Ministerie van Financien

Titel: Fiscale kwalificatie uitkeringen van de Stichting Maror-gelden



Fiscale kwalificatie uitkeringen van de Stichting Maror-gelden Overheid en de Stichting Individuele Maror-gelden

Directie Rechtstoepassingsbeleid Belastingdienst

Besluit van 8 januari 2001, nr. RTB2000/2980M

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.


1 Inleiding


De regering heeft op 21 maart 20001 toegezegd gelden ter beschikking te stellen aan bepaalde groepen vervolgingsslachtoffers als erkenning van achteraf geconstateerde tekortkomingen bij het naoorlogse rechtsherstel en de naoorlogse opvang. De gelden zijn bestemd voor de joodse gemeenschap, de Sinti- en Roma-gemeenschap2 en de Indische gemeenschap.

De gelden zullen voor een belangrijk deel de vorm krijgen van betalingen aan individuele gerechtigden. De uitvoering daarvan berust bij daartoe op te richten stichtingen.


2 Oprichting stichtingen Maror-gelden


Op 1 december 2000 is opgericht de Stichting Maror-gelden Overheid, gevestigd te Amsterdam. Deze stichting zal zich bezighouden met het beheren en verdelen van het door de overheid beschikbaar gestelde bedrag van driehonderdvijftig miljoen gulden, verhoogd met rente vanaf 21 maart 2000, onder de rechthebbenden in de joodse gemeenschap. In eerste aanleg is hiervan tien procent bestemd voor collectieve doelen. Het grootste deel van de gelden wordt toegekend aan individuele rechthebbenden.

Eveneens op 1 december 2000 is opgericht de Stichting Individuele Maror-gelden, gevestigd te Amsterdam. Deze stichting beheert en verdeelt gelden die ter beschikking zijn gesteld door private instellingen, te weten de Nederlandse Vereniging van Banken, de Vereniging voor de Effectenhandel in liquidatie, Euronext Amsterdam NV en de Vereniging Verbond van Verzekeraars.

Ook deze gelden zijn voor het grootste deel bestemd om aan individuele rechthebbenden te worden toegekend.

Namens beide stichtingen behandelt het Bureau Maror-gelden te Den Haag de aanvragen om uitbetaling van de gelden.

Het gaat om toekenning van eenmalige uitkeringen. Omdat nog onzeker is hoeveel mensen om uitbetaling zullen verzoeken, worden aanvankelijk voorschotten verstrekt. Na sluiting van de aanvraagtermijn, die vooralsnog op 31 december 2001 is bepaald, volgt een definitieve vaststelling met een eventuele eindbetaling.


3 Fiscale gevolgen

Zowel de gelden die door de overheid en de private instellingen aan de stichtingen worden verstrekt, als de betalingen die de stichtingen doen aan de rechthebbenden zijn vrijgesteld van schenkingsrecht.

De betalingen door de stichtingen aan de gerechtigden vormen geen inkomen in de zin van zowel de Wet op de inkomstenbelasting 1964 als de Wet inkomstenbelasting 2001.

Ter voorkoming van misverstanden merk ik op dat nadat de betaling eenmaal aan de gerechtigde is toegekend, deze deel uitmaakt van diens vermogen. Opbrengsten daarvan worden op de normale wijze in de inkomstenbelasting betrokken. Bij vererving of schenking van (gedeelten van) dat vermogen vindt op reguliere wijze heffing van successie- respectievelijk schenkingsrecht plaats.