RAAD VOOR HET OPENBAAR BESTUUR
Rob : Raad voor de rechtspraak moet onafhankelijker
Raad voor het openbaar bestuur:
Raad voor de rechtspraak moet onafhankelijker.
De Raad voor het openbaar bestuur (Rob) vindt het van belang dat een
brede discussie wordt gevoerd over de voorgenomen voorstellen tot
reorganisatie van de rechterlijke macht. Die reorganisatie raakt de
grondslagen van ons constitutioneel bestel, zoals de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht en de ministeriële verantwoordelijkheid.
Dit staat in een ongevraagd advies dat de Raad onlangs heeft
aangeboden aan de minister van Justitie. De Rob bepleit daarin een
meer onafhankelijke positie van de Raad voor de Rechtspraak ten
opzichte van de minister van Justitie.
Volgens de Raad mag er in ons bestel geen twijfel bestaan aan de
onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Die onafhankelijkheid kan
echter niet worden vorm gegeven door iedere ministeriële
verantwoordelijkheid voor het feitelijk functioneren van de
rechterlijke macht uit te sluiten. Het gaat om besteding van publieke
middelen en daarover moet publiek verantwoording worden afgelegd.
Bij de benoeming van de leden voor de Raad voor de rechtspraak en van
de besturen van de rechtbanken gaat het vooral ook om vergroting van
de effectiviteit en de efficiency van het rechterlijk apparaat. In die
zin vindt de Raad het begrijpelijk dat gekozen wordt voor een
benoeming voor een bepaalde periode zodat het 'managerial'
functioneren periodiek kan worden beoordeeld. Een benoeming voor het
leven garandeert echter beter de onafhankelijkheid, maar ligt om deze
reden niet voor de hand. Daarom pleit de Rob ervoor de benoeming (voor
een bepaalde periode) van de leden van de Raad voor de rechtspraak en
van de besturen van de rechtbanken niet door de Minister te laten
plaatsvinden, maar door en vanuit de rechterlijke macht zelf. De
rechterlijke onafhankelijkheid kan daardoor beter worden gegarandeerd
en het functioneren van de rechter-bestuurders kan periodiek worden
beoordeeld. De ministeriële verantwoordelijkheid voor het functioneren
van de rechterlijke macht blijft bij deze constructie onverkort van
toepassing.
Gezien de aard van de materie pleit de Rob verder voor een zorgvuldige
en niet overhaaste procedure van wetgeving. De Raad betreurt het dan
ook dat al tot aanwijzing van kwartiermakers voor de Raad voor de
rechtspraak is overgegaan terwijl de parlementaire behandeling van de
desbetreffende wetsvoorstellen nog in het beginstadium verkeert.
NOOT AAN DE REDACTIE /