Toespraak burgemeester Postma op Nieuwjaarsreceptie 8/1/2001
Graag wil ik u vanavond van harte welkom heten in deze Burgerzaal van het Leidse stadhuis. Ik wil u namens het gemeentebestuur in het komende jaar gezondheid en voorspoed toewensen.
Op een nieuwjaarsbijeenkomst past een terugblik op het afgelopen jaar
en een bezinning op de toekomst. Het afgelopen jaar stond onder meer
in het teken van de eeuwenlