03 jan 2001
Nummer 001 2 januari 2001
'Stinkmeeuw' levert verassende inzichten over Antarctisch ecosysteem
De Antarctische voedselketen is veel gecompliceerder dan tot nu toe
gedacht. Zo verorberen de zeevogels en zeezoogdieren van de
zuidelijke poolzeeën, niet bijna uitsluitend 'krill' (kleine
kreeftachtigen), maar vooral veel vis en inktvis. Als gevolg
hiervan ontsnapt minder koolstof via de top van de voedselketen
naar de atmosfeer, en is het Antarctisch gebied een betere
'bezinkput' voor het broeikasgas koolstofdioxide. Dit stelt bioloog
Jan Andries van Franeker in het proefschrift waarop hij 12 januari
2000 in Groningen promoveert.
Van Franeker voerde sinds 1984 regelmatig vanaf schepen tellingen
uit van de zeezoogdieren en vogels van het Antarctisch gebied.
Daarnaast onderzocht hij de voedselkeuze en het broedgedrag van
verschillende stormvogelsoorten. Zestig a zeventig procent van alle
vogels in het gebied behoren tot deze groep. Naar schatting
consumeren zij een derde van alle door vogels gegeten voedsel.
Hierdoor gelden zij als goede 'indicatoren' voor de toestand van
het antarctische milieu. Stormvogels, waartoe ook de in Nederland
voorkomende Noordse Stormvogel behoort, kenmerken zich door hun
unieke snavelbuis. Hun wetenschappelijke naam (de Fulmarinae)
danken zij aan de onsmakelijke gewoonte om vijanden te bespugen met
een stinkende maagolie, aanleiding voor de Vikingen om ze 'Ful-mar'
te noemen: stinkmeeuw.
Nieuwe telmethode
In het enorme zeegebied rondom Antarctica is het tellen van
zeehonden, walvissen en vogels moeilijk. Van Franeker gebruikte een
verbeterde telmethode. Volgens deze snapshot-techniek worden alleen
de vogels en zeezoogdieren geteld die zich in een met korte
tijdsintervallen gekozen rechthoek in zee bevinden. "Je maakt als
het ware een serie foto's van de zee, langs de vaarroute.
Gecombineerd met gegevens over de snelheid van het schip geeft dat
een veel nauwkeuriger beeld van de aantallen toppredatoren", aldus
Van Franeker. Met de nieuwe methode komt Van Franeker tot aantallen
die soms de helft lager liggen dan in eerdere studies. Ook stelde
hij zo vast dat de zogeheten zeeijsgebieden, delen van de oceaan
die jaarlijks dichtvriezen, een veel grotere bijdrage leveren aan
de voedselketen dan zeegebieden die ijsvrij blijven: "Dat maakt het
Antarctisch ecosysteem uitermate kwetsbaar voor de gevolgen van
klimaatsverandering, zoals smeltend zeeijs."
Plastic in maag
Van Franeker achterhaalde de voedselkeuze van stormvogels door de
dieren te vangen op hun nestplaatsen op rotseilandjes voor de
Antarctische kust. Bestudering van maaginhouden leverde een heel
ander beeld van het menu van stormvogels dan in eerdere studies was
aangenomen: "In plaats van de ongeveer tachtig procent krill
waarvan werd uitgegaan, is het tachtig procent vis en inktvis!" Uit
het voedselonderzoek bleek ook dat plastic vaak opduikt in de magen
van stormvogels: "Kuikens van het Wilsons Stormvogeltje
bijvoorbeeld, hebben, omgerekend naar een menselijke maag,
gemiddeld rond de dertig gram plasticdeeltjes in de maag! Omdat in
Antarctica nauwelijks plasticafval wordt geproduceerd, is dat een
onrustbarende afspiegeling van de mate waarin de wereldzeeën aan
het vervuilen zijn."
Broeikaseffect
Van Franeker berekende de hoeveelheid voedsel die Antarctische
toppredatoren consumeren. Ongeveer 145 miljoen ton vis, inktvis en
krill verdwijnt er jaarlijks in de magen van zeevogels, zeehonden
en walvisachtigen. Vervolgens schatte hij hoeveel
koolstofdioxidegas vrijkomt bij de verbranding daarvan. Waar
eerdere modellen van de koolstofstromen in Antarctica, gepubliceerd
in het gezaghebbende vaktijdschrift Science, stelden dat tot een
kwart van alle door algen vastgelegde koolstof via toppredatoren in
de atmosfeer wordt teruggebracht, komt Van Franeker tot een aandeel
van hooguit een half procent: "Zeevogels en zeezoogdieren hebben
dus geen remmende werking op de opname van koolstofdioxide in het
water. De zuidelijke poolzeeën spelen een grotere rol in de opslag
van het broeikasgas koolstofdioxide dan gedacht. Als bezinkput
hebben zij een afzwakkende werking op het broeikaseffect."
Te veel sneeuw
Van Franeker's verbleef regelmatig op het minuscule rotseilandje
Ardery Island voor de Antarctische kust. Dat leverde hem een
onverwachte ontdekking. Bij een van de onderzochte
stormvogelsoorten constateerde Van Franeker een sterk afnemend
broedsucces. De onderzoeker zocht de verklaring hiervoor
aanvankelijk in teruglopende voedselreserves, maar ontdekte de ware
toedracht toen hij op Ardery broedende vogels observeerde.
Reuzenstormvogels, de bijna vijf kilo wegende rovers en aaseters
van Antarctica, bleken door in tien jaar verdubbelde sneeuwval te
kunnen landen in de stormvogelkolonies. "Normaal kunnen deze op het
land zeer onhandige vogels niet bij de stormvogelnesten op
rotsrichels. Maar sneeuwdriften leverden hun een opstapje om
oudervogels zo van het nest te plukken." Opportunistische
Zuidpooljagers roofden vervolgens de eieren van ouderparen die uit
angst voor de Reuzenstormvogels hun nest verlieten. Van Franeker:
"Klimaatverandering kan geheel onverwachte gebeurtenissen in gang
zetten. Ook deze ontdekking wijst op het belang van gedetailleerd
onderzoek als basis voor modellen van klimaatverandering in
Antarctica en elders in de wereld."
Curriculum vitae
Jan Andries van Franeker (Amsterdam 1954) studeerde biologie aan de
Universiteit van Amsterdam en verrichtte zijn promotieonderzoek bij
het onderzoeksinstituut Alterra. Hij promoveert tot doctor in de
Wiskunde en Natuurwetenschappen bij prof. dr. W.Wolff, vakgroep
Mariene Biologie van de Rijksuniversiteit Groningen, op het
proefschrift Mirrors in Ice: Fulmarine Petrels en Antarctic
ecosystems. Het onderzoek is verricht in opdracht van het
Ministerie van LNV, als onderdeel van het Nederlands Antarctisch
Programma.
Noot voor de pers
* Voor nadere informatie: drs. J.A. van Franeker, Alterra (Texel),
0222-369724 (tel. werk), 0222-319235 (fax werk) en per e-mail
j.a.vanfraneker@alterra.wag-ur.nl . De promovendus is op 2 en 3
januari voor vragen bereikbaar op het telefoonnummer.