Rechtbank 's-Gravenhave

AWB 00/1181, 00/1183

Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 3-01-2001

Ama-beleid / adequate opvang / land van herkomst Vast staat dat ten tijde van het vertrek van eiser en eiseres uit Sri Lanka in ieder geval de moeder nog in Sri Lanka woonachtig was. Eiser en eiseres hebben gesteld dat niet is gebleken dat die opvang nog steeds aanwezig is, aangezien zij geen contact meer met hun moeder hebben, ondanks pogingen daartoe. De rechtbank is van oordeel dat aan die opvangmogelijkheid terecht getwijfeld kan worden daar het tracingsonderzoek door het Rode Kruis tot op heden zonder resultaat is gebleven. Voorts is de rechtbank van oordeel dat blijkens het ambtsbericht van 30 september 1999 adresonderzoek op Jaffna-Schiereiland niet mogelijk is. De rechtbank is voorts van oordeel dat terugkeer naar Jaffna niet mogelijk is gezien de onvoldoende stabiele situatie aldaar. De stelling van verweerder dat van de moeder verwacht kan worden zich met eiser en eiseres in veiliger gebied te vestigen volgt de rechtbank niet, nu onvoldoende zekerheid bestaat omtrent de verblijfplaats van de moeder en een adresonderzoek evenmin tot de mogelijkheden behoort. De stelling van verweerder dat in ieder geval adequate opvang kan worden geboden door het opvanghuis in Colombo is naar het oordeel van de rechtbank terecht. Immers, de Rechtseenheidskamer (REK) heeft in haar uitspraak van 3 juli 1997 bepaald dat verweerder er in het algemeen van uit mag gaan dat adequate opvang verzekerd is, indien uit de beschikbare informatie blijkt dat de algemene opvangvoorzieningen toereikend zijn. Verweerder zal echter ingevolge artikel 3:2 Awb steeds voldoende informatie moeten verschaffen om zich een zorgvuldig oordeel over de adequaatheid van de opvang te kunnen vormen. De REK heeft daartoe in bovengenoemde uitspraak een aantal criteria aangelegd teneinde deze vraag te kunnen beantwoorden. Deze criteria zijn: duidelijkheid over welke instellingen de opvang verlenen, verzekering van de instelling dat uitgeprocedeerde minderjarige asielzoekers zullen worden opgevangen, duidelijkheid over de vraag op welke wijze de overdracht van de verantwoordelijkheid zal plaatsvinden en bekendheid met vorm en omvang van de opvanginstelling. Aan het eerste, tweede en laatste criterium wordt voldaan blijkens het ambtsbericht van 24 maart 1998 en 30 september 1999. Het derde criterium wordt ondervangen in werkinstructie nr. 189 van 18 december 1998. Tot slot overweegt de rechtbank in navolging van de REK dat daadwerkelijke plaatsing eerst geregeld behoeft te worden indien de uitzetting wordt geëffectueerd. In het geval plaatsing niet geregeld kan worden, zal alsnog een vergunning tot verblijf moeten worden verleend. In verband hiermee vertrouwt de rechtbank erop dat verweerder voldoende voortvarendheid zal betrachten met de effectuering van de uitzetting en dat daartoe een passief afwachten totdat ook eiseres de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft niet de goedkeuring van de rechtbank zal kunnen dragen. Beroep ongegrond.


Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AA9264