitgevoerd worden?
Zie het antwoord op vraag 81.
202
Hoe kan men woningen afstoten terwijl die woningen geen eigendom zijn
maar worden gehuurd? Waarom is de KL huur verschuldigd voor
leegstaande woningen?
A
Afgestoten@ betekent in dit geval dat de Koninklijke Landmacht
raamcontracten voor huurwoningen niet meer verlengt. De landmacht is
huur verschuldigd over leegstaande woningen, omdat deze afspraak deel
uitmaakt van de, destijds opgemaakte, raamcontracten. In de nieuwe
raamcontracten is een clausule opgenomen die onderverhuur aan derden
mogelijk maakt.
203
Beschikt de DGW&T over voldoende capaciteit om de inhaalslag om het
achterstallig onderhoud van gebouwen weg te werken goed uit te kunnen
voeren? Welke aanvullende maatregelen zijn hiervoor genomen?
De capaciteit van de DGW&T is afgestemd op de beschikbare budgetten en
de verwachte werklast van de krijgsmachtdelen. Eventuele extra
capaciteit wordt verkregen door inhuur of gedeeltelijke uitbesteding.
Ook wordt geexperimenteerd met innovatief aanbesteden, wat de werklast
voor DGW&T kan verlichten.
204
Waarom gaat de stijging in geraamde uitgaven voor het sociaal
beleidskader burgerpersoneel tot 16 miljoen gulden in 2004 niet gelijk
op met een gelijke daling in de overige wachtgelduitkeringen?
De gevolgen van de Defensienota-2000 leiden onder andere tot een
mogelijke overtolligheid van personeel. Op grond hiervan is de
SBK-regeling verlengd en zijn de uitgaven naar boven bijgesteld. Dit
heeft over het geheel genomen overigens nauwelijks effect op de
reguliere overige wachtgelduitkeringen.
205
Waarom worden de uitgaven de komende jaren bij de projecten:
Vervanging overige personele informatiesystemen en Combat
identification, fors naar beneden bijgesteld?
De exacte behoefte aan deze systemen is, mede door het ontbreken van
een Navo-standaard, thans nog niet bekend. Op grond van een nadere
prioriteitstelling zijn deze projecten vertraagd en de uitgaven naar
beneden bijgesteld.
206
Heeft het niet functioneren van de V-kaart gevolgen voor de
beveiliging van de netwerk PC
=s?
207
Welke consequenties heeft de uitstel van de V-kaart voor de
beveiliging van het defensie PC-netwerk?
208
Zijn de netwerk PC's bij de Koninklijke landmacht voldoende beveiligd,
nu de beoogde beveiliging (V-kaart) niet blijkt te functioneren? Wordt
op een alternatieve wijze voor beveiliging gezorgd?
Het uitstel als gevolg van niet functioneren van de V-kaart heeft geen onmiddellijke gevolgen voor de beveiliging van de netwerk PC's. Door het uitblijven van de V-kaart wordt de mogelijkheid tot verwerking en opslag van staatsgeheimen in de standaard ICT-infrastructuur vertraagd. Vanaf 2001 zal de beveiliging tot en met de rubricering "stg confidentieel" op een andere manier worden ingevuld.
209
Hoe komt de nieuwe C2-structuur eruit te zien nu er een aantal
oorspronkelijk geplande projecten komen te vervallen?
De verbindingssystemen die op dit moment in gebruik zijn bij de
Koninklijke Landmacht waren toegesneden op het grootschalig optreden
in het kader van de algemene verdedigingstaak. Voor de nieuwe taken
van de Krijgsmacht zijn de bestaande systemen minder geschikt.
Teneinde geconstateerde tekortkomingen op te heffen is de landmacht
gezamenlijk met de luchtmacht gestart met het ontwikkelen van een
nieuw systeem:
@Theatre Independent Army and Airforce Network (Titaan)@. De
voorgenomen Mid Life Update van de oude systemen is daarmee komen te
vervallen. Binnen Titaan wordt elke staf van een eenheid uitgerust met
een lokaal netwerk. Deze netwerken kunnen door middel van eigen en
ingehuurde verbindingsmiddelen met elkaar worden verbonden. Titaan is
geschikt voor alle inzetopties.
210
Hoeveel investeringen worden in 2001 gedaan met betrekking tot de
oprichting van een CIMIC-groep? Wat wordt de taak van deze groep?
In 2001 zullen ten behoeve van de oprichting van de Cimic Groep
verplichtingen worden aangegaan tot een bedrag van f 10 miljoen. De
taken voor de Cimic Groep zijn:
- het voorbereiden en ondersteunen van militaire opdrachten door het
vormen van een liaison naar gouvernementele, non-gouvernementele
en internationale organisaties teneinde de coördinatie tussen de
uitvoering van de militaire opdracht en de civiele planning zeker
te stellen. Hiermee wordt zowel de ondersteuning aan de militaire
eenheden als de ondersteuning aan de civiele organisaties
geoptimaliseerd;
- het voorbereiden en verzorgen van internationale
Cimic-opleidingen voor zowel militair personeel als personeel van
civiele organisaties;
- het fungeren als kenniscentrum voor Cimic.
211
Artikelonderdeel NBC staat in het teken van investeringen op het
gebied van alarmerings-, verkennings-, beschermings- en
ontsmettingsapparatuur. In hoeverre kan de burgerbevolking van deze
apparatuur gebruik maken?
Dit materieel wordt aangeschaft ter bescherming tegen een mogelijke
inzet van klassieke chemische strijdmiddelen. Tevens biedt het
materieel een doeltreffend antwoord op industriële (chemische) stoffen
die ongewenst in het milieu terecht komen. In voorkomend geval kunnen
deze middelen ook worden ingezet ten behoeve van de burgerbevolking.
212
Waarom wordt toch doorgegaan met de oprichting van een Joint Air
Defence Center met de landmacht terwijl de operationele meerwaarde
niet aanwezig is?
Zie het antwoord op vraag 188
213
Wanneer wordt de uitkomst van de studie naar de toekomst van de
grondgebonden luchtverdediging aan de Kamer toegezonden? Wat is de
stand van zaken bij de oprichting van het Joint Air Defence Center?
Zie het antwoord op vraag 188
214
Wat is het feitelijke verschil tussen een interserviceproject en een
project dat door twee krijgsmachtdelen in nauw overleg wordt
gerealiseerd, zoals bij het project SHORAD het geval is?
SHORAD is niet langer een interservice project omdat niet langer de behoefte voor zowel de KL als de KLu gerealiseerd wordt. Het huidige project voorziet in de KL-behoefte maar omdat er mogelijkerwijs een directe relatie is met de vervanging van de HAWK en de samenvoeging van de grondgebonden luchtverdediging, wordt er nauw samengewerkt.
215
Kan aangegeven worden waaruit de f 1.155.690.000 verplichtingen in
2000 en de f 783 miljoen in 2001 op het artikelonderdeel manoeuvre
bestaan? De weergegeven verplichtingen voor Leopard 2, LVB en
pantservoertuigen vullen dat bedrag -zeker in 2000- bij lange na niet.
In deze verplichtingen zijn niet alleen de Leopard 2, het Licht
verkennings- en bewakingsvoertuig en de Pantservoertuigen opgenomen,
maar ook de projecten Medium Range Anti Tank, duelsimulatoren en
instrumentatie, vervanging MAG en Mitrailleur .50 inch, Short Range
Anti Tank, Tactische Indoor Simulatie en een aantal kleinere
projecten.
216
Kan een toelichting worden gegeven bij het hoe en waarom van
onvoorziene royalty
=s bij de vervanging van de M-109?
Bij het vaststellen van het oorspronkelijke projectbudget is destijds
geen rekening gehouden met de betaling van royalty
=s omdat normaal gesproken royalty=s niet aan de orde zijn. Bij de
invulling van de behoefte inzake het project Avervanging vuurmonden@
is echter gekozen voor de met Duitse overheidssteun ontwikkelde
vuurmond, de PzH 2000. Bij dit project geldt dat de industrie bij
verkoop aan >derden= een deel van de ontwikkelingssteun aan de Duitse
overheid terug moet betalen. De industrie brengt dit terug te betalen
bedrag als royalty=s bij >derden= in rekening.
217
Waarom is in de oorspronkelijke A-brief voor het project vervanging
Houwitser M109 en getrokken vuurmonden M114/39 de post onvoorzien niet
opgenomen? Welk bedrag wordt thans in totaal voor dit project
voorzien?
In de A-fase van een project wordt het benodigd projectbudget geschat
op basis van de op dat moment bekende informatie. Aangezien in dat
stadium onvoldoende harde budgettaire informatie van mogelijke
leveranciers voorhanden is, wordt in de A-fase geen aparte post
onvoorzien opgenomen. Aan het project is een taakstellend budget
toebedeeld van f 900 miljoen.
218
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar
middelen ten behoeve van humanitaire ontmijningsoperaties? Hoeveel
geld zal Defensie hieraan besteden? Worden deze middelen via de
HGIS-nota verrekend? In welke landen vinden deze operaties plaats?
219
Hoe is het gesteld met de voortgang van het onderzoek naar middelen
ten behoeve van humanitaire ontmijningsoperaties? Worden
ontmijningsoperaties niet gefinancierd uit het HGIS budget?
Voor de stand van zaken met betrekking tot onderzoek naar middelen voor humanitaire mijnenruimingsoperaties verwijs ik U naar de brief inzake het HOM-2000 project, die de Kamer nog voor de begrotingsbehandeling zal toegaan. De additionele uitgaven voor inzet van defensiepersoneel in het kader van humnaitaire mijnenruimingsoperaties komen ten laste van het budget voor vredesoperaties in HGIS. Voor de overige financieringsaspecten verwijs ik U naar de begroting 2001 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
220
Heeft de Klu een tekort aan vliegers? Zo ja, in welke categorieën?
In de clusters jachtvliegtuigen en luchttransport bestaan vrijwel geen
tekorten. Bij de helikoptervliegers bestaan thans vijf en dertig
vacatures (17%). In verband met de voorziene operationele opbouw van
het tweede Apache squadron vanaf 1 januari 2001 loopt dit aantal
vacatures op tot drie en zestig (26%).
Maatregelen om de tekorten op korte termijn te kunnen reduceren
betreffen verhoogde wervingsinspanningen voor helikoptervliegers en
het (her)bestemmen van vliegers uit het opleidingstraject van jacht-
naar helikopterfuncties. Voorts worden maatregelen genomen om het
verhoogde voortijdige uitstroom terug te dringen.
221
In welke categorieën luchtmachtpersoneel is ten gevolge van het nieuwe
personeelsbeleid overtolligheid te verwachten?
In het kader van het nieuwe personeelsbeleid wordt vóór 2010 een
BBT/BOT verhouding voorzien van 60/40. Bij de Koninklijke Luchtmacht
is deze verhouding thans ca. 33/67. De nieuwe verhouding kan niet
worden gerealiseerd door uitsluitend de regulier uitstromende BOT-ers
te vervangen. Daarnaast moeten, vooralsnog op vrijwillige basis,
ongeveer 1000 extra BOT-ers plaats maken voor nieuw te werven
BBT-personeel. De nieuwe verhouding geldt voor het totale
personeelsbestand ongeacht (de huidige opbouw van) het functiebestand.
Planmatig is de gefaseerde realisatie van die verhouding daarom
vooralsnog slechts op macroniveau berekend. Daarom kan vooralsnog niet
worden voorzien welke categorieën luchtmachtpersoneel overtollig
worden.
222
Hoe staat het met het onderzoek m.b.t. privatisering dan wel mede
gebruik door derden van het NAFIN?
De privatisering dan wel medegebruik door derden van het NAFIN wordt
betrokken bij het bepalen van de visie ten aanzien van de Defensie
Telematica Organisatie (DTO). De besluitvorming hierover zal naar
verwachting nog dit jaar worden afgerond. Daarin zal worden meegenomen
de vraag of, en zo ja, wanneer de DTO aan de CDV-toets wordt
onderworpen. Het NAFIN wordt als onderdeel van DTO in die
besluitvoming meegenomen
223
Wanneer zijn de uitkomsten te verwachten van het nader onderzoek naar
de invulling van de personeelsmaatregelen bij de Koninklijke
luchtmacht?
Twee hoofdaandachtspunten van de KLu in relatie tot de
personeelsmaatregelen uit de Defensienota zijn de nieuwe BBT/BOT
verhouding (60/40) en de daaraan gerelateerde integrale aanpassing van
het rangsniveau van 15% van de formatie. De BBT/BOT verhouding 60/40
wordt gefaseerd bereikt aan het eind van 2009. De maatregel is al in
de personeelsexploitatiereeksen verwerkt. Via gecontroleerde afbouw
van het BOT-bestand en het stimuleren van de opbouw van het
BBT-bestand wordt de maatregel geimplementeerd. Daarbij is realisatie
van de aanstellingsopdracht aan DWS cruciaal. Of de verwerkte
besparing inderdaad in het voorziene tempo kan worden behaald, dient
te worden afgewacht. De aanpassing van het formatiebestand is eveneens
al in de reeksen verwerkt. Thans wordt een plan van aanpak opgesteld
dat erin voorziet dat vanaf 2001 gemiddeld per jaar ca drie procent
van het formatiebestand met één rang wordt verlaagd. Een en ander
wordt bereikt door integrale herinrichting van werkprocessen (
>process redesign=).
224
Welke beleidsmatige heroverweging heeft geleid tot de neerwaartse
aanpassing van de onderhoudsreeksen voor infrastructuur? Welke directe
gevolgen heeft dit voor het onderhoud?
Jaarlijks wordt het meerjarige onderhoudsprogramma voor infrastructuur
opnieuw bezien en getoetst op fasering, noodzakelijkheid en de relatie
met geplande nieuwbouw en het beschikbare budget. Tegen de achtergrond
van het lage budget zullen de jaren 2001 en 2002 in het teken staan
van een zeer sober en terughoudend bestedingsbeleid. Voor de begroting
2001 en de meerjarenraming heeft de actualisering van het
onderhoudsprogramma geleid tot een neerwaartse bijstelling. De
beperking in het bestedingsbeleid uit zich verder in het achterblijven
van nieuwbouw. Hierdoor zal het onderhoud op sommige gebieden hetzij
minder optimaal zijn, hetzij over een groter aantal jaren moeten
worden gespreid. In een aantal gevallen zal daardoor ook later dan
gepland worden voldaan aan arbo- en milieu-eisen.
225
Van waaruit zou de voortgezette vliegeropleiding in NL moeten
plaatsvinden? Wat zou dit betekenen voor geluidsoverlast, veiligheid
enz. Kan dit binnen de bestaande geluidscontouren plaatsvinden?
262
Wanneer zal een besluit worden genomen over de mogelijke verplaatsing
van de voortgezette vliegopleiding vanuit Tuscon naar Nederland?
Worden behalve doelmatigheid nog andere overwegingen betrokken bij
deze beslissing?
De voortgezette vliegopleiding op de vliegbasis Twenthe wordt
verplaatst naar het 306 squadron op de vliegbasis Volkel. De
geluidsproductie van de vliegbasis Volkel zal binnen de bestaande
contouren blijven, omdat het 306 sqn alleen maar de conversietaak zal
uitvoeren en geen operationeel F-16 sqn meer zal zijn.
De vliegopleiding in Tucson (VS) is onlangs vernieuwd, zodat de opleiding in Tucson en Nederland beter op elkaar aansluiten. De opleiding in Tucson wordt voor de duur van een jaar voortgezet, met een optie op nog een jaar. De vernieuwde opleiding zal daarna worden geëvalueerd. In de uiteindelijke afweging over de invulling van de voortgezette vliegopleiding zullen doelmatigheid, geluidsoverlast, veiligheid en weersomstandigheden worden meegewogen.
226
Waarom is in het jaar 2000 een aantal cursusplaatsen in de VS voor
vliegopleidingen jachtvliegers niet afgenomen?
In 2000 zijn 12 cursusplaatsen voor de jachtvliegopleiding afgenomen.
Jaarlijks beginnen 45 cursisten aan de elementaire vliegopleiding op
de KMSL/Vliegbasis Woensdrecht. Uit ervaring blijkt dat hiervan
ongeveer 30 vliegers overblijven. Regulier werden 15 van deze vliegers
bestemd voor de jachtvliegopleiding en 15 voor de helikopteropleiding.
Vanwege de uitbreiding van het aantal helikopters is voor het jaar
2000 (en volgende jaren) gekozen om 12 cursisten te bestemmen voor de
jachtvliegopleiding en 18 voor de helikopteropleiding.
