Ministerie van Defensie



Kamervragen en antwoorden


Antwoorden op vragen over hoofdstuk X van de Rijksbegroting 2001

24-10-2000

Beantwoording van de vragen die zijn gesteld door de Vaste Commissie voor Defensie over hoofdstuk X van de Rijksbegroting voor het dienstjaar 2001, inclusief de internationale aspecten van het defensiebeleid. Voor zover antwoorden het beleidsterrein van de minister van Buitenlandse Zaken betreffen, zijn deze interdepartementaal afgestemd.

1.

Hoeveel bedraagt het personeelstekort per krijgsmachtdeel?

Zie de brief van de Staatssecretaris van Defensie inzake vulling en ambitie van de krijgsmacht nr P2000006219 d.d. 16 oktober 2000 .

2

Hoeveel bedroeg het aantal vlag- en opperofficieren per 1 januari gedurende de laatste tien jaar?

Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen naar aanleiding van de ontwerp-begroting 1999 is in antwoord op vraag 100 een overzicht gegeven van de aantallen vlag- en opperofficieren voor de periode 1991 tot en met 1998 (TK 1998-1999, 26 200 X, nr 9). In aanvulling hierop treft u onderstaand de overeenkomstige gegevens aan over 1999 en 2000.

jan. 1999

jan. 2000

KM

28

25

KL

41

39

KLu

22

22

Kmar

3

3

Overig

18

19

Totaal

112

108

3

Kan een overzicht worden gegeven van die onderdelen van de krijgsmacht (eenheden, afdeling, bureaus enz), niet de KMAR betreffende, die op grond van wettelijke taken op structurele basis diensten verrichten t.b.v. andere departementen of aan de overheid gerelateerde instellingen (ZBO
=s enz)?

De dienstverlening op structurele basis van de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) beperkt zich tot het patiëntenvervoer voor het Uitvoeringsorgaan Sociale Zekerheid Overheid (USZO). Ook wordt in het kader van noodwetgeving op aanvraag steun verleend aan bestuursorganen, bijvoorbeeld gemeenten en provincies, bij calamiteiten zoals wateroverlast.

Bij de Koninklijke luchtmacht wordt geen overzicht bijgehouden van onderdelen/eenheden die op grond van wettelijke taken op structurele basis diensten verrichten t.b.v. andere departementen of aan de overheid gerelateerde instellingen. Onderstaand treft u de taken aan die de KLu verricht, waaraan een wettelijke basis ten grondslag ligt en waarbij sprake is
>medegebruik= door andere departementen van beschikbare capaciteit.

Wettelijke taak

Sub-taak

KLu-eenheid

Departement

Openbare orde en

veiligheid

Luchtruimbewaking en

luchtverkeersbeveiliging

Air Operations Control

Station

Binnenlandse

Zaken & V&W

Openbare orde en

veiligheid

Ruiming ongesprongen

explosieven uit WOII

EODKLu van het

Logistiek Centrum Klu

Binnenlandse

Zaken

Openbare orde en

veiligheid

Berging vliegtuig- wrakken uit WOII

Bergingsdienst van het

LCKLu

Binnenlandse

zaken

Openbare orde en

veiligheid (Op verzoek)

Fotoverkenning bij

opsporing van misdrijven

Fotoverkenning met

F-16
=s

Justitie

Het overzicht van de onderdelen van de Koninklijke marine die op grond van wettelijke taken op structurele basis diensten verrichten ten behoeve van andere departementen of aan de overheid gerelateerde instellingen luidt als volgt:


- Dienst der Hydrografie

- Fregat inclusief boordhelikopter, Orion patrouillevliegtuigen en personele vulling voor de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (op grond van voorlopige regeling Kustwacht voor de NA&A)
- De Helikoptergroep, de groep Maritieme patrouillevliegtuigen en eenheden van de Mijnendienst voor de Kustwacht Nederland
- Bijzondere Bijstandseenheid (BBE) van het Korps Mariniers
Het Explosieven Opruimings Commando Koninklijke landmacht verricht op grond van wettelijke taken structureel diensten ten behoeve van andere departementen of aan overheid gerelateerde instellingen. Het Militair Tehuis Bronbeek maakt nog tot 1 januari 2001 deel uit van de landmacht en verricht op grond van een Koninklijk Besluit structureel "ouderenzorg". Voor het, in voorkomend geval, uitvoeren van militaire bijstand en steunverlening is capaciteit in de organisatie van het Nationaal Commando opgenomen. Het Bureau milieuvergunningen heeft een adviserende taak op grond van het inrichtingen- en vergunningen besluit en een toezichthoudende taak op grond van het besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren milieuwetgeving.

4

Wat is de inhoud van het veteranenbeleid voor 2001?

Defensie heeft het veteranenbeleid vastgelegd in de veteranenbrief van 1998 (TK1997-1998, 21490 nr.21 d.d. 17 april 1998) In dat kader is het Veteraneninstituut opgericht, waarin overheid (Defensie en de Stichting Dienstverlening Veteranen) en particuliere veteranenorganisaties (het Veteranenplatform, de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en dienstslachtoffers (BNMO) en het BNMO-Centrum) de krachten bundelen. Het instituut is geopend op 10 mei jl. In 2001 zal de samenwerking tussen de partners in het instituut verder gestalte krijgen. In de werkzaamheden zullen de versterking van de maatschappelijke erkenning en de hulpverlening aan veteranen centraal staan.

5

Kan worden aangegeven wat de omvang is van de materieelinvesteringen (exclusief de infrastructuur) in percentage van de begroting?

De materieelinvesteringen, inclusief de infrastructuur, bedragen 20 procent van de begroting 2001.

6

Kan een overzicht per krijgsmachtdeel worden gegeven van het natuurlijk verloop (uitgaande van een flo-leeftijd van 55 jaar) per jaar in de periode 2001-2006?

Het natuurlijk verloop (gedefinieerd als het aantal militairen met een BOT-aanstelling dat volgens planning in de periode 2001 -2006 zal instromen in de UKW) is als volgt:

krijgsmachtdeel

2001

2002

2003

2004

2005

2006

KM

279

283

303

303

321

336

KL

418

480

475

430

419

397

KLu

414

466

439

360

311

252

KMar

72

67

65

65

62

73

totaal

1183

1296

1282

1158

1113

1058

7

Kan een overzicht worden gegeven van de faciliteiten die Veteranen resp. post-actieven worden geboden. Treedt hier m.i.v. 1 jan. 2001 wijziging in op?

Veteranen en post-actieven hebben recht op een veteranen- resp. postactievenpas, een gratis abonnement op een krijgsmachtdeelblad (Alle Hens, Vliegende Hollander of Legerkoerier) en reüniefaciliteiten. Daarnaast ontvangt de bij de Stichting Dienstverlening Veteranen (SDV) geregistreerde veteraan het blad Checkpoint van de SDV en twee vrij vervoersbewijzen per jaar om een veteranendag te kunnen bezoeken. Ook kan elke veteraan een beroep doen op de defensiehulpverleningsinstellingen of op het Veteraneninstituut.

Voor 2001 zijn geen wijzigingen in deze faciliteiten voorzien.

8

Waarom is het wetsontwerp m.b.t. de veiligheid van VN personeel, waar de Kamer als sinds 1997 omvraagt, nog niet aangeboden?

Het Verdrag inzake de bescherming van VN- en geassocieerd personeel ligt sinds 13 oktober ter stilzwijgende goedkeuring bij de Staten-Generaal, alsmede bij de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba. De vertragingen in het aanbieden van het verdrag hielden voornamelijk verband met een onderzoek naar de noodzaak tot aanpassing van de Nederlandse wetgeving. In de Toelichtende Nota bij het verdrag wordt hier nader op ingegaan.

9

Waarom ontbreekt in de begroting een beschouwing van de internationale veiligheidssituatie

In de Defensienota-2000 (TK 1999-2000, 26 900 nrs.1-2) is een uitgebreide beschouwing van de internationale veiligheidssituatie opgenomen, die ook voor de begroting 2001 in grote lijnen haar geldigheid behoudt.

10

Waarom wordt in de begroting niet aangegeven dat de deelname aan UNFICYP per 1 juni 2001 wordt beëindigd zoals met de Kamer destijds overeengekomen?

De beëindiging van de Nederlandse deelneming aan UNFICYP medio 2001 staat vermeld op blz. 172 van de begroting 2001.

11

Wordt de bijdrage van Nederland voor wat betreft de legerkorpstroepen herbezien, nu Duitsland heeft besloten geen vaste eenheden toe te wijzen aan het GE/NL legerkorps en het GE/NL legerkorps slechts de taak te geven van operationele planningsstaf?

186

Welke gevolgen heeft de herstructurering van de Duitse krijgsmacht voor het GE/NL Legerkorps?

187

Zijn er inmiddels plannen ontwikkeld om de inzetbaarheid van het GE/NL Legerkorps te vergroten?

Op dit moment is nog niet volledig te overzien welke gevolgen de herstructurering van de Duitse krijgsmacht heeft voor het GE/NL Legerkorps. In nauw overleg met Duitsland zijn plannen ontwikkeld om de inzetbaarheid van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps te vergroten en zo bij te dragen aan de omvorming van het hoofdkwartier tot
AHigh Readiness Forces Headquarters@. Deze plannen moeten ertoe leiden dat, als de NAVO het aanbod voor de status van AHigh Readiness Forces Headquarters@ aanvaardt, deze 18 maanden later gerealiseerd wordt. Met deze status beschikt Nederland, in samenwerking met Duitsland, over een snel inzetbaar hoofdkwartier dat de kern zou kunnen vormen van een multinationale troepenmacht die binnen 20 tot 30 dagen in zowel Navo als EU-verband ingezet kan worden. Thans is nog niet duidelijk of Navo op dit aanbod zal ingaan. De gevolgen van een eventuele status als AHigh Readiness Forces Headquarters@ worden nog bestudeerd. Over de uitkomsten wordt u separaat geïnformeerd.

12

Kan per krijgsmachtdeel per categorie (BBT/BOT) een vergelijking worden gemaakt tussen de begrote sterkte per 1-2001 en de actuele vullingssterkte per 1-10-2000?

In bijlage 1 bij de begroting 2001 is weergegeven de begrotingssterkte per beleidsterrein per personeelscategorie. Deze begrotingssterkte betreft de gemiddeld geraamde sterkte over het jaar 2001. Een begrotingssterkte per standdatum wordt niet gehanteerd. Voor geheel Defensie is de begrotingssterkte BOT 30.434 en BBT 22.289.

Wat betreft de werkelijke sterkte geldt, dat op 26 september jl. (datum waarop in de salarissystemen de geactualiseerde gegevens voor de salarisbetaling over september beschikbaar zijn) 31.077 BOT =ers en 21.010 BBT=ers bij Defensie in dienst waren.

13

Kunnen de resultaten van het (arbeidssatisfactie) onderzoek dat de KM onder haar personeel heeft uitgevoerd naar de Kamer worden gezonden?

107

Wat is de uitkomst van de werkdruk- en werkbelevingsonderzoeken zoals die onder het personeel van de Centrale Organisatie hebben plaatsgevonden? Welke maatregelen zullen naar aanleiding hiervan worden genomen?

133

Is de regering bereid de resultaten van het recent afgeronde tweejaarlijkse interne personeelsonderzoek bij de Koninklijke Marine aan de Kamer te doen toekomen? Worden soortgelijke onderzoeken ook bij de andere krijgsmachtdelen uitgevoerd? Zo ja, is het mogelijk ook de resultaten van deze onderzoeken te ontvangen?

De krijgsmachtdelen en de Centrale Organisatie verrichten in het kader van de interne bedrijfsvoering periodiek onderzoek naar onder andere de arbeidssatisfactie van het personeel. Deze onderzoeken belichten deelaspecten van het bredere personeelsbeleid. De resultaten van dergelijke onderzoeken moeten derhalve in de context van dat beleid worden bezien. Het separaat aan de Kamer aanbieden van dergelijke rapporten, buiten de context van het ruimere personeelsbeleid, zou gemakkelijk tot onjuiste beeldvorming kunnen leiden, hetgeen niet wenselijk voorkomt. Zie ook de brief inzake de vulling en het ambitieniveau van de krijgsmacht van 16 oktober jl.

14

Wat is het beleid bij het kerndepartement en de krijgsmachtdelen t.a.v. het gebruik van een dienstvoertuig met chauffeur? Vanaf welke rang en/of in welke functie kan men daarover beschikken? Hoeveel officieren en hogere burgermedewerkers maken bij benadering dagelijks of regelmatig gebruik van deze mogelijkheid?

Het beleid is vastgelegd in de ministeriële regeling Aregeling toewijzing civiele dienstauto=s@ van 8 april 1999. De uitvoeringsregeling is vastgelegd in de Aregeling toewijzing en gebruik civiele dienstauto=s binnen Defensie@ van de Inspecteur van het Vervoerswezen. De Secretaris-genraal, de Chef defensiestaf, de directeuren-generaal en officieren in de rang van luitenant-generaal/vice-admiraal of hoger hebben permanent een dienstauto met chauffeur tot hun beschikking er beschikking. Het betreft ongeveer vijftien functionarissen.

Incidentele toewijzing van een dienstauto met chauffeur voor dienstreizen (niet inbegrepen woon-werkverkeer) is mogelijk voor functionarissen vanaf schaal 16 en militairen in de rang van brigade-generaal/commodore/commandeur of hoger. Het betreft ongeveer vijftig functionarissen per dag.

15

Hoeveel 17-jarigen zijn er momenteel werkzaam voor de Nederlandse Krijgsmacht?

16

Is de mogelijkheid dat er 17-jarigen momenteel uitgezonden worden of 16-jarigen werkzaam zijn voor Defensie uitgesloten?

Op 9 oktober 2000 waren er 643 17-jarigen in dienst. Het is uitgesloten dat zij worden uitgezonden.

Er zijn afgelopen zomer abusievelijk twee 16-jarigen bij de Koninklijke landmacht aangesteld, die evenwel pas aan de militaire opleiding zullen beginnen nadat zij de 17-jarige leeftijd hebben bereikt. Er zal strikt de hand worden gehouden aan de leeftijdsgrens van 17 jaar. In de persoonsadministratie wordt nog dit jaar een signaleringsfunctie ingebouwd om vergissingen te voorkomen.

17

Wat is momenteel de stand van zaken met betrekking tot de oefeningen van de Koninklijke Marine op het eiland Vieques?

18

Kan er een Nederlands onderzoek komen naar milieuschade op Vieques door de gedane militaire oefeningen?

19

Zijn de oefeningen inmiddels weer van start gegaan of zal dat binnenkort gebeuren? Waar richtte het Amerikaanse onderzoek zich op dat er toe leidde dat de oefeningen tijdelijk werden opgeschort?

20

Wat zijn de conclusies uit dit onderzoek?

De KM oefent thans niet op Vieques.
Onderzoeken naar milieuschade vallen onder de verantwoordelijkheid van de VS. Het Amerikaanse nationale oefenprogramma op Vieques is gedeeltelijk hervat. Defensie is niet bekend met het Amerikaanse onderzoek waaraan wordt gerefereerd.

21

Op welke wijze zal de Kamer betrokken worden bij besluitvorming rond het NAVO artikel-32 proces? Is het juist dat er al een concept-voorstel ligt en zo ja, kan de Kamer daar copie van ontvangen?

De minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens het Algemeen Overleg van 6 september jl. met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken toegezegd de Tweede Kamer tijdig vóór de vergadering van Navo-ministers van Buitenlandse Zaken in december a.s. te informeren over paragraaf 32 van de verklaring van de Top van Washington. Een concept-voorstel terzake is nog niet gereed.

22

Welke maatregelen zullen genomen worden om het opleidingsverloop tegen te gaan?

64

Welke maatregelen zullen worden genomen om uiterlijk in 2004 het opleidingsverloop terug te brengen tot maximaal 10 procent?

67

Waarom wordt het opleidingsverloop pas in 2004 teruggebracht tot 10%. Waarom kan deze doelstelling niet in 2001 of 2002 worden behaald?

68

Het opleidingsverloop moet in 2004 teruggebracht zijn tot 10 procent. Hoe groot is het opleidingsverloop nu?

69

Waarom wordt de initiële opleidingsduur(AMO) zoals ook de IGK heeft aanbevolen, niet verlengd?

Het opleidingsverloop bij de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke Marechaussee was in 1999 gemiddeld respectievelijk 16%, 27%, 12% en 9%. Het verloop in de eerste helft van 2000 bedroeg bij de KM (t/m mei) 9%, bij de KL 36 %, bij de Klu 12% en bij de Kmar 10%. Bij alle krijgsmachtdelen worden maatregelen genomen c.q. voorbereid om het opleidingsverloop terug te dringen.

De opleidingsdoelstellingen, de duur, de inrichting en de opbouw van de initiële opleidingen worden herzien. Bij de landmacht wordt de Algemene Militaire Opleiding (AMO) met 1 maand verlengd om de leerstof meer te spreiden, zodat de werkdruk voor de leerlingen en instructeurs wordt verlicht. Daarnaast worden de initiële opleidingen aantrekkelijker gemaakt. Zo ontwikkelt de KL hiertoe een introductieprogramma als onderdeel van de AMO en heeft de KM in de initiële opleiding een vaartocht met een fregat opgenomen. Voor een actievere begeleiding van de BBT´ers wordt de personele bezetting bij opleidingseenheden verbeterd en/of uitgebreid. Ook de verbeteringen in de arbeidsvoorwaarden, zoals het verhogen van de aanvangssalarissen, zullen naar verwachting bijdragen aan een afname van het verloop. Daarnaast zal de uitbreiding van het aantal instroomopleidingen, zoals het oriëntatiejaar KL, ten goede komen aan het terugdringen van het verloop tijdens de initiële opleiding. Voorts wordt de kwaliteit van de instructeurs verbeterd; de status van de instructeursfunctie in de loopbaantrajecten van militairen wordt versterkt. In de eerste helft van 2001 begint een onderzoek naar de mogelijkheden om de KL-instructeursopleidingen civiel te certificeren. De invoering van verbeteringen kost tijd. Daarom wordt een verlaging van het opleidingsverloop tot 10% pas in 2004 haalbaar geacht.

23

Hoe verhouden zich de twee vastgestelde ambitieniveaus zich tot de Headline Goal?

24

Kan de regering in het licht van het ambitieniveau voor deelname aan internationale crisisbeheersingsoperaties aangeven hoe de beoogde verhouding is tussen het Nederlandse aandeel in peacekeeping en peace enforcing?

Het ambitieniveau van de Defensienota-2000 (TK 1999-2000, 26 900 nrs 1-2, pp 42-43) houdt rekening met gelijktijdige deelneming aan vredesafdwingende en vredesbewarende operaties. De feitelijke verhouding hangt af van behoefte (internationale omstandigheden) en capaciteit (beschikbaarheid en geschiktheid van eenheden). Zie ook de brief inzake de vulling en het ambitieniveau van de krijgsmacht d.d. 16 oktober jl.

25

Welke prioriteiten heeft de Nederlandse regering tijdens het WEU-voorzitterschap in 2001?

In het licht van de overdracht van de operationele taken van de Weu aan de EU en het streven van de EU hierover nog dit jaar besluiten te nemen, hebben het feitelijk overdragen van de taken en de uitvoering van de EU-besluiten prioriteit.

26

Kan de zinsnede
Ahet afleggen van verantwoording door de topfunctionarissen@ nader worden toegelicht? Wat houdt deze verantwoording in en aan wie?

In het kader van het Veranderingsproces Defensie zijn, gericht op het afleggen van verantwoording door topfunctionarissen, twee instrumenten ontwikkeld. Het ligt in de bedoeling dat alle topfunctionarissen zich jaarlijks verbinden om bepaalde resultaten te boeken, ieder op zijn eigen terrein. Over deze zogenaamde resultaat-afspraken wordt verantwoording afgelegd aan de politieke leiding. Voor de bevelhebbers, de Commandant DICO, de Chef Defensiestaf en de PSG geldt daarenboven dat zij sinds vorig jaar viermaandelijkse Toprapportages moeten opstellen. In deze Toprapportages leggen zij verantwoording af over de bedrijfsvoering bij de krijgsmachtdelen respectievelijk het DICO en de CO. De rapportages worden in het Politiek Beraad besproken.

27

Wat zal de inbreng c.q. het aanbod zijn van Nederland bij de capabilities commitment conference?

31

Welke bijdrage levert Nederland aan het realiseren van de Headline Goal? Wat is het Nederlandse aandeel in de omvang van 60.000 militairen voor een EU-operatie?

43

Wanneer wordt de kamer geïnformeerd hoe de extra voorziening van 200 miljoen gulden voor Europese Defensie Projecten wordt besteed?

99

Aan welke doeleinden zal de 200 miljoen extra inspanning voor de EVDB worden besteed? Waarom is deze uitgave eenmalig?

258

Wanneer is een nadere uitwerking te verwachten van de uitgaven uit het EVDB-fonds? Welke bedragen zullen in de komende begrotingsjaren beschikbaar komen voor dit artikel?

De Nederlandse bijdrage aan de Headline Goal wordt definitief vastgesteld tijdens de Capabilities Commitment Conference. Over aard en omvang van die bijdrage wordt de Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

28

Welke bijdrage levert Nederland aan het mede helpen oplossen van de tekortkomingen binnen NAVO (DCI-proces)?

Nederland heeft verschillende initiatieven ontplooid om de in het kader van het Defence Capabilities Initiative (DCI) vastgestelde tekortkomingen weg te werken. Zo heeft Nederland voorstellen ingediend om het Navo Defensie Planningsproces te stroomlijnen, de coördinatie tussen de diverse planningsonderdelen te verbeteren en creatiever om te gaan met de beschikbare budgetten (resources) en financieringsmechanismen (common, multinational and joint funding). In dit kader neemt Nederland deel aan werkgroepen die de mogelijkheden gaan onderzoeken aanschaffingen gezamenlijk te doen. Voorts heeft Nederland het initiatief genomen om samen met de vijf kleinere Europese F-16-landen te komen tot gemeenschappelijke aanschaf, opslag, onderhoud en, mogelijk, gebruik van "Precision Guided Munitions". Daarnaast heeft Nederland in het kader van het "Concept Development en Experimentation"-programma enkele projectvoorstellen gedaan. Tenslotte zij opgemerkt dat het DCI in de Defensienota 2000 is verwerkt: ook nationaal wordt vorm en inhoud gegeven aan het DCI.

29

In welk stadium bevindt zich de verbreding van de maritieme component van de Headline Goal?

Met name het Frans-Nederlandse initiatief inzake de Headline Goal heeft ervoor gezorgd dat de maritieme component thans een volwaardig, integraal onderdeel vormt van de Helsinki Headline Goal Catalogue. Voorts zijn in samenwerking met Frankrijk stappen gezet voor de inrichting van een strategische zeetransportcel in de Militaire Staf van de Europese Unie.

30

Wat is er precies afgesproken in Feira inzake versterking van de Europese capaciteit voor civiele politiemissies? Wie draagt wat bij aan dit doel? Heeft er afstemming plaatsgevonden met het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zo ja wat is daaruit voortgekomen?

In Feira hebben de EU-lidstaten afgesproken de Europese capaciteit voor civiele politiemissies kwantitatief en kwalitatief te versterken. Het kwantitatieve doel is vastgesteld op de beschikbaarheid van (maximaal) 5000 mannen en vrouwen in 2003, waarvan er maximaal 1000 binnen 30 dagen moeten kunnen worden ingezet met een voortzettingsvermogen van twee jaar. De lidstaten dragen hieraan bij op vrijwillige basis. De bijdragen kunnen uiteenlopen ten gevolge van nationale regelgeving en beschikbare deskundigheid. Tevens is afgesproken de kwaliteit van de Europese capaciteit voor civiele politiemissies te verhogen door deskundigheid over te dragen en gezamenlijke richtlijnen en concepten te ontwikkelen. Mede in verband met de in Feira gemaakte afspraken ontvangt u op korte termijn onder eerste verantwoordelijkheid van mijn collega van Buitenlandse Zaken een notitie over de inzet van reguliere politie en Koninlijke marechaussee bij internationale civiele politie-operaties.

31

Welke bijdrage levert Nederland aan het realiseren van de Headline Goal? Wat is het Nederlandse aandeel in de omvang van 60.000 militairen voor een EU-operatie?

Zie het antwoord op vraag 27

32

Over welke tekortkomingen van Europese bondgenoten in NAVO verband praten we?

De tekortkomingen van Europese bondgenoten in Navo-verband, vastgelegd in het kader van het Defence Capabilities Initiative, hebben betrekking op vijf terreinen: effectiviteit, voortzettingsvermogen en inzetbaarheid, strategische transportcapaciteit, overlevingsvermogen en communicatie- en informatiesystemen.

33

Streeft Nederland in Europees verband naar afspraken over de "output" of is het mogelijk dat er 'input' afspraken gemaakt worden, waarbij een bepaald percentage van de nationale begroting genoemd wordt, dat aan Defensie moet worden uitgegeven?

Nederland streeft naar versterking van de Europese defensiecapaciteit. In dat kader bepleit Nederland harde afspraken over de "output" teneinde op die manier militaire tekorten te kunnen wegwerken. Er wordt geen input-meting in de vorm van een percentage van de nationale begroting voorzien.

34

Wat wordt verstaan onder een
Aterugkoppelingsmechanisme@?

De Navo toetst thans in hoeverre de lidstaten voldoen aan de doelstellingen. Het Nederlandse initiatief is vooral gericht op de stroomlijning van de toetsing van de planningsprocessen.

35

Welk concreet initiatief heeft Nederland genomen om te komen tot multinationale financiering van gedeelde capaciteiten?

36

Kunnen voorbeelden worden gegeven waar de regering aan denkt bij poolvorming en multinationale financiering?

Nederland heeft terzake twee initiatieven terzake ontplooid: het onderzoek naar de mogelijkheid tot co-financiering van het tweede amfibisch transportschip in Benelux-verband en de beginselafspraak met Duitsland bij te dragen aan de versterking van de Duitse luchttransportcapaciteit in ruil voor trekkingsrechten. Poolvorming is bijvoorbeeld mogelijk binnen het kader van de European Air Group.

37

Kan nader worden aangegeven wat de regering bedoeld met >zijn gereedschapskist=?

De gereedschapskist behelst het gehele operationele deel van de krijgsmacht. De middelen die Nederland aanbiedt voor inzet in internationale verbanden zijn aangegeven in de Defensienota.

38

Waarom worden aan de EU alle middelen van de krijgsmacht ter beschikking gesteld terwijl de EU de komende jaren nog geheel niet in staat zal zijn om deze middelen in te zetten?

Het besluit middelen ter beschikking te stellen van de EU weerspiegelt het regeringsstreven de Europese defensiecapaciteit te versterken. Daartoe dienen beschikbare en ontbrekende capaciteiten te worden geïdentificeerd en dienen harde afspraken te worden gemaakt over het wegwerken van militaire tekorten. In welke mate de EU gebruik zal maken van deze middelen hangt in belangrijke mate af van de politieke wil

en de mogelijkheden van de EU-landen deze tekortkomingen werkelijk weg te werken. Voorts zal de EU bij toekomstige crises nauw contact onderhouden met de Navo, waarbij het gebruik van Navo-middelen tot de mogelijkheden behoort.

39

Bij welke landen zoekt Nederland aansluiting ter bevordering van de doelmatigheid en effectiviteit?

Nederland zoekt in het bijzonder aansluiting bij de Benelux-landen, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Tegelijkertijd streeft Nederland naar grotere doelmatigheid en effectiviteit in multinationaal verband.

40

Hoe worden de Nederlandse uitgangspunten bij de versterking van de Europese militaire capaciteit per krijgsmachtdeel uitgewerkt? Hierbij gaat het niet om concrete projecten, maar om welke rol de verschillende krijgsmachtdelen hierin vervullen. Is er sprake van het leveren van modules of ontstaat er een Europese strategische luchttransport? Wat is de inzet van de regering?

Nederland streeft naar de versterking van de Europese militaire capaciteit door een extra inspanning te leveren en door internationale samenwerking te intensiveren om de (Europese) doelmatigheid te vergroten. Bij de krijgsmachtdelen gaat het in het bijzonder om bijdragen in de vorm van modules. Daarnaast kunnen de intensivering en de verbreding van de internationale militaire samenwerking doelmatigheidswinst opleveren, bijvoorbeeld door co-financiering van eigen projecten en projecten van andere landen.

41

Europese krijgsmachten moeten steeds meer uitgaan van de gedachte dat zij goed inpasbare modules leveren aan multinationale verbanden. In hoeverre wordt bij die modules gedacht aan taakspecialisatie?

Als komt vast te staan dat de module-benadering zowel de doelmatigheid en doeltreffendheid van nationale defensie-inspanningen als van multinationale militaire optredens bevordert, zullen landen meer dan tot dusver bereid zijn de concrete mogelijkheden van taakspecialisatie te onderzoeken. Taakspecialisatie vereist een fundamentele verandering in het denken over de inrichting van de krijgsmacht. Zover is het nog lang niet. De module-benadering toont wél de bereidheid van landen hun defensie-inspanningen nadrukkelijk af te stemmen op de inzet in multinationale verbanden.

42

Waarom wordt er aan de begroting 2000 200 miljoen gulden extra toegevoegd ter dekking van uitgaven in het kader van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid, terwijl vorig jaar nog werd beweerd dat het plan geen extra kosten met zich meebrengt?

Tijdens de uitwerking van de Headline Goal verschoof het accent gaandeweg van het inventariseren van beschikbare middelen naar het wegwerken van militaire tekorten. Nederland heeft dit proces, dat heeft geleid tot het beleggen van de Capabilities Commitment Conference op 20 november a.s., krachtig bevorderd en wil zelf ook concreet bijdragen aan de versterking van de Europese militaire capaciteit. Tegen deze achtergrond is ook een onderscheid gemaakt tussen de initiële Nederlandse bijdrage aan de Headline Goal, die berust op de (financiële) grondslagen van de Defensienota, en de definitieve bijdrage daaraan, waarin een extra inspanning is begrepen.

43

Wanneer wordt de kamer geïnformeerd hoe de extra voorziening van 200 miljoen gulden voor Europese Defensie Projecten wordt besteed?

Zie het antwoord op vraag 27

44

Welke besluiten zijn er genomen omtrent de opzet en de omvang van een Europese besluitvormingsstructuur voor de EVDI en hoe verhoudt het genoemde budget van 200 miljoen zich daarmee? Waaraan zal het bedrag exact besteedt worden?

In het interim- Politiek en Veiligheidscomité wordt thans onderhandeld over de toekomstige besluitvormingsstructuur. Het is de bedoeling hierover overeenstemming te bereiken tijdens de Europese Raad van Nice. Het budget van 200 miljoen, waarvan de invulling thans wordt bezien, houdt hiermee geen rechtstreeks verband.

45

Op welke termijn gaat de staf van het GE/NL Legerkorps net als de staf van Eurokorps ingezet worden als hoofdkwartier bij een vredesoperatie?

Besluiten over de inzet van het hoofdkwartier in een vredesoperatie zijn niet genomen. Duitsland en Nederland zijn echter in beginsel bereid het hoofdkwartier in de toekomst in Kosovo in te zetten om er leiding te geven aan Kfor. Het hoofdkwartier van het Duits-Nederlands legerkorps is overigens op dit ogenblik al in staat als "follow-on"-hoofdkwartier leiding te geven aan een vredesoperatie. Zie ook het antwoord op vraag 11.

46

Waarom kiest Nederland bij de versterking van de Europese strategische luchttransportcapaciteit voor samenwerking met (alleen) Duitsland?

Samenwerking met Duitsland ter versterking van de Europese strategische luchttransportcapaciteit ligt in de rede omdat dit de bestaande samenwerking tussen de Nederlandse en de Duitse krijgsmacht intensiveert en omdat Nederland op een zinvolle wijze kan aansluiten bij de Duitse plannen ter versterking van deze capaciteit. Tevens hecht Nederland groot belang aan het Duitse initiatief van vorig jaar om een pool van transport- en tankervliegtuigen te vormen en in een Europees luchttransportcommando onder te brengen. Dit initiatief past in het streven naar meer poolvorming en vergroting van de doelmatigheid van defensiebestedingen in Europa. Overigens werkt de Koninklijke luchtmacht op het gebied van strategisch luchttransport ook nauw samen met andere landen.

47

Welke bijdrage kan en zal Nederland leveren aan de versterking van de Europese inlichtingencapaciteit?

48

Welke concrete voornemens heeft de regering bij het versterken van de Europese inlichtingencapaciteit?

49

Op welke manier wordt de Europese inlichtingencapaciteit verbeterd en versterkt?

Hierover zal de Kamer, mede met het oog op de Capabilities Commitment Conference, op korte termijn worden geïnformeerd.

50

Waarom staat in de begroting de zinsnede
Azowel in Europees als in Navo-verband schiet deze capaciteit tekort@? Is de versterking van de Europese capaciteit niet voornamelijk een aanvulling om tekorten in Navo-verband op te heffen? Bij de concrete invulling van de Europese capaciteit is toch het voorkomen van doublures met de Navo-structuur een belangrijk uitgangspunt?

Deze zinsnede heeft betrekking op hetzelfde tekort. Met het versterken van de Europese capaciteit wordt ook de navo-capaciteit versterkt.

51

Waarom wordt zo nauw samengewerkt met Frankrijk terwijl dit land weigert mee te werken aan het DCI proces en ook niet heeft deelgenomen aan de WEU-audit?

Frankrijk heeft als voorzitter van de EU thans een belangrijke rol bij de verwezenlijking van de Headline Goal en de versterking van de militaire capaciteit van de EU. In het overleg met de Navo in het kader van DCI heeft Frankrijk zich constructief opgesteld.

52

Met welke landen denkt men samen te werken op medisch gebied?

De medische samenwerking, waarbij ons land een voortrekkersrol vervult, richt zich vooral op het Verenigd Koninkrijk en op Duitsland. Een verbreding van deze samenwerking behoort tot de mogelijkheden.

53.

Waar zou de samenwerking (terreinen, hoe, wat, enz) op het gebied van de Apache helikopter met de Britten uit moeten bestaan?

De samenwerking met het Verenigd Koninkrijk op het gebied van gevechtshelikopters biedt met name mogelijkheden op het terrein van logistiek en doctrine. Voorts wordt onder meer de uitwisseling van informatie over plannen, deskundigheid en behoeftestelling, structuur en organisatie, command-and-control, structuur en organisatie, training en oefening, schietterreinen en simulatoren bezien.

54

Hoeveel operationele vlieguren moet een Apache-vlieger per jaar minimaal maken?

De norm is 180 vlieguren per jaar.

55

In welk gebied in Nederland wordt met de Apache helikopter gevlogen om de operationele eisen te voldoen?

Met inachtneming van de algemene beperkingen wordt boven heel Nederland gevlogen. De operationele training met de Apache geschiedt echter in officiële laagvlieggebieden. De laagvlieggebieden die het meest worden gebruikt worden, zijn:
>de Veluwe=, >Maas/Waal=, >Hoogeveen= en de >Oirschotse Heide=. De laagvlieggebieden in Nederland zijn te klein om in groter verband (met meer dan 4 Apaches tegelijkertijd) optimaal te kunnen trainen. Daarom is het noodzakelijk om periodiek elders laagvlieggebieden te gebruiken. Dit gebeurt zowel in Europa als in de Verenigde Staten.

56

Kan een overzicht worden gegeven van het aantal aanwezige Apache helikopters per 1 oktober 2000, het aantal vliegers en de per vlieger gemaakte operationele vlieguren?

Het aantal helikopters per 1 oktober is 6x AH64-A en 6x AH64-D in Nederland en 5x AH64-D in Fort Hood (Verenigde Staten) voor opleidingen aldaar. Het aantal Apache-vliegers bedraagt thans 48. Het totaal aantal vlieguren per Apache-vlieger bedraagt gemiddeld 375.

57

Kan nader worden aangegeven wat wordt bedoeld met het geschikt maken voor air to air refuelling voor Europese vliegtuigen? Kan er van worden uitgegaan dat de kosten hiervoor door de landen die hier behoefte aan hebben worden gefinancierd? Wordt dit bedoeld met het begrip multinationale financiering?

Voor het bijtanken van vliegtuigen in de lucht zijn twee systemen beschikbaar: de ´boom´ en het ´probe and drogue´ systeem. De Nederlandse KDC-10 vliegtuigen zijn uitgerust met een ´boom´. Hiermee kunnen echter niet alle Europese vliegtuigen in de lucht worden bijgetankt, omdat een aantal typen alleen geschikt is voor ´probe and drogue´ tanken. Indien de KDC-10 vliegtuigen ook met een ´probe and drogue´-systeem worden uitgerust, zijn deze ook in staat deze vliegtuigen in de lucht bij te tanken. Met een dergelijke aanpassing van de KDC-10 zou een bijdrage worden geleverd aan het opheffen van het tekort aan capaciteit voor bijtanken in de lucht. Ook andere landen zullen de mogelijkheden hiertoe bezien. Van multinationale financiering is sprake wanneer financiering van een project geen zaak is van de Navo (of de EU) of één van de lidstaten, maar van twee of meer landen gezamenlijk.

58

Waarom moeten
>Europese= bemanningen worden ingezet. Heeft de Klu onvoldoende personeel hiervoor?

Het huidige aantal bemanningen is voldoende om de huidige vliegurenbehoefte in te vullen en biedt ook ruimte om, zonodig, extra vlieguren te maken. Echter, bij een langdurige inzet voor luchttransport of
>air to air refueling= (24 uur per dag), zoals gebruikelijk is bij (vredes)operaties, is het aantal bemanningen ontoereikend. Het ontbreekt Europa op dit moment aan >tankercapaciteit= en aan strategisch luchttransport om een crisisbeheersingsoperatie in eigen beheer en onder Europees commando uit te voeren. Bovendien is het van belang met de huidige capaciteit de uitvoering van operaties gedurende langere tijd te kunnen volhouden. Door aanvulling met Europese bemanningen zou het voortzettingsvermogen kunnen worden vergroot en zou de thans beschikbare luchttransportcapaciteit intensiever kan worden benut.

59

Is de indruk juist dat met betrekking tot Nederlandse inspanningen inzake de Headline Goal de nadruk voornamelijk wordt gelegd op inzet van de luchtmacht en de marine?

Nee. De beleidsagenda zet ook samenwerkingsmogelijkheden op andere gebieden uiteen, zoals de versterking van de inzetbaarheid van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps voor crisisbeheersingsoperaties , de versterking van de Europese samenwerking op medisch gebied en de versterking van de Europese capaciteit voor civiel-militaire samenwerking.

60

Ligt het nieuw P-beleid zowel inhoudelijk als financieel op schema?

74

Wat zijn de gevolgen van de afwijzing van de bonden van onderhandelingsresultaat over de arbeidsvoorwaarden voor het defensiepersoneel? Wat is de huidige stand van zaken?

78

In september 2000 zou er een nieuwe CAO-overeenkomst voor civiel en militair personeel worden gesloten. Wat is de stand van zaken nu? Wat zijn de financiële consequenties van de overeenkomst, kortom, wat kost het?

79

Wat betekent de stagnatie in het overleg over de arbeidsvoorwaarden voor de begroting en/of voor de plannen de ontslagleeftijd met drie jaar te verhogen? Is het beschikbare budget voldoende en is de verhoging van de ontslagleeftijd vanaf 2004 nog reëel?

101

Hoe zal de gang van zaken met betrekking tot de verdeling van de financiële middelen voor vernieuwing van het personeelsbeleid en het diensteindestelsel voor militairen verlopen nu het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen het Ministerie en de vakbonden is opgeschort? Is de verwachting dat dit bedrag ook voor de volgende onderhandelingen toereikend is?

115

Hoe groot is het aandeel van de Centrale Organisatie in het bedrag van 50 miljoen gulden voor nieuw personeelsbeleid? Onder welk artikel is dit geld gestald? In welke tabel is dit bedrag terug te vinden?

200

Hoeveel van de 50 miljoen voor nieuw personeelsbeleid komt ten gunste van de landmacht? En waaraan wordt dat binnen de landmacht besteed. Meer in het algemeen, kan de regering inzicht en duidelijkheid verschaffen over de bestemming voor de middelen uit de motie Dijkstal?

234

Hoeveel bedraagt de stalling van de mutatie uit het personeelsbeleid uit de Defensienota die aan de begroting van de Koninklijke landmacht is toebedeeld?

Het is betreurenswaardig dat het op 28 juni 2000 bereikte onderhandelingsresultaat door de Centrales van Overheidspersoneel is afgewezen. Het gaat immers voor beide partijen, werkgever én personeel, contract van betekenis, dat in omvang, met inbegrip van de in het kader van de Defensienota 2000 op personeelsgebied voorgenomen maatregelen en de daarvoor gereserveerde middelen over de contractperiode, een financiële waarde heeft die overeenkomt met een salarisverhoging van ruim 6%. Wanneer de te verwachten loonkosten, gerelateerd aan de in het eerdere onderhandelingsresultaat opgenomen keuzevariant voor arbeidsduuraanpassing, worden meegeteld, gaat het om een substantieel hoger percentage. De gesprekken met de Centrales over een nieuwe CAO zijn onlangs heropend. De beschikbare budgetten zijn niet in het geding. Wél zou de afwijzing van het onderhandelingsresultaat door de Centrales formeel moeten leiden tot uitstel van de uitvoering van maatregelen. Ook kunnen de middelen met inbegrip van de voor nieuw personeelsbeleid en de herziening van het diensteindestelsel bestemde budgetten nog niet aan de beleidsterreinen worden toebedeeld. Daarom zijn deze middelen centraal gestald op de artikelen 1.27 en 1.28. Het voor nieuw personeelsbeleid in 2000 bestemde bedrag van f 50 miljoen, dat voorshands centraal per beleidsterrein was gestald, zal in dit kader bij 2e suppletore begroting worden overgeheveld naar artikel 1.27 en aan de beleidsterreinen worden toebedeeld zodra overeenstemming over een arbeidsvoorwaardenakkoord. Overigens zijn het aandeel van de Centrale Organisatie respectievelijk de Koninklijke Landmacht in de stalling van de f 50 mln vermeld in de mutatie-overzichten op de pagina =s 28 (CO) en 107 (KL) van de ontwerp-begroting 2001.

Wat betreft de middelen die beschikbaar zijn gekomen via de motie Dijkstal geldt, dat zij volledig worden ingezet in het kader van het werkzekerheidbeleid (zie ook het antwoord op vraag 81)

61

Spant Nederland zich in Europees verband in om het goede voorbeeld van de inbedding van een Bulgaars en Roemeens detachement in de Nederlandse SFOR eenheden ook al als mogelijkheid in te bouwen in de troepenmacht die de EU op de been moet krijgen voor vredestaken?

De Nederlandse inspanning is erop gericht om Europese landen, die geen lid van de Navo en/of EU zijn, maximaal te betrekken bij het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid. Deze betrokkenheid strekt verder dan de inbedding van militaire capaciteiten van derde landen bij een EU-geleide crisisbeheersingsoperatie: zij omvat ook de planning voor en de voorbereiding van een dergelijke operatie.

62

Aan welke landen wil Nederland opleidingen en trainingen aan gaan bieden? Wat is het exacte budget voor deze samenwerking?

De intensivering van de samenwerking met Midden- en Oost-Europese (MOE-)landen krijgt gestalte door het aanbieden van twee nieuwe opleidingen aan het Instituut Defensie Leergangen en het (mogelijk) opleiden van eenheden uit Partnerschap Voor Vrede (PVV) landen. De eerste nieuwe opleiding is de NATO Orientation Course voor cursisten uit Polen, Hongarije en Tsjechië. De tweede nieuwe opleiding is de Netherlands Defense Orientation Course voor deelnemers uit niet-Europese, niet-NAVO landen. De opleiding van eenheden uit PVV-landen is thans nog onderwerp van studie. Voor de intensivering van de samenwerking met Midden-en Oost-Europa is in 2001 f 1,25 miljoen gulden beschikbaar.

63

Hoeveel zal de tijd tussen de afronding van de selectie en het moment van de opkomst worden verkort?

De tijd tussen afronding van de selectie en het moment van opkomst kan worden verkort door het vergroten van het aantal opkomstmomenten. Het Korps Mariniers heef dit bij de initiële opleiding al gedaan. Ook voor andere eenheden wordt bezien of dit mogelijk is.

Daarnaast zijn maatregelen getroffen om tussentijds contact te houden met goedgekeurde sollicitanten. De KM en Klu verzorgen tussentijdse opkomstdagen. De Km stuurt daarnaast cd-roms en diverse tijdschriften. De Kl laat de sollicitant na goedkeuring bij het eerstvolgende opkomstmoment opkomen. Hiermee wordt de wachttijd beperkt tot maximaal twee maanden. De Klu bindt sollicitanten die in aanmerking komen voor een aanstelling (vooralsnog alleen in knelpuntengroepen) gedurende de wachttijd door middel van een tijdelijk burger contract. De Kmar houdt gedurende deze periode regelmatig persoonlijk contact met betrokkenen.

64

Welke maatregelen zullen worden genomen om uiterlijk in 2004 het opleidingsverloop terug te brengen tot maximaal 10 procent?

Zie het antwoord op vraag 22.

65

Wat zijn tot nu toe de concrete resultaten van het platform VNO-NCW-Defensie?

66

Werkt Defensie ook samen met regionale platforms? Zo nee waarom niet? Zo ja, met welke?

Het platform Defensie-Bedrijfsleven is eind november 1999 opgericht. Het platform heeft voor het eerste jaar vier aandachtsgebieden centraal gesteld: arbeidsmarkt, opleidingen, Cimic ( ACivil Military Cooperation@) en de economische aspecten van de samenwerking tussen Defensie en bedrijfsleven. Voor deze aandachtsgebieden zijn werkgroepen ingesteld, waarin Defensie en het bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd.

Binnen het thema
Aarbeidsmarkt@ is een aantal activiteiten in ontwikkeling, waarbij regionale opleidingscentra en branche-organisaties (AVBB, TLN, FME-CWM en de sector beveiliging) gezamenlijk de instroom van nieuwe werknemers bij Defensie bevorderen. Deze initiatieven worden thans in de metaalsector in de regio Eindhoven in de praktijk gebracht. De verwachting bestaat dat dit proefproject snel elders navolging kan krijgen. Een vergelijkbaar initiatief wordt voor de bouw ontwikkeld, waarbij de opleidingsinstituten van de branche-organisaties een belangrijke rol spelen. Voor de sector transport wordt een proefproject gestart waarin militaire chauffeurs worden opgeleid en stage lopen bij het bedrijfsleven. Zowel Defensie als het bedrijfsleven hebben baat bij deze samenwerking.

Bij het thema
Aopleidingen@ wordt aandacht besteed aan het informeren van studenten aan universiteiten en hogescholen over de beroepsmogelijkheden bij Defensie. Hierbij wordt gedacht aan BOT- en BBT-contracten, maar ook aan het werven van een nieuwe categorie reservisten voor Cimic-functies. In het voorjaar van 2001 wordt een postdoctorale opleiding gestart voor mensen die ten behoeve van Defensie, maar ook voor ondernemingen naar het buitenland "uitgezonden" kunnen worden.

In het thema
ACIMIC@ worden vier sporen uitgewerkt. Deze sporen betreffen:


- het gezamenlijk nagaan van
Alessons learned@ van een eerder Cimic-project;
- het inventariseren van de beschikbaarheid van functionele specialisten;

- het begeleiden van een actueel Cimic-project; en
- het uitvoeren van een scenario-analyse.
67

Waarom wordt het opleidingsverloop pas in 2004 teruggebracht tot 10%. Waarom kan deze doelstelling niet in 2001 of 2002 worden behaald?

68

Het opleidingsverloop moet in 2004 teruggebracht zijn tot 10 procent. Hoe groot is het opleidingsverloop nu?

69

Waarom wordt de initiële opleidingsduur(AMO) zoals ook de IGK heeft aanbevolen, niet verlengd?

Zie het antwoord op vraag 22.

70

Een manier om schaars personeel voor defensie te werven en te behouden was het boventallig ter beschikking stellen van medische teams aan ziekenhuizen, die periodiek beschikbaar zijn voor uitzendingen t.b.v. Defensie? Hoe staat het daarmee? Is de ambitie van 15 teams nog reëel Is dit iets dat ook voor andere dan medische functies kan worden toegepast?

271

Wanneer wordt verwacht dat de onderhandelingen met de relatieziekenhuizen afgerond zijn zodat de volledige medisch specialistische capaciteit weer geheel beschikbaar is? Is het thans niet mogelijk medewerking te verlenen aan vier
crisisbeheersingsoperaties tegelijk?

Op grond van een analyse van de operationele taken en de daarvan afgeleide behoefte aan medische zorg bestaat behoefte aan vijftien boventallige medische teams, werkzaam in civiele ziekenhuizen en periodiek beschikbaar voor Defensie. Inmiddels zijn contracten gesloten met acht ziekenhuizen; op korte termijn kan de uitbreiding tot vijftien ziekenhuizen worden verwezenlijkt. Zie ook de brief inzake vulling en ambitieniveau van de krijgsmacht d.d. 16 oktober j.l.

71

Wat wordt er bedoeld met
>aantrekkelijke wervings- en bindingspremies=?

72

Wat zal de hoogte zijn van de premies en wie zal in aanmerking komen voor een dergelijke premie?

Een aantrekkelijke wervingspremie is een premie die een aspirant-militair een zodanige financiële stimulans geeft dat hij of zij daardoor een aanstelling bij Defensie wil aanvaarden. Deze aanvullende voorziening is er op gericht de positie van Defensie als werkgever op de arbeidsmarkt te verstevigen. Een bindingspremie is een premie die het voor de werknemer van Defensie aan wie een bindingspremie is toegekend, uit financieel oogpunt minder aantrekkelijk maakt over te stappen naar een andere werkgever, aangezien door de overstap het recht op de premie vervalt. Op deze manier kan een langere binding aan de Defensie-organisatie worden bevorderd.

De wervingspremie wordt toegekend aan BBT-personeel in knelpuntcategorieën en aan een beperkt aantal categoriëen BOT-personeel. De hoogte van de wervingspremies varieert van 6% tot 25% van de gedurende de aanstelling genoten bezoldiging.

De bindingspremie wordt in voorkomend geval toegekend aan BOT-personeel en aan burgerpersoneel in knelpuntgroepen. De hoogte van de bindingspremie bedraagt maximaal 10% van het salaris in de periode waarvoor de bindingspremie is toegekend. Het is de bedoeling dit maximum te verhogen tot 20%.

73

Wat zijn de
>knelpuntcategorieën=?

Defensie kent een groot aantal specifieke knelpuntscategorieën. De onderstaande tabel geeft een overzicht.

Knelpuntcategorieën defensiepersoneel (inclusief burger personeel)

beleidsterrein

knelpuntcategorie

marine

technisch personeel t.b.v. de boordvliegtuigploegen

matrozen operationele dienst

officieren mijnenbestrijdingsvaartuigen

korporaals wapentechnische dienst systeemtechniek

financieel-economisch personeel

landmacht

gevechts-en gevechtsondersteunende functies

(met name in Duitsland)

technische functies

medische functies

ICT- en financieel-economische functies

luchtmacht

luchtverkeersbeveiliging en gevechtsleiding

communicatie-en informatie systemen

geneeskundige verzorging

mechanica en elektronica

technisch personeel F-16 squadrons

materieel-logistiek en bedrijfseconomische zaken

marechaussee


-instructeurs


-technisch-specialistische ondersteuning bij de recherche

-personeel in de rang van opperwachtmeester en majoor
Centrale Organisatie (CO)
/ interservice diensten (DICO)

accountants en financieel-economisch personeel

juridische beleidsadviseurs

beleidsadviseurs O/I en A

automatiseringspersoneel

militair stafpersoneel uit de krijgsmacht

74

Wat zijn de gevolgen van de afwijzing van de bonden van onderhandelingsresultaat over de arbeidsvoorwaarden voor het defensiepersoneel? Wat is de huidige stand van zaken?

Zie het antwoord op vraag 60.

75

Is het uitgangspunt van Nederland om gelijktijdig op bataljonsniveau aan vier vredesoperaties deel te kunnen nemen, op lange termijn haalbaar nu het wervingsresultaat achter blijft bij de wervingsbehoefte?

Ja. Zie de brief over de vulling en het ambitieniveau van de krijgsmacht van 16 oktober jl.

76

Wat wordt er bedoeld met
>wordt preventief optreden mogelijk gemaakt in het kader van de arbeidsomstandigheden bij uitzendingen=?

77

Wat zijn de huidige knelpunten in de arbeidsomstandigheden en zullen deze dan ook bij toekomstige vredesmissies preventief verholpen kunnen worden?

De arbowet is in beginsel alleen van toepassing op arbeid verricht in Nederland. Defensie hanteert als uitgangspunt dat óók in uitzendsituaties zoveel mogelijk in de geest van de arbowetgeving wordt gehandeld, ongeacht waar het personeel is geplaatst of werkzaam is. Dit betekent onder meer dat voorafgaande aan een uitzending, indien de operationele taakuitvoering dat toelaat, een specifieke en op de situatie ter plekke toegesneden risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E), bijvoorbeeld op gevaarlijke stoffen, zou moeten worden uitgevoerd door deskundigen die daarvoor in de eigen organisatie beschikbaar zijn of nog zullen komen. In de praktijk vormt dit thans nog een knelpunt. Daarom zal in de uitwerking van een binnenkort uit te brengen Raamwerk arbobeleid een RI&E worden opgesteld voor uitzendsituaties. Daarmee zal aan het preventief optreden inhoud kunnen worden gegeven.

78

In september 2000 zou er een nieuwe CAO-overeenkomst voor civiel en militair personeel worden gesloten. Wat is de stand van zaken nu? Wat zijn de financiële consequenties van de overeenkomst, kortom, wat kost het?

79

Wat betekent de stagnatie in het overleg over de arbeidsvoorwaarden voor de begroting en/of voor de plannen de ontslagleeftijd met drie jaar te verhogen? Is het beschikbare budget voldoende en is de verhoging van de ontslagleeftijd vanaf 2004 nog reëel?

Zie het antwoord op vraag 60.

80

De defensievakbonden zijn zeer kritisch ten aanzien van de voorstellen, zoals in de ontwerpdefensiebegroting worden genoemd. Wat is uw reactie op de kritiek van VBM/NOV dat de opgenomen verbeteringen niet opwegen tegen de voorgestelde verslechteringen en dat er opnieuw geen sprake is van een marktconforme arbeidsvoorwaardenontwikkeling?

Ik deel die mening niet. Op dit moment wordt met als vertrekpunt het onderhandelingsresultaat geïnventariseerd om welke concrete kritiek punten het gaat.

81

Op welke wijze krijgt het werkzekerheidsbeleid een forse ondersteuning?

201

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de planontwikkeling voor de vergroting van werkzekerheid voor BBT'ers na hun contractafloop? Wanneer zullen deze plannen uitgevoerd worden?

In de Defensienota -2000 is voor werkzekerheidsbeleid in totaal fl 550 miljoen voor tien jaar uitgetrokken. Ieder krijgsmachtdeel geeft, binnen centraal vastgestelde randvoorwaarden, nader invulling aan het werkzekerheidsbeleid. Dit wordt vastgelegd in employability-plannen, waarvan de uitvoering op korte termijn ter hand zal worden genomen.

82

Hoe verhoudt de vermindering van het aantal beleids- en beleidsondersteunende functies bij het kerndepartement en de Haagse staven zich tot de zware eisen die het ontwikkelen van een Europese capaciteit, het invulling geven aan vredesoperaties en het ontwikkelen van een innovatief personeelsbeleid stellen aan dergelijke functies?

Het aantal beleids- en beleids-ondersteunende functies bij het kerndepartement is sinds 1996 met 20% verminderd. De vele nieuwe beleidsinitiatieven leiden tot een toenemende werklast. Darom is besloten de voor 2000 voorziene reductie van vijf procent twee jaar uit te stellen. Bij de Haagse staven is eveneens sprake van toenemende werklast, met dien verstande dat de reductie van de functies daar pas in 1998 is begonnen.

83

Wat heeft het CDV traject tot nu toe opgeleverd? Kan de Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van de pilots?

De Kamer zal binnenkort het handboek CDV, dat door een interdepartementale werkgroep is opgesteld, ontvangen. Vooruitlopend daarop is de CDV-analyse naar de mogelijkheid tot vervanging van Hydrografische opnemingscapaciteit uitgevoerd. De Kamer is over de uitkomst hiervan geïnformeerd in brieven van 28 juni jl. (TK 1999-2000, 26 800 X nr 43) en 26 september jl. (nr M 2000004651).

Met het Handboek CDV is nu het instrumentarium beschikbaar om op gestructureerde wijze competitieve dienstverlening als ondersteuning voor de bedrijfsvoering te introduceren. Binnenkort zullen in ieder geval de Mechanische Centrale Werkplaats, het Logistiek Centrum Klu en de Dienst Personeels- en Salarisadministratie aan een CDV-toets worden onderworpen
.

84

Wanneer wordt gestart met een pilot PPS?

Publiek Private Samenwerking (PPS) in brede zin omvat alle mogelijke samenwerkingsvormen tussen overheid en marktpartijen en de processen die hierop betrekking hebben. PPS, zoals door het Ministerie van Financiën beschouwd, leidt tot een contractvorm waarbij de private partij het commerciële risico neemt en de overheid instaat voor het politieke risico. De PPS-contractvorm kan een uitkomst zijn van het CDV-traject. Het CDV-traject kan echter ook uitkomen op andere contractvormen, met inbegrip van (het handhaven van) aanbesteding binnen Defensie.

Uit de resultaten van de CDV-toetsen zal te zijner tijd moeten blijken welke contractvorm het meest geschikt is. Derhalve kan thans nog niet worden vooruitgelopen op een pilot PPS. De Kamer zal op korte termijn een notitie over Defensie en PPS ontvangen.

85

Is de regering bereid de uitplaatsing van de luchtmobiele brigade vanuit de EHS te heroverwegen nu extra geld wordt vrijgemaakt voor aankoop van natuurgebieden?

Verplaatsing van militaire terreinen is geen juiste besteding van gelden die bedoeld zijn voor aankoop van natuurgebieden. Overigens heeft het kabinet destijds niet alleen op financiële gronden afgezien van de uitplaatsing van de Luchtmobiele brigade. Ook zaken als de voorziene problemen met de werving, onvoldoende werkgelegenheidsimpulsen voor de ontvangende regio en een gering bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak speelden een rol.

86

Wat wordt bedoeld met niet-gemandateerde materieelprojecten? Wanneer kan de kamer het onderzoek verwachten naar de versterking van de regiefunctie van het kerndepartement bij dergelijke projecten?

Na de fase van behoeftestelling kan worden besloten een krijgsmachtdeel te mandateren een project verder af te wikkelen. Dat krijgsmachtdeel kan vervolgens, met inachtneming van een aantal voorwaarden met betrekking tot vooral produkt, tijd en geld, de beslissingen nemen die noodzakelijk zijn om het project tot een goed einde te brengen. De bewindslieden worden periodiek geïnformeerd over de voortgang en over eventuele mee- en tegenvallers.

Bij niet-gemandateerde projecten is de besluitvorming voorbehouden aan de bewindslieden. De afweging of tot mandateren kan worden overgegaan wordt in eerste aanleg bepaald door het financiële beslag van een project. Daarnaast spelen de complexiteit van het project, de belangen van de Nederlandse industrie en internationale samenwerking een rol.

Voor het einde van dit jaar wordt de evaluatie van het Defensiematerieelkeuze-proces afgerond. Over de resultaten zal ik u omstreeks de jaarwisseling informeren. Hierbij zal ook aandacht worden geschonken aan de versterking van de regiefunctie bij grote materieelprojecten.

87

Wat houdt het afronden van de sanering van urgente asbestsaneringen in? Welke locaties/objecten moeten nog gesaneerd worden? Welk budget is hiervoor uitgetrokken?

Waar tijdens de asbestinventarisatie van het onroerend goed (van januari 1998 t/m september 1999) situaties zijn aangetroffen die urgente sanering noodzakelijk maakten, zijn deze gebouwen of delen van gebouwen direct ontruimd. Van de ongeveer 285 betreffende gebouwen zijn inmiddels ongeveer 200 gesaneerd, wat wil zeggen dat tenminste het asbest dat de urgente situatie veroorzaakte, is verwijderd. Indien opportuun is tegelijkertijd het (niet-urgente) hechtgebonden asbest verwijderd. In de overige gevallen zal dit hechtgebonden asbest in combinatie met groot onderhoud aan het gebouw in de komende vijftien jaar worden verwijderd. Van de resterende gebouwen die bij Defensie in gebruik blijven, is de sanering thans in uitvoering. Deze zal in 2000 worden voltooid. Het budget voor de urgente saneringen bedraagt f 13 miljoen.

88

Kan worden aangegeven wat het nieuwe Air Manoeuvre Concept van de luchtmobiele brigade inhoudt?

De doctrine over de geïntegreerde inzet van gevechtshelikopters, transporthelikopters en luchtmobiele infanterie blijft zich verder ontwikkelen. Dit is het gevolg van toenemende ervaring met het gezamenlijk optreden tijdens vredesmissies en door internationale ontwikkelingen op operationeel gebied. De
AAir Manoeuvre" doctrine wordt gekenmerkt door de flexibele, geïntegreerde inzet van helikopters en infanterie voor een grote diversiteit aan taken op alle geweldsniveaus. Binnen dit kader kunnen luchtmobiele infanteristen zowel met helikopters opereren als met gepantserde voertuigen, zoals de Patria. Deze combinatie van (gevechts-)helikopters en luchtmobiele infanterie in één eenheid garandeert een hoge mate van operationele flexibiliteit, beweeglijkheid en, als de omstandigheden dit vergen, voldoende escalatiedominantie.

89

Wat betekent de naamsverandering van het COKL? Wordt haar taakstelling gewijzigd? Zo ja, wat betekent dit in concreto?

OTCKL staat voor Opleidings- en trainingscommando Koninklijke Landmacht. Het COKL krijgt als OTCKL een andere taakstelling. Het behoudt zijn taken voor opleiding en training van individuele militairen. Daarnaast krijgt het OTCKL als taak de integrale en professionele ondersteuning van opleiding en training van Nederlandse eenheden van het Duits-Nederlandse legerkorps te verzorgen, de samenhang te bewaken en flexibel in te spelen op veranderingen.

90

Wat is de formatiesterkte van de THG in 2001 en wat is de actuele personele aanwezige sterkte per 1 oktober 2000?

De formatiesterkte (Organisatietabel (OT) en de actuele personele sterkte (PERS) van de Tactische Helikoptergroep (THG) is als volgt.

1-10-00

1-1-01

OT

PERS

OT

Staf THG

26

27

26

Vlb Gilze Rijen

1059

883

1083

Vlb Soesterberg

1008

891

1007

In bovenstaande tabel is de uitbreiding van de THGKLu met 300 formatieplaatsen (zie de Defensienota-2000) voor een deel (25 VTE =n) verdisconteerd. Thans wordt de laatste hand gelegd aan de uitwerking van het reorganisatievoornemen voor de overige 275 formatieplaatsen.

91

Kan worden toegelicht wat wordt bedoeld met de integratie van het opleidingssquadron van de GGW in één van de vier operationle squadrons? Wat is het doel hiervan?

De genoemde integratie maakt deel uit van een geheel van maatregelen uit de Defensienota-2000. Met de integratie wordt bedoeld dat het opleidingsquadron (120 squadron) om doelmatigheidsredenen met een operationeel TRIAD-squadron wordt samengevoegd, waarbij de opleiding op dat operationele squadron wordt gegeven zonder dat de operationele taakstelling wordt aangetast.

92

Wanneer is een notitie over CIMIC te verwachten?

De Kamer kan de notitie over civiel-militaire samenwerking op korte termijn tegemoet zien.

93

Worden de extra middelen bestemd voor de Koninklijke Marechaussee mede aangewend om de problemen die de Kmar kent bij Schiphol te ondervangen?

248

Waarom worden de huisvestingswensen van de Koninklijke marechaussee op Schiphol gefinancierd via de leenfaciliteit? Is een oplossing gevonden voor de hoge huisvestingskosten van de marechaussee op Schiphol?

Een deel van de extra middelen wordt aangewend voor bedrijfsvoeringuitgaven op Schiphol. Daarnaast zijn in het kader van de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet extra gelden aan de Kmar-begroting toegevoegd. Een deel van deze gelden wordt gebruikt voor infrastructurele aanpassingen op de luchthaven die een direct gevolg zijn van de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet.

De huisvesting wordt thans ingevuld met huurcontracten, die aflopen in 2004. Verlenging van de huurcontracten op basis van commerciële prijzen leidt op termijn tot zeer hoge kosten in relatie tot nieuwbouw. Nieuwbouw daarentegen leidt op de korte termijn tot een zwaar beslag op het relatief kleine begrotingsdeel van de Kmar binnen de defensiebegroting. Het ligt ook niet voor de hand om de andere beleidsterreinen binnen Defensie daar via bijvoorbeeld een interne leenconstructie mee te belasten, omdat de Kmar op Schiphol in hoofdzaak civiele taken verricht in opdracht van derden. Om tevens tijdig vanaf 2004 alternatieve huisvesting te kunnen bieden aan Kmar-personeel voor de inzet op Schiphol, is in overleg met het ministerie van Financiën besloten de mogelijkheden te onderzoeken van financiering via de leenfaciliteit.

94

Wat is de reden dat in de begroting voor het jaar 2001 een verhoging van de begroting voor 2000 met f 200 miljoen wordt aangekondigd?

In de begroting 2001 wordt het vermoedelijk beloop 2000 meegenomen. De begroting 2001 is het eerste begrotingsdocument waarin wijzigingen ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2000 aan de Kamer kunnen worden gepresenteerd. Het besluit van de regering om / 200 miljoen aan de begroting van Defensie toe te voegen ten behoeve van EVDB is zo=n wijziging.

95

Wanneer de raming voor 2000 in de vorige begroting voor de post Algemeen wordt vergeleken met het bijgestelde cijfer voor 2000 in de nieuwe begroting ziet met een verschil van ongeveer 240 miljoen. Heeft dit te maken met veranderingen voorgesteld in de Voorjaarsnota? Is de regering bereid middels een overzicht aan te geven waaraan die middelen zijn besteed?

Het verschil in de huidige begroting 2000 ten opzichte van het geautoriseerde geraamde bedrag heeft voor een deel te maken met de in de Voorjaarsnota voorgestelde veranderingen. Het gaat hierbij concreet om
/ 18 miljoen voor milieuzorg, / 10 miljoen voor aanvullende intensiveringen op personeelsgebied en / 4,3 miljoen voor de VBTB-uitgaven.

Voorts is een toevoeging van
/ 254,5 miljoen voor de reguliere loonbijstelling 2000 verwerkt. Dit bedrag is in afwachting van de besluitvorming over het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000 nog ondergebracht op het artikel 01.27 Loonbijstelling.

Tenslotte zijn, naast een aantal kleinere mutaties, enkele overhevelingen naar andere beleidsterreinen verwerkt. Dit betreft ondermeer
/ 10,3 miljoen rentecompensatie vermogensconversie agentschappen (zie ook het antwoord op vraag 126), de gelden voor de uitvoering van goedgekeurde milieuprojecten (/ 18 miljoen) en de overheveling naar het ministerie van Economische Zaken voor het onderzoek naar de Luchtvaartcluster (/ 13 miljoen).

96

Kan een overzicht worden gegeven voor de zittingsperiode van dit Kabinet (1998-2002) wat de bezuinigingen, onttrekkingen, kasschuiven, e.d. enerzijds zijn en de toevoegingen anderzijds. Kan daarbij vermeld worden welke rol de eindejaarsmarges en intertemporele compensaties spelen bij toevoegingen en onttrekkingen?

Een overzicht met de belangrijkste plussen en minnen in de Kabinetsperiode 1998 tot en met heden (ontwerpbegroting 2001) is hierna weergegeven.

1998

1999

2000

2001

2002

STAND ONTWERP 1998

13.969

13.880

13.759

13.694

13.694

TOTAAL MUTATIES 1998-2000

1. Verwerking Regeerakkoord




-375

-404

-433

-462
2. Voorjaarsnota 99 (Kasritme en
efficiency)




-150

-125

-125

-125
3. Verwerking HoofdLijnennotitie/ Defensie Nota (verkoopopbrengsten)



126

127

4. Loonbijstelling

280

571

805

800

797

5. Prijsbijstelling

23

144

271

269

273

6. Verhogingen n.a.v. Politieke besluiten

145

178

439

261

241

7. HGIS mutaties (inclusief claims)


-64



177

102

98

8. Eindejaarsmarge


-52
130


-17





9. Intertemporele compensaties


-289
206

73


-71
82

10. Diversen (zoals bijstelling verkoopopbrengsten en verrekenbare ontvansten)


-24
188

36


-41

-43
STAND ONTWERP 2001

13.988

14.994

15.014

14.582

14.682

Noot 1:

in post 6 zijn de bedragen begrepen voor het Mobiel Toezicht Vreemdelingen en de grensbewaking, de millenniumproblematiek, de Euro, asielzoekers, personeelsbeleid naar aanleiding van de motie Dijkstal, Voorjaarsnotabesluiten naar aanleiding van de amendementen met betrekking tot de Defensienota (zoals aanhouden 108 F-16's) en de / 200 miljoen voor het EVDB-fonds.

Noot 2:

in post 7 zijn de toegevoegde budgetten begrepen voor de meeruitgaven in Kosovo, in de WEU en PSO-uitgaven en de bedragen samenhangend met het op een structureel hoger niveau brengen van de voorziening voor Vredesoperaties.

De eindejaarsmarge en een intertemporele voorziening in enig jaar spelen binnen de daartoe met het ministerie van Financiën gemaakte afspraken een rol in de realisatie van de defensiebegroting.

De eindejaarsmarge wordt gebruikt om, binnen de daartoe vastgestelde grens (f 300 miljoen) overschotten en tekorten op de defensiebegroting te compenseren met de begroting van het volgende jaar. De vermelde mutaties in bijvoorbeeld 1998 en 1999 zijn derhalve saldi van zowel de doorwerking uit het daaraan voorafgaande jaar als de feitelijke eindejaarsmarge van het betreffende jaar. De intertemporele compensatie wordt in een enkel geval gebruikt als bijvoorbeeld de realisatie van bepaalde projecten in een begrotingsjaar vertraging oploopt. De daarmee samenhangende (vrijvallende) budgetten worden in de daarop volgende jaren gecompenseerd. Een intertemporele voorziening heeft derhalve een neutraal karakter binnen het (meerjarig) Defensiebudget.

97

Waarom is er geen historisch meerjaren financieel overzicht bijgevoegd, waarin de financiële ontwikkelingen vanaf het aantreden van dit kabinet is te zien?

Als aanloop naar een beleidsbegroting is in de Memorie van Toelichting met name aandacht besteed aan beleidsprioriteiten die met de uitvoering van de begroting gerealiseerd dienen te worden. Gezien het toekomstperspectief dat de Memorie van Toelichting hierdoor biedt, is afgezien van een terugblik op historische ontwikkelingen.

98

Wat wordt bedoeld met de vastgestelde externe wervingsbehoefte?

De externe wervingsbehoefte is de totale respons die de Defensie Werving en Selectie-organisatie moet zien te krijgen op haar op de externe arbeidsmarkt gerichte wervingsactiviteiten. Voor een nadere toelichting op het wervings- en selectieproces verwijs ik u naar de brief van de Staatssecretaris van Defensie inzake vulling en ambitieniveau van de krijgsmacht dd 16 oktober jl.

99

Aan welke doeleinden zal de 200 miljoen extra inspanning voor de EVDB worden besteed? Waarom is deze uitgave eenmalig?

Zie het antwoord op vraag 27

100

Welke afspraken zijn er met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de vergoeding van kosten van inzet van de krijgsmacht bij rampenbestrijding?

In het geval van militaire bijstand in het kader van rampenbestrijding draagt Defensie op jaarbasis tot een bedrag van / 600.000 zelf bij in de additionele kosten en brengt Defensie het meerdere (eveneens tot een bedrag van / 600.000) in rekening bij BZK. Indien op jaarbasis de totale kosten van / 1.2 miljoen gulden worden overschreden, wordt door tussenkomst van het ministerie van Financiën een verzoek aan de ministerraad voorgelegd de meerkosten exogeen te compenseren. In het geval van de vuurwerkramp in Enschede heeft de regering voor de kostendekking een specifieke regeling getroffen op basis van de wet rampen en zware ongevallen.

101

Hoe zal de gang van zaken met betrekking tot de verdeling van de financiële middelen voor vernieuwing van het personeelsbeleid en het diensteindestelsel voor militairen verlopen nu het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen het Ministerie en de vakbonden is opgeschort? Is de verwachting dat dit bedrag ook voor de volgende onderhandelingen toereikend is?

Zie het antwoord op vraag 60.

102

Hoe hard is de gestelde voorwaarde dat de in de gereedsheidsmatrices aangegeven gereedheid permanent aanwezig dient te zijn? Betreft het hier het minimum voor operationele inzetbaarheid? Zo nee, waarop is dit dan gebaseerd?

De waarden in de gereedheidsmatrix vormen het uitgangspunt voor de operationele planning . Ze zijn afgeleid van afspraken die in navo-verband zijn gemaakt. De analyses van dreigingsniveaus liggen hieraan ten grondslag. De gereedheidsmatrices omvatten zowel de eenheden die ingezet zijn als de eenheden die opwerken dan wel recupereren. Op deze manier wordt zowel de behoefte aan sturings-informatie (bijvoorbeeld bij de overschrijding van normen) gehonoreerd als de weet-informatie (bijvoorbeeld bij de verantwoording) Voor de bredere context verwijs ik U naar de brief inzake de vulling en het ambitieniveau van de krijgsmacht d.d. 16 oktober jl.

103

Wordt er nog steeds naar gestreefd om voor de begroting 2003 voor de gehele defensieorganisatie doelmatigheidskengetallen gereed te hebben?

Zoals in brief nr F99006821 van 12 november 1999 is gesteld, zal in de defensiebegroting 2003 de eindsituatie worden bereikt van de ontwikkeling in de begroting van meetbare operationele doelstellingen, zowel voor ondersteunende als operationele eenheden. Doelstellingen en prestatie-indicatoren/kengetallen maken deel uit van de bedrijfsvoering bij Defensie. Het gebruik van
doelmatigheidskengetallen zal, voor zover nog relevant in het kader van de dan op te stellen beleidsbegroting zich beperken tot relevante (ondersteunende) eenheden. Deze kengetallen zijn immers gericht op produkten/diensten en niet op beleid, dat centraal komt te staan in de beleidsbegrotingen.

104

Welke verklaring kan worden gegeven voor de stijgende uitgaven voor de MID tot 2002 en een daling na 2002?

De stijgende uitgaven van de MID tot 2002 worden veroorzaakt door de invoering van de nieuwe organisatie van de dienst, de noodzakelijke verbetering van de informatievoorziening, de geïntensiveerde aanpak van de archiefproblematiek en het technisch op peil brengen van de afdeling Verbindingsinlichtingen. Deze inhaalslag vraagt om een (tijdelijk) verhoogd investeringsniveau.

105

Hoe groot is het vullingsprobleem van het burgerpersoneel van de Centrale Organisatie?

Bij het kerndepartement is gemiddeld 5 procent van de functies vacant. De helft daarvan is zeer moeilijk te vullen. Vooral functies op academisch en HBO niveau met een ervaringseis (waaronder juridische en accountantsfuncties) vormen een probleem.

106

Is de verwachting dat het werkaanbod bij de Centrale Organisatie over twee jaar dusdanig zal verminderen dat de 19 formatieplaatsen die door het temporiseren van de reductie van de Centrale Organisatie beschikbaar blijven daarna alsnog kunnen verdwijnen?

Een groot deel van het werkaanbod dat wordt opgevangen door het vertragen van de reductie is van tijdelijke aard. Naar het zich laat aanzien hebben enkele formatieplaatsen echter een structureel karakter. Daarvoor zal nog een definitieve oplossing moeten worden gezocht.

107

Wat is de uitkomst van de werkdruk- en werkbelevingsonderzoeken zoals die onder het personeel van de Centrale Organisatie hebben plaatsgevonden? Welke maatregelen zullen naar aanleiding hiervan worden genomen?

Zie het antwoord op vraag 13

108

Waarom wordt, naast de afbouw in het kader van de reductietaakstelling de Veteranen Uitvoeringsorganisatie verder afgebouwd?

De Dienst Veteranenuitkering (VUIT) wordt verkleind omdat thans de laatste aanvragen worden afgehandeld.

109

Waarom worden employee benefits slechts in 2000 aangeboden? Waarom staat dit in de begroting 2001 vermeld?

Voor employee benefits is een bedrag van f 500,- per jaar beschikbaar gesteld. Om maximaal gebruik te maken van de gestelde fiscale grenzen is aan beleidsterreinen toestemming gegeven de toepasselijke bedragen samen te voegen zodanig dat het budget voor drie jaar wordt geaggregeerd tot een bedrag van f 1500,- per persoon. In 2000 komt daarom het budget voor de jaren 2000 tot en met 2002 tot uitbetaling. Derhalve is deze constructie in de begroting van 2001 opgenomen.

110

Op welke wijze wordt in 2001 de uitvoering van het beleid voor interne en externe mobiliteit voor het burgerpersoneel van de Centrale Organisatie ter hand genomen?

Het jaarlijkse functioneringsgesprek vormt, met een versterkte aandacht voor mobiliteit en opleidingen, de basis van het loopbaanbeleid van de CO. Bij de inzet van loopbaaninstrumenten staan de optimalisering van het functioneren en bevordering van de werkzekerheid centraal.

Daarnaast wordt aan speciale doelgroepen loopbaanbegeleiding geboden op maat geboden. In het kader van het emancipatiebeleid wordt alle vrouwen in de schalen 9 en hoger een loopbaanplanningstraject aangeboden. Medewerkers in de schalen 11 t/m 13 wordt in het kader van Management Development een vergelijkbaar traject aangeboden. Ook wordt in 2001 de oprichting van een loopbaancentrum voorbereid.

111

Hoe is de aanzienlijke daling van de materiele uitgaven vanaf 2000 te verklaren?

De daling is het resultaat van het plan en begrotingsproces voor de Centrale organisatie binnen de beschikbare budgetten. In de komende plan en begrotingsbesprekingen zullen de activiteiten van de Centrale organisatie en de daarbij behorende budgetten op elkaar worden afgestemd.

112

Waarom worden uitgaven voor OCCAR begroot terwijl de Kamer formeel nog niet heeft ingestemd met de toetreding tot OCCAR?

113

Waarom wordt gesuggereerd in het materieeloverzicht van de DGM, dat de Kamer de brief over de toetreding tot OCCAR voor kennisgeving heeft aangenomen? (materieeloverzicht aangeboden door DGM)

114

Hoe verklaart de regering dat er uitgaven zijn opgenomen ten behoeve van de toetreding tot OCCAR, terwijl over die toetreding in de kamer thans nog geen overeenstemming is bereikt?

In het kader van de voorbereiding van het parlementaire goedkeuringsproces heeft de regering het Occar-verdrag onlangs voor advies aan de Raad van State aangeboden. De uitgaven die planmatig in de begroting zijn opgenomen passen in de voorbereiding op de toetreding.

115

Hoe groot is het aandeel van de Centrale Organisatie in het bedrag van 50 miljoen gulden voor nieuw personeelsbeleid? Onder welk artikel is dit geld gestald? In welke tabel is dit bedrag terug te vinden?

Zie het antwoord op vraag 60.

116

Wordt de buitengewone leerstoel militair recht niet meer vervuld aan de UVA? Waarom niet?

De buitengewone leerstoel militair recht zal worden vervuld, als de procedure voor de opvolging van de huidige hoogleraar is afgerond.

117

Waarop is de "verzakelijking"van de relatie tussen TNO en het ministerie van Defensie gebaseerd? Wat houdt dit in en hoeveel geld is hiervoor door het miinsterie beschikbaar gesteld?

Het voornemen tot verzakelijking van de relatie tussen de overheid en TNO is aangekondigd in het kabinetsstandpunt over het rapport heroverweging subsidies TNO (brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de Kamer van 7 april 1994).

De verzakelijking beoogt een sterkere koppeling tussen de financiering van TNO en de aard en de inhoud van de door TNO te leveren prestaties tot stand te brengen. De onlangs ingevoerde programma-sturing is hiervoor een belangrijk instrument. Daarnaast wordt in het kader van verzakelijking onderzocht of het gewenst is de eigendom van de defensiegebouwen die in gebruik zijn bij TNO-Defensie-onderzoek, over te dragen aan TNO. De financiële gevolgen hiervan worden nu in kaart gebracht.

Onder artikel 01.21 is in de begroting in het kader van de verzakelijking een investering opgenomen voor nieuwbouw voor het TNO-Prins Mauritslaboratorium op Ypenburg. Deze nieuwbouw wordt uitgevoerd onder beheer van TNO. In afwachting van nadere besluitvorming over de eigendomsoverdracht zijn in de begroting geen extra financiële middelen voor de verzakelijking uitgetrokken.

118

Waarom zijn de uitgaven voor vervanging van restauratie van oliepijpleidingen niet geboekt bij DPO onder het ressort HKKLu?

De vervanging en restauratie van de oliepijpleiding zijn onderdeel van het Navo Veiligheids investeringsprojecten programma. Deze uitgaven worden met de Navo verrekend en verantwoord onder artikel U01.23. De exploitatie van de pijpleiding wordt verantwoord onder het ressort HKKlu.

119

Waarom is het bedrag aan investeringen inzake AWACS in 2001 zoveel lager dan in 2000?

Het bedrag inzake AWACS-investeringen berust op een schatting van het betalingsschema aan Boeing door het Nato Awacs Programme Management Agency (Napma). Boeing heeft eerder aan zijn verplichtingen voldaan dan was voorzien, wat leidt tot een verhoging van het bedrag in 2000 en een verlaging van het bedrag in latere jaren.

120

Waarom is een garantie verleend aan Eurometaal voor 2 miljoen gulden? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de verkoop van het staatsbelang in Eurometaal?

In 1990 is in een raamovereenkomst tussen de Staat en de overige aandeelhouders van Eurometaal overeengekomen dat elke aandeelhouder naar rato van zijn aandeel borg staat voor door Eurometaal op te nemen geldleningen. Het aandeel van de Staat in deze borg, twee miljoen gulden, is opgenomen in de ontwerpbegroting. In de overeenkomst betreffende verkoop van het staatsaandeel in Eurometaal is aangegeven dat deze verplichting eindigt als alle aandelen zijn verkocht. Dit zal zijn in 2009. Overigens is er nog nooit een beroep gedaan op de borg.

De verkoop van de eerste tranche aandelen was voorzien per 1 oktober 2000. Hierin is enige vertraging opgetreden; de verkoop is nu voorzien vóór het einde van dit jaar. Dit heeft overigens geen gevolgen voor de opbrengsten en de rechten en verplichtingen van de Staat.

121

Hoe groot is het aandeel van het ministerie van Economische Zaken in technologie- en materieelontwikkelingsprojecten van defensie?

Het ministerie van Economische Zaken draagt jaarlijks ongeveer f 11 miljoen bij aan de Codema- en Euclid-projecten die worden gefinancierd uit artikel 01.26 en ongeveer f 4 miljoen aan technologie- en materieelontwikkelingsprojecten van de krijgsmachtdelen.

122

Kan worden aangegeven welk gedeelte van het budget voor onderzoek en technologie aan het Euclidprogramma zal worden besteed?

De bijdrage aan het Euclid-programma bevat geen vast deel van het budget voor onderzoek en technologie. In Euclid wordt per project over deelneming besloten, waarbij steeds het belang voor Defensie en de mogelijkheden van de Nederlandse industrie en onderzoeksinstellingen worden beoordeeld. De afgelopen jaren is gemiddeld f 9 tot 10 miljoen per jaar aan het Euclid-programma bijgedragen.

123

Bij de toelichting op de herschikkingen zijn twee verschillende krijgsmachtonderdelen ondergebracht. Kan de regering aangeven hoeveel kosten zijn verbonden aan het aanhouden van de huidige operationele F16's en hoeveel kosten zijn verbonden aan het oplossen van knelpunten bij de Koninklijke Marechaussee?

Het aanhouden van 108 operationele F-16's kost 45 miljoen per jaar extra ten opzichte van de oorspronkelijk raming waarin rekening was gehouden met het opheffen van een squadron F-16 vliegtuigen als uitvloeisel van de Defensienota. De kosten voor het oplossen van de knelpunten bij de Koninklijke marechaussee bedragen / 49,5 miljoen in 2000 (hierbij is rekening gehouden met de eenmalige kosten als gevolg van de inzet tijdens het Europees Kampioenschap voetbal) en vanaf 2001 structureel / 42,5 miljoen.

124

Wat zijn de budgetten die recent in de Rijksministerraad zijn vastgesteld met betrekking tot de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba? Betekent dit een verlaging van het uitgavenniveau met betrekking tot de kustwacht? Zo ja, wordt hierdoor de operationele inzetbaarheid van de kustwacht verminderd?

In de ontwerpbegroting 2001 van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, die onlangs in de Rijksministerraad is goedgekeurd, staan de onderstaande geraamde bedragen vermeld voor de periode 2000-2005 (1999 is realisatie).

Ontwerpbegroting 2001 kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

Exploitatie

40,97

48,50

46,63

46,36

45,90

44,67

44,77

Investeringen

15,00

13,29

7,03

0,22

0,00

0,00

0,00

Totaal

55,97

61,79

53,66

46,58

45,90

44,67

44,77

De verlaging van het uitgavenniveau wordt vooral veroorzaakt door het voltooien van de investeringsprojecten. De operationele inzetbaarheid wordt hierdoor niet verminderd.

125

Ten laste van welk artikel komen de kosten voor het tijdschrift "militaire spectator" en de contributie voor het Atlantic Exchange Programma met ingang van 2001?

In het overzicht van de mutaties per beleidsterrein op blz.34 van de begroting 2001 staat vermeld dat deze bedragen met ingang van 2000 worden ondergebracht in artikel 01.29 (overige departementale beleidsuitgaven).

126

Waarom neemt de rentecompensatie structureel met 10 miljoen toe?

De rentecompensatie neemt niet structureel toe. Echter, voor het jaar 2000 waren al in het begrotingsvoorbereidingsproces de aan de beleidsterreinen toekomende bedragen toebedeeld, gebaseerd op de vermoedelijke hoogte van het eigen vermogen van de agentschappen per eind 1999. Na de afsluiting van het begrotingsjaar 1999, waarbij het definitieve eigen vermogen van de agentschappen is bepaald, zijn de uiteindelijke bedragen voor de rentecompensatie vastgesteld. Deze zijn in de huidige begroting nog niet aan de beleidsterreinen toebedeeld, maar verantwoord op artikel U01.29.04.

127

Welke wapenbeheersings- en samenwerkingsprogramma's met Midden- en Oost-Europese landen vallen onder artikelonderdeel 01.29.03? Betreft het hier alle uitgaven die het ministerie van Defensie aan internationale wapenbeheersing doet?

Onder artikel 01.29.03 vallen bi- en multilaterale samenwerkingsprogramma´s met Albanië, Bulgarije, Estland, FYROM, Hongarije, Letland, Litouwen, Oekraïne, Polen, Roemenië, de Russische Federatie, Slovenië, Slowakije,en Tsjechië. Elk programma omvat een groot aantal deelactiviteiten op het gebied van stafbesprekingen, opleidingen en trainingen. Defensie heeft geen conventionele wapenbeheersingsprogramma´s met Midden-en Oost-Europese landen. Reguliere uitgaven voor de uitvoering van
wapenbeheersingsovereenkomsten, zoals het CSE-verdrag, zijn opgenomen in de begrotingen van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht.

Nederland heeft met de Russische Federatie verdragen gesloten op het gebied van de chemische en de nucleaire wapenbeheersing. Het eerste verdrag is gesloten in 1998 en betreft de vernietiging van chemische wapens in Kambarka. Voor de vernietiging van lewisiet is in eerste aanleg een door Defensie en Buitenlandse Zaken gezamenlijk te financieren bedrag van f 10 miljoen gulden beschikbaar. Thans wordt bezien of het verdrag ook van toepassing kan worden verklaard op andere lokaties waar chemische wapens worden vernietigd.

Het tweede verdrag is dit jaar gesloten en heeft betrekking op samenwerking op het gebied van de veilige ontmanteling van Russische kernwapens en atoomonderzeeboten. Nederland stelt hiervoor in beginsel f 6 miljoen beschikbaar. Dit bedrag zal ten laste van de HGIS worden gebracht.

128

Waarom nemen de uitgaven aan de ZVD-regeling structureel met 3 miljoen toe?

Er is geen sprake van een structurele toename van de ZVD-uitgaven. Het lagere bedrag in 2000 heeft een technische achtergrond. Vanuit artikel 1.27 dient een via de eindejaarsmarge op dat artikel geboekte, maar feitelijk op de ZVD betrekking hebbend saldo 1999 ad. f. 3,7 mln te worden overgeheveld. Correctie was voorzien binnen het kader van de budgettaire afwikkeling van het arbeidsvoorwaarden-akkoord 2000 - 2001 maar zal thans separaat van die afwikkeling plaatshebben en worden verwerkt in het kader van de 2e suppletore begroting 2000.

129

Levert de overdracht van het beheer en de uitvoering van ouderdoms- en nabestaandenpensioenen aan het ABP een kostenbesparing op voor defensie? Zo ja, welke personele en financiële veranderingen zijn te verwachten indien de Kaderwet militaire pensioenen wordt aangenomen?

131

Is het bedrag dat oorspronkelijk was voorzien om het premietekort van defensie bij de overgang van de pensioenen naar het ABP te dekken nog hoog genoeg nu het premietekort twee jaar alter ontstaat dan de als uitgangspunt gehanteerde datum van 1 januari 2000?

De opheffing van de huidige Dienst Militaire Pensioenen betekent dat het personeel van die dienst zal worden ondergebracht bij het ABP. De voor de defensiebegroting vrijvallende uitvoeringskosten worden aan het budget voor kapitaaldekking toegevoegd. In dat kader zal overheveling plaatsvindne van beleidsterrein 9 (DICO) naar beleidsterrein 2 (pensioenen en uitkeringen). Na de overdracht zal Defensie voor de voor kapitaaldekking ondergebrachte uitkeringen de doorsnee ABP-premie betalen, met inbegrip van de daarin opgenomen opslag voor apparaatskosten. Het in de toelichting bij beleidsterrein 2 vermelde financieringsregime gaat daar ook van uit. In de thans voorliggende ontwerp-begroting zijn de effecten van de met één jaar vertraagde overgang opgenomen. Het totaal beschikbare bedrag is naar huidig inzicht voldoende om binnen de met het ABP overeengekomen periode van 40 jaar tot afwikkeling van de benodigde premie te komen.

130

Kan aangegeven worden hoe hoog het ziekteverzuim is bij de diverse krijgsmachtdelen en hoe hoog de instroom in
arbeidsongeschiktheidsregelingen? Wat is het beleid op dit gebied?

De militair of burgerambtenaar die om medische redenen zijn arbeid niet meer (volledig) kan vervullen, vertoont ziekteverzuim. Dit begrip is breder dan het veelal gehanteerde ´ziek thuis´: het omvat onder meer ook medewerkers die de arbeid slechts een deel van de tijd vervullen, alsmede militairen die hun functie volledig vervullen maar niet aan de algemene inzetbaarheidseis voldoen.

In de onderstaande tabel zijn de ziekteverzuimcijfers over 1999 weergegeven. De door de krijgsmachtdelen in het kader van het ziekteverzuim gehanteerde definities zijn nog niet gelijk, zodat een vergelijking tussen krijgsmachtdelen niet helemaal mogelijk is.

Ziekteverzuim Defensie 1999 exclusief zwangerschapsverlof

MILITAIR PERSONEEL

BURGER PERSONEEL

MAN

VROUW

GEM.

MAN

VROUW

GEM.

Koninklijke Marine

2,14

3,72

2,28

7,56

8,60

7,70

Koninklijke Landmacht

6,50

11,60

6,90

8,60

11,60

9,00

Koninklijke Luchtmacht

4,35

7,35

4,60

6,23

9,90

6,90

Koninklijke Marechaussee*

4,00

7,00


* alleen gemiddelde cijfers over mannen en vrouwen beschikbaar
De reïntegratie van werknemers (zowel miltairen als burgerambtenaren) is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de commandant, dan wel het hoofd van dienst. De reïntegratie is primair gericht op terugkeer in de eigen functie. Als op enig moment blijkt dat de terugkeer in de oude functie niet meer mogelijk is, worden de reïntegratie-inspanningen gericht op terugkeer in de eigen organisatie op een andere functie of op een aangepaste functie.

Zodra bij een militair het vermoeden bestaat dat hij wegens ziekte of een gebrek blijvend ongeschikt is voor het vervullen van militaire dienst, worden de reïntegratie-inspanningen in beginsel gericht op burgerfuncties. Reïntegratie als militair is dan niet meer aan de orde. Omdat militairen een groter risico lopen om wegens arbeidsongeschiktheid te worden ontslagen dan burgerambtenaren, heeft Defensie een speciale reïntegratie-regeling tot stand gebracht. Deze regeling bevat reïntegratie-instrumenten zoals studiefaciliteiten, stimuleren zelfstandig ondernemerschap en externe bemiddeling.

Krijgsmachtdelen geven op verschillende wijze uitvoering aan reïntegratie-activiteiten. Zo worden militairen bij de Koninklijke marine na zes weken ziekte in beginsel overgeplaatst naar de Sociaal Medische Dienst (´ziekenboeg´), waar verdere begeleiding en reïntegratie ter hand worden genomen. De begeleiding en reïntegratie van burgerambtenaren wordt binnen de KM decentraal uitgevoerd.

De Koninklijke landmacht heeft enige jaren geleden de Individuele Begeleidingsdienst Koninklijke Landmacht (IDBKL) opgericht. Deze dienst heeft als taak militairen met langdurig arbeidsverzuim, die om die reden niet langer of tijdelijk niet op hun functie kunnen worden gehandhaafd, na plaatsing bij de IBDKL een gecoördineerde begeleiding te bieden teneinde onder meer de reïntegratie als militair of burger optimaal te kunnen vormgeven. De begeleiding van burgerambtenaren wordt decentraal uitgevoerd. De aansturing en coördinatie geschiedt centraal bij de Centrale Dienst Personeel en Organisatie.

De Koninklijke luchtmacht heeft ervoor gekozen de reïntegratie-activiteiten van zowel het burgerpersoneel als militairen decentraal te laten uitvoeren. Er is overigens wel een centrale sturing en monitoring via het Sociaal Geneeskundig Verband.

Ook bij de Koninklijke marechaussee geschiedt de uitvoering van de reïntegratie-activiteiten decentraal, terwijl de aansturing centraal plaatsvindt door het Bureau Coördinatie Verzuimbegeleiding en Reïntegratie KMar.

Voor de instroom van defensiepersoneel in
arbeidsongeschiktheidsregelingen gelden over 1999 de navolgende cijfers.

WAO 1999

MILITAIR PERSONEEL

BURGER PERSONEEL

TOTAAL

Stand 1-1-1999

1205

1910

3115

Instroom

241

238

479

Uitstroom

138

229

367

Stand 31-12-1999

1308

1919

3227

131

Is het bedrag dat oorspronkelijk was voorzien om het premietekort van defensie bij de overgang van de pensioenen naar het ABP te dekken nog hoog genoeg nu het premietekort twee jaar alter ontstaat dan de als uitgangspunt gehanteerde datum van 1 januari 2000?

Zie het antwoord op vraag 129.

132

Waarom vertonen de uitgaven voor de Uitkeringswet gewezen militairen vanaf 2001 een stijgende trend?

Deze trend wordt veroorzaakt door een stijgend aantal uitkeringsgerechtigden. Zie ook bijlage 12 bij de ontwerp-begroting 2001.

133

Is de regering bereid de resultaten van het recent afgeronde tweejaarlijkse interne personeelsonderzoek bij de Koninklijke Marine aan de Kamer te doen toekomen? Worden soortgelijke onderzoeken ook bij de andere krijgsmachtdelen uitgevoerd? Zo ja, is het mogelijk ook de resultaten van deze onderzoeken te ontvangen?

Zie het antwoord op vraag 13.

134

Kan worden aangeven wat door de Koninklijke Marine wordt verstaan onder korte termijn inzetbaar en op lange termijn inzetbaar?

135

Hoe lang is de aangegeven reactietijd voor de eenheden van het ressort Commandant der Zeemacht in Nederland? Wat wordt verstaan onder de "hoogste gereedheid" die binnen deze reactietijd te leveren moet zijn? Wat wordt verstaan onder de begrippen "korte termijn" en "lange termijn"?

156

Wat wordt bij het ressort CKMARNS verstaan onder de hoogste gereedheid? Wat wordt verstaan onder direct inzetbaar, op korte termijn inzetbaar en op lange termijn inzetbaar?

De gereedheidstermijnen geven de reactietijd van de eenheden weer vanaf het moment van oproep tot mogelijke inzet. Direct inzetbaar betekent dat de eenheid binnen twintig dagen inzetbaar is voor alle taken. Op korte termijn inzetbaar betekent dat de eenheid op een termijn van twintig tot zestig dagen inzetbaar is voor alle taken. Op lange termijn inzetbaar betekent dat de eenheid op een termijn van meer dan zestig dagen inzetbaar is voor alle taken. Onder de Ahoogste gereedheid die binnen deze reactietijd te leveren moet zijn@ wordt verstaan dat de eenheid onmiddellijk inzetbaar is voor alle taken binnen het verstrijken van het aantal dagen van de betreffende inzetbaarheidstermijn.

136

Waarom worden verplichting aangegaan zoals een permanente deelname aan STANAVFORLANT, MCMFORNORTH, MCMFORMED terwijl de druk op het personeel groot is als gevolg van vacatures. Waarom wordt niet op ad hoc basis aan dergelijke vlootverbanden deelgenomen. Kan een overzicht worden gegeven van de Europese NAVO-landen die evenals Nederland permanent deelnemen aan voornoemde vlootverbanden?

Nederland neemt sinds de oprichting deel aan STANAVFORLANT (1968), STANAVFORMED (1992) en MCMFORNORTH (ex-STANAVFORCHAN, 1973). De deelneming aan deze drie multinationale Immediate Reaction Forces geschiedt om invulling te geven aan de door SACLANT en SACEUR opgestelde Force Goals AM 0040 en EM 0040. Daarnaast wordt sedert 1999 jaarlijks gedurende een aantal maanden door een mijnenbestrijdingseenheid deelgenomen aan MCMFORMED. Met de Immediate Reaction Forces levert de Alliantie een permanent en zichtbaar bewijs van de solidariteit en de samenhang van het bondgenootschap, alsmede van zijn operationele vermogen. De regering hecht eraan de Nederlandse bijdrage te continueren. Permanente deelneming door Nederland biedt voorts het voordeel dat voortdurend geoefend wordt in een multinationaal verband, waarin Navo-doctrines en procedures beoefend en getest worden.

Tot midden 1999 heeft een schip voor een periode van zes maanden deelgenomen aan bovengenoemde verbanden. Teneinde de druk op het personeel te verminderen, is de duur van deelneming door een schip sinds die tijd tot vier maanden teruggebracht.

Naast Nederland nemen van de Europese Navo-landen Duitsland en het Verenigd Koninkrijk op permanente basis deel aan STANAVFORLANT, terwijl Spanje te kennen heeft gegeven dat vanaf 2001 te willen doen. Permanente Europese deelnemers aan STANAVFORMED zijn (naast Nederland): Duitsland, Griekenland, Italië, Spanje, Turkije en het Verenigd Koninkrijk. Met Nederland vormen België, Denemarken, Duitsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk de overige permanente deelnemers aan MCMFORNORTH. Aan MCMFORMED wordt door Duitsland, Griekenland, Italië, Spanje en Turkije op permanente basis deelgenomen.

137

Waarom wordt beknibbeld op de oefeningen bij de Koninklijke Marine. Oefeningen worden gehouden omdat zij noodzakelijk zijn. Zijn in het verleden niet-noodzakelijke oefeningen gehouden?

153

Waarom is het activiteitenniveau van het stationschip in het Caribische gebied structureel verlaagd waardoor een presentie op zee ontstaat die minder dan gewenst is?

Bij het opstellen van de begroting zag de Koninklijke marine zich geconfronteerd met grote budgettaire problemen, voornamelijk ten gevolge van BTW-navorderingen, de hoge koersen van dollar, pond en Antilliaanse gulden, alsmede de hoge brandstofpijzen. In de exploitatie was een structurele activiteitenreductie bij alle operationele ressorts niet te vermijden. Deze activiteitenreductie leidt tot een afname van het aantal beschikbare vaardagen, vlieguren en manoefendagen. Dit uit zich vervolgens in een verminderde deelneming aan diverse oefeningen.

Er is geregeld geoefend met niet-Navo landen. Door de beperkte hoeveelheid gezamenlijke procedures met deze landen, zijn dergelijke oefeningen echter soms eenvoudiger van opzet dan die met Navo-eenheden. Dit leidt tot een geringere oefenwaarde voor Nederlandse marine-eenheden. Om aan de opgedragen operationele doelstellingen voor inzetbaarheid te kunnen blijven voldoen, met als gegeven de activiteitenreductie, zal de KM ten opzichte van oefeningen met niet-Navo landen een hogere prioriteit moeten geven aan oefeningen met een hoog oefenrendement.

138

Wanneer is besluitvorming over deelname aan de Multinational Interception Force te verwachten? Welke inzet van Nederland wordt hierbij verwacht en is Nederland in staat deze inspanning te leveren?

De Koninklijke marine houdt bij het opstellen van het vaar- en onderhoudsplan rekening met de deelneming aan de Multinational Interception Force door een fregat gedurende twaalf weken per jaar en een P3C Orion gedurende ruim 100 vlieguren om het jaar. Deze bijdrage wordt sinds 1996 geleverd. Voor 2001 is nog geen besluit genomen.

139

Gaat deelname aan vredesoperaties ten koste van de activiteiten om te voldoen aan de operationele gereedheid? Komt de geoefendheid van de Nederlandse marine hiermee onder het minimumniveau?

Operationele gereedheid impliceert inzetbaarheid voor alle taken. Tijdens de uitvoering van vredesoperaties wordt veelal een beperkt aantal van deze taken uitgevoerd. Door het niet kunnen oefenen van de overige taken zal de geoefendheid voor deze taken teruglopen, in sommige gevallen zelfs onder het minimum niveau. Eenheden voor vredesoperaties worden in de hoogste operationele gereedheidstoestand uitgezonden. Na terugkeer van de vredesoperaties wordt, indien nodig, een aangepast oefenprogramma samengesteld waarbij juist taken worden beoefend die bij de uitvoering van de vredesoperatie onvoldoende aan bod kwamen.

140

Wat wordt verstaan onder oefeningen met een hoog oefenrendement? Betekent het nadruk leggen op oefeningen met een dergelijk karakter als gevolg van bezuinigingen niet dat de marine minder breed inzetbaar wordt?

Oefeningen met een hoog rendement zijn de gecompliceerde oefeningen die gehouden worden in taakgroepverband. Deze training in het Belgisch-Nederlands eskader en oefeningen met Britse en Amerikaanse taakgroepen genieten daarom prioriteit. Juist door nadruk te leggen op deze oefeningen blijft de marine breed inzetbaar.

141

Waarom wordt de begrotingssterkte bij de KM met burgerfuncties verhoogd terwijl het aantal burgerfuncties op grond van eerder vastgesteld beleid moet worden gereduceerd?

Het implementeren van nieuw beleid zoals regelgeving op het gebied van Arbo en milieu terwijl nog uitvoering wordt gegeven aan eerdere reducties, leidt soms per saldo tot tijdelijke verhogingen in het op zichzelf afnemende burgerpersoneelsbestand.

142

Is het omlaag brengen van het rangsniveau met 15% een financieel technische exercitie of zal in 2001 dit ook in de praktijk zijn vertaald? Gaat het hier om de omzetting van BOT- in BBT-functies met een lagere rang?

Het omlaag brengen van het rangsniveau met vijftien procent heeft zich vooralsnog beperkt tot een financieel-technische exercitie. De vraag hoe de vertaling naar de praktijk moet geschieden is nu nog niet te beantwoorden. In de loop van 2001 zal hierover meer duidelijkheid ontstaan.

143

Leidt het verlagen van de begrotingssterkte militair personeel, de budgetverlagingen en reducties in activiteiten en oefeningen bij het ressort CZMNED tot een verminderde inzetbaarheid van schepen in eskaderverband? Acht de regering dit een gewenste ontwikkeling?

Het verlagen van de begrotingssterkte militair personeel heeft geen invloed op de formatiegrootte van de scheepsbemanningen. Door de tekorten is wel sprake van een tijdelijk lagere vullingsgraad van enkele eenheden. De budgetverlaging uit zich voor een deel in een activiteitenreductie. Deze reductie zou kunnen leiden tot een verminderde geoefendheid. Een verminderde inzetbaarheid van schepen is een ongewenste ontwikkeling. De geoefendheid blijft echter naar verwachting nog binnen de gestelde normen voor inzetbaarheid.

144

Wat zijn de gestelde eisen voor inzetbaarheid van individuele schepen? Wanneer zullen deze minimumeisen naar verwachting bereikt worden?

De eisen voor de inzetbaarheid van de individuele schepen ontstaan op basis van de operationele doelstellingen bij de ressorts CZMNED en CZMCARIB. De doelstellingen worden gepresenteerd door middel van de gereedheidstermijnen van de eenheden. Deze gereedheidstermijnen worden vervolgens aan de hand van een normenstelsel per eenheid vertaald in vereiste percentages personele en materiële gereedheid, alsmede geoefendheid. Dit zijn de minimum eisen waaraan een eenheid met een bepaalde gereedheidstermijn moet voldoen om de eisen van operationele doelstellingen te vervullen. Het zijn de randvoorwaarden voor het operationele vaar- en oefenprogramma van de individuele schepen dat CZMNED en CZMCARIB opstellen en waarmee de schepen in staat worden gesteld om de vereiste norm te realiseren.

145

Is het op een realistischer niveau brengen van de meerjarige budgetten, zoals voor het onderhoud Lynx en Orions gedaan is, ook mogelijk voor andere ramingen? Zo ja, gebeurt dit ook? Zo nee, waarom niet?

In voorgaande jaren bleek geregeld dat de realisatie van de budgetten voor onderhoud en herstel van de Lynx helikopters en de P3C Orion maritieme patrouillevliegtuigen niet overeenkwam met de ramingen. Naar aanleiding van een onderzoek is de ramingsmethodiek aangepast. Het vergelijken van de realisatie met de ramingen is een onafgebroken proces dat zich niet beperkt tot de budgetten voor het onderhoud van de Lynx en de Orion. Indien afwijkingen zichtbaar worden, wordt de oorzaak onderzocht en indien nodig wordt de ramingsmethodiek aangepast.

146

Is het personeel dat beschikbaar komt door het afstoten van drie mijnenbestrijdingsvaartuigen gekwalificeerd en bereid om op het tweede Amfibisch Transportschip ingezet te worden?

Er is geen directe relatie tussen de opvarenden van de af te stoten mijnenbestrijdingsvaartuigen en de bemanning van het tweede LPD. Het personeel van de drie schepen zal derhalve niet één op één overgaan naar het tweede LPD.

147

De geoefendheid van bepaalde onderdelen in de marine neemt af ten gevolge van reductie van het aantal vaardagen en vlieguren, hetgeen zorgen baart. Deze reductie wordt nodig geacht in verband met tegenvallers elders in de begroting. Op welke tegenvallers wordt hier gedoeld?

152

Een aantal maal wordt in de toelichting onder meer bij het kopje Activiteitenreductie melding gemaakt van budgettaire problemen. Welke budgettaire problemen worden hier bedoeld?

Na vaststelling van de budgetten voor de Koninklijke marine in de begroting 2000 en de Defensienota 2000 is sprake geweest van een aantal budgettaire tegenvallers. Het betreft onder meer een BTW-navordering van f 58,5 miljoen, te betalen in 2000. Tevens leidde het aangaan van de verplichting voor het CUP-Orionproject tot het afsluiten van een termijndollarcontract, waarvan de koers veel hoger lag dan de plankoers waarmee in de begroting rekening was gehouden. Dit veroorzaakte een koersverlies van f 62 miljoen in de begrotingsperiode. Ook heeft de KM voor een bedrag van f 29,7 miljoen bijgedragen aan de oplossing van een aantal Defensiebrede budgettaire problemen in de begrotingsperiode. Verder is sprake van een aantal kleinere tegenvallers, zoals de onvoorziene, maar onvermijdelijke aankoop van helikopteronderdelen, de stijging van de prijzen op de bouwmarkt en de voor de reeële prijsontwikkeling te lage prijscompensatie. Tesamen belopen deze kleinere tegenvallers een bedrag van ruim f 50 miljoen in de begrotingsperiode.

Al deze factoren hebben geleid tot een totaal budgettair probleem in de begrotingsperiode van circa f 200 miljoen. Weliswaar is de begroting van de KM door een toevoeging van
/ 47 miljoen in 2000 ondersteund, maar dit bleek te weinig om zonder aanvullende structurele budgettaire maatregelen de begroting op het budget aan te sluiten.

148

Kan worden aangegeven wat de huidige otassterkte is van de GOEM en wat de daadwerkelijke personele vulling is per 1 oktober 2000?

De bemanningslijst van de GOEM (exclusief de marinierseenheden in de NA&A) bestond per 1 oktober 2000 uit 2012 functies, waarvan er 1596 bezet waren.

149

Is het op geen enkele wijze mogelijk maatregelen te treffen zodat de daadwerkelijke presentie van schepen op zee van het ressort CZMCARIB niet onder het gewenste niveau komt? Is presentie op zee niet één van de voornaamste doelstellingen?

Presentie op zee is een zeer belangrijk aspect van de taakuitvoering van het stationsschip. Binnen het integrale bedrijfsvoeringsbudget van CZMCARIB zijn inmiddels door verschuivingen mogelijkheden gevonden om de presentie op zee van het stationsschip op het gewenste niveau te houden.

150

Wie stelt de noodzakelijke presentie van het stationsschip in het Caraïbisch gebied vast?

In de Defensienota-2000 zijn de taken van de Koninklijke Marine in het Caribisch gebied in hoofdlijnen weergegeven. De Bevelhebber der Zeestrijdkrachten stelt binnen de beschikbare middelen de noodzakelijke presentie van de hiervoor aangewezen eenheden vast.

151

Kan nader worden aangegeven wat de gevolgen zijn als het stationsschip twee weken niet aanwezig is?

Het stationsschip is permanent in de regio aanwezig, hetzij op zee, hetzij in een haven. Bij een verminderd aantal beschikbare vaardagen kan het schip in de haven binnen de gestelde gereedheidstermijnen nog wel voor alle taken ingezet worden. De presentie op zee neemt echter af. Dit zal dan vooral ten koste gaan van het aantal oefeningen met andere marines en de zichtbaarheid elders in de regio.

152

Een aantal maal wordt in de toelichting onder meer bij het kopje Activiteitenreductie melding gemaakt van budgettaire problemen. Welke budgettaire problemen worden hier bedoeld?

Zie het antwoord op vraag 147.

153

Waarom is het activiteitenniveau van het stationschip in het Caribische gebied structureel verlaagd waardoor een presentie op zee ontstaat die minder dan gewenst is?

Zie het antwoord op vraag 149.

154

In hoeverre is het zeker dat vanaf 2001 de tarieven voor gesprekskosten vanaf de Nederlandse Antillen zullen dalen?

Dit is nog niet geheel zeker, maar wordt waarschijnlijk geacht op grond van ervaringen elders in de wereld bij het liberaliseren van de telecommunicatiemarkt. Als echter de liberalisering later wordt ingevoerd dan de KM voorziet, zal de reductie tijdelijk op andere wijze moeten worden ingevuld.

155

Wanneer zijn de uitkomsten te verwachten van het nader onderzoek naar de invulling van de personeelsmaatregelen bij de Koninklijke marine?

De werkgroepen
Aimplementatie employability@ en Averjonging en vernieuwing@, die zich bezighouden met het vormgeven van de personeelsmaatregelen uit de Defensienota-2000, zullen begin volgend jaar van hun bevindingen verslag doen.

156

Wat wordt bij het ressort CKMARNS verstaan onder de hoogste gereedheid? Wat wordt verstaan onder direct inzetbaar, op korte termijn inzetbaar en op lange termijn inzetbaar?

Zie het antwoord op vraag 134.

157

Waarom worden de oefenmandagen gereduceerd terwijl dit slechts een relatief klein bedrag aan bezuinigingen oplevert?

De reductie in manoefendagen ad
/ 2,3 miljoen vormt een substantieel onderdeel van de benodigde verlaging van het exploitatiebudget van de gezamenlijke operationele eenheden. Zonder dergelijke bedragen kon de begroting niet sluitend worden gemaakt.

158

Heeft de structurele verlaging van het aantal manoefendagen bij het Korps Mariniers met 17.000 gevolgen voor de deelname aan internationale oefeningen en operaties? Acht de regering de afname van het aantal manoefendagen een gewenste ontwikkeling? Waarom neemt het aantal manoefendagen vanaf 2002 weer toe?

De structurele verlaging van het aantal manoefendagen heeft gevolgen voor de deelneming aan oefeningen. Oefeningen met een maximaal rendement krijgen prioriteit. Een verdere verlaging van het aantal manoefendagen is ongewenst. Deelneming aan (vredes-) operaties valt buiten de ramingen. De stijging van het aantal manoefendagen vanaf 2002 wordt veroorzaakt door de uitbreiding van het Korps Mariniers met de paraatstelling van het derde mariniersbataljon.

159

Is het de regering bekend dat met betrekking tot het Marinebedrijf nagedacht wordt over het houden van een haalbaarheidsonderzoek naar de nadere uitwerking van de in het Interdepartementaal Beleids Onderzoek gesuggereerde mogelijkheid tot samenwerking met de industrie en/of privatisering van delen van het onderhoud binnen de krijgsmacht?

160

Acht de regering dit een gewenste ontwikkeling gegeven de teruglopende werkgelegenheid binnen de Marine en vergaande interesse van industriële partners? Onderschrijft de regering daarbij de randvoorwaarde van de Marine om alleen scheepsgebonden onderhoud of taken van strategisch belang in Den Helder te handhaven?

161

Worden in deze discussie alle gevolgen van lopende reorganisatieplannen meegenomen, m.a.w. bestaat er de mogelijkheid dat privatisering wordt ingevoerd kort nadat delen van het onderhoudsbedrijf MEOB-Oegstgeest als gevolg van de lopende reorganisatie zijn verhuisd naar Den Helder?

162

Zo ja, is het dan niet raadzaam om dit onderzoek tot privatisering nu te laten plaatsvinden om onnodige verplaatsing van personeel te voorkomen indien het resultaat van het onderzoek privatisering rechtvaardigt?

163

Is de regering van mening dat, wanneer onderzoek niet voor de datum van verplaatsing van het MEOB-O naar Den Helder kan worden afgerond, in het kader van goed personeelsbeleid en continuering van de werkzaamheden, privatisering de eerste jaren niet aan de orde mag zijn?

In antwoord op Kamervragen over het rapport
ARijnconsult@ (zie brief nr F/2000000485 dd 22 februari 2000) is gewezen op het belang van onder andere het CDV-proces voor de toekomstige positie en activiteiten van het Marinebedrijf.

De verhuizing van het (voormalige) MEOB-Oegstgeest maakt deel uit van het project Vorming Eén Marinebedrijf, waar ook de voormalige Rijkswerf en het Sewacobedrijf deel van uitmaken. De nieuwbouw in Den Helder is nagenoeg klaar. De verhuizing begin 2001 voorzien. Volgens de huidige planning zal het Marinebedrijf in 2004 het CDV-proces doorlopen. Tot dan wordt het Marinebedrijf de gelegenheid geboden met de nieuwe organisatiestructuur vertrouwd te raken. Tegelijkertijd wordt intern een toekomstvisie voor het Marinebedrijf op de langere termijn ontwikkeld, waarbij geen onderscheid meer wordt gemaakt naar de herkomst van de diverse bedrijfsonderdelen van het Marinebedrijf. In het CDV-onderzoek wordt geanalyseerd of betrokkenheid van private partijen kan leiden tot een doelmatige voortbrenging van de voor de KM benodigde onderhoudsactiviteiten. De aanwezigheid in Den Helder van capaciteit, waar in het verleden veel in is geïnvesteerd, vormt in de CDV-analyse een uitgangspunt.

160

Acht de regering dit een gewenste ontwikkeling gegeven de teruglopende werkgelegenheid binnen de Marine en vergaande interesse van industriële partners? Onderschrijft de regering daarbij de randvoorwaarde van de Marine om alleen scheepsgebonden onderhoud of taken van strategisch belang in Den Helder te handhaven?

Zie het antwoord op vraag 159

161

Worden in deze discussie alle gevolgen van lopende reorganisatieplannen meegenomen, m.a.w. bestaat er de mogelijkheid dat privatisering wordt ingevoerd kort nadat delen van het onderhoudsbedrijf MEOB-Oegstgeest als gevolg van de lopende reorganisatie zijn verhuisd naar Den Helder?

Zie het antwoord op vraag 159

162

Zo ja, is het dan niet raadzaam om dit onderzoek tot privatisering nu te laten plaatsvinden om onnodige verplaatsing van personeel te voorkomen indien het resultaat van het onderzoek privatisering rechtvaardigt?

Zie het antwoord op vraag 159

163

Is de regering van mening dat, wanneer onderzoek niet voor de datum van verplaatsing van het MEOB-O naar Den Helder kan worden afgerond, in het kader van goed personeelsbeleid en continuering van de werkzaamheden, privatisering de eerste jaren niet aan de orde mag zijn?

Zie het antwoord op vraag 159.

164

Gezien het aantal vacatures bij de krijgsmacht dient tijdelijk personeel te worden ingehuurd. Kan de regering aangeven hoeveel middelen worden uitgetrokken voor de inzet van tijdelijke arbeidskrachten en deze bedragen toelichten?

Als bijlage 12 bij de begroting 2001 treft u aan de verdiepingsbijlage, waarin de ramingskengetallen zijn weergegeven. Hierin is per beleidsterrein onder de kop
Aoverige personele uitgaven@ aangegeven hoeveel budget is geraamd voor inhuur. Ter toelichting is tevens aangegeven hoeveel mensjaren daarvoor worden ingehuurd.

165

Waarom is het aantal MJO's (meerjaarlijks onderhoud) voor 2001 lager geraamd dan in 2000? Heeft dit gevolgen voor de materiële gereedheid van de vlooteenheid?

Aangezien de MJO's en TTO's van verschillende eenheden niet dezelfde werkomvang hebben en de afstemming een complexe afweging is, kan het gebeuren dat het aantal MJO's en TTO's per begrotingsjaar fluctueert. De onderhoudsbehoefte is in elk geval zo afgestemd dat de materiële gereedheid van de vlooteenheden constant op voldoende niveau blijft.

166

Wat is de reden van het achterblijven van de personele reducties in het ressort Ondersteunende eenheden? Wanneer zal naar verwachting de reductietaakstelling behaald worden? Leidt deze reductie tot werkdrukverhoging voor het overige personeel?

Thans resteert nog maar 1 procent van de totale personele reductie bij de Ondersteunende eenheden. Voorstellen voor afronding zijn in voorbereiding. Over het algemeen leiden reducties tot verbetering van de doelmatigheid. Incidenteel kan dit ook leiden tot een hogere werkdruk.

167

Wat zijn de financiële gevolgen van het tijdelijk uit de vaart nemen van de vier onderzeeboten van de Walrus-klasse?

De financiële meevaller ten gevolgen van het (tijdelijk) uit de vaart nemen van de onderzeeboten bedraagt in 2000 ongeveer / 2 miljoen gulden. Ditzelfde bedrag zal waarschijnlijk nodig zijn voor de aanschaf van nieuwe binnenboord-afsluiters om het defect op te lossen.

168

In welke tabel is de verhoging in de begrotingssterkte met 8 vte'n burgerpersoneel terug te vinden?

In de begroting 2001, bijlage 1, de tabel op blz. 2 is voor 2000 de begrotingssterkte burgerpersoneel CZMNED in vergelijking met de voorlopige begroting 2000 verhoogd van 900 naar 908.

169

Wat wordt bedoeld met de opmerking dat de budgetten voor onderhoud van gebouwen en terreinen onder druk staan als gevolg van de overspannen bouwmarkt?

De gunstige economische ontwikkelingen van de laatste jaren hebben invloed op het vraag-en-aanbod mechanisme in de bouwwereld. Het werkaanbod in de bouw is thans dermate groot dat aannemers selectief projecten kunnen aannemen. Daarnaast kampt ook de bouwwereld met een personeelsgebrek. Schaarste op de arbeidsmarkt heeft (ook) hier een prijsopdrijvend effect. Deze ontwikkelingen dragen ertoe bij dat de onderhandelingsruimte bij uitbesteding van onderhoud en herstelwerkzaamheden, maar ook bij nieuwbouwprojecten, beperkt is en dat aanbestedingen in het algemeen aanzienlijk duurder uitvallen dan voorzien. Hierdoor komen de budgetten onder druk te staan.

170

Acht de regering de verminderde deelname van personeel van de Admiraliteit aan congressen en seminars en de afname van het niveau van de dienstverlening van de Admiraliteit aan de operationele en ondersteunende eenheden een gewenste ontwikkeling?

De verminderde deelname van personeel van de Admiraliteit aan congressen en seminars en de afname van het niveau van de dienstverlening van de Admiraliteit is een noodzakelijke keuze geweest. Een verdere reductie is ongewenst.

171

Kan de navordering van 58,5 miljoen gulden BTW nader worden toegelicht? Is hier sprake van een technische programmatuurfout of is gepoogd een zo gunstig mogelijke opstelling van de cijfers te presenteren, die tot een te royale terugvordering van BTW door de marine leidde, waarop men is teruggefloten door de belastingdienst.

Uit een in 1999 door de Directeur Economisch Beheer Koninklijke marine uitgevoerde interne controle naar het terugvorderen van omzetbelasting bij magazijnsverstrekkingen bleek in de programmatuur van het geautomatiseerde voorraad-administratiesysteem een fout te zitten. Deze fout is ontstaan tijdens uitgebreid onderhoud in 1995. Als gevolg van deze fout is in de periode 1995-1999 teveel BTW teruggevorderd. Na de controle door DEBKM is dit door de KM ter kennis gebracht van de belastingdienst en is, in nauwe samenwerking met de fiscus, een bedrag vastgesteld waarvoor in overleg met de Inspecteur Belastingdienst Grote Ondernemingen Den Haag een terugbetalingsregeling is getroffen.

172

Welke nadere uitwerking wordt gegeven aan de plannen om marinepersoneel een opleiding tijdens of na afloop van de contractperiode te bieden? Hoeveel geld is hiervoor beschikbaar?

173

Voor de vergroting van de werkzekerheid voor BBT'ers na de contractafloop wordt een plan ontwikkeld. Kan over dit plan meer duidelijkheid worden gegeven? Welke vooruitgang is reeds geboekt? Wanneer wordt dit plan of een opzet daartoe gepresenteerd?

De werkzekerheidsplannen van de Koninklijke marine zijn in juli 2000 goedgekeurd door de Admiraliteitsraad. Een werkgroep treft thans voorbereidingen voor de uitvoering.

Employabilityfaciliteiten worden in de vorm van arbeidsmarktbemiddeling, studiegelegenheid en -middelen, studietijd en/of geld voor opleidingen ter beschikking gesteld, afhankelijk van de al dan niet aanwezige startkwalificatie van betrokkene. De BT-militairen die nog niet voldoende zijn toegerust voor de arbeidsmarkt kunnen een passende studie of opleiding volgen. Deze opleiding wordt gevolgd vanaf een zogenoemde uitstroomfunctie, waarin de militair in deeltijd zijn studieverlof kan opnemen. Om de opleidingskosten te dekken, is gemiddeld per BT-militair f10.000 gulden beschikbaar.

174

Wanneer zijn de conclusies van de heroriëntatie van de bijdrage aan het NIM te verwachten? Worden de bijdragen naar verwachting naar boven of naar beneden bijgesteld?

Het is nog niet bekend wanneer het Ministerie van Economische zaken de heroriëntatie van zijn bijdrage aan het Nederlands Instituut voor Maritieme Ontwikkeling (NIM) zal hebben afgerond. Als dit leidt tot bijstelling, zal dit naar verwachting een vermindering van de bijdrage tot gevolg hebben.

175

Kan naar project worden uitgesplitst waarvoor de F 163,9 miljoen extra verplichtingen voor de fregatten precies wordt aangegaan en welke bedrijven dat betreft?

De verplichtingenraming heeft betrekking op het LCF-project. Het gaat o.a. om verplichtingen die niet in het jaar 1999 zijn gerealiseerd. Het zijn dus geen extra verplichtingen. Ongeveer de helft hiervan heeft betrekking op binnenlandse (aan-) bestedingen. De andere helft betreft buitenlandse (aan-)bestedingen, onder meer via Foreign Military Sales (FMS). Het budget voor het LCF-project is ongewijzigd.

176

Welk deel van de meer dan F 100 miljoen extra uitgaven voor fregatten van 2000-2004 heeft te maken met betalingen aan de Koninklijke Schelde?

Dit betreft uitgaven aan het LCF project. Hiervan hebben ongeveer f 35 miljoen te maken met betalingen aan de Koninklijke Schelde Groep.

177

Het budget voor het tweede ATS is verhoogd naar F 408 miljoen en de aanbesteding wordt in 2002 verwacht. Hoe verhoudt zich dit met het verminderen van de verplichtingen in 2003 met F 255,2 miljoen?

Bij de geactualiseerde verplichtingenraming in de begroting 2001 voor het project LPD-2 is uitgegaan van de spreiding van meerdere deelverplichtingen over een langere periode. Omdat wordt verondersteld dat het schip operationeel zal zijn in 2007, is de verplichtingenraming over 2003 neerwaarts bijgesteld. Het is denkbaar dat op grond van lopende onderzoeken en studies het verplichtingenverloop en de kasmomenten het komend jaar verdere bijstelling zullen ondergaan.

178

Betekent het feit dat de geraamde uitgaven voor Theatre Ballistic Missile Defence System in 2003 en 2004 met F 45,9 miljoen worden verlaagd, dat de start van de mogelijke verwervingsfase aanzienlijk later is dan oorspronkelijk gedacht? Of is het vooruitgrijpen op het afblazen van het project omdat de gereserveerde F 300,5 miljoen hard elders nodig zijn?

Nee. De uitgavenramingen voor 2003 en 2004 zijn aangepast aan de financiële fasering van het project zoals opgenomen in bijlage 1 van de Defensienota.

179

Kan de regering inzicht geven in de voortgang van het TBMD project? Wordt er voor dit project behalve met Duitsland ook met andere EU-lidstaten samengewerkt? Hoe vindt afstemming plaats binnen de NAVO? Wat is het doel op lange termijn van het TBMD project?

180

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het Theatre Ballistic Missile System (TBMS)?

183

In het kader van het Project Theatre Ballistic Missile Defence System(TBMD) wordt er samengewerkt met Duitsland. Waarom alleen met Duitsland?

De Koninklijke marine voert thans binnen de EU uitsluitend met Duitsland de conceptvalidatiestudie uit. Deze studie moet de validatie van het TBMD-concept aan boord van het LCF en een soortgelijk schip bij de Duitse marine aantonen. In EU-verband bestaat geen belangstelling van andere lidstaten voor het TBMD-concept op deze grondslag. De studie zal naar verwachting in 2003 voltooid worden. Als na voltooiing van deze studie zou worden besloten tot verwerving van deze capaciteit, zal conform het gestelde in de Defensienota ernaar worden gestreefd de LCF
=n in de periode 2010-2015 uit te rusten met een TBMD-capaciteit. Hiermee kan de KM verder inhoud geven aan de (krijgsmachtbrede) planningsrichtlijn tot versterking van de luchtverdedigingscapaciteit, met name tegen tactische ballistische raketten. Het project is aangemeld bij de Navo, waar een dergelijke behoefte is gesteld.

181

Wat is de stand van zaken t.a.v. de samenwerking/medefinanciering met België van het tweede Amfibisch Transportschip?

België heeft behoefte aan een groot transportschip, zonder amfibische capaciteit, voor het vervoer van materieel van zijn landmacht. Het schip dient over een capaciteit te beschikken van ongeveer 2700 Lane Meters. Omdat in deze behoefte niet door LPD-2 kan worden voorzien, is gebleken dat België inmiddels niet meer geïnteresseerd is in LPD-2.

182

Waarom is het hydrografisch opnemingsvaartuig Hr. Ms. Blommendal nu al buiten dienst gesteld terwijl nog geen nieuw vaartuig beschikbaar is? Is het voor langere tijd beschikbaar hebben van slechts de halve hydrografische opnemingscapaciteit problematisch?

Hr.Ms.Blommendal is buiten dienst gesteld omdat het schip het einde van zijn technische levensduur had bereikt. De resterende hydrografische opnamecapaciteit van de KM bestaat uit Hr. Ms.Buyskes en Hr.Ms.Tydeman, die in dienst worden gehouden totdat beide vervangende hydrografische opnemingsvaartuigen in de vaart komen.

183

In het kader van het Project Theatre Ballistic Missile Defence System(TBMD) wordt er samengewerkt met Duitsland. Waarom alleen met Duitsland?

Zie het antwoord op vraag 179.

184

Loopt de samenwerking van het Korps Mariniers met het Verenigd Koninkrijk gevaar door de vertragingen in het Project vervanging verbindingsapparatuur Mariniers?

Nee. De toenemende inspanningen voor de technische instandhouding van de huidige verbindingsapparatuur van het Korps Mariniers staan los van de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk. Overigens heeft ook dit land vertraging opgelopen met de vervanging van de verbindingsapparatuur bij de Royal Marines.

185

Bestaat concrete belangstelling voor het onderdeel van Optronica van MEOB? Zo ja, zal een beslissing over de privatisering van Optronica worden genomen voor de geplande verhuizing naar Den Helder?

Ja, er bestaat concrete belangstelling voor samenwerking met de KM op het gebied van onderhoud aan optronica. Hierover zijn verkennende besprekingen gevoerd. Het Handboek Competitieve Dienstverlening (CDV) zal als leidraad dienen voor vervolgbesprekingen. De voorgenomen verhuizing naar Den Helder gaat gewoon door.

186

Welke gevolgen heeft de herstructurering van de Duitse krijgsmacht voor het GE/NL Legerkorps?

187

Zijn er inmiddels plannen ontwikkeld om de inzetbaarheid van het GE/NL Legerkorps te vergroten?

Zie het antwoord op vraag 11.

188

Kan nader worden uitgelegd waarom de KL de samenvoeging van KL/KLU luchtverdedigingseenheden al heeft verwerkt terwijl de Kamer is gemeld dat hier nog nadere studie voor nodig is? Wordt hiermee gesuggereerd dat de uitslag al vooraf vaststaat en het oordeel van de Kamer niet van belang is?

191

Met hoeveel is het aantal BBT'ers verminderd als gevolg van de samenvoeging van de luchtverdedigingseenheden? Wanneer zal deze samenvoeging zijn beslag krijgen?

212

Waarom wordt toch doorgegaan met de oprichting van een Joint Air Defence Center met de landmacht terwijl de operationele meerwaarde niet aanwezig is?

213

Wanneer wordt de uitkomst van de studie naar de toekomst van de grondgebonden luchtverdediging aan de Kamer toegezonden? Wat is de stand van zaken bij de oprichting van het Joint Air Defence Center?

De Kamer is bij brief van 17 augustus 2000 (Tk 1999-2000, 26 900 nr.28) geïnformeerd over de samenvoeging van de grondgebonden luchtverdedigingseenheden. Thans wordt een nadere studie uitgevoerd naar de toekomst van de grondgebonden luchtverdediging. Die studie moet inzicht bieden in de mogelijkheden tot rationalisatie van de grondgebonden luchtverdedigingssystemen. De uitkomsten van de studie zijn van belang voor de voorgenomen samenvoeging van de grondgebonden luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht op de luchtmachtbasis De Peel. Hangende de uitkomsten van deze studie vinden er geen activiteiten plaats die tot onomkeerbare besluiten kunnen leiden.

189

Bij de gereedheidstelling van het GE/NL legerkorps wordt gesteld dat de reserve-componenten binnen 180 dagen gereed zijn. Kan worden aangeven op basis van welke randvoorwaarden deze zekerheid wordt gegeven? Reservepersoneel kan toch immers alleen maar worden opgeroepen indien bepaalde wetgeving van kracht wordt verklaard?

Op grond van de Wet op het reservepersoneel kunnen reservisten in werkelijke dienst worden geroepen. Van belang hierbij is de ACoördinatiewet uitzonderingstoestand@ van 1996. Activering van reserve-eenheden gebeurt alleen in geval van buitengewone omstandigheden. Het van toepassing verklaren van buitengewone omstandigheden is een zaak van regering en parlement. De reactietijd van 180 dagen start na het moment van politieke besluitvorming.

190

Worden de inzetbaarheidstermijnen van de eenheden van het GE/NL Legerkorps daadwerkelijk behaald of wordt hier slechts naar gestreefd?

De genoemde gereedheidstermijnen zijn in beginsel haalbaar. In sommige gevallen gelden deze termijnen alleen als
Abuitengewone omstandigheden@ zoals bedoeld in de ACoördinatiewet uitzonderingstoestand@ worden afgekondigd.

191

Met hoeveel is het aantal BBT'ers verminderd als gevolg van de samenvoeging van de luchtverdedigingseenheden? Wanneer zal deze samenvoeging zijn beslag krijgen?

Zie het antwoord op vraag 188.

192

Waarom wordt bij het naar beneden bijstellen van de raming van het aantal in 2001 te werven BBT'ers verwezen naar de wervingsresultaten in 1999 en 2000? Komt hiermee de inzetbaarheid van de landmacht in gevaar?

De Koninklijke Landmacht heeft niet het aantal te werven BBT-ers, maar de begrotingssterkte voor BBT-personeel bijgesteld. De begrotingssterkte geeft aan hoeveel personeel er naar verwachting in een bepaald jaar aanwezig zal zijn en word bepaald door de in- en uitstroom van personeel. Achterblijvende wervingsresultaten leiden tot een lagere instroom en beïnvloeden daarmee de begrotingssterkte. De vullingsgraad van BBT-personeel is weliswaar zorgelijk, maar de Koninklijke Landmacht is nog steeds in staat om haar taken uit te voeren.

193

Hoe kan worden verklaard dat deelname van een brigade in >vredestijd= in een peace-enforcing rol mogelijk is als deze brigade uit reserve Beenheden is samengesteld?

Zowel de luchtmobiele brigade als de drie gedeeltelijk parate gemechaniseerde brigades komen voor de inzet in vredesafdwingende operaties in aanmerking. De luchtmobiele brigade is geheel paraat en zal slechts beperkt moeten worden aangevuld uit andere eenheden. Een gemechaniseerde brigade wordt op sterkte gebracht door de ontbrekende reserve-componenten aan te vullen uit andere parate eenheden van de KL. Het oproepen van reserve-eenheden is in vredestijd derhalve niet aan de orde.

194

Is het terugbrengen van het aantal aan vredesmissies deelnemende landmachtmilitairen naar 1700 voldoende om aan vier vredesmissies tegelijk te kunnen deelnemen?

Het aantal van 1700 militairen van de Koninklijke landmacht heeft geen directe relatie met het krijgsmachtbrede ambitieniveau. De Koninklijke landmacht neemt met maximaal 1700 militairen (bijna drie bataljons-equivalenten) deel aan Sfor. Daarnaast levert de KL met een contingent van ongeveer 100 militairen een bijdrage aan UNFICYP op Cyprus. Voorts neemt de KL tijdelijk de taak over van het Korps Mariniers voor de Strategische Reserve van Sfor. Hiervoor is een Luchtmobiel bataljon aangewezen. Ook zal de KL een bijdrage leveren aan het Nederlandse contingent voor Unmee.

195

Wanneer zijn de uitkomsten te verwachten van het nader onderzoek naar de invulling van de personeelsmaatregelen bij de Koninklijke landmacht?

De uitkomsten van dit onderzoek zullen nog dit jaar beschikbaar komen.

196

Waarom wordt gesproken over extra personeel Shorad terwijl de Kamer hier nog niet mee heeft ingestemd?

A
Extra personeel Shorad@ betekent een verschuiving van personeel van de Koninklijke Luchtmacht naar de Koninklijke Landmacht. Het gaat om overdracht van personeel, niet om uitbreiding. De verschuiving sluit aan op eerder aangekondigde maatregelen uit de Defensienota-2000.

197

Wanneer is de voltooiing van het investeringsproject Integrale Veiligheidszorg te verwachten? Zal dan de inhuur van personeel van de Nederlandse Veiligheidsdienst beëindigd worden?

Het project Integrale Veiligheidszorg (IVZ) zal naar verwachting in de tweede helft van 2002 voltooid zijn. De inhuur van personeel van de Nederlandse veiligheidsdienst zal, daar waar IVZ is toegepast, worden beëindigd. Dit neemt niet weg dat tijdelijk inhuren van beveiligingspersoneel nodig blijft voor de beveiliging van op korte termijn af te stoten objecten.

198

Waarom is de raming voor 2001 van het aantal opleidings- en trainingsprodukten van het ressort Commando Opleidingen Koninklijke Landmacht lager dan de raming voor 2000? Is de behoefte aan opleidingen afgenomen? Wat is de oorzaak van de fors lagere realisatie van het aantal opleidingen en trainingen in 2000 dan oorspronkelijk was voorzien?

De raming 2001 is, mede gebaseerd op de realisatie in 2000, vooral lager omdat de achterblijvende wervingsresultaten van invloed zijn op het aantal leerlingen. Verschillen zijn ook veroorzaakt door een andere clustering van primaire en secundaire produkten.

199

Wanneer is duidelijkheid te verwachten omtrent de mogelijke fusie van de Topografische Dienst Nederland en het Kadaster?

Het verkennend en inventariserend onderzoek is afgerond en wordt op korte termijn aangeboden aan de staatssecretaris van Defensie en de staatsecretaris van VROM. Daarna zal politieke besluitvorming terzake volgen.

200

Hoeveel van de 50 miljoen voor nieuw personeelsbeleid komt ten gunste van de landmacht? En waaraan wordt dat binnen de landmacht besteed. Meer in het algemeen, kan de regering inzicht en duidelijkheid verschaffen over de bestemming voor de middelen uit de motie Dijkstal?

Zie het antwoord op vraag 60.

201

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de planontwikkeling voor de vergroting van werkzekerheid voor BBT'ers na hun contractafloop? Wanneer zullen deze plannen uitgevoerd worden?

Zie het antwoord op vraag 81.

202

Hoe kan men woningen afstoten terwijl die woningen geen eigendom zijn maar worden gehuurd? Waarom is de KL huur verschuldigd voor leegstaande woningen?

A
Afgestoten@ betekent in dit geval dat de Koninklijke Landmacht raamcontracten voor huurwoningen niet meer verlengt. De landmacht is huur verschuldigd over leegstaande woningen, omdat deze afspraak deel uitmaakt van de, destijds opgemaakte, raamcontracten. In de nieuwe raamcontracten is een clausule opgenomen die onderverhuur aan derden mogelijk maakt.

203

Beschikt de DGW&T over voldoende capaciteit om de inhaalslag om het achterstallig onderhoud van gebouwen weg te werken goed uit te kunnen voeren? Welke aanvullende maatregelen zijn hiervoor genomen?

De capaciteit van de DGW&T is afgestemd op de beschikbare budgetten en de verwachte werklast van de krijgsmachtdelen. Eventuele extra capaciteit wordt verkregen door inhuur of gedeeltelijke uitbesteding. Ook wordt geexperimenteerd met innovatief aanbesteden, wat de werklast voor DGW&T kan verlichten.

204

Waarom gaat de stijging in geraamde uitgaven voor het sociaal beleidskader burgerpersoneel tot 16 miljoen gulden in 2004 niet gelijk op met een gelijke daling in de overige wachtgelduitkeringen?

De gevolgen van de Defensienota-2000 leiden onder andere tot een mogelijke overtolligheid van personeel. Op grond hiervan is de SBK-regeling verlengd en zijn de uitgaven naar boven bijgesteld. Dit heeft over het geheel genomen overigens nauwelijks effect op de reguliere overige wachtgelduitkeringen.

205

Waarom worden de uitgaven de komende jaren bij de projecten: Vervanging overige personele informatiesystemen en Combat identification, fors naar beneden bijgesteld?

De exacte behoefte aan deze systemen is, mede door het ontbreken van een Navo-standaard, thans nog niet bekend. Op grond van een nadere prioriteitstelling zijn deze projecten vertraagd en de uitgaven naar beneden bijgesteld.

206

Heeft het niet functioneren van de V-kaart gevolgen voor de beveiliging van de netwerk PC
=s?

207

Welke consequenties heeft de uitstel van de V-kaart voor de beveiliging van het defensie PC-netwerk?

208

Zijn de netwerk PC's bij de Koninklijke landmacht voldoende beveiligd, nu de beoogde beveiliging (V-kaart) niet blijkt te functioneren? Wordt op een alternatieve wijze voor beveiliging gezorgd?

Het uitstel als gevolg van niet functioneren van de V-kaart heeft geen onmiddellijke gevolgen voor de beveiliging van de netwerk PC's. Door het uitblijven van de V-kaart wordt de mogelijkheid tot verwerking en opslag van staatsgeheimen in de standaard ICT-infrastructuur vertraagd. Vanaf 2001 zal de beveiliging tot en met de rubricering "stg confidentieel" op een andere manier worden ingevuld.

209

Hoe komt de nieuwe C2-structuur eruit te zien nu er een aantal oorspronkelijk geplande projecten komen te vervallen?

De verbindingssystemen die op dit moment in gebruik zijn bij de Koninklijke Landmacht waren toegesneden op het grootschalig optreden in het kader van de algemene verdedigingstaak. Voor de nieuwe taken van de Krijgsmacht zijn de bestaande systemen minder geschikt. Teneinde geconstateerde tekortkomingen op te heffen is de landmacht gezamenlijk met de luchtmacht gestart met het ontwikkelen van een nieuw systeem:
@Theatre Independent Army and Airforce Network (Titaan)@. De voorgenomen Mid Life Update van de oude systemen is daarmee komen te vervallen. Binnen Titaan wordt elke staf van een eenheid uitgerust met een lokaal netwerk. Deze netwerken kunnen door middel van eigen en ingehuurde verbindingsmiddelen met elkaar worden verbonden. Titaan is geschikt voor alle inzetopties.

210

Hoeveel investeringen worden in 2001 gedaan met betrekking tot de oprichting van een CIMIC-groep? Wat wordt de taak van deze groep?

In 2001 zullen ten behoeve van de oprichting van de Cimic Groep verplichtingen worden aangegaan tot een bedrag van f 10 miljoen. De taken voor de Cimic Groep zijn:


- het voorbereiden en ondersteunen van militaire opdrachten door het vormen van een liaison naar gouvernementele, non-gouvernementele en internationale organisaties teneinde de coördinatie tussen de uitvoering van de militaire opdracht en de civiele planning zeker te stellen. Hiermee wordt zowel de ondersteuning aan de militaire eenheden als de ondersteuning aan de civiele organisaties geoptimaliseerd;

- het voorbereiden en verzorgen van internationale Cimic-opleidingen voor zowel militair personeel als personeel van civiele organisaties;

- het fungeren als kenniscentrum voor Cimic.
211

Artikelonderdeel NBC staat in het teken van investeringen op het gebied van alarmerings-, verkennings-, beschermings- en ontsmettingsapparatuur. In hoeverre kan de burgerbevolking van deze apparatuur gebruik maken?

Dit materieel wordt aangeschaft ter bescherming tegen een mogelijke inzet van klassieke chemische strijdmiddelen. Tevens biedt het materieel een doeltreffend antwoord op industriële (chemische) stoffen die ongewenst in het milieu terecht komen. In voorkomend geval kunnen deze middelen ook worden ingezet ten behoeve van de burgerbevolking.

212

Waarom wordt toch doorgegaan met de oprichting van een Joint Air Defence Center met de landmacht terwijl de operationele meerwaarde niet aanwezig is?

Zie het antwoord op vraag 188

213

Wanneer wordt de uitkomst van de studie naar de toekomst van de grondgebonden luchtverdediging aan de Kamer toegezonden? Wat is de stand van zaken bij de oprichting van het Joint Air Defence Center?

Zie het antwoord op vraag 188

214

Wat is het feitelijke verschil tussen een interserviceproject en een project dat door twee krijgsmachtdelen in nauw overleg wordt gerealiseerd, zoals bij het project SHORAD het geval is?

SHORAD is niet langer een interservice project omdat niet langer de behoefte voor zowel de KL als de KLu gerealiseerd wordt. Het huidige project voorziet in de KL-behoefte maar omdat er mogelijkerwijs een directe relatie is met de vervanging van de HAWK en de samenvoeging van de grondgebonden luchtverdediging, wordt er nauw samengewerkt.

215

Kan aangegeven worden waaruit de f 1.155.690.000 verplichtingen in 2000 en de f 783 miljoen in 2001 op het artikelonderdeel manoeuvre bestaan? De weergegeven verplichtingen voor Leopard 2, LVB en pantservoertuigen vullen dat bedrag -zeker in 2000- bij lange na niet.

In deze verplichtingen zijn niet alleen de Leopard 2, het Licht verkennings- en bewakingsvoertuig en de Pantservoertuigen opgenomen, maar ook de projecten Medium Range Anti Tank, duelsimulatoren en instrumentatie, vervanging MAG en Mitrailleur .50 inch, Short Range Anti Tank, Tactische Indoor Simulatie en een aantal kleinere projecten.

216

Kan een toelichting worden gegeven bij het hoe en waarom van onvoorziene royalty
=s bij de vervanging van de M-109?

Bij het vaststellen van het oorspronkelijke projectbudget is destijds geen rekening gehouden met de betaling van royalty =s omdat normaal gesproken royalty=s niet aan de orde zijn. Bij de invulling van de behoefte inzake het project Avervanging vuurmonden@ is echter gekozen voor de met Duitse overheidssteun ontwikkelde vuurmond, de PzH 2000. Bij dit project geldt dat de industrie bij verkoop aan >derden= een deel van de ontwikkelingssteun aan de Duitse overheid terug moet betalen. De industrie brengt dit terug te betalen bedrag als royalty=s bij >derden= in rekening.

217

Waarom is in de oorspronkelijke A-brief voor het project vervanging Houwitser M109 en getrokken vuurmonden M114/39 de post onvoorzien niet opgenomen? Welk bedrag wordt thans in totaal voor dit project voorzien?

In de A-fase van een project wordt het benodigd projectbudget geschat op basis van de op dat moment bekende informatie. Aangezien in dat stadium onvoldoende harde budgettaire informatie van mogelijke leveranciers voorhanden is, wordt in de A-fase geen aparte post onvoorzien opgenomen. Aan het project is een taakstellend budget toebedeeld van f 900 miljoen.

218

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar middelen ten behoeve van humanitaire ontmijningsoperaties? Hoeveel geld zal Defensie hieraan besteden? Worden deze middelen via de HGIS-nota verrekend? In welke landen vinden deze operaties plaats?

219

Hoe is het gesteld met de voortgang van het onderzoek naar middelen ten behoeve van humanitaire ontmijningsoperaties? Worden ontmijningsoperaties niet gefinancierd uit het HGIS budget?

Voor de stand van zaken met betrekking tot onderzoek naar middelen voor humanitaire mijnenruimingsoperaties verwijs ik U naar de brief inzake het HOM-2000 project, die de Kamer nog voor de begrotingsbehandeling zal toegaan. De additionele uitgaven voor inzet van defensiepersoneel in het kader van humnaitaire mijnenruimingsoperaties komen ten laste van het budget voor vredesoperaties in HGIS. Voor de overige financieringsaspecten verwijs ik U naar de begroting 2001 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

220

Heeft de Klu een tekort aan vliegers? Zo ja, in welke categorieën?

In de clusters jachtvliegtuigen en luchttransport bestaan vrijwel geen tekorten. Bij de helikoptervliegers bestaan thans vijf en dertig vacatures (17%). In verband met de voorziene operationele opbouw van het tweede Apache squadron vanaf 1 januari 2001 loopt dit aantal vacatures op tot drie en zestig (26%).

Maatregelen om de tekorten op korte termijn te kunnen reduceren betreffen verhoogde wervingsinspanningen voor helikoptervliegers en het (her)bestemmen van vliegers uit het opleidingstraject van jacht- naar helikopterfuncties. Voorts worden maatregelen genomen om het verhoogde voortijdige uitstroom terug te dringen.

221

In welke categorieën luchtmachtpersoneel is ten gevolge van het nieuwe personeelsbeleid overtolligheid te verwachten?

In het kader van het nieuwe personeelsbeleid wordt vóór 2010 een BBT/BOT verhouding voorzien van 60/40. Bij de Koninklijke Luchtmacht is deze verhouding thans ca. 33/67. De nieuwe verhouding kan niet worden gerealiseerd door uitsluitend de regulier uitstromende BOT-ers te vervangen. Daarnaast moeten, vooralsnog op vrijwillige basis, ongeveer 1000 extra BOT-ers plaats maken voor nieuw te werven BBT-personeel. De nieuwe verhouding geldt voor het totale personeelsbestand ongeacht (de huidige opbouw van) het functiebestand. Planmatig is de gefaseerde realisatie van die verhouding daarom vooralsnog slechts op macroniveau berekend. Daarom kan vooralsnog niet worden voorzien welke categorieën luchtmachtpersoneel overtollig worden.

222

Hoe staat het met het onderzoek m.b.t. privatisering dan wel mede gebruik door derden van het NAFIN?

De privatisering dan wel medegebruik door derden van het NAFIN wordt betrokken bij het bepalen van de visie ten aanzien van de Defensie Telematica Organisatie (DTO). De besluitvorming hierover zal naar verwachting nog dit jaar worden afgerond. Daarin zal worden meegenomen de vraag of, en zo ja, wanneer de DTO aan de CDV-toets wordt onderworpen. Het NAFIN wordt als onderdeel van DTO in die besluitvoming meegenomen

223

Wanneer zijn de uitkomsten te verwachten van het nader onderzoek naar de invulling van de personeelsmaatregelen bij de Koninklijke luchtmacht?

Twee hoofdaandachtspunten van de KLu in relatie tot de personeelsmaatregelen uit de Defensienota zijn de nieuwe BBT/BOT verhouding (60/40) en de daaraan gerelateerde integrale aanpassing van het rangsniveau van 15% van de formatie. De BBT/BOT verhouding 60/40 wordt gefaseerd bereikt aan het eind van 2009. De maatregel is al in de personeelsexploitatiereeksen verwerkt. Via gecontroleerde afbouw van het BOT-bestand en het stimuleren van de opbouw van het BBT-bestand wordt de maatregel geimplementeerd. Daarbij is realisatie van de aanstellingsopdracht aan DWS cruciaal. Of de verwerkte besparing inderdaad in het voorziene tempo kan worden behaald, dient te worden afgewacht. De aanpassing van het formatiebestand is eveneens al in de reeksen verwerkt. Thans wordt een plan van aanpak opgesteld dat erin voorziet dat vanaf 2001 gemiddeld per jaar ca drie procent van het formatiebestand met één rang wordt verlaagd. Een en ander wordt bereikt door integrale herinrichting van werkprocessen ( >process redesign=).

224

Welke beleidsmatige heroverweging heeft geleid tot de neerwaartse aanpassing van de onderhoudsreeksen voor infrastructuur? Welke directe gevolgen heeft dit voor het onderhoud?

Jaarlijks wordt het meerjarige onderhoudsprogramma voor infrastructuur opnieuw bezien en getoetst op fasering, noodzakelijkheid en de relatie met geplande nieuwbouw en het beschikbare budget. Tegen de achtergrond van het lage budget zullen de jaren 2001 en 2002 in het teken staan van een zeer sober en terughoudend bestedingsbeleid. Voor de begroting 2001 en de meerjarenraming heeft de actualisering van het onderhoudsprogramma geleid tot een neerwaartse bijstelling. De beperking in het bestedingsbeleid uit zich verder in het achterblijven van nieuwbouw. Hierdoor zal het onderhoud op sommige gebieden hetzij minder optimaal zijn, hetzij over een groter aantal jaren moeten worden gespreid. In een aantal gevallen zal daardoor ook later dan gepland worden voldaan aan arbo- en milieu-eisen.

225

Van waaruit zou de voortgezette vliegeropleiding in NL moeten plaatsvinden? Wat zou dit betekenen voor geluidsoverlast, veiligheid enz. Kan dit binnen de bestaande geluidscontouren plaatsvinden?

262

Wanneer zal een besluit worden genomen over de mogelijke verplaatsing van de voortgezette vliegopleiding vanuit Tuscon naar Nederland? Worden behalve doelmatigheid nog andere overwegingen betrokken bij deze beslissing?

De voortgezette vliegopleiding op de vliegbasis Twenthe wordt verplaatst naar het 306 squadron op de vliegbasis Volkel. De geluidsproductie van de vliegbasis Volkel zal binnen de bestaande contouren blijven, omdat het 306 sqn alleen maar de conversietaak zal uitvoeren en geen operationeel F-16 sqn meer zal zijn.

De vliegopleiding in Tucson (VS) is onlangs vernieuwd, zodat de opleiding in Tucson en Nederland beter op elkaar aansluiten. De opleiding in Tucson wordt voor de duur van een jaar voortgezet, met een optie op nog een jaar. De vernieuwde opleiding zal daarna worden geëvalueerd. In de uiteindelijke afweging over de invulling van de voortgezette vliegopleiding zullen doelmatigheid, geluidsoverlast, veiligheid en weersomstandigheden worden meegewogen.

226

Waarom is in het jaar 2000 een aantal cursusplaatsen in de VS voor vliegopleidingen jachtvliegers niet afgenomen?

In 2000 zijn 12 cursusplaatsen voor de jachtvliegopleiding afgenomen. Jaarlijks beginnen 45 cursisten aan de elementaire vliegopleiding op de KMSL/Vliegbasis Woensdrecht. Uit ervaring blijkt dat hiervan ongeveer 30 vliegers overblijven. Regulier werden 15 van deze vliegers bestemd voor de jachtvliegopleiding en 15 voor de helikopteropleiding. Vanwege de uitbreiding van het aantal helikopters is voor het jaar 2000 (en volgende jaren) gekozen om 12 cursisten te bestemmen voor de jachtvliegopleiding en 18 voor de helikopteropleiding.

227

Kan worden aangegeven wanneer kengetallen beschikbaar zijn die meer output-gericht zijn en meer waarde hebben voor de interne sturing van de bedrijfsvoering LCKLu? Zijn de genoemde ramingen voor de activiteiten in het functiegebied hoog genoeg om de eenheden van de KLu te laten voldoen aan de vereiste operationele doelstellingen?

Op dit moment zijn de kengetallen geformuleerd op basis van een urenverantwoording. Medio 2001 worden outputgerichte kengetallen voor het LCKLu ontwikkeld en opgesteld. Deze kengetallen worden in 2001/2002 geevalueerd. Hierna zal een definitieve set met kengetallen worden opgesteld, die de basis zullen vormen voor de begroting 2002/2003 en de jaren daarna. In de Planning en Control Cyclus van de KLu vindt afstemming plaats van de operationele doelstellingen en behoeften enerzijds en onderhoudsbehoefte en capaciteit anderzijds. De ramingen zijn op dit moment voldoende om aan de vereiste operationele doelstellingen te voldoen.

228

Is het ressort KMSL/Vliegbasis Woensdrecht in staat de verhoogde opleidingscapaciteit ten gevolge van het nieuwe personeelsbeleid te leveren? Is het geraamde aantal cursisten in 2001 hoger dan het aantal cursisten dat in de afgelopen jaren een opleiding heeft gevolgd onder het ressort decentrale en ondersteunende eenheden?

De huidige capaciteit van de KMSL/Vliegbasis Woensdrecht is niet voldoende om de verhoogde instroom (+40% ten opzichte van voorgaande jaren) van BBT-personeel te vergroten. In 2001 moeten naar verwachting totaal ongeveer 1175 personen worden opgeleid. Het geraamde aantal cursisten is nooit eerder zo hoog geweest. Extra maatregelen om de opleidingscapaciteit te verhogen, zoals een uitbreiding van het aantal functies in het opleidingsveld (75 VTE
=n), een meer efficiënt gebruik van de bestaande infrastructuur, introductie van moderne opleidingstechnieken (zoals Computerondersteund Opleiden, >Advanced Distributed Learning= en >Self Paced Learning=), deconcentratie van opleidingen en verdergaande samenwerking met civiele opleidingsinstituten, zijn daarom noodzakelijk.

229

Waarom is het bedrag voor onderhoud F-16 vliegtuigen verlaagd?

230

Hoe kan het dat terwijl de kosten gemoeid met het onderhoud aan helikopters en transportvliegtuigen stijgen, die bij het onderhoud van F-16s dalen?

De mutaties zijn het gevolg van herfasering van de betalingsschema's van onderhoudscontracten in de Verenigde Staten, die volgens de Foreign Military Sales systematiek zijn afgesloten. Deze mutaties betekenen niet dat de kosten voor het F-16-onderhoud dalen. Over een lange periode vertonen de onderhoudskosten van de F-16 een stijgende lijn. Dit is enerzijds het gevolg van de veroudering van de F-16 en anderzijds het gevolg van de stijgende kosten voor onderdelen en reparaties in de Verenigde Staten.

De behoefte aan onderhoud voor de nog jonge helikopter- en transportvloot van de Klu is nog niet duidelijk.

Het opgenomen bedrag in de begroting 2000 was gebaseerd op eerdere ervaringscijfers, waardoor voor de jaren 2000 t/m 2003 geen mutaties zijn aangegeven. Nu blijkt dat dit niet voldoende was. De nu voorliggende verhoging is gebaseerd op het toegenomen aantal helikopters en op latere ervaringscijfers, die mede bepalend zijn voor het vaststellen van de noodzakelijke behoefte aan onderhoud.

231

Hoe verhoudt het besluit tot het aankopen van net voor oefening voldoende vliegtuigbrandstof zich tot een eventuele inzet van F-16s in een VN/Navo-operatie?

De KLu heeft vliegtuigbrandstofvoorraden opgeslagen op de Nederlandse vliegbases, alsmede in het zogenaamde Central Europe Pipeline System (CEPS). Deze voorraden zijn aangelegd om deelname aan een operatie zeker te stellen en zijn binnen Navo genormeerd. In het geval van een VN- of Navo- geleide vredesoperatie wordt gebruik gemaakt van brandstofverstrekking door de "host nation" of "lead nation", van levering door lokale civiele leveranciers of uit de reserves van het in het CEPS aanwezige deel. Aanschaf van vliegtuigbrandstof voor oefening vindt plaats boven op de aanwezige (CEPS-)voorraad. Het aankopen van net voldoende vliegtuigbrandstof voor oefeningen heeft dan ook geen gevolgen voor een eventuele inzet in VN- of Navo-verband.

232

Leidt de huidige hoge brandstofprijs niet tot hogere uitgaven op het artikelonderdeel vliegtuigbrandstoffan? Op welke wijze is hiermee rekening gehouden?

233

Hoe verhouden de huidige hoge brandstofprijzen zich met de verlaging van de begrote uitgaven voor vliegtuigbrandstoffen? Is de begroting nog steeds adequaat? Wat moet precies verstaan worden onder verrekening van brandstofaccijnzen, die de uitgaven doet dalen? Wat is het verband tussen de in de pers gememoreerde mogelijke sluiting van de tweede baan op diverse bases en de daarbij vermelde hoge brandstofprijzen als een van de oorzaken voor die maatregel?

De aanwezige voorraad wordt volledig uitgeput. Er wordt juist voldoende extra brandstof bijgekocht om het oefenprogramma uit te kunnen voeren. De opgenomen uitgaven voor vliegtuigbrandstoffen zijn gebaseerd op de bij de opstelling van de begroting geldende brandstofprijs (fl. 425,-- per m
;). Overeenkomstig de richtlijnen van het Ministerie van Financiën wordt op prijsfluctuaties niet geanticipeerd. Inmiddels zijn de brandstofprijzen gestegen (de oktoberprijs bedraagt fl. 725,-- per m;), waardoor het binnen de bestaande begroting extra fondsen moeten worden vrijgemaakt.

Voorheen was de raming voor brandstoffen opgebouwd uit de brandstofprijs inclusief accijnzen. De vliegbases zijn inmiddels door Financien erkend als Accijns Goederen Plaats. Voor de aankoop van brandstof is geen accijns meer verschuldigd. De verlaging van de uitgaven is dus het resultaat van een saldering van hogere prijzen en verminderde uitgaven voor accijnzen.

Vanwege de budgettaire krapte is besloten tot een aantal kostenbesparende maatregelen. Eén van deze maatregelen was het besluit om niet langer onderhoud uit te voeren aan de tweede startbaan op de F-16 bases Leeuwarden, Twenthe en Volkel. De 2e baan diende tijdens de koude oorlog om in geval van uitschakeling van de hoofdbaan nog in staat te zijn te starten en te landen. In de huidige internationale situatie is deze eis, gelet op de lange waarschuwingstijd voor een groot conflict, komen te vervallen.

234

Hoeveel bedraagt de stalling van de mutatie uit het personeelsbeleid uit de Defensienota die aan de begroting van de Koninklijke landmacht is toebedeeld?

Zie het antwoord op vraag 60.

235

Zal het minimaliseren van de effecten van de mismatch tussen functie- en personeelsbestand bij de Koninklijke luchtmacht gepaard gaan met gedwongen ontslagen?

De kwalitatieve mismatch tussen functiebestand en personeelsbestand vindt zijn oorzaak in de functiereductie, in plaatsingen boven de sterkte en in de reorganisaties. Commandanten stellen thans plannen op om het betreffend personeel zo veel mogelijk op organieke formatieplaatsen in te delen. Voorts worden omscholing-, bijscholing- en reïntegratietrajecten vastgesteld voor personeel dat (nog) niet organiek kan worden ingedeeld. De verwachting is echter dat herplaatsing van de laatstgenoemde groep binnen de KLu of elders binnen Defensie slechts beperkt mogelijk is. De mismatch wordt door natuurlijk verloop en naar verwachting zonder gedwongen ontslagen opgeheven.

236

Wordt door de luchtmacht ook gezocht naar mogelijkheden om overtollig militiar- en burgerpersoneel bij andere krijgsmachtdelen geplaatst te krijgen? Hoe is de stand van zaken met betrekking tot het opleidingsprogramma voor vertrekkend personeel? Wat zijn de verwachtingen voor 2001?

In de jaren 2000 en 2001 wordt geen luchtmachtpersoneel overtollig. Er is geen aanleiding (geweest) om structureel opleidingsprogramma =s samen te stellen. Personeel dat nog niet op de juiste plek zit (kwalitatieve mismatch) kan naar verwachting slechts beperkt binnen Defensie worden herplaatst. Omdat verwacht wordt dat de mismatch door natuurlijk verloop wordt opgeheven, wordt niet structureel getracht betreffend personeel bij andere krijgsmachtdelen geplaatst te krijgen. Op individuele basis wordt de overgang wel gefaciliteerd. Personeel dat binnen de KLu overtollig wordt door de nieuwe BBT/BOT verhouding (eerst vanaf 2002; zie ook vraag 221) kan naar verwachting grotendeels binnen een jaar de weg vinden naar de civiele arbeidsmarkt. Plaatsing bij andere krijgsmachtdelen is veelal niet mogelijk omdat deze met dezelfde problematiek worden geconfronteerd. Ook hier wordt individuele overgang ondersteund.

237

Wanneer kan de Kamer voorstellen tegemoet zien over de aanschaf van de Long Bow Radar en de Utility helicopters? Ligt het in de bedoeling voor alle Apaches de Long BOW radar aan te schaffen?

Naar verwachting zal de Kamer begin 2001 over de behoeftestelling voor de Light Utility Helicopter worden geïnformeerd. De behoefte aan de Longbow Radar voor de AH-64 wordt momenteel bezien in relatie tot de overige behoeften van de AH-64 en het beschikbare budget. De Kamer zal naar verwachting in de loop van 2001 over de behoeftestellingen voor de Apache worden geïnformeerd.

238

Waaraan worden de uitgaven van 10 miljoen gulden in het project Vervanging F-16 gemaakt?

239

Waar zijn de F 600 miljoen verplichtingen voor de vervanging van de F-16 in 2001 voor bedoeld?

Deze bedragen zijn in de begroting gereserveerd voor het geval Nederland besluit deel te nemen aan de ontwikkelingsfase (EMD-fase) van het JSF-programma. Deze bedragen maken deel uit van de in de Defensienota genoemde
/ 1984 miljoen (tot en met 2009) voor de vervanging van de F-16. Als Nederland besluit deel te nemen aan de EMD-fase, begint de uitgavenreeks met / 10 miljoen in 2001.

240

Kan de Kamer volledig worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de vervanging luchtverkenningssysteem Orpheus?

241

Dient het project Vervanging Luchtverkenningsysteem (LVS), gezien het belang hiervan tijdens vredesoperaties e.d., niet meer prioriteit te krijgen in plaats van minder?

242

Wanneer wordt vervanging van het luchtverkenningssysteem verwacht? Wordt deelname aan oefeningen en vredesmissies bemoeilijkt door het technisch en operationeel verouderde Orpheus-systeem?

243

Is de vertraging met twee jaar van de vervanging van Orpheus LVS veroorzaakt door begrotingstechnische problemen of door onduidelijkheid over vervangingsmogelijkheden?

Het Orpheus-systeem van de KLu is operationeel verouderd en is aan het eind van zijn technische levensduur. Als interim-oplossing heeft de KLu sinds enige jaren naast het Orpheus-systeem een viertal MARS-systemen voor middelbare hoogte in de inventaris, waarmee de vredesmissies worden uitgevoerd. De vervanging van het Orpheus-systeem is aanvankelijk vertraagd door problemen in de technologische ontwikkeling. Vervolgens is uit de offertes gebleken dat de kosten aanzienlijk hoger zullen uitvallen dan aanvankelijk was geraamd. Inmiddels is een evaluatie begonnen. Deze zal in de komende maanden worden voltooid.

244

Waarom staat het project Millennium nog in de begroting 2001 vermeld terwijl geen uitgaven meer geraamd zijn?

Het project Millennium loopt tot en met 2000. Aangezien het begrotingsjaar 2000 als vermoedelijk beloop een onlosmakelijk bestanddeel van de begroting 2001 vormt, is dit project nog in de begroting 2001 vermeld.

245

Het project Patriot PAC III Raketten vertraagt vanwege de prijsontwikkeling van de raket. Toch is in 2001 een verplichting voorzien van dezelfde omvang als in 2000. Betekent dit dat in 2001 geen problemen meer zijn met de prijsontwikkeling of vindt er een neerwaartse aanpassing van de omvang van het project plaats?

Op dit moment is nog onvoldoende duidelijk hoe de prijsontwikkeling van met name de raketten in het Amerikaanse PAC-III programma zal verlopen en in hoeverre dit programma verdere vertraging zal oplopen. Nederland is hier in hoge mate van afhankelijk. Om die reden zijn de fondsen niet aangepast maar, gelet op de Amerikaanse vertraging - in de tijd verschoven.

246

Beschikt de Koninklijke luchtmacht over voldoende moderne lucht-grond wapens in het geval dat een nu een vergelijkbare operatie als Allied Force zou moeten worden uitgevoerd?

Op dit moment beschikt de KLu niet over voldoende moderne lucht-grond wapens als een vergelijkbare operatie als Allied Force zou moeten worden uitgevoerd. Aanvulling van deze bewapening is vorig jaar na >Allied Force= gestart, maar zal vanwege de lange levertijden van precisiewapens naar alle verwachting pas weer in 2002 op het niveau van voor >Allied Force= zijn.

247

Na de Kosovo crisis is gebleken dat er een groot tekort aan politiepersoneel was en is. Zijn er mogelijkheden om meer personeel van KMar naar dit soort gebieden uit te zenden?

Bij de Koninklijke Marechaussee zijn gemiddeld steeds meer marechaussees uitgezonden in het kader van vredesoperaties dan de beschikbare uitzendcapaciteit van 130 fte
=n. Het uitzenden van nog meer KMar personeel zal, gelet op de huidige personele capaciteit, op korte termijn uitsluitend mogelijk zijn door het stellen van nadere prioriteiten binnen de diverse taakvelden van de KMar. In de Defensienota 2000 wordt de behoefte onderkend de capaciteit van de KMar ten behoeve van civiele politiemissies extra uit te breiden met ongeveer honderd militairen. De financiele middelen hiervoor zouden beschikbaar kunnen komen uit hogere doelmatigheidsopbrengsten. De KMar is in staat, onder voorbehoud van tijdige besluitvorming over de financiering, de capaciteit voor civiele en militaire politiemissies vanaf 2003 tot en met 2006 jaarlijks met 25 fte=n uit te breiden.

Op korte termijn zal aan de TK een notitie worden aangeboden inzake Ainzet politie en Koninklijke Marechaussee bij internationale civiele politie-operaties@. Deze notitie zal een overzicht geven van de mogelijkheden en beperkingen van Nederland om aan civiele politiemissies bij te dragen. De ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financien en Defensie zijn betrokken bij de totstandkoming van de notitie.

248

Waarom worden de huisvestingswensen van de Koninklijke marechaussee op Schiphol gefinancierd via de leenfaciliteit? Is een oplossing gevonden voor de hoge huisvestingskosten van de marechaussee op Schiphol?

Zie het antwoord op vraag 93

249

Op welk artikelonderdeel zijn de kosten voor de opleiding van de 270 extra marechaussees geraamd?

De initiële investeringen zijn ondergebracht in het investeringsartikel (06.02), artikel onderdeel infrastructuur (twee opleidingsdependances Vught). De exploitatiekosten komen ten laste van de reguliere exploitatiebegroting (personele en materiele exploitatie).

250

Wanneer zijn de uitkomsten te verwachten van het nader onderzoek naar de invulling van de personeelsmaatregelen bij de Koninklijke marechaussee?

De uitkomsten van het onderzoek naar de invulling van maatregelen die voortvloeien uit uit de Defensienota-2000 en het Beleidsplan Kmar 2000 worden in de loop van 2001 verwacht.

251

In hoeverre draagt het aantrekken van burgerpersoneel voor militaire functies bij aan de oplossing van de vullingsproblematiek van militair personeel? Komt hiermee de verhouding BOT / BBT niet onder druk te staan?

Het aantrekken van burgerpersoneel voor functies die bestemd zijn voor militairen gebeurt in beginsel in beperkte mate en voor een beperkte duur. Gelet op de specifieke vaardigheden en kennis die voor de meeste militaire functies is vereist, kan deze constructie maar in een beperkt aantal gevallen worden benut . In de regel betreft het functies die bestemd zijn voor BOT-militairen. De verhouding BBT-BOT komt door deze maatregel derhalve niet onder druk te staan.

252

Welke maatregelen (scholing e.d.) worden genomen om het aantal BBT'ers dat na afloop van de contracttermijn een uitkering ontvangt in het kader van het Werkloosheidsbesluit te beperken?

Naast de scholingsactiviteiten gedurende de actieve dienst, vnl. door bemiddeling van Begeleidingsorganisatie civiel onderwijs (Boco), en bemiddelingspogingen van de kant van het betreffende krijgsmachtdeel aan het einde van het dienstverband, zijn er ook nog met USZO afspraken gemaakt inzake volumebeleid. Dit behelst de navolgende procedure:

krijgsmachtdelen melden uiterlijk vier maanden voor dienstverlating de BBT-er bij USZO aan. De USZO beoordeelt de militair op zijn kwalificaties voor de arbeidsmarkt. Daarbij worden afspraken met de militair gemaakt, wat er van hem/haar wordt verwacht en wat hij/zij van USZO mag verwachten. De begeleiding van de kant van USZO is afhankelijk van de fase waarin de militair is ingedeeld: hoe lager de kwalificatie, hoe intensiever de begeleiding. Deze kan bestaan uit verschillende middelen, zoals (voortzetting van reeds tijdens de actieve dienst gestarte) opleidingen, vorming, (sollicitatie) trainingen, maar ook controle en eventueel toepassen van sancties (geheel of gedeeltelijk stopzetten van de uitkering).

253

Wanneer is duidelijkheid te verwachten over de inzetbaarheid van de restcapaciteit van het Cougar Squadron? Is de capaciteit van het squadron toereikend om medio 2001 de gehele Nederlandse bijdrage aan de transporthelicoptercapaciteit van SFOR te vervangen?

De capaciteit van het Cougar Squadron is ondanks de knelpunten (zie vragen 90 en 220) in beginsel toereikend om medio 2001 de gehele Nederlandse bijdrage aan transporthelikoptercapaciteit van Sfor te vervangen. In een incidenteel geval zal voor specifieke functiegroepen aanvulling vanuit andere KLu-onderdelen noodzakelijk zijn. De aflossing medio 2001 is daarmee ook verzekerd. Het gezamenlijke oefenprogramma wordt elke drie maanden vastgesteld. Duidelijkheid omtrent de inzetbaarheid van de restcapaciteit voor gezamenlijke oefeningen met de 11e Luchtmobiele Brigade moet in het licht van de besluitvorming omtrent uitzending van andere helikoptertypen naar Eritrea worden geplaatst.

254

Verwachten de VN voor 2001 meer dan een verdubbeling van het aantal VN-operaties gezien de verdubbeling van het bedrag aan Nederlandse VN-contributies?

In de periode 1994 t/m 1999 hebben de uitgaven voor VN-contributies een daling vertoond van ongeveer
/ 80 mln. tot ongeveer / 30 mln. Dit werd veroorzaakt door een aanzienlijke vermindering van het aantal door de VN geleide operaties. Sinds 2000 neemt het aantal VN-operaties toe. Naar verwachting wordt deze stijgende lijn in door de VN geleide vredesoperaties in het jaar 2001 voortgezet. Derhalve zijn de ramingen met ingang van 2001 naar boven bijgesteld tot / 66 mln. Daarmee komen ze weer op het niveau van het midden van de jaren negentig.

255

Hoeveel Nederlandse militairen worden in 2001 verwacht deel te nemen aan vredesoperaties? Is het mogelijk meer inzicht te geven in aantallen militairen, de locaties waar zij gestationeerd zijn en de aard van hun bijdrage?

In 2001 zijn bijdragen voorzien voor vredesoperaties op de Balkan, op Cyprus, in het Midden Oosten, in Ethiopië/Eritrea, en in Moldavië. Het betreft de volgende - geplande - aantallen en periodes.

Locatie

Aantallen

Periode

Opmerkingen

Balkan


- Bosnië (NAVO,OVSE en VN)


- Bosnië (stand-by)


- Albanië (EU, OVSE)


- Balkan luchtoperaties

(NAVO, oa uit Italië)

ca 1500

ca 940

ca 11

ca 140

gehele jaar

gehele jaar

gehele jaar

gehele jaar

stand by in NL

Cyprus (VN)

ca 100

tot juni 2001

Midden Oosten (VN)

ca 11

gehele jaar

Ethiopië/Eritrea (VN)

ca 1100

tot juli 2001

vanaf december 2000

Moldavië (OVSE)

1

gehele jaar

De bovengenoemde aantallen betreffen het totaal aantal functies. Uitgaande van een uitzendduur van 6 maanden worden voor iedere functie die gedurende het jaar 2001 wordt vervuld, twee militairen uitgezonden.

256

Kan een overzicht worden gegeven van het bedrag dat nog invorderbaar is bij de Nederlandse Antillen en Aruba t.b.v. de Kustwacht?

De huidige betalingsachterstand (tot en met het jaar 1999) van de Nederlandse Antillen en Aruba bedraagt
/ 27,5 mln.

257

Waarom daalt na 2001 de bijdrage van het ministerie van defensie aan de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba?

De totale uitgaven voor de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba dalen na 2001 vanwege het naar verwachting gereedkomen van de investeringsprojecten in dat jaar. Zowel het aandeel van Defensie als het aandeel van de Nederlandse Antillen en Aruba daalt navenant. Zie ook het antwoord op vraag 124.

258

Wanneer is een nadere uitwerking te verwachten van de uitgaven uit het EVDB-fonds? Welke bedragen zullen in de komende begrotingsjaren beschikbaar komen voor dit artikel?

Zie het antwoord op vraag 27

259

Wat houdt de reorganisatie DVVO 2003 in? Wat is de personele besparing op jaarbasis door het opheffen van een managementlaag? Als het gevolg van het opheffen van een managementlaag is dat er een nieuw stafgebouw moet komen hoe verhoudt zich dat tot een doelmatig gebruik van belastinggeld?

De reorganisatie is een eigen initiatief van de DVVO en heeft tot doel een structurele vermindering van de exploitatiekosten in de overhead. De stafelementen van de uitvoerende eenheden worden gecentraliseerd in de staf DVVO. Zo ontstaan een centraal bedrijfsbureau voor de planning en een centrale bedrijfsadministratie. De reductie van overhead (ca. 10 formatieplaatsen) zal worden bestemd om knelpunten ten aanzien van het directe personeel op te lossen. Deze personele herstructurering zal een besparing op de inhuur van civiele middelen opleveren van ca. f 1,2 miljoen gulden met ingang van het jaar 2004. De investering in aanvullende infrastructuur voor een grotere centrale staf kan derhalve in ongeveer 6 jaren worden terugverdiend. Bijkomend voordeel is dat door nieuwbouw thans in gebruik zijnde noodvoorzieningen kunnen worden afgestoten en de bij decentrale stafelementen in gebruik zijnde infrastructuur beschikbaar komt voor andere gebruiksmogelijkheden.

260

Is in 2001 onder het ressort Staf Dico geen inhuur van organisatie-, informatie- en automatiseringspersoneel meer geraamd, terwijl hieraan in 2000 nog grote behoefte was? Wat is hiervan de reden?

In 2001 is er ten behoeve van inhuur van organisatie-, informatie- en automatiseringspersoneel een normaal bedrag geraamd en in het budget opgenomen. Het in 2000 aangegeven bedrag is de extra behoefte, boven het normaal benodigde budget. Deze additionele behoefte wordt veroorzaakt door een aantal projecten zoals invoering LAN2000, de introductie van de Euro en die van de Multi Functionele Smartcard. Hoewel deze projecten betrekking hebben op alle DICO-eenheden worden zij budgettair onder het ressort Staf DICO begroot en verantwoord.

261

Heeft DVVO naast het gepresenteerde productieplan nog voldoende restcapaciteit over om de inspanningen ten behoeve van vredes- en crisisbeheersingsoperaties te vervullen? Zo nee, welke oplossing wordt hiervoor dan gezocht?

In het totale productieplan is rekening gehouden met de reeds voorziene vredes- en crisisbeheersingsoperaties (CVHOPS). In een eventuele behoefte aan vervoerscapaciteit voor de uitvoering van CVHOPS zal worden voorzien door inzet van Defensiemiddelen alvorens wordt overgegaan tot inhuur van civiele middelen.

262

Wanneer zal een besluit worden genomen over de mogelijke verplaatsing van de voortgezette vliegopleiding vanuit Tuscon naar Nederland? Worden behalve doelmatigheid nog andere overwegingen betrokken bij deze beslissing?

Zie het antwoord op vraag 225.

263

Kan worden uitgelegd waarom in 2001 minder BBT-ers moeten worden geworven dan in 2000? Door uitbreiding van het functiebestand als gevolg van de defensienota de omzetting van BOT naar BBT functies en het inlopen van de tekorten 2000, zou toch het tegenovergestelde moeten blijken?

De in de artikelsgewijze toelichting bij DWS gepresenteerde aanstellingsopdracht betreft de externe aanstellingsopdracht die, samen met de interne aanstellingsopdracht (interne werving, contractverlenging, doorstroom), moet leiden tot een voldoende aanstellingsresultaat.

De in de begroting gepresenteerde aantallen voor 2001 en daarna geven aan van welke externe aanstellingsopdracht DWS is uitgegaan bij het opstellen van haar begroting. Zoals uit de gegevens over 2000 blijkt, wordt dit aantal zo nodig tussentijds bijgesteld. Zo was in de ontwerp-begroting 2000 nog sprake van een externe aanstellingsopdracht van 6.407 (excl. NATRES), terwijl uit de ontwerp-begroting 2001 blijkt dat deze opdracht uiteindelijk is opgelopen tot 7.862. Zie voor een nadere toelichting op het wervings- en selectieproces de brief inzake vulling en ambitieniveau van de krijgsmacht van 16 oktober jl.

264

Waarom was het voor 2001 nog niet mogelijk de benodigde gegevens in de doelmatigheidsindicatoren voor DVVO in te vullen? Is de verwachting dat dit voor de begroting van 2002 wel mogelijk is? Zo nee, waarom niet?

272

Waarom was het voor 2001 nog niet mogelijk de benodigde gegevens in de doelmatigheidsindicatoren voor het ressort MGFB in te vullen? Is de verwachting dat dit voor de begroting van 2002 wel mogelijk is? Zo nee, waarom niet?

Het jaar 2001 wordt gebruikt voor de verdere implementatie van doelmatigheidsindicatoren. Nu al worden de streefwaarden van de doelmatigheidsindicatoren bepaald en wordt getracht er voor te zorgen dat de hiermee samenhangende processen worden verankerd in de bedrijfsvoering van de eenheid. De verwachting is dat de benodigde gegevens met betrekking tot de doelmatigheidsindicatoren in de begroting van 2002 kunnen worden ingevuld.

265

Waarom is de meerbehoefte aan inhuur van transportcapaciteit structureel (tot en met 2004) zo hoog?

De omvang van de vervoersbehoefte van de krijgsmachtdelen is toegenomen. Er wordt steeds vaker, en verder weg geoefend. Daarbij nemen de aantallen betrokken personeel sterk toe. De additionele behoefte voor het programmabudget is gebaseerd op deze trend.

266

Welke specifieke actie wordt door DWS ondernomen met betrekking tot de bijzondere wervingsaandachtspunten die per krijgsmachtdeel geconstateerd worden?

DWS zal mede uitvoering geven aan de voornemens ter verbetering van de personele bezetting, zoals verwoord in de brief van 30 mei 2000 (TK 1999-2000, 26 900, nr. 27). Daarnaast zal DWS zelf onderwerp zijn van een aantal maatregelen ter verbetering, die voortvloeien uit de extern uitgevoerde onderzoeken naar de wervings- en selectieprocessen en naar de arbeidsmarktcommunicatie.

267

Kan voor 2001 naast de wervingsbehoefte voor militair personeel tevens de wervingsbehoefte aan burgerpersoneel worden aangegeven?

Dat is niet goed mogelijk. De behoefte aan burgerpersoneel is afhankelijk van het vertrek van individuele medewerkers. Pas als daardoor een vacature ontstaat wordt een wervings- en selectietraject voor die individuele vacature gestart.

268

Wat wordt verstaan onder speciale selecties?

Bijzondere selecties zijn alle aanvullende selecties, die worden uitgevoerd bij reeds aangesteld c.q. aan te stellen personeel, alsmede selecties voor bijzondere projecten. Voorbeelden hiervan zijn de interne doorstroom van soldaat naar onderofficier, instroomtrajecten en Beroeps Keuze Advies t.b.v. uitstroom.

269

Wat wordt verstaan onder het
Arelevante@ uitgavenbudget van DWS?

De toevoeging relevante uitgavenbudget heeft geen specifieke betekenis. Het gaat om het uitgavenbudget zoals in de begroting voor DWS is opgenomen.

270

Waarom zijn de verplichtingen en uitgaven van het ressort DWS in 2001 lager dan in 2000? Waarom is het wervingsbudget niet structureel verhoogd, maar slechts incidenteel in 2000? Geeft de huidige wervingsproblematiek geen reden dit besluit te herzien?

In overleg met de krijgsmachtdelen is er voor gekozen om de financiële reeksen niet meerjarig door te trekken. De secties werving van ieder krijgsmachtdeel binnen DWS maken ieder jaar een wervingsplan met een bijbehorende begroting. Indien het krijgsmachtdeel dit wervingsplan accordeert hevelt zij het verschil tussen het structureel benodigde bedrag en het begrote bedrag over naar DICO. Het grote verschil tussen het begrotingstotaal 2000 en dat van 2001 is te verklaren door deze handelswijze. Een toenemende wervingsproblematiek betekent niet zonder meer dat wervingsbudgetten structureel moeten worden verhoogd. Ook een wijziging in de mix van wervingsinstrumenten binnen het bestaande budget kan bijdragen aan betere resultaten.

271

Wanneer wordt verwacht dat de onderhandelingen met de relatieziekenhuizen afgerond zijn zodat de volledige medisch specialistische capaciteit weer geheel beschikbaar is? Is het thans niet mogelijk medewerking te verlenen aan vier
crisisbeheersingsoperaties tegelijk?

Zie het antwoord op vraag 70.

272

Waarom was het voor 2001 nog niet mogelijk de benodigde gegevens in de doelmatigheidsindicatoren voor het ressort MGFB in te vullen? Is de verwachting dat dit voor de begroting van 2002 wel mogelijk is? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 264

273

Kan nader worden aangegeven wat de ethiekdesk krijgsmacht inhoudt?

274

Wordt het aanstellen van een administratief medewerker voor één dag per week voldoende geacht om de Ethiekdesk Krijgsmacht effectief te laten werken?

Het Bureau Ethiek en Krijgsmacht heeft tot taak het bevorderen van de gedachtenvorming over, en het verzorgen van onderwijs binnen de krijgsmacht over militaire ethiek in het algemeen en dilemma-training in het bijzonder. Dit omvat:

a. het inventariseren van het onderwijs in militaire ethiek bij de Nederlandse krijgsmacht;
b. het doen van voorstellen voor onderwijsvernieuwing; c. het verzorgen van ethiek-onderwijs aan cursisten op het IDL; d. het, op verzoek, adviseren van commandanten omtrent ethische vraagstukken waarmee zij geconfronteerd worden.

Voorts organiseert het bureau, in samenwerking met de Stichting Maatschappij en Krijgsmacht op 21 november a.s. een conferentie over integriteitsvraagstukken in de krijgsmacht. Het Bureau bestaat overigens uit twee wetenschappelijke medewerkers, ieder met een aanstelling voor 0,5 VTE.

275

Waarom loopt het aantal strekkende meters archief in het beheer van DARIC niet terug, hoewel structureel meer vernietigd wordt dan ontvangen?

Rekenkundig is de tabel niet juist. Deze zal worden aangepast.

276

Is het mogelijk meer informatie te geven omtrent de uitgaven en personeelsstructuur van de diensten geestelijke verzorging in de krijgsmacht?

De uitgaven voor de diensten geestelijke verzorging voor de jaren 2000 t/m 2005 bedragen circa fl. 27,5 mln per jaar waarvan ongeveer 90% bestaat uit personele lasten.

De personeelsstructuur is als volgt opgebouwd.

2000 2001 2002 2003 2004 2005

Burgerpersoneel 53 53 49 49 49 49

Militair personeel 154 156 158 155 155 152

Totaal 207 209 207 204 204 201

Per geloofsrichting kan de volgende indeling worden gemaakt.

Denominatie 2000 2001 2002 2003 2004 2005

Rooms-katholiek 61 60 59 58 58 54

Protestant 59 58 57 55 55 52

Humanist 32 36 40 40 40 44

Joods 2 2 2 2 2 2

Totaal 154 156 158 155 155 152

277

Wat is de resterende technische levensduur van de spoorwagons?

Voor de spoorwegwagons, die voor specifiek defensiegebruik geschikt zijn ten behoeve van strategische verplaatsingen in het kader van CBOPS en oefeningen, is de resterende levensduur 15 jaar.

278

Welke inspanningen worden verricht om ervoor te zorgen dat in 2003 alle huisvesting voldoet aan de nieuwe normen? Op welke artikelen worden de uitgaven hiervoor gepland? Hoeveel bedragen deze uitgaven?

Op het begrotingsartikel 04.22 Investeringen worden onder het artikelonderdeel infrastructuur de uitgaven geraamd voor de nieuwbouw van de legering. Hierbij heeft de legering van korporaals en soldaten prioriteit, zodat die in 2003 zal zijn afgerond. De uitgaven hiervoor bedragen f 278,7 miljoen. Hiervan is inmiddels voor 2000 een bedrag van f 172,1 miljoen uitgegeven. Voor de jaren 2000, 2001, 2002 en 2003 zijn resp. de volgende uitgaven voorzien f 42,0 miljoen, f 36,8 miljoen, f 22,3 miljoen en f 5,5 miljoen. Het programma voor de legering van officieren en onderofficieren kost f 107,1 miljoen.

279

Welk deel van de vordering op de VN van 35 miljoen gulden voor de inzet van Nederlandse troepen in voormalig Joegoslavië zal in 2001 betaald worden?

De vergoedingen die jaarlijks van de VN worden ontvangen, zijn afhankelijk van de contributiebijdragen van de VN-lidstaten. Jaarlijks ten tijde van de voorjaarsnota wordt, na overleg met het VN-Secretariaat, van de voor dat jaar verwachte VN-bijdrage voor inzet van defensiemiddelen in vredesoperaties een inschatting gemaakt.

280

Zijn wijzigingen in de hogere bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba in de investerings- en exploitatie-uitgaven van de Kustwacht Nederlandse Antillen en Antillen te verwachten gezien de huidige financiële problemen op te Antillen?

Nee. De jaarlijkse bijdrage van de Nederlandse Antillen en Aruba wordt berekend door toepassing van een vaste financiële verdeelsleutel. De berekende bijdragen staan los van de financiële problemen op de Antillen. Deze problemen hebben echter wel invloed op de schuldpositie van de landen. Het niet voldoen aan de jaarlijkse financiële verplichtingen (de berekende bijdragen) resulteert in een navenante vergroting van de inmiddels substantiële schuld.

281

Wordt verwacht dat de uitbreiding van DTO met de telematicagroepen van de KL, gecombineerd met de implementatie van de nieuwe kantoorautomatiseringsstandaard bij defensie in 2001 zal leiden tot verminderde productiviteit bij DTO? Zo ja, wat wordt hieraan gedaan?

De overname van de telematicagroepen van de KL door DTO en de invoering van de nieuwe kantoorautomatiseringsstandaard leidt tot een algehele toename van de omzet van DTO. De produktiviteit per medewerker is daarbij echter sterk afhankelijk van de aard van de dienst die wordt geleverd. Zie tevens het antwoord bij vraag 283.

282

Op welke wijze wordt door DTO nog actief gestreefd naar het terugbrengen van het aantal inhuurkrachten, nu dit streven in de raming van de personeelssterkte zelfs buiten beschouwing wordt gelaten?

DTO ziet zich door de situatie op de arbeidsmarkt gedwongen om inhuur op projectbasis te continueren. Desalniettemin blijft DTO streven naar een efficiënte bedrijfsvoering en verlaging van de kosten. Kan inhuur worden vervangen door aanstelling van vaste medewerkers, dan wordt dit ook gedaan. In 2001 zal een speciale afdeling
ARecruitment@ de wervingsinspanningen van DTO intensiveren.

283

Betekent de daling van omzet per werknemer bij de DTO door de integratie van werknemers van de KTO
=s dat deze laatste groep werknemers over een veel lagere arbeidsproductiviteit beschikt? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak?

De daling van de omzet per werknemer wordt veroorzaakt door een verschuiving in omzetsoorten. Daarbij zij aangetekend dat in alle gevallen desktopservices (KTO-werk) resulteert in een lagere omzet per medewerker dan bijvoorbeeld processingservices (mainframes)

284

Heeft het agentschap DGW&T thans een marktaandeel van 100% op de defensiemarkt? In welke mate wordt gewerkt op het terrein van de Rijksoverheid? Om welke diensten gaat het daarbij?

DGW&T heeft een marktaandeel van vrijwel 100% op de defensiemarkt. De krijgsmachtdelen maken voor ingenieursdiensten nauwelijks gebruik van de mogelijkheid om maximaal 15% van hun nieuwbouwbudgetten buiten DGW&T te besteden. Tot op heden is één project bekend. De Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen van Defensie beheert alle vastgoed, met uitzondering van de gebouwen in Den Haag (het kerndepartement), Bronbeek, het Legermuseum en het Centraal Militair Hospitaal. Voor de Rijksoverheid wordt in zeer beperkte mate gewerkt. Het betreft enkele projecten voor Rijkswaterstaat en de Centrale Opvang Asielzoekers (COA).

285

Wat is de betekenis van het kengetal verhouding indirect/totaal?

Het kengetal geeft de verhouding weer tussen de totaal bij de DGW&T in te zetten personele capaciteit enerzijds en het indirecte deel daarvan (de overhead) anderzijds en is derhalve een maatstaf voor het percentage overhead.

286

Wordt verwacht dat het voor de DGW&T mogelijk is in de gehele noodzakelijke stijging van de personeelssterkte in de eerste helft van de begrotingsperiode te voorzien door het aannemen van tijdelijk personeel? Wanneer zal dit bestand aan flexibel personeel weer afgebouwd worden?

De personeelssterkte van de DGW&T in het algemeen en de flexibele capaciteit in het bijzonder hangen samen met de omzet. De DGW&T acht het mogelijk de benodigde capaciteit voor de realisering van deze bouwprogramma
=s te kunnen aantrekken. De vermindering van het flexibel bestand is in de begroting 2001 opgenomen en zal in de tweede helft van deze begrotingsperiode geschieden, maar deze is afhankelijk van de omzetontwikkeling.

287

Kan toegelicht worden wat de realisatie 1999 en de begrotingssterkte voor de overige jaren zegt over de daadwerkelijke vulling. Als die in personen voor 1999 afwijkt van de gegeven getallen, kan dan een overzicht gegeven worden van het aantal personen die dat jaar daadwerkelijk in dienst waren?

De realisatie 1999 geeft (per personeelscategorie) aan wat de gemiddelde werkelijke sterkte was over 1999, uitgedrukt in volletijdsequivalenten (VTE
=en). Het betreft dus een jaargemiddelde van het aanwezige personeel, omgerekend naar een werkweek van 38 uur. Door deze werkelijke sterkte af te zetten tegen de begrotingssterkte voor het betreffende jaar, kan worden geconstateerd in hoeverre de realisatie afwijkt van de begroting. Bij het bepalen van het aantal personen dat in dienst is spelen twee aanvullende factoren een rol: de peildatum (de realisatie is immers een gemiddeld cijfer) en het aantal deeltijdwerkers (niet teruggerekend VTE=en).

De begrotingssterkte kan afwijken van de maximaal toegestane begrotingssterkte (zie ook de brief van de Staatssecretaris inzake vulling en ambitieniveau van de krijgsmacht d.d. 16 oktober jl). Uit de werkelijke sterkte mag daarom geen directe conclusie worden getrokken over de vulling van de organisatie.

288

Kunnen de grote verschillen worden verklaard in het aantal burgers (663)dat werkzaam is bij de Admiraliteit resp. bij de Luchtmachtstaf (514) t.o.v. het aantal burgers(289)dat werkzaam is bij de Landmachtstaf?

289

Kunnen de grote verschillen worden verklaard tussen het aantal BOT-ers dat werkzaam is bij de Admiraliteit(758) resp. bij het Hoofdkwartier van de KLU (1284) en de Landmachtstaf(267)? Idem voor BBT-ers?

De Admiraliteit, het Hoofdkwartier KLu en de Landmachtstaf lijken vergelijkbare organisatie-eenheden, maar zijn dit niet in alle opzichten. Het grootste verschil is dat de directies materieel en personeel deel uitmaken van de Admiraliteit en het Hoofdkwartier KLu, maar niet van de Landmachtstaf. Bij de landmacht vallen deze directies onder het ressort Overige Eenheden BLS. Bij de Centrale Directie Personeel en Organisatie en de Directie Materieel van de KL werken resp. 298 en 521 burgers, resp. 272 en 186 BOT-ers en resp. 37 en 7 BBT
=ers.

290

Kan een overzicht worden gegeven van de voorziene reductie Haagse staven (1995) en de thans bereikte resultaten?

Als gevolg van ingrijpende veranderingen in de organisatiestructuur sinds 1995 (o.a. andere ressort-indelingen, oprichting DICO en agentschappen), is het niet mogelijk de huidige samenstelling en omvang van de Haagse staven te vergelijken met de situatie van 1995. Wel kan worden vastgesteld dat Defensie-breed de begrotingssterkte sinds 1995 fors is afgenomen: burgerpersoneel met 2440 vte =n (ca. 11%) en BOT-militairen met 5017 vte=n (ca. 13%).

291

Wat is de stand van zaken omtrent de uitvoering van de motie Harrewijn (26900 nr 15) over het toewerken naar werkelijke indiensttreding van jongeren op 18-jarige leeftijd vanaf 2002? Wordt de motie daadwerkelijk uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?

293

Wat is de huidige stand van zaken betreffende het onderzoek naar de vraag hoe voldaan kan worden aan de motie Harrewijn (26 900, nr. 15) inzake het toewerken naar werkelijke indiensttreding van jongeren op 18-jarige leeftijd?

Defensie onderzoekt thans de gevolgen en de haalbaarheid van een eventuele uitvoering van motie-Harrewijn. Hierbij wordt enerzijds bezien op welke wijze de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen van de uitvoering van de motie-Harrewijn kunnen worden ondervangen. Anderzijds wordt onderzoek gedaan naar de interesse onder jongeren om deel te nemen in mogelijke overbruggingstrajecten tussen het tijdstip van schoolverlating en dat van indiensttreding bij de krijgsmacht.

292

Kan de notitie over inzetmogelijkheden van reserve-eenheden en beschikbaarheid van reservisten nog voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer worden toegezonden?

De notitie over inzetmogelijkheden van reserve-eenheden en beschikbaarheid van reservisten is nog niet gereed. De notitie zal zo spoedig mogelijk aan de Kamer worden aangeboden.

293

Wat is de huidige stand van zaken betreffende het onderzoek naar de vraag hoe voldaan kan worden aan de motie Harrewijn (26 900, nr. 15) inzake het toewerken naar werkelijke indiensttreding van jongeren op 18-jarige leeftijd?

Zie het antwoord op vraag 291.

294

Naar aanleiding van de moties Koenders en Harrewijn is er een "Vredesfonds" gevormd. Hoe gaat dat geld besteed worden? Kunnen daar aanvragen voor worden ingediend? Wie beslist daarover? Hoe wordt het onderscheid gemaakt tussen vredesinitiatieven in het buitenland/Derde Wereld (motie Koenders) en initiatieven in Nederland (motie Harrewijn)?

Zie de antwoorden op de vragen 50, 51, 52, 53 en 58 over de begroting 2001 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het antwoord op vraag 30 over de HGIS-nota.

295

Hoe luiden de exacte conclusies en de aanbevelingen van de bedrijfsvoeringsaudit vulling vredesorganisatie (planningsmodel BBT) en de audit bewapende helikopters

296

Bij de bedrijfsvoeringsaudit bewapende helicopters wordt geconstateerd dat er niet altijd sprake is van een beheerste situatie en dat dat mede veroorzaakt wordt door de betrokkenheid van de Amerikaanse krijgsmacht en leveranciers. Is dit een specifiek probleem voor dit project, of zijn andere ervaringen met dergelijke betrokkenheid van een andere krijgsmacht en leveranciers vergelijkbaar? Als het laatste het geval is, zijn er dan conclusies te trekken over dit soort samenwerkingsverbanden?

De strekking van het rapport over de vulling van de vredesorganisatie is dat de BBT-vulling onder druk zal blijven staan, ondanks de onverminderde inspanning van de KL. Redenen hiervoor zijn onder meer de scherpe concurrentie op de arbeidsmarkt, de te optimistische inschatting van demografische ontwikkelingen in Nederland, de door ongunstige KL-lokaties moeilijke regionale werving, de verjonging van het personeelsbestand, de voorgenomen uitbreiding met 1500 parate functies en het hoge opleidingsverloop.

In diverse projecten worden de aanbevelingen uit het rapport ter hand genomen. Het gaat hierbij om nieuwe instroombevorderende maatregelen, verbeteringen in de planningsmethodieken en in de geautomatiseerde ondersteuning. Tevens wordt een langere contractduur onderzocht (FLEX-P). Voorts is aanbevolen de totale configuratie van instroombevorderende maatregelen, voorlichting, beloning en maatschappelijke meerwaarde nog sterker op de knelpuntcategorieën te richten, en om het individuele belang van de (aspirant) BBT-er nog centraler te stellen bij het marktconform vormgeven van de BBT-baan.

Inmiddels is besloten de algemene militaire opleiding (Amo) te verlengen van 3 naar 4 maanden om de opleidingsdruk en daarmee ook het verloop te verminderen. In het arbeidsvoorwaardenoverleg zijn een groot aantal maatregelen voorgesteld die de aantrekkelijkheid van de functievervulling moeten bevorderen.

Uit de audit bewapende helikopters kunnen de navolgende conclusies worden getrokken:


- De projectrealisatie is in hoge mate afhankelijk van de Amerikaanse krijgsmacht, de Amerikaanse leveranciers en andere externe omstandigheden. De invloed van het projectteam op deze factoren is zeer beperkt. De veelvuldige personeelswisselingen binnen de Klu en de problemen bij het opvangen van vacatures vergroten de beheersproblemen voor het projectteam.

- Waar mogelijk, heeft het projectteam de beheersproblemen toereikend aangepakt.

Uit de audit vloeien onder meer de volgende aanbevelingen voort:


- snelle personeelswisselingen zoveel mogelijk beperken ;
- zorgvuldige verslaglegging en dossiervorming ten behoeve van een goede functieoverdracht;

- betere informatievoorziening tussen Klu en externe partijen;
- vergroting van de inzichtelijkheid van prijsafspraken en artikeldefinities;

- onderbrenging van het projectbudget bij de Klu.
De aanbevelingen van de audit zijn inmiddels overgenomen en worden op korte termijn uitgevoerd. De constatering dat de situatie niet altijd volledig beheerst wordt is inderdaad kenmerkend voor het Foreign Military Sales (FMS) programma van de Amerikaanse overheid. Daarom heeft de Amerikaanse overheid besloten het FMS programma te herzien ('FMS re-engineering').

297

Wat is de stand van zaken van het HOM-project? Wanneer kan worden begonnen me de verwerving van geavanceerde ontmijningsapparatuur?

Over het project HOM-2000 ontvangt de kamer nog vóór de begrotingsbehandeling afzonderlijk een brief.