Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Activering en uitstroom

Hoofddoelstelling van het SZW-beleid is te bevorderen dat bijstandsgerechtigden zo snel mogelijk weer zelfstandig kunnen voorzien in het eigen bestaan; activering. Dit moet uiteindelijk leiden tot meer uitstroom uit de bijstand en daarmee tot een daling van het aantal personen dat op de bijstand is aangewezen.

De Algemene Bijstandswet kent een groot aantal bepalingen die er op gericht zijn de zelfstandige bestaansvoorziening van de bijstandsgerechtigden te bevorderen. Een van die bepalingen is dat gemeenten een beleidsplan maken, waarmee op gemeentelijk niveau gekomen wordt tot een samenhangend beleid voor uitstroom en activering. Aan bijstand zijn verplichtingen verbonden die de inspanningen benoemen die noodzakelijk zijn om weer in het eigen onderhoud te kunnen gaan voorzien (arbeidsverplichting, trajectplan, bepalingen voor zelfstandig ondernemerschap).
De instrumentering van het beleid gericht op activering en uitstroombevordering, is voor een belangrijk deel vormgegeven in de Wiw, maar ook in bijvoorbeeld de I/D-banen en het beleid ten aanzien van de Sluitende aanpak. Daarnaast verschaffen de inkoopgelden aan 86 grote(re) gemeenten extra middelen om bemiddeling en scholing te kunnen inkopen voor bijstandsgerechtigden met beperkte uitstroommogelijkheden. Flankerende middelen (kinderopvang bijvoorbeeld) moeten het mogelijk maken dat de bijstandsgerechtigde in voorkomende gevallen ook daadwerkelijk van de uitstroommogelijkheden gebruik kan maken. Daarnaast zijn er positieve (premies, vrijlatingsmogelijkheden) en negatieve (sancties) prikkels.