227
Kan worden aangegeven wanneer kengetallen beschikbaar zijn die meer
output-gericht zijn en meer waarde hebben voor de interne sturing van
de bedrijfsvoering LCKLu? Zijn de genoemde ramingen voor de
activiteiten in het functiegebied hoog genoeg om de eenheden van de
KLu te laten voldoen aan de vereiste operationele doelstellingen?
Op dit moment zijn de kengetallen geformuleerd op basis van een
urenverantwoording. Medio 2001 worden outputgerichte kengetallen voor
het LCKLu ontwikkeld en opgesteld. Deze kengetallen worden in
2001/2002 geevalueerd. Hierna zal een definitieve set met kengetallen
worden opgesteld, die de basis zullen vormen voor de begroting
2002/2003 en de jaren daarna. In de Planning en Control Cyclus van de
KLu vindt afstemming plaats van de operationele doelstellingen en
behoeften enerzijds en onderhoudsbehoefte en capaciteit anderzijds. De
ramingen zijn op dit moment voldoende om aan de vereiste operationele
doelstellingen te voldoen.
228
Is het ressort KMSL/Vliegbasis Woensdrecht in staat de verhoogde
opleidingscapaciteit ten gevolge van het nieuwe personeelsbeleid te
leveren? Is het geraamde aantal cursisten in 2001 hoger dan het aantal
cursisten dat in de afgelopen jaren een opleiding heeft gevolgd onder
het ressort decentrale en ondersteunende eenheden?
De huidige capaciteit van de KMSL/Vliegbasis Woensdrecht is niet
voldoende om de verhoogde instroom (+40% ten opzichte van voorgaande
jaren) van BBT-personeel te vergroten. In 2001 moeten naar verwachting
totaal ongeveer 1175 personen worden opgeleid. Het geraamde aantal
cursisten is nooit eerder zo hoog geweest. Extra maatregelen om de
opleidingscapaciteit te verhogen, zoals een uitbreiding van het aantal
functies in het opleidingsveld (75 VTE
=n), een meer efficiënt gebruik van de bestaande infrastructuur,
introductie van moderne opleidingstechnieken (zoals
Computerondersteund Opleiden, >Advanced Distributed Learning= en >Self
Paced Learning=), deconcentratie van opleidingen en verdergaande
samenwerking met civiele opleidingsinstituten, zijn daarom
noodzakelijk.
229
Waarom is het bedrag voor onderhoud F-16 vliegtuigen verlaagd?
230
Hoe kan het dat terwijl de kosten gemoeid met het onderhoud aan
helikopters en transportvliegtuigen stijgen, die bij het onderhoud van
F-16s dalen?
De mutaties zijn het gevolg van herfasering van de betalingsschema's
van onderhoudscontracten in de Verenigde Staten, die volgens de
Foreign Military Sales systematiek zijn afgesloten. Deze mutaties
betekenen niet dat de kosten voor het F-16-onderhoud dalen. Over een
lange periode vertonen de onderhoudskosten van de F-16 een stijgende
lijn. Dit is enerzijds het gevolg van de veroudering van de F-16 en
anderzijds het gevolg van de stijgende kosten voor onderdelen en
reparaties in de Verenigde Staten.
De behoefte aan onderhoud voor de nog jonge helikopter- en
transportvloot van de Klu is nog niet duidelijk.
Het opgenomen bedrag in de begroting 2000 was gebaseerd op eerdere ervaringscijfers, waardoor voor de jaren 2000 t/m 2003 geen mutaties zijn aangegeven. Nu blijkt dat dit niet voldoende was. De nu voorliggende verhoging is gebaseerd op het toegenomen aantal helikopters en op latere ervaringscijfers, die mede bepalend zijn voor het vaststellen van de noodzakelijke behoefte aan onderhoud.
231
Hoe verhoudt het besluit tot het aankopen van net voor oefening
voldoende vliegtuigbrandstof zich tot een eventuele inzet van F-16s in
een VN/Navo-operatie?
De KLu heeft vliegtuigbrandstofvoorraden opgeslagen op de Nederlandse
vliegbases, alsmede in het zogenaamde Central Europe Pipeline System
(CEPS). Deze voorraden zijn aangelegd om deelname aan een operatie
zeker te stellen en zijn binnen Navo genormeerd. In het geval van een
VN- of Navo- geleide vredesoperatie wordt gebruik gemaakt van
brandstofverstrekking door de "host nation" of "lead nation", van
levering door lokale civiele leveranciers of uit de reserves van het
in het CEPS aanwezige deel. Aanschaf van vliegtuigbrandstof voor
oefening vindt plaats boven op de aanwezige (CEPS-)voorraad. Het
aankopen van net voldoende vliegtuigbrandstof voor oefeningen heeft
dan ook geen gevolgen voor een eventuele inzet in VN- of Navo-verband.
232
Leidt de huidige hoge brandstofprijs niet tot hogere uitgaven op het
artikelonderdeel vliegtuigbrandstoffan? Op welke wijze is hiermee
rekening gehouden?
233
Hoe verhouden de huidige hoge brandstofprijzen zich met de verlaging
van de begrote uitgaven voor vliegtuigbrandstoffen? Is de begroting
nog steeds adequaat? Wat moet precies verstaan worden onder
verrekening van brandstofaccijnzen, die de uitgaven doet dalen? Wat is
het verband tussen de in de pers gememoreerde mogelijke sluiting van
de tweede baan op diverse bases en de daarbij vermelde hoge
brandstofprijzen als een van de oorzaken voor die maatregel?
De aanwezige voorraad wordt volledig uitgeput. Er wordt juist
voldoende extra brandstof bijgekocht om het oefenprogramma uit te
kunnen voeren. De opgenomen uitgaven voor vliegtuigbrandstoffen zijn
gebaseerd op de bij de opstelling van de begroting geldende
brandstofprijs (fl. 425,-- per m
;). Overeenkomstig de richtlijnen van het Ministerie van Financiën
wordt op prijsfluctuaties niet geanticipeerd. Inmiddels zijn de
brandstofprijzen gestegen (de oktoberprijs bedraagt fl. 725,-- per
m;), waardoor het binnen de bestaande begroting extra fondsen moeten
worden vrijgemaakt.
Voorheen was de raming voor brandstoffen opgebouwd uit de
brandstofprijs inclusief accijnzen. De vliegbases zijn inmiddels door
Financien erkend als Accijns Goederen Plaats. Voor de aankoop van
brandstof is geen accijns meer verschuldigd. De verlaging van de
uitgaven is dus het resultaat van een saldering van hogere prijzen en
verminderde uitgaven voor accijnzen.
Vanwege de budgettaire krapte is besloten tot een aantal
kostenbesparende maatregelen. Eén van deze maatregelen was het besluit
om niet langer onderhoud uit te voeren aan de tweede startbaan op de
F-16 bases Leeuwarden, Twenthe en Volkel. De 2e baan diende tijdens de
koude oorlog om in geval van uitschakeling van de hoofdbaan nog in
staat te zijn te starten en te landen. In de huidige internationale
situatie is deze eis, gelet op de lange waarschuwingstijd voor een
groot conflict, komen te vervallen.
234
Hoeveel bedraagt de stalling van de mutatie uit het personeelsbeleid
uit de Defensienota die aan de begroting van de Koninklijke landmacht
is toebedeeld?
Zie het antwoord op vraag 60.
235
Zal het minimaliseren van de effecten van de mismatch tussen functie-
en personeelsbestand bij de Koninklijke luchtmacht gepaard gaan met
gedwongen ontslagen?
De kwalitatieve mismatch tussen functiebestand en personeelsbestand
vindt zijn oorzaak in de functiereductie, in plaatsingen boven de
sterkte en in de reorganisaties. Commandanten stellen thans plannen op
om het betreffend personeel zo veel mogelijk op organieke
formatieplaatsen in te delen. Voorts worden omscholing-, bijscholing-
en reïntegratietrajecten vastgesteld voor personeel dat (nog) niet
organiek kan worden ingedeeld. De verwachting is echter dat
herplaatsing van de laatstgenoemde groep binnen de KLu of elders
binnen Defensie slechts beperkt mogelijk is. De mismatch wordt door
natuurlijk verloop en naar verwachting zonder gedwongen ontslagen
opgeheven.
236
Wordt door de luchtmacht ook gezocht naar mogelijkheden om overtollig
militiar- en burgerpersoneel bij andere krijgsmachtdelen geplaatst te
krijgen? Hoe is de stand van zaken met betrekking tot het
opleidingsprogramma voor vertrekkend personeel? Wat zijn de
verwachtingen voor 2001?
In de jaren 2000 en 2001 wordt geen luchtmachtpersoneel overtollig. Er
is geen aanleiding (geweest) om structureel opleidingsprogramma
=s samen te stellen. Personeel dat nog niet op de juiste plek zit
(kwalitatieve mismatch) kan naar verwachting slechts beperkt binnen
Defensie worden herplaatst. Omdat verwacht wordt dat de mismatch door
natuurlijk verloop wordt opgeheven, wordt niet structureel getracht
betreffend personeel bij andere krijgsmachtdelen geplaatst te krijgen.
Op individuele basis wordt de overgang wel gefaciliteerd. Personeel
dat binnen de KLu overtollig wordt door de nieuwe BBT/BOT verhouding
(eerst vanaf 2002; zie ook vraag 221) kan naar verwachting grotendeels
binnen een jaar de weg vinden naar de civiele arbeidsmarkt. Plaatsing
bij andere krijgsmachtdelen is veelal niet mogelijk omdat deze met
dezelfde problematiek worden geconfronteerd. Ook hier wordt
individuele overgang ondersteund.
237
Wanneer kan de Kamer voorstellen tegemoet zien over de aanschaf van de
Long Bow Radar en de Utility helicopters? Ligt het in de bedoeling
voor alle Apaches de Long BOW radar aan te schaffen?
Naar verwachting zal de Kamer begin 2001 over de behoeftestelling voor
de Light Utility Helicopter worden geïnformeerd. De behoefte aan de
Longbow Radar voor de AH-64 wordt momenteel bezien in relatie tot de
overige behoeften van de AH-64 en het beschikbare budget. De Kamer zal
naar verwachting in de loop van 2001 over de behoeftestellingen voor
de Apache worden geïnformeerd.
238
Waaraan worden de uitgaven van 10 miljoen gulden in het project
Vervanging F-16 gemaakt?
239
Waar zijn de F 600 miljoen verplichtingen voor de vervanging van de
F-16 in 2001 voor bedoeld?
Deze bedragen zijn in de begroting gereserveerd voor het geval
Nederland besluit deel te nemen aan de ontwikkelingsfase (EMD-fase)
van het JSF-programma. Deze bedragen maken deel uit van de in de
Defensienota genoemde
/ 1984 miljoen (tot en met 2009) voor de vervanging van de F-16. Als
Nederland besluit deel te nemen aan de EMD-fase, begint de
uitgavenreeks met / 10 miljoen in 2001.
240
Kan de Kamer volledig worden geïnformeerd over de stand van zaken met
betrekking tot de vervanging luchtverkenningssysteem Orpheus?
241
Dient het project Vervanging Luchtverkenningsysteem (LVS), gezien het
belang hiervan tijdens vredesoperaties e.d., niet meer prioriteit te
krijgen in plaats van minder?
242
Wanneer wordt vervanging van het luchtverkenningssysteem verwacht?
Wordt deelname aan oefeningen en vredesmissies bemoeilijkt door het
technisch en operationeel verouderde Orpheus-systeem?
243
Is de vertraging met twee jaar van de vervanging van Orpheus LVS
veroorzaakt door begrotingstechnische problemen of door
onduidelijkheid over vervangingsmogelijkheden?
Het Orpheus-systeem van de KLu is operationeel verouderd en is aan het
eind van zijn technische levensduur. Als interim-oplossing heeft de
KLu sinds enige jaren naast het Orpheus-systeem een viertal
MARS-systemen voor middelbare hoogte in de inventaris, waarmee de
vredesmissies worden uitgevoerd. De vervanging van het Orpheus-systeem
is aanvankelijk vertraagd door problemen in de technologische
ontwikkeling. Vervolgens is uit de offertes gebleken dat de kosten
aanzienlijk hoger zullen uitvallen dan aanvankelijk was geraamd.
Inmiddels is een evaluatie begonnen. Deze zal in de komende maanden
worden voltooid.
244
Waarom staat het project Millennium nog in de begroting 2001 vermeld
terwijl geen uitgaven meer geraamd zijn?
Het project Millennium loopt tot en met 2000. Aangezien het
begrotingsjaar 2000 als vermoedelijk beloop een onlosmakelijk
bestanddeel van de begroting 2001 vormt, is dit project nog in de
begroting 2001 vermeld.
245
Het project Patriot PAC III Raketten vertraagt vanwege de
prijsontwikkeling van de raket. Toch is in 2001 een verplichting
voorzien van dezelfde omvang als in 2000. Betekent dit dat in 2001
geen problemen meer zijn met de prijsontwikkeling of vindt er een
neerwaartse aanpassing van de omvang van het project plaats?
Op dit moment is nog onvoldoende duidelijk hoe de prijsontwikkeling
van met name de raketten in het Amerikaanse PAC-III programma zal
verlopen en in hoeverre dit programma verdere vertraging zal oplopen.
Nederland is hier in hoge mate van afhankelijk. Om die reden zijn de
fondsen niet aangepast maar, gelet op de Amerikaanse vertraging - in
de tijd verschoven.
246
Beschikt de Koninklijke luchtmacht over voldoende moderne lucht-grond
wapens in het geval dat een nu een vergelijkbare operatie als Allied
Force zou moeten worden uitgevoerd?
Op dit moment beschikt de KLu niet over voldoende moderne lucht-grond
wapens als een vergelijkbare operatie als Allied Force zou moeten
worden uitgevoerd. Aanvulling van deze bewapening is vorig jaar na
>Allied Force= gestart, maar zal vanwege de lange levertijden van
precisiewapens naar alle verwachting pas weer in 2002 op het niveau
van voor >Allied Force= zijn.
247
Na de Kosovo crisis is gebleken dat er een groot tekort aan
politiepersoneel was en is. Zijn er mogelijkheden om meer personeel
van KMar naar dit soort gebieden uit te zenden?
Bij de Koninklijke Marechaussee zijn gemiddeld steeds meer
marechaussees uitgezonden in het kader van vredesoperaties dan de
beschikbare uitzendcapaciteit van 130 fte
=n. Het uitzenden van nog meer KMar personeel zal, gelet op de huidige
personele capaciteit, op korte termijn uitsluitend mogelijk zijn door
het stellen van nadere prioriteiten binnen de diverse taakvelden van
de KMar. In de Defensienota 2000 wordt de behoefte onderkend de
capaciteit van de KMar ten behoeve van civiele politiemissies extra
uit te breiden met ongeveer honderd militairen. De financiele middelen
hiervoor zouden beschikbaar kunnen komen uit hogere
doelmatigheidsopbrengsten. De KMar is in staat, onder voorbehoud van
tijdige besluitvorming over de financiering, de capaciteit voor
civiele en militaire politiemissies vanaf 2003 tot en met 2006
jaarlijks met 25 fte=n uit te breiden.
Op korte termijn zal aan de TK een notitie worden aangeboden inzake
Ainzet politie en Koninklijke Marechaussee bij internationale civiele
politie-operaties@. Deze notitie zal een overzicht geven van de
mogelijkheden en beperkingen van Nederland om aan civiele
politiemissies bij te dragen. De ministeries van Buitenlandse Zaken,
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financien en Defensie zijn
betrokken bij de totstandkoming van de notitie.
248
Waarom worden de huisvestingswensen van de Koninklijke marechaussee op
Schiphol gefinancierd via de leenfaciliteit? Is een oplossing gevonden
voor de hoge huisvestingskosten van de marechaussee op Schiphol?
Zie het antwoord op vraag 93
249
Op welk artikelonderdeel zijn de kosten voor de opleiding van de 270
extra marechaussees geraamd?
De initiële investeringen zijn ondergebracht in het
investeringsartikel (06.02), artikel onderdeel infrastructuur (twee
opleidingsdependances Vught). De exploitatiekosten komen ten laste van
de reguliere exploitatiebegroting (personele en materiele
exploitatie).
250
Wanneer zijn de uitkomsten te verwachten van het nader onderzoek naar
de invulling van de personeelsmaatregelen bij de Koninklijke
marechaussee?
De uitkomsten van het onderzoek naar de invulling van maatregelen die
voortvloeien uit uit de Defensienota-2000 en het Beleidsplan Kmar 2000
worden in de loop van 2001 verwacht.
251
In hoeverre draagt het aantrekken van burgerpersoneel voor militaire
functies bij aan de oplossing van de vullingsproblematiek van militair
personeel? Komt hiermee de verhouding BOT / BBT niet onder druk te
staan?
Het aantrekken van burgerpersoneel voor functies die bestemd zijn voor
militairen gebeurt in beginsel in beperkte mate en voor een beperkte
duur. Gelet op de specifieke vaardigheden en kennis die voor de meeste
militaire functies is vereist, kan deze constructie maar in een
beperkt aantal gevallen worden benut . In de regel betreft het
functies die bestemd zijn voor BOT-militairen. De verhouding BBT-BOT
komt door deze maatregel derhalve niet onder druk te staan.
252
Welke maatregelen (scholing e.d.) worden genomen om het aantal BBT'ers
dat na afloop van de contracttermijn een uitkering ontvangt in het
kader van het Werkloosheidsbesluit te beperken?
Naast de scholingsactiviteiten gedurende de actieve dienst, vnl. door
bemiddeling van Begeleidingsorganisatie civiel onderwijs (Boco), en
bemiddelingspogingen van de kant van het betreffende krijgsmachtdeel
aan het einde van het dienstverband, zijn er ook nog met USZO
afspraken gemaakt inzake volumebeleid. Dit behelst de navolgende
procedure:
krijgsmachtdelen melden uiterlijk vier maanden voor dienstverlating de
BBT-er bij USZO aan. De USZO beoordeelt de militair op zijn
kwalificaties voor de arbeidsmarkt. Daarbij worden afspraken met de
militair gemaakt, wat er van hem/haar wordt verwacht en wat hij/zij
van USZO mag verwachten. De begeleiding van de kant van USZO is
afhankelijk van de fase waarin de militair is ingedeeld: hoe lager de
kwalificatie, hoe intensiever de begeleiding. Deze kan bestaan uit
verschillende middelen, zoals (voortzetting van reeds tijdens de
actieve dienst gestarte) opleidingen, vorming, (sollicitatie)
trainingen, maar ook controle en eventueel toepassen van sancties
(geheel of gedeeltelijk stopzetten van de uitkering).
253
Wanneer is duidelijkheid te verwachten over de inzetbaarheid van de
restcapaciteit van het Cougar Squadron? Is de capaciteit van het
squadron toereikend om medio 2001 de gehele Nederlandse bijdrage aan
de transporthelicoptercapaciteit van SFOR te vervangen?
De capaciteit van het Cougar Squadron is ondanks de knelpunten (zie
vragen 90 en 220) in beginsel toereikend om medio 2001 de gehele
Nederlandse bijdrage aan transporthelikoptercapaciteit van Sfor te
vervangen. In een incidenteel geval zal voor specifieke functiegroepen
aanvulling vanuit andere KLu-onderdelen noodzakelijk zijn. De
aflossing medio 2001 is daarmee ook verzekerd. Het gezamenlijke
oefenprogramma wordt elke drie maanden vastgesteld. Duidelijkheid
omtrent de inzetbaarheid van de restcapaciteit voor gezamenlijke
oefeningen met de 11e Luchtmobiele Brigade moet in het licht van de
besluitvorming omtrent uitzending van andere helikoptertypen naar
Eritrea worden geplaatst.
254
Verwachten de VN voor 2001 meer dan een verdubbeling van het aantal
VN-operaties gezien de verdubbeling van het bedrag aan Nederlandse
VN-contributies?
In de periode 1994 t/m 1999 hebben de uitgaven voor VN-contributies
een daling vertoond van ongeveer
/ 80 mln. tot ongeveer / 30 mln. Dit werd veroorzaakt door een
aanzienlijke vermindering van het aantal door de VN geleide operaties.
Sinds 2000 neemt het aantal VN-operaties toe. Naar verwachting wordt
deze stijgende lijn in door de VN geleide vredesoperaties in het jaar
2001 voortgezet. Derhalve zijn de ramingen met ingang van 2001 naar
boven bijgesteld tot / 66 mln. Daarmee komen ze weer op het niveau van
het midden van de jaren negentig.
255
Hoeveel Nederlandse militairen worden in 2001 verwacht deel te nemen
aan vredesoperaties? Is het mogelijk meer inzicht te geven in
aantallen militairen, de locaties waar zij gestationeerd zijn en de
aard van hun bijdrage?
In 2001 zijn bijdragen voorzien voor vredesoperaties op de Balkan, op
Cyprus, in het Midden Oosten, in Ethiopië/Eritrea, en in Moldavië. Het
betreft de volgende - geplande - aantallen en periodes.
Locatie
Aantallen
Periode
Opmerkingen
Balkan
- Bosnië (NAVO,OVSE en VN)
- Bosnië (stand-by)
- Albanië (EU, OVSE)
- Balkan luchtoperaties
(NAVO, oa uit Italië)
ca 1500
ca 940
ca 11
ca 140
gehele jaar
gehele jaar
gehele jaar
gehele jaar
stand by in NL
Cyprus (VN)
ca 100
tot juni 2001
Midden Oosten (VN)
ca 11
gehele jaar
Ethiopië/Eritrea (VN)
ca 1100
tot juli 2001
vanaf december 2000
Moldavië (OVSE)
1
gehele jaar
De bovengenoemde aantallen betreffen het totaal aantal functies.
Uitgaande van een uitzendduur van 6 maanden worden voor iedere functie
die gedurende het jaar 2001 wordt vervuld, twee militairen
uitgezonden.
256
Kan een overzicht worden gegeven van het bedrag dat nog invorderbaar
is bij de Nederlandse Antillen en Aruba t.b.v. de Kustwacht?
De huidige betalingsachterstand (tot en met het jaar 1999) van de
Nederlandse Antillen en Aruba bedraagt
/ 27,5 mln.
257
Waarom daalt na 2001 de bijdrage van het ministerie van defensie aan
de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba?
De totale uitgaven voor de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
dalen na 2001 vanwege het naar verwachting gereedkomen van de
investeringsprojecten in dat jaar. Zowel het aandeel van Defensie als
het aandeel van de Nederlandse Antillen en Aruba daalt navenant. Zie
ook het antwoord op vraag 124.
258
Wanneer is een nadere uitwerking te verwachten van de uitgaven uit het
EVDB-fonds? Welke bedragen zullen in de komende begrotingsjaren
beschikbaar komen voor dit artikel?
Zie het antwoord op vraag 27
259
Wat houdt de reorganisatie DVVO 2003 in? Wat is de personele besparing
op jaarbasis door het opheffen van een managementlaag? Als het gevolg
van het opheffen van een managementlaag is dat er een nieuw stafgebouw
moet komen hoe verhoudt zich dat tot een doelmatig gebruik van
belastinggeld?
De reorganisatie is een eigen initiatief van de DVVO en heeft tot doel
een structurele vermindering van de exploitatiekosten in de overhead.
De stafelementen van de uitvoerende eenheden worden gecentraliseerd in
de staf DVVO. Zo ontstaan een centraal bedrijfsbureau voor de planning
en een centrale bedrijfsadministratie. De reductie van overhead (ca.
10 formatieplaatsen) zal worden bestemd om knelpunten ten aanzien van
het directe personeel op te lossen. Deze personele herstructurering
zal een besparing op de inhuur van civiele middelen opleveren van ca.
f 1,2 miljoen gulden met ingang van het jaar 2004. De investering in
aanvullende infrastructuur voor een grotere centrale staf kan derhalve
in ongeveer 6 jaren worden terugverdiend. Bijkomend voordeel is dat
door nieuwbouw thans in gebruik zijnde noodvoorzieningen kunnen worden
afgestoten en de bij decentrale stafelementen in gebruik zijnde
infrastructuur beschikbaar komt voor andere gebruiksmogelijkheden.
260
Is in 2001 onder het ressort Staf Dico geen inhuur van organisatie-,
informatie- en automatiseringspersoneel meer geraamd, terwijl hieraan
in 2000 nog grote behoefte was? Wat is hiervan de reden?
In 2001 is er ten behoeve van inhuur van organisatie-, informatie- en automatiseringspersoneel een normaal bedrag geraamd en in het budget opgenomen. Het in 2000 aangegeven bedrag is de extra behoefte, boven het normaal benodigde budget. Deze additionele behoefte wordt veroorzaakt door een aantal projecten zoals invoering LAN2000, de introductie van de Euro en die van de Multi Functionele Smartcard. Hoewel deze projecten betrekking hebben op alle DICO-eenheden worden zij budgettair onder het ressort Staf DICO begroot en verantwoord.
261
Heeft DVVO naast het gepresenteerde productieplan nog voldoende
restcapaciteit over om de inspanningen ten behoeve van vredes- en
crisisbeheersingsoperaties te vervullen? Zo nee, welke oplossing wordt
hiervoor dan gezocht?
In het totale productieplan is rekening gehouden met de reeds
voorziene vredes- en crisisbeheersingsoperaties (CVHOPS). In een
eventuele behoefte aan vervoerscapaciteit voor de uitvoering van
CVHOPS zal worden voorzien door inzet van Defensiemiddelen alvorens
wordt overgegaan tot inhuur van civiele middelen.
262
Wanneer zal een besluit worden genomen over de mogelijke verplaatsing
van de voortgezette vliegopleiding vanuit Tuscon naar Nederland?
Worden behalve doelmatigheid nog andere overwegingen betrokken bij
deze beslissing?
Zie het antwoord op vraag 225.
263
Kan worden uitgelegd waarom in 2001 minder BBT-ers moeten worden
geworven dan in 2000? Door uitbreiding van het functiebestand als
gevolg van de defensienota de omzetting van BOT naar BBT functies en
het inlopen van de tekorten 2000, zou toch het tegenovergestelde
moeten blijken?
De in de artikelsgewijze toelichting bij DWS gepresenteerde
aanstellingsopdracht betreft de externe aanstellingsopdracht die,
samen met de interne aanstellingsopdracht (interne werving,
contractverlenging, doorstroom), moet leiden tot een voldoende
aanstellingsresultaat.
De in de begroting gepresenteerde aantallen voor 2001 en daarna geven
aan van welke externe aanstellingsopdracht DWS is uitgegaan bij het
opstellen van haar begroting. Zoals uit de gegevens over 2000 blijkt,
wordt dit aantal zo nodig tussentijds bijgesteld. Zo was in de
ontwerp-begroting 2000 nog sprake van een externe aanstellingsopdracht
van 6.407 (excl. NATRES), terwijl uit de ontwerp-begroting 2001 blijkt
dat deze opdracht uiteindelijk is opgelopen tot 7.862. Zie voor een
nadere toelichting op het wervings- en selectieproces de brief inzake
vulling en ambitieniveau van de krijgsmacht van 16 oktober jl.
264
Waarom was het voor 2001 nog niet mogelijk de benodigde gegevens in de
doelmatigheidsindicatoren voor DVVO in te vullen? Is de verwachting
dat dit voor de begroting van 2002 wel mogelijk is? Zo nee, waarom
niet?
272
Waarom was het voor 2001 nog niet mogelijk de benodigde gegevens in de
doelmatigheidsindicatoren voor het ressort MGFB in te vullen? Is de
verwachting dat dit voor de begroting van 2002 wel mogelijk is? Zo
nee, waarom niet?
Het jaar 2001 wordt gebruikt voor de verdere implementatie van
doelmatigheidsindicatoren. Nu al worden de streefwaarden van de
doelmatigheidsindicatoren bepaald en wordt getracht er voor te zorgen
dat de hiermee samenhangende processen worden verankerd in de
bedrijfsvoering van de eenheid. De verwachting is dat de benodigde
gegevens met betrekking tot de doelmatigheidsindicatoren in de
begroting van 2002 kunnen worden ingevuld.
265
Waarom is de meerbehoefte aan inhuur van transportcapaciteit
structureel (tot en met 2004) zo hoog?
De omvang van de vervoersbehoefte van de krijgsmachtdelen is
toegenomen. Er wordt steeds vaker, en verder weg geoefend. Daarbij
nemen de aantallen betrokken personeel sterk toe. De additionele
behoefte voor het programmabudget is gebaseerd op deze trend.
266
Welke specifieke actie wordt door DWS ondernomen met betrekking tot de
bijzondere wervingsaandachtspunten die per krijgsmachtdeel
geconstateerd worden?
DWS zal mede uitvoering geven aan de voornemens ter verbetering van de
personele bezetting, zoals verwoord in de brief van 30 mei 2000 (TK
1999-2000, 26 900, nr. 27). Daarnaast zal DWS zelf onderwerp zijn van
een aantal maatregelen ter verbetering, die voortvloeien uit de extern
uitgevoerde onderzoeken naar de wervings- en selectieprocessen en naar
de arbeidsmarktcommunicatie.
267
Kan voor 2001 naast de wervingsbehoefte voor militair personeel tevens
de wervingsbehoefte aan burgerpersoneel worden aangegeven?
Dat is niet goed mogelijk. De behoefte aan burgerpersoneel is
afhankelijk van het vertrek van individuele medewerkers. Pas als
daardoor een vacature ontstaat wordt een wervings- en selectietraject
voor die individuele vacature gestart.
268
Wat wordt verstaan onder speciale selecties?
Bijzondere selecties zijn alle aanvullende selecties, die worden
uitgevoerd bij reeds aangesteld c.q. aan te stellen personeel, alsmede
selecties voor bijzondere projecten. Voorbeelden hiervan zijn de
interne doorstroom van soldaat naar onderofficier, instroomtrajecten
en Beroeps Keuze Advies t.b.v. uitstroom.
269
Wat wordt verstaan onder het
Arelevante@ uitgavenbudget van DWS?
De toevoeging relevante uitgavenbudget heeft geen specifieke
betekenis. Het gaat om het uitgavenbudget zoals in de begroting voor
DWS is opgenomen.
270
Waarom zijn de verplichtingen en uitgaven van het ressort DWS in 2001
lager dan in 2000? Waarom is het wervingsbudget niet structureel
verhoogd, maar slechts incidenteel in 2000? Geeft de huidige
wervingsproblematiek geen reden dit besluit te herzien?
In overleg met de krijgsmachtdelen is er voor gekozen om de financiële
reeksen niet meerjarig door te trekken. De secties werving van ieder
krijgsmachtdeel binnen DWS maken ieder jaar een wervingsplan met een
bijbehorende begroting. Indien het krijgsmachtdeel dit wervingsplan
accordeert hevelt zij het verschil tussen het structureel benodigde
bedrag en het begrote bedrag over naar DICO. Het grote verschil tussen
het begrotingstotaal 2000 en dat van 2001 is te verklaren door deze
handelswijze. Een toenemende wervingsproblematiek betekent niet zonder
meer dat wervingsbudgetten structureel moeten worden verhoogd. Ook een
wijziging in de mix van wervingsinstrumenten binnen het bestaande
budget kan bijdragen aan betere resultaten.
271
Wanneer wordt verwacht dat de onderhandelingen met de
relatieziekenhuizen afgerond zijn zodat de volledige medisch
specialistische capaciteit weer geheel beschikbaar is? Is het thans
niet mogelijk medewerking te verlenen aan vier
crisisbeheersingsoperaties tegelijk?
Zie het antwoord op vraag 70.
272
Waarom was het voor 2001 nog niet mogelijk de benodigde gegevens in de
doelmatigheidsindicatoren voor het ressort MGFB in te vullen? Is de
verwachting dat dit voor de begroting van 2002 wel mogelijk is? Zo
nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 264
273
Kan nader worden aangegeven wat de ethiekdesk krijgsmacht inhoudt?
274
Wordt het aanstellen van een administratief medewerker voor één dag
per week voldoende geacht om de Ethiekdesk Krijgsmacht effectief te
laten werken?
Het Bureau Ethiek en Krijgsmacht heeft tot taak het bevorderen van de
gedachtenvorming over, en het verzorgen van onderwijs binnen de
krijgsmacht over militaire ethiek in het algemeen en dilemma-training
in het bijzonder. Dit omvat:
a. het inventariseren van het onderwijs in militaire ethiek bij de
Nederlandse krijgsmacht;
b. het doen van voorstellen voor onderwijsvernieuwing;
c. het verzorgen van ethiek-onderwijs aan cursisten op het IDL;
d. het, op verzoek, adviseren van commandanten omtrent ethische
vraagstukken waarmee zij geconfronteerd worden.
Voorts organiseert het bureau, in samenwerking met de Stichting
Maatschappij en Krijgsmacht op 21 november a.s. een conferentie over
integriteitsvraagstukken in de krijgsmacht. Het Bureau bestaat
overigens uit twee wetenschappelijke medewerkers, ieder met een
aanstelling voor 0,5 VTE.
275
Waarom loopt het aantal strekkende meters archief in het beheer van
DARIC niet terug, hoewel structureel meer vernietigd wordt dan
ontvangen?
Rekenkundig is de tabel niet juist. Deze zal worden aangepast.
276
Is het mogelijk meer informatie te geven omtrent de uitgaven en
personeelsstructuur van de diensten geestelijke verzorging in de
krijgsmacht?
De uitgaven voor de diensten geestelijke verzorging voor de jaren 2000
t/m 2005 bedragen circa fl. 27,5 mln per jaar waarvan ongeveer 90%
bestaat uit personele lasten.
De personeelsstructuur is als volgt opgebouwd.
2000 2001 2002 2003 2004 2005
Burgerpersoneel 53 53 49 49 49 49
Militair personeel 154 156 158 155 155 152
Totaal 207 209 207 204 204 201
Per geloofsrichting kan de volgende indeling worden gemaakt.
Denominatie 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Rooms-katholiek 61 60 59 58 58 54
Protestant 59 58 57 55 55 52
Humanist 32 36 40 40 40 44
Joods 2 2 2 2 2 2
Totaal 154 156 158 155 155 152
277
Wat is de resterende technische levensduur van de spoorwagons?
Voor de spoorwegwagons, die voor specifiek defensiegebruik geschikt zijn ten behoeve van strategische verplaatsingen in het kader van CBOPS en oefeningen, is de resterende levensduur 15 jaar.
278
Welke inspanningen worden verricht om ervoor te zorgen dat in 2003
alle huisvesting voldoet aan de nieuwe normen? Op welke artikelen
worden de uitgaven hiervoor gepland? Hoeveel bedragen deze uitgaven?
Op het begrotingsartikel 04.22 Investeringen worden onder het artikelonderdeel infrastructuur de uitgaven geraamd voor de nieuwbouw van de legering. Hierbij heeft de legering van korporaals en soldaten prioriteit, zodat die in 2003 zal zijn afgerond. De uitgaven hiervoor bedragen f 278,7 miljoen. Hiervan is inmiddels voor 2000 een bedrag van f 172,1 miljoen uitgegeven. Voor de jaren 2000, 2001, 2002 en 2003 zijn resp. de volgende uitgaven voorzien f 42,0 miljoen, f 36,8 miljoen, f 22,3 miljoen en f 5,5 miljoen. Het programma voor de legering van officieren en onderofficieren kost f 107,1 miljoen.
279
Welk deel van de vordering op de VN van 35 miljoen gulden voor de
inzet van Nederlandse troepen in voormalig Joegoslavië zal in 2001
betaald worden?
De vergoedingen die jaarlijks van de VN worden ontvangen, zijn
afhankelijk van de contributiebijdragen van de VN-lidstaten. Jaarlijks
ten tijde van de voorjaarsnota wordt, na overleg met het
VN-Secretariaat, van de voor dat jaar verwachte VN-bijdrage voor inzet
van defensiemiddelen in vredesoperaties een inschatting gemaakt.
280
Zijn wijzigingen in de hogere bijdragen van de Nederlandse Antillen en
Aruba in de investerings- en exploitatie-uitgaven van de Kustwacht
Nederlandse Antillen en Antillen te verwachten gezien de huidige
financiële problemen op te Antillen?
Nee. De jaarlijkse bijdrage van de Nederlandse Antillen en Aruba wordt
berekend door toepassing van een vaste financiële verdeelsleutel. De
berekende bijdragen staan los van de financiële problemen op de
Antillen. Deze problemen hebben echter wel invloed op de schuldpositie
van de landen. Het niet voldoen aan de jaarlijkse financiële
verplichtingen (de berekende bijdragen) resulteert in een navenante
vergroting van de inmiddels substantiële schuld.
281
Wordt verwacht dat de uitbreiding van DTO met de telematicagroepen van
de KL, gecombineerd met de implementatie van de nieuwe
kantoorautomatiseringsstandaard bij defensie in 2001 zal leiden tot
verminderde productiviteit bij DTO? Zo ja, wat wordt hieraan gedaan?
De overname van de telematicagroepen van de KL door DTO en de invoering van de nieuwe kantoorautomatiseringsstandaard leidt tot een algehele toename van de omzet van DTO. De produktiviteit per medewerker is daarbij echter sterk afhankelijk van de aard van de dienst die wordt geleverd. Zie tevens het antwoord bij vraag 283.
282
Op welke wijze wordt door DTO nog actief gestreefd naar het
terugbrengen van het aantal inhuurkrachten, nu dit streven in de
raming van de personeelssterkte zelfs buiten beschouwing wordt
gelaten?
DTO ziet zich door de situatie op de arbeidsmarkt gedwongen om inhuur
op projectbasis te continueren. Desalniettemin blijft DTO streven naar
een efficiënte bedrijfsvoering en verlaging van de kosten. Kan inhuur
worden vervangen door aanstelling van vaste medewerkers, dan wordt dit
ook gedaan. In 2001 zal een speciale afdeling
ARecruitment@ de wervingsinspanningen van DTO intensiveren.
283
Betekent de daling van omzet per werknemer bij de DTO door de
integratie van werknemers van de KTO
=s dat deze laatste groep werknemers over een veel lagere
arbeidsproductiviteit beschikt? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak?
De daling van de omzet per werknemer wordt veroorzaakt door een verschuiving in omzetsoorten. Daarbij zij aangetekend dat in alle gevallen desktopservices (KTO-werk) resulteert in een lagere omzet per medewerker dan bijvoorbeeld processingservices (mainframes)
284
Heeft het agentschap DGW&T thans een marktaandeel van 100% op de
defensiemarkt? In welke mate wordt gewerkt op het terrein van de
Rijksoverheid? Om welke diensten gaat het daarbij?
DGW&T heeft een marktaandeel van vrijwel 100% op de defensiemarkt. De
krijgsmachtdelen maken voor ingenieursdiensten nauwelijks gebruik van
de mogelijkheid om maximaal 15% van hun nieuwbouwbudgetten buiten
DGW&T te besteden. Tot op heden is één project bekend. De Dienst
Gebouwen, Werken en Terreinen van Defensie beheert alle vastgoed, met
uitzondering van de gebouwen in Den Haag (het kerndepartement),
Bronbeek, het Legermuseum en het Centraal Militair Hospitaal. Voor de
Rijksoverheid wordt in zeer beperkte mate gewerkt. Het betreft enkele
projecten voor Rijkswaterstaat en de Centrale Opvang Asielzoekers
(COA).
285
Wat is de betekenis van het kengetal verhouding indirect/totaal?
Het kengetal geeft de verhouding weer tussen de totaal bij de DGW&T in
te zetten personele capaciteit enerzijds en het indirecte deel daarvan
(de overhead) anderzijds en is derhalve een maatstaf voor het
percentage overhead.
286
Wordt verwacht dat het voor de DGW&T mogelijk is in de gehele
noodzakelijke stijging van de personeelssterkte in de eerste helft van
de begrotingsperiode te voorzien door het aannemen van tijdelijk
personeel? Wanneer zal dit bestand aan flexibel personeel weer
afgebouwd worden?
De personeelssterkte van de DGW&T in het algemeen en de flexibele
capaciteit in het bijzonder hangen samen met de omzet. De DGW&T acht
het mogelijk de benodigde capaciteit voor de realisering van deze
bouwprogramma
=s te kunnen aantrekken. De vermindering van het flexibel bestand is
in de begroting 2001 opgenomen en zal in de tweede helft van deze
begrotingsperiode geschieden, maar deze is afhankelijk van de
omzetontwikkeling.
287
Kan toegelicht worden wat de realisatie 1999 en de begrotingssterkte
voor de overige jaren zegt over de daadwerkelijke vulling. Als die in
personen voor 1999 afwijkt van de gegeven getallen, kan dan een
overzicht gegeven worden van het aantal personen die dat jaar
daadwerkelijk in dienst waren?
De realisatie 1999 geeft (per personeelscategorie) aan wat de
gemiddelde werkelijke sterkte was over 1999, uitgedrukt in
volletijdsequivalenten (VTE
=en). Het betreft dus een jaargemiddelde van het aanwezige personeel,
omgerekend naar een werkweek van 38 uur. Door deze werkelijke sterkte
af te zetten tegen de begrotingssterkte voor het betreffende jaar, kan
worden geconstateerd in hoeverre de realisatie afwijkt van de
begroting. Bij het bepalen van het aantal personen dat in dienst is
spelen twee aanvullende factoren een rol: de peildatum (de realisatie
is immers een gemiddeld cijfer) en het aantal deeltijdwerkers (niet
teruggerekend VTE=en).
De begrotingssterkte kan afwijken van de maximaal toegestane
begrotingssterkte (zie ook de brief van de Staatssecretaris inzake
vulling en ambitieniveau van de krijgsmacht d.d. 16 oktober jl). Uit
de werkelijke sterkte mag daarom geen directe conclusie worden
getrokken over de vulling van de organisatie.
288
Kunnen de grote verschillen worden verklaard in het aantal burgers
(663)dat werkzaam is bij de Admiraliteit resp. bij de Luchtmachtstaf
(514) t.o.v. het aantal burgers(289)dat werkzaam is bij de
Landmachtstaf?
289
Kunnen de grote verschillen worden verklaard tussen het aantal BOT-ers
dat werkzaam is bij de Admiraliteit(758) resp. bij het Hoofdkwartier
van de KLU (1284) en de Landmachtstaf(267)? Idem voor BBT-ers?
De Admiraliteit, het Hoofdkwartier KLu en de Landmachtstaf lijken
vergelijkbare organisatie-eenheden, maar zijn dit niet in alle
opzichten. Het grootste verschil is dat de directies materieel en
personeel deel uitmaken van de Admiraliteit en het Hoofdkwartier KLu,
maar niet van de Landmachtstaf. Bij de landmacht vallen deze directies
onder het ressort Overige Eenheden BLS. Bij de Centrale Directie
Personeel en Organisatie en de Directie Materieel van de KL werken
resp. 298 en 521 burgers, resp. 272 en 186 BOT-ers en resp. 37 en 7
BBT
=ers.
290
Kan een overzicht worden gegeven van de voorziene reductie Haagse
staven (1995) en de thans bereikte resultaten?
Als gevolg van ingrijpende veranderingen in de organisatiestructuur
sinds 1995 (o.a. andere ressort-indelingen, oprichting DICO en
agentschappen), is het niet mogelijk de huidige samenstelling en
omvang van de Haagse staven te vergelijken met de situatie van 1995.
Wel kan worden vastgesteld dat Defensie-breed de begrotingssterkte
sinds 1995 fors is afgenomen: burgerpersoneel met 2440 vte
=n (ca. 11%) en BOT-militairen met 5017 vte=n (ca. 13%).
291
Wat is de stand van zaken omtrent de uitvoering van de motie Harrewijn
(26900 nr 15) over het toewerken naar werkelijke indiensttreding van
jongeren op 18-jarige leeftijd vanaf 2002? Wordt de motie
daadwerkelijk uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
293
Wat is de huidige stand van zaken betreffende het onderzoek naar de
vraag hoe voldaan kan worden aan de motie Harrewijn (26 900, nr. 15)
inzake het toewerken naar werkelijke indiensttreding van jongeren op
18-jarige leeftijd?
Defensie onderzoekt thans de gevolgen en de haalbaarheid van een
eventuele uitvoering van motie-Harrewijn. Hierbij wordt enerzijds
bezien op welke wijze de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen van de
uitvoering van de motie-Harrewijn kunnen worden ondervangen.
Anderzijds wordt onderzoek gedaan naar de interesse onder jongeren om
deel te nemen in mogelijke overbruggingstrajecten tussen het tijdstip
van schoolverlating en dat van indiensttreding bij de krijgsmacht.
292
Kan de notitie over inzetmogelijkheden van reserve-eenheden en
beschikbaarheid van reservisten nog voor de begrotingsbehandeling aan
de Kamer worden toegezonden?
De notitie over inzetmogelijkheden van reserve-eenheden en
beschikbaarheid van reservisten is nog niet gereed. De notitie zal zo
spoedig mogelijk aan de Kamer worden aangeboden.
293
Wat is de huidige stand van zaken betreffende het onderzoek naar de
vraag hoe voldaan kan worden aan de motie Harrewijn (26 900, nr. 15)
inzake het toewerken naar werkelijke indiensttreding van jongeren op
18-jarige leeftijd?
Zie het antwoord op vraag 291.
294
Naar aanleiding van de moties Koenders en Harrewijn is er een
"Vredesfonds" gevormd. Hoe gaat dat geld besteed worden? Kunnen daar
aanvragen voor worden ingediend? Wie beslist daarover? Hoe wordt het
onderscheid gemaakt tussen vredesinitiatieven in het buitenland/Derde
Wereld (motie Koenders) en initiatieven in Nederland (motie
Harrewijn)?
Zie de antwoorden op de vragen 50, 51, 52, 53 en 58 over de begroting
2001 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het antwoord op
vraag 30 over de HGIS-nota.
295
Hoe luiden de exacte conclusies en de aanbevelingen van de
bedrijfsvoeringsaudit vulling vredesorganisatie (planningsmodel BBT)
en de audit bewapende helikopters
296
Bij de bedrijfsvoeringsaudit bewapende helicopters wordt geconstateerd
dat er niet altijd sprake is van een beheerste situatie en dat dat
mede veroorzaakt wordt door de betrokkenheid van de Amerikaanse
krijgsmacht en leveranciers. Is dit een specifiek probleem voor dit
project, of zijn andere ervaringen met dergelijke betrokkenheid van
een andere krijgsmacht en leveranciers vergelijkbaar? Als het laatste
het geval is, zijn er dan conclusies te trekken over dit soort
samenwerkingsverbanden?
De strekking van het rapport over de vulling van de vredesorganisatie
is dat de BBT-vulling onder druk zal blijven staan, ondanks de
onverminderde inspanning van de KL. Redenen hiervoor zijn onder meer
de scherpe concurrentie op de arbeidsmarkt, de te optimistische
inschatting van demografische ontwikkelingen in Nederland, de door
ongunstige KL-lokaties moeilijke regionale werving, de verjonging van
het personeelsbestand, de voorgenomen uitbreiding met 1500 parate
functies en het hoge opleidingsverloop.
In diverse projecten worden de aanbevelingen uit het rapport ter hand
genomen. Het gaat hierbij om nieuwe instroombevorderende maatregelen,
verbeteringen in de planningsmethodieken en in de geautomatiseerde
ondersteuning. Tevens wordt een langere contractduur onderzocht
(FLEX-P). Voorts is aanbevolen de totale configuratie van
instroombevorderende maatregelen, voorlichting, beloning en
maatschappelijke meerwaarde nog sterker op de knelpuntcategorieën te
richten, en om het individuele belang van de (aspirant) BBT-er nog
centraler te stellen bij het marktconform vormgeven van de BBT-baan.
Inmiddels is besloten de algemene militaire opleiding (Amo) te
verlengen van 3 naar 4 maanden om de opleidingsdruk en daarmee ook het
verloop te verminderen. In het arbeidsvoorwaardenoverleg zijn een
groot aantal maatregelen voorgesteld die de aantrekkelijkheid van de
functievervulling moeten bevorderen.
Uit de audit bewapende helikopters kunnen de navolgende conclusies
worden getrokken:
- De projectrealisatie is in hoge mate afhankelijk van de Amerikaanse
krijgsmacht, de Amerikaanse leveranciers en andere externe
omstandigheden. De invloed van het projectteam op deze factoren is
zeer beperkt. De veelvuldige personeelswisselingen binnen de Klu
en de problemen bij het opvangen van vacatures vergroten de
beheersproblemen voor het projectteam.
- Waar mogelijk, heeft het projectteam de beheersproblemen
toereikend aangepakt.
Uit de audit vloeien onder meer de volgende aanbevelingen voort:
- snelle personeelswisselingen zoveel mogelijk beperken ;
- zorgvuldige verslaglegging en dossiervorming ten behoeve van een
goede functieoverdracht;
- betere informatievoorziening tussen Klu en externe partijen;
- vergroting van de inzichtelijkheid van prijsafspraken en
artikeldefinities;
- onderbrenging van het projectbudget bij de Klu.
De aanbevelingen van de audit zijn inmiddels overgenomen en worden op
korte termijn uitgevoerd. De constatering dat de situatie niet altijd
volledig beheerst wordt is inderdaad kenmerkend voor het Foreign
Military Sales (FMS) programma van de Amerikaanse overheid. Daarom
heeft de Amerikaanse overheid besloten het FMS programma te herzien
('FMS re-engineering').
297
Wat is de stand van zaken van het HOM-project? Wanneer kan worden
begonnen me de verwerving van geavanceerde ontmijningsapparatuur?
Over het project HOM-2000 ontvangt de kamer nog vóór de
begrotingsbehandeling afzonderlijk een brief.