Rechtbank 's-Gravenhave

AWB 99/6199

Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 3-01-2001

Koppelingswet / werknemersverzekeringen / Samenwerkingsovereenkomst. In het geschil inzake het van toepassing zijn van de bepalingen van de werknemersverzekeringen kan eiser de bescherming inroepen van de Samenwerkingsovereenkomst, op grond waarvan ieder onderscheid in verband met zijn Marokkaanse nationaliteit verboden is. De Koppelingswet bestaat, voor zover hier relevant, uit het op 1 juli 1998 in werking getreden samenstel van regels, vervat in artikel 3 van de onderscheidene werknemersverzekeringen in samenhang met artikel 4a van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 (zoals gewijzigd bij besluit van 27 april 1998). Deze regels houden in dat, door middel van een aanpassing van de definitie van het begrip werknemer, vreemdelingen van de werknemersverzekeringen zijn uitgesloten voorzover zij niet rechtmatig in Nederland verblijven op grond van een besluit tot toelating of omdat zij onderdaan zijn van een der EG-Lidstaten. Deze uitsluiting is vervolgens weer ongedaan gemaakt voor de vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 1b, aanhef en onder 2, 3, 4 of 5 van de Vreemdelingenwet op voorwaarde dat hij in overeenstemming met de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) arbeid in dienstbetrekking verricht.
Voor een Marokkaans onderdaan als eiser is het, anders dan voor een Nederlander, om als verzekerde voor de werknemersverzekeringen te worden aangemerkt, dus niet voldoende dat hij legaal in Nederland verblijft en arbeid in dienstbetrekking verricht. Aan hem wordt als extra eis gesteld dat hij die arbeid verricht in overeenstemming met de WAV.
Die eis wordt alleen gesteld en kán ook uitsluitend worden gesteld aan niet-Nederlanders. Blijkens het Sürül-arrest levert dat ongelijke behandeling op grond van nationaliteit op.
Dat die eis niet voor alle vreemdelingen geldt maar alleen voor de vreemdelingen met een andere verblijfstitel dan die bedoeld in artikel
1b, aanhef en onder 1 van de Vreemdelingenwet, doet niet af aan het feit dat uitsluitend aan vreemdelingen deze aanvullende voorwaarde wordt gesteld.
Eiser behoort tot de categorie vreemdelingen die aldus anders wordt behandeld dan Nederlanders.
Toepassing van de betreffende bepalingen van de Koppelingswet leidt in het geval van eiser derhalve tot ongelijke behandeling op grond van nationaliteit, hetgeen in strijd is met artikel 41, eerste lid, van de Samenwerkings-overeenkomst. Aangezien hier sprake is van direct onderscheid op grond van nationaliteit, is de vraag naar eventuele rechtvaardigingsgronden voor dit onderscheid niet aan de orde. Beroep gegrond.


Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AA9273