Wet verplichte deelneming beroepspensioenregeling
22 december 2000
De beroepsorganisaties hebben in hun verzet tegen dit kabinetsbesluit
de handen ineengeslagen en hebben op vrijdag 10 november in
Nieuwspoort een persconferentie gegeven en per koerier een brief laten
bezorgen bij staatssecretaris Hoogervorst. In de brief en tijdens de
persconferentie is duidelijk verwoord dat de beroepsorganisaties het
niet eens zijn met het besluit tot afschaffing van de wet en evenmin
met het alternatief: handhaving van de wet doch met een aantal
aanvullende eisen met name op het gebied van de solidariteit.
Aangegeven is:
-dat het besluit haaks staat op het beleid van het kabinet tot voor
kort
-dat de huidige regeling aan alle Europese eisen voldoet
-dat de direct betrokkenen op geen enkele wijze van tevoren zijn
gekend in de besluitvorming (à la het poldermodel)
-dat er geen SER-advies is
-dat de solidariteitseisen, die meer passen bij een
bedrijfs(tak)pensioenfonds niet rechtvaardig in te vullen zijn in de
constellatie van een beroepspensioenfonds. Vooral de doorsneepremie
gecombineerd met een gelijke uitkering ongeacht geslacht leidt tot een
actuarieel nagenoeg onuitvoerbare situatie met grote
inkomensoverdrachten van mannen naar vrouwen. Bovendien betreft het
steeds een momentopname van het aantal mannen en vrouwen.
Verschuivingen in de onderlinge aandelen geven even zoveel premie-
respectievelijk rechtenverschuivingen. Wanneer een pensioenfonds juist
een stabiele factor in toekomstig inkomen moet zijn, treedt hier dus
een ongecontroleerde wijziging in premie/rechten op. Met andere
woorden: het paard achter de wagen spannen.
-dat eenzelfde voorziening als nu op grond van de wet mogelijk is,
aanzienlijk duurder zal worden voor de vrij beroepsbeoefenaren. Dit
leidt tot een doorberekening in de prijs voor diensten met als gevolg
dat de overheid eigenlijk een rekening bij de burger deponeert.
Uiteraard is aangegeven dat de vrij beroepsbeoefenaren dit niet
willen.
© copyright ORDE 2001 home . index . email/adres . Artsennet