AWB 00/5261
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 3-01-2001
Witte-illegalenbeleid / objectiviteit getuigenverklaringen.
Betreft aanvraag om vtv op grond van de tijdelijke regeling witte
illegalen als bedoeld in TBV 1999/23. In geschil is of verzoeker heeft
aangetoond dat hij van 25 januari 1995 tot 31 december 1996, van 1
februari 1997 tot 17 juli 1997 en van 14 januari 1999 tot 18 juni 1999
in Nederland heeft verbleven. Verweerder heeft een aantal van de door
verzoeker overgelegde stukken niet in zijn beoordeling betrokken en
voorts miskend dat de door verzoeker overgelegde stukken alle
betrekking hebben op de betwiste periodes en uit die stukken kan
worden opgemaakt dat verzoeker gedurende belangrijke gedeelten van die
periodes in Nederland heeft verbleven. Verweerder heeft zich voorts
niet zonder meer op het standpunt kunnen stellen dat de door verzoeker
overgelegde verklaringen van zijn broers, een vriend en de Ayasofya
Moskee niet kunnen dienen als bewijs voor de stelling dat hij in
eerdergenoemde periodes onafgebroken in Nederland heeft verbleven, nu
deze verklaringen niet afkomstig zijn uit objectief en verifieerbare
bron, omdat noch uit de wet, noch uit TBV 1999/23 voortvloeit dat ten
aanzien van een beroep op dat TBV bijzondere bewijsregels gelden in
die zin dat getuigenverklaringen slechts zouden kunnen dienen ter
meerdere zekerheid, zodat daaraan geen zelfstandige en/of
doorslaggevend betekenis zou kunnen worden toegekend. Verweerder heeft
de overtuigende kracht van die getuigenverklaringen niet voldoende
draagkrachtig gemotiveerd weerlegd.
Toewijzing verzoek.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AA9260
Rechtbank 's-Gravenhave