Nota "Ruimte maken, Ruimte delen" naar Eerste en Tweede Kamer
Vandaag is de nota "Ruimte maken, Ruimte delen" (de Vijfde nota
Ruimtelijke Ordening) aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer. Het
betreft de volledige tekst met bijbehorende kaarten. Deze Vijfde nota
Ruimtelijke Ordening is eerder op 15 december 2000 in de ministerraad
vastgesteld.
Rond 20 februari zal deze nota (deel 1) ter inzage liggen, en kunnen
burgers hier op inspreken. Ook wordt bestuurlijk overleg gevoerd met
provincies en gemeenten, waarin ook op een aantal punten nadere
afspraken worden gemaakt. De resultaten van deze inspraakronde worden
gebundeld in deel 2. Mede op grond van deze reacties neemt de regering
een standpunt in (deel 3) waarover de Tweede Kamer zich vervolgens
moet uitspreken. Tenslotte wordt de definitieve Planologische
Kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid vastgelegd in deel 4.
De volledige tekst (zonder kaarten) van de nota "Ruimte maken, Ruimte
delen" is te vinden op de internetsite van het ministerie van VROM:
www.minvrom.nl
Hieronder volgt als bijlage een uitwerking van het beleid per
landsdeel (Noord, Oost, West, Zuid en Noordzee).
BIJLAGE: UITWERKING NAAR LANDSDELEN
LANDSDEEL NOORD (DRENTHE, FRYSLÂN EN GRONINGEN)
Het Noorden moet circa 11% van de landelijke ruimtebehoefte voor wonen
en circa 9% voor werken accommoderen. In 1998 hebben het rijk en het
Noorden de afspraak gemaakt om daarnaast in te zetten op een extra
groei van de werkgelegenheid met tenminste 43.000 arbeidsplaatsen in
de stedelijke gebieden. Ook zal het Noorden de effecten van een snelle
openbaarvervoersverbinding met de Randstad moeten accommoderen.
Centraal staat de zogenoemde Noord-as: de as met twee
infrastructuurlijnen die vanuit de Randstad via Heerenveen-Groningen
en Zwolle-Meppel-Emmen naar Duitsland loopt. De stedelijk-economische
ontwikkelingen worden gebundeld in vijf stedelijke netwerken langs
deze as. Het netwerk Groningen-Assen is daarbij aangeduid als
nationaal stedelijk netwerk met dienstverlening, culturele
voorzieningen, ICT- en medische sector en biomedische technologie als
belangrijke clusters.
Regionale stedelijke netwerken zijn:
· De Westergozone (Leeuwarden/Harlingen) met belangrijke posities in
hoger onderwijs, bank- en verzekeringswezen, agrarische
dienstverlening, ICT en havenbedrijvigheid.
· De Zuid-Friese Stedenzone (Drachten-Heerenveen-Sneek) met onder
andere grootschalige bedrijvigheid.
· De Zuid-Drentse Stedenband (Meppel-Hoogeveen-Coevorden-Emmen) met
industrie, overslag, dienstverlening en hoger beroepsonderwijs.
· Eemsmond (Eemshaven-Delfzijl) met havenontwikkeling en havengebonden
industrie.
Het landelijk gebied wordt ontwikkeld als groenkapitaal van het
Noorden. Daar is ruimte voor waterbeheer, landbouw, natuur, recreatie
en behoud van cultuurlandschappen. Afhankelijk van de specifieke
kenmerken van gebieden worden deze functies in wisselende combinaties
ontwikkeld.
Voor versterking van de natuur is grensoverschrijdende samenwerking
nodig bij de Eems-Dollardregio, in het gebied rond Westerwolde en in
Zuidoost-Drenthe. De verstedelijkingsdruk op het landelijk in gebied
in landsdeel Noord is minder groot dan in andere landsdelen. De vele
bijzondere natuurwaarden, cultuurhistorische landschappen en
beschermde stads- en dorpsgezichten in het landsdeel worden versterkt.
Bijzondere aandacht is nodig voor het Drents Plateau en de
veengebieden en de overgangsgebieden daartussen in de aangrenzende
delen van Groningen en Fryslân, het Friese Merengebied, het
Lauwersmeergebied, het IJsselmeer, het Eems- Dollardgebied en het
Waddengebied inclusief de eilanden. Ecologische verbindingen worden
tot stand gebracht tussen het Drents Plateau en de Holterberg, en
tussen delen van de Natte As in het Noorden. Voor de Veenkoloniën
ondersteunt het rijk economische structuurversterking.
De huidige verdeling van wonen en werken tussen de stedelijke
netwerken en de gebieden daarbuiten moet minimaal worden gehandhaafd.
Om dat te bereiken moet prioriteit worden gegeven aan de realisatie
van centrummilieus voor wonen en werken en groene woon/werkmilieus die
met de dorpen in het buitengebied kunnen concurreren. Daarvan zal een
groot deel via transformatie van de bestaande naoorlogse wijken in de
centrale steden moeten worden gerealiseerd. Het rijk stelt specifieke
eisen aan de uitwerking van het beleid voor het stedelijk netwerk
Groningen-Assen. Daarbij gaat het onder andere om de samenwerking
tussen dit netwerk en de vier regionale stedelijke netwerken.
De verschillende delen van landsdeel Noord bieden uitstekende
perspectieven voor waterberging en drinkwatervoorziening. Bijzondere
aandacht is bovendien nodig voor veiligheid langs het IJsselmeer en de
Waddenzee. Een integrale gebiedsgerichte benadering is noodzakelijk om
de ruimteclaims vanuit water af te stemmen met natuur, recreatie,
toerisme, windenergie, landschap, wonen en vooral landbouw.
LANDSDEEL OOST (GELDERLAND EN OVERIJSSEL)
Landsdeel Oost moet circa 21% van de landelijke ruimtebehoefte voor
wonen en circa 23% voor werken accommoderen. Dat vraagt om een
gedifferentieerde en gebundelde inzet van de stedelijke en economische
dynamiek, transformatie van het bestaand stedelijk gebied en
meervoudig ruimtegebruik. Anderzijds zijn er maatregelen nodig om de
aantasting van natuur en landschap door intensieve veehouderij,
recreatieve bebouwing en versnippering ten gevolge van infrastructuur
te stoppen. Belangrijk element is de positie van het landsdeel tussen
de Randstad enerzijds en Noord- en Zuid-Nederland en het Duitse
achterland anderzijds. Deze positie wordt versterkt met de Betuwelijn,
de HSL-Oost, de Hanzelijn en de doortrekking van het Twente
Mittelandkanaal in combinatie met de plannen voor het HSL-station van
Arnhem en het multimodale overslagstation MTC Valburg.
De stedelijk-economische ontwikkelingen worden gebundeld bij vijf
stedelijke netwerken. Daarvan zijn er twee aangewezen als nationaal
stedelijk netwerk:
· Arnhem-Nijmegen: kennisinstellingen met kansen voor de IT sector,
gezondheidszorg, attracties, commerciële dienstverlening en
internationaal vervoer van goederen en personen.
· Twentestad met hightech metaal-electro industrie, de industriële
diensten, leasure en de kennis- en ICT-sector.
Regionale stedelijke netwerken zijn:
· Stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen met nadruk op
dienstverlening en kennisontwikkeling,
· Zwolle-Kampen met dienstverlening, onderwijs en gezondheidszorg,
· Ede-Veenendaal-Wageningen-Rhenen met research centra en
kennisintensieve bedrijven.
Gestreefd wordt naar behoud en verbetering van de bereikbaarheid op de
oost-west en de noord-zuid gerichte internationale hoofdverbindingen.
Prioriteit wordt gegeven aan betere benutting van de bestaande
infrastructuur en het oplossen van knelpunten in stedelijk gebied.
Verder ondersteunt het rijk de provinciale initiatieven voor behoud en
kwaliteitsversterking van grensoverschrijdende landschappen en
natuurgebieden in een aantal grensgebieden.
Het rijk overweegt om het westelijk deel van het Rivierengebied aan te
wijzen als Nationaal Landschap. Daarnaast worden er op verschillende
plekken verbindingen gerealiseerd om de ecologische hoofdstructuur van
Nederland te versterken, waaronder verbindingen tussen het Drents
Plateau, de Holterberg, en Oost-Twente, tussen de Veluwe en Duitsland
en tussen de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Daarnaast heeft
landsdeel Oost verschillende gebieden met bijzondere landschappelijke
en cultuurhistorische kwaliteiten die om die reden bescherming
genieten. Voor een aantal reconstructiegebieden worden integrale
plannen opgesteld, gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit
en het verkrijgen van een nieuw evenwicht tussen de verschillende
functies in het landelijk gebied.
De huidige verdeling van wonen en werken tussen de stedelijke
netwerken en de gebieden daarbuiten moet minimaal worden gehandhaafd.
Twentestad en het netwerk Arnhem-Nijmegen hebben daarbij een verhoogde
taakstelling. Het rijk vraagt de provincies om de samenwerking tussen
netwerkgemeenten te stimuleren. Daarbij gaat het onder andere om de
gemeenschappelijke uitwerking van de contourenbenadering, het
locatiebeleid, de herstructurering en transformatie van naoorlogse
woonwijken en visie- en beleidsvorming bij grensoverschrijdende
samenwerking.
Het rijk heeft de hoofdrol in de uitwerking van het veiligheidsbeleid.
Voor de rivieren wordt gekozen voor verbreding van het winterbed door
dijkverlegging, nevengeulen en "groene" rivieren. Dit wordt
gecombineerd met (grensoverschrijdende) natuur en
landschapsontwikkeling. Bij de Noordoostpolder wordt ruimte
gereserveerd voor een nieuw Randmeer als deel van de "Natte As" tussen
het Lauwersmeer en de Zeeuwse delta. Het rijk stelt specifieke eisen
aan de uitwerking van het waterbeleid in de zand- en
veenweidegebieden.
LANDSDEEL WEST (NOORD-HOLLAND, ZUID-HOLLAND, UTRECHT EN FLEVOLAND)
Landsdeel West moet circa 38% van de landelijke ruimtebehoefte voor
wonen en circa 36% voor werken opvangen. Dit zet een grote druk op de
ruimtelijke inrichting, van zowel de stedelijke als de groene ruimten.
Maar gelijktijdig biedt deze dynamiek de mogelijkheid om
kwaliteitsgebreken aan te pakken.
De centrale opgave van het landsdeel West ligt erin om meer regie te
bereiken, gericht op een duurzaam evenwicht tussen stad en land.
Het kabinet kiest voor West-Nederland voor de ontwikkeling van een
Deltametropool als uitdagend en integraal concept op het gebied van
ruimtelijke ordening, economie, infrastructuur en natuurontwikkeling.
Het is de ambitie om te komen tot een vervlechting van rode en groene
gebieden tot een stedelijk netwerk.
Het Groene Hart wordt verder ontwikkeld als Nationaal Landschap. Dit
alles wordt gecombineerd met vergroting van de bergingscapaciteit voor
water. Kleine en grote groengebieden worden geschakeld, waardoor het
groen in de steden wordt verbonden met de grote landschapseenheden aan
de binnen- en buitenzijde van de Deltametropool. Deze inzet brengt met
zich mee, dat de agrarische functies in het gebied niet overal
behouden kunnen blijven.
De externe bereikbaarheid met overig Nederland en met de Vlaamse Ruit,
het Ruhrgebied en de Europese metropolen moet worden verbeterd, onder
meer via HSL-lijnen. Binnen de Deltametropool moet de bereikbaarheid
ook voldoen aan hoge eisen. Lopende programmas maken reeds een
verdubbeling van de capaciteit van het spoorvervoer mogelijk. Op
langere termijn dient zich de vraag aan hoe het openbaar vervoer
verder kan worden uitgebouwd: door het verder versterken van het
bestaande railnet of door het toevoegen van een zweeftrein in de
binnenflank van de Randstad. Beide opties worden nog dit jaar
onderzocht. Daarbij wordt gestreefd naar een verbetering van de
onderlinge bereikbaarheid van de 25 belangrijkste centra in de
Deltametropool.
Binnen de Deltametropool wordt de groei van wonen en werken in overleg
en afstemming tussen de onderdelen van de Deltametropool ruimtelijk
geaccommodeerd. De inzet daarbij is om het ruimtegebruik te
intensiveren en functies te combineren.
Hierdoor kan circa eenderde deel van de ruimtevraag binnen bestaand
stedelijk gebied worden opgevangen. Eveneens een derde deel wordt
geaccommodeerd door uitleg van steden en dorpen op de randstadring.
Hiervoor zijn ingrijpende veranderingen nodig. Zo zal van de
glastuinbouw naar schatting 1.000 tot 1.500 hectare moeten verplaatsen
naar locaties elders in Nederland. Vervolgens zal een deel van de
bollenteelt moeten worden verplaatst om op de ring ruimte te maken.
Het rijk vraagt de regio om hier voor opties te verkennen en
alternatieve locaties voor de bollenteelt voor te stellen. Vervolgens
worden de bufferzones omgevormd tot regionale parken waarbij tevens
mogelijkheden ontstaan om te voorzien in een deel van de
verstedelijkingsvraag, in combinatie met het versterken van de
groenstructuur. Het nog resterende derde deel van de ruimtevraag zal
worden verdeeld over Almere en de randzone van het Groene Hart (met
name het zuidoostelijk deel van de Haarlemmermeer en de zone
Rotterdam- Zoetermeer- Gouda). Na een verkenning van deze opties kan
tot een beperkte grensaanpassing van het Groene Hart worden besloten.
Buiten de rode contouren is in het kader van landschapsreconstructie
een beperkte mogelijkheid voor bebouwing.
Schiphol is één van de belangrijkste economische centra van de
Deltametropool. In de omgeving van de luchthaven is in beginsel geen
nieuwe woningbouw toegestaan. Wel kan hier onder bepaalde voorwaarden
ruimte worden geboden voor de vestiging van bedrijven met een
extensief karakter.
Voor de zeehavens wordt ingezet op een duurzame groei binnen de
randvoorwaarden van milieu, natuur en veiligheid met een concentratie
van aan- en afvoer bij Rotterdam. De havens van Amsterdam en
Vlissingen/Terneuzen zijn primair bestemmingshavens.
Uitbreidingsplannen worden aan die bestemming getoetst. Voor Rotterdam
wordt uitgegaan van een planologische reservering van 1000 hectare
gekoppeld aan de aanleg van 750 hectare natuur- en recreatiegebied. De
westwaartse ontwikkeling van de haven zal gepaard gaan met
herstructurering van het oostelijke havengebied. Dit biedt kansen voor
nieuwe werklocaties, woningbouw en recreatief groen.
Op verschillende manieren wordt meer ruimte gemaakt voor de rivier,
zowel buitendijks door verruiming van het doorstroomprofiel, als
binnendijks door gebieden langs Maas en Waal, in en rondom de
Biesbosch en in de randen van de Hoeksche Waard bij het Hollands Diep,
het Haringvliet en de Oude Maas in te richten voor vergroting van de
afvoercapaciteit. Hierbij gaat het om uitbreidingen van de ecologische
hoofdstructuur met mogelijkheden voor recreatie.
Waterland is een waardevol historisch agrarisch veenlandschap met
bijzondere natuurwaarden. Het is tevens een belangrijk groen
uitloopgebied voor het noordelijk deel van de Deltametropool. Het
natte karakter wordt versterkt door het vasthouden van gebiedseigen
water en het strategisch benutten van peilfluctuaties. Samen met
Wormer, Beemster en Schermer wordt het gebied aangewezen als Nationaal
Landschap. Dit gebied blijft vrij van nieuwe infrastructuur en
verstedelijking. Tussen Callantsoog en Den Helder wordt een
landinwaartse kustverbreding nagestreefd. Het verhogen van de
veiligheid wordt daar gecombineerd met recreatie, natuurontwikkeling
en toename van de waterberging.
De Hoeksche Waard wordt vanwege de bijzondere natuurlijke en
landschappelijke kwaliteiten ontwikkeld als Nationaal Landschap.
Alleen het gedeelte ten oosten van HSL-tracé wordt bestemd als
bedrijventerrein. De begrenzing van het Nationaal Landschap wordt
nader vastgesteld.
Het grootschalige open karakter van het IJsselmeer wordt beschermd. De
ruimtelijke reservering voor inpoldering van de Markerwaard komt te
vervallen en om de huidige kwaliteit van het IJmeer te bewaren worden
ook hier geen nieuwe grootschalige stedelijke ontwikkelingen voorzien.
Onder voorwaarden worden alleen kleinschalige buitendijkse stedelijke
ontwikkelingen toegestaan in de nabijheid van bestaand stedelijk
gebied, mits deze gepaard gaan met groen-blauwe investeringen. Deze
mogelijkheid wordt beperkt tot Almere en Lelystad.
Anticiperend op zeespiegelstijging wordt aan het IJsselmeer ruimte
gereserveerd voor dijkverzwaring, gecombineerd met het ontwikkelen van
ondiepe vooroevers.
LANDSDEEL ZUID (NOORD-BRABANT, LIMBURG EN ZEELAND)
Landsdeel Zuid moet circa 29% van de landelijke ruimtebehoefte voor
wonen en circa 30% voor werken accommoderen. De belangrijkste opgave
voor Zuid-Nederland is om zijn positie in internationaal verband te
versterken, en tegelijk de unieke kwaliteiten van het gebied zelf te
waarborgen en te versterken. De verstedelijkingsdruk in Noord-Brabant
en Limburg is hoog. De natuurlijke scheiding tussen bebouwd en
onbebouwd gebied is een kwaliteit die verloren dreigt te gaan. Er is
ruimte nodig voor rivieren en beken, het verbreden van duinen en
dijken, en landschap en natuur. Zuid-Ndederland ligt tussen drie grote
stedelijke gebieden: de Randstad, de Vlaamse Ruit, en het Roergebeid.
In Zuid-Nederland zijn twee stedelijke netwerken van (inter)nationaal
belang aangewezen:
· Brabantstad (Breda, Tilburg, s-Hertogenbosch, Eindhoven en Helmond).
· Drielandenstad (Maastricht, Heerlen en Sittard/Geleen met afstemming
op Aken, Luik en Hasselt/Genk).
Verder is er het regionaal stedelijk netwerk Vlissingen-Terneuzen
(Vlissingen, Goes, Midelburg enTerneuzen) aangewezen, met afstemming
op Antwerpen en Gent. In de netwerken concentreert zich de
verstedelijkingsvraag en ligt de uitdaging om hoogwaardige openbaar
vervoer te ontwikkelen en de economische dynamiek een plek te geven.
Grensoverschrijdende samenwerking is een apart aandachtspunt. Het is
de bedoeling om de internationale bereikbaarheid te versterken door
shuttleverbindingen met HSL-stations.
Rijn-Schelde-Delta is een grensoverschrijdend samenwerkingsverband
tussen Zuid-Nederland en Vlaanderen. Dit samenwerkingsverband
functioneert zonder directe deelname van het rijk. Onderwerpen van
overleg zijn de relatie Rotterdam-Breda-Antwerpen, de kustzone, de
samenwerking tussen Terneuzen en Gent en grensoverschrijdende
ecologische en landschappelijke projecten.
Het rijk overweegt de Zeeuws-Hollandse Delta en het Limburgs
Heuvelland aan te wijzen als Nationaal Landschap. Verder streeft het
rijk naar aanleg van een robuuste ecologische verbinding tussen de
stroomgebieden van de Beerze en de Dommel, en tussen Schinveld,
Sittard en Susteren. In het reconstructiegebied in en rond de Peel
wordt de ruimtelijke kwaliteit versterkt op basis van de
Reconstructiewet. Er is hier plaats voor bijna 4.000 woningen (ruimte
voor ruimte), bij voorkeur te vestigen in en bij de bestaande kernen.
De huidige verdeling van wonen en werken tussen de stedelijke
netwerken en de gebieden daarbuiten moet op zn minst worden
gehandhaafd. Voor Brabantstad en Drielandenstad geldt daarbij een
verhoogde taakstelling. Het rijk vraagt de provincies om de
samenwerking tussen netwerkgemeenten te stimuleren. Punten van
samenwerking zijn de uitwerking van de contourenbenadering en het
locatiebeleid, --de gemeenschappelijke visie- en beleidsvorming en de
grensoverschrijdende samenwerking. Op basis van een gemeenschappelijk
uitvoeringsprogramma voor de stedelijke netwerken, bepaalt het rijk
haar inzet.
DE NOORDZEE
Van nu af aan wordt er een ruimtelijk ordeningsbeleid voor de Noordzee
gevoerd. Twee beleidspunten hebben te maken met veiligheid. Het
kustfundament moet in goede conditie gehouden worden ter bescherming
van het achterland. Zandwinning voor commerciële doeleinden mag niet
binnen het kustfundament plaatsvinden. Op de zwakke punten is
ruimtelijke reservering nodig. Daarnaast zal de bebouwing op
risicovolle plekken wordt geïnventariseerd om de veiligheid van de
kustplaatsen te waarborgen.
Naast de veiligheid speelt de beleving van rust, ruimte en vrijheid
aan de kust een belangrijke rol. Alleen bij zwaarwegend
maatschappelijk belang mogen er activiteiten op zichtbare afstand van
de kust in zee plaatsvinden.
De regering stimuleert windenergie ook op zee. Daarom worden op korte
termijn voorkeursgebieden voor windenergie op de Noordzee aangewezen.
De hoeveelheid kabels en leidingen op de bodem van de Noordzee voor
o.a. olie, gas en telecommunicatie zal in de komende twee decennia
aanzienlijk toenemen. Het is ruimtelijk efficiënter om deze kabels en
leidingen te bundelen in tracés. Bovendien wordt nagegaan of kabels en
leidingen die niet meer in gebruik zijn opgeruimd kunnen worden.
Langzamerhand wordt duidelijk welke natuurwaarden op de Noordzee
aanwezig zijn. Bescherming van gebiedsspecifieke natuurwaarden kan
leiden tot beperking van gebruiksfuncties op de Noordzee. Kortom, geen
zandwinning op plaatsen waar de bodem een hoge natuurwaarde heeft.
Voor nieuwe activiteiten in zee wordt in de Milieu Effect Rapportage
een risicoanalyse voor de scheepvaart gevraagd. Nieuwe activiteiten
mogen alleen op de Noordzee plaatsvinden als nut en noodzaak zijn
aangetoond (wat op het land kan moet op het land). Daarnaast moeten
alle mogelijke maatregelen worden getroffen om negatieve effecten op
het Noordzeemilieu te voorkomen. Tenslotte kan het zijn dat er
compensatie gevraagd wordt voor negatieve effecten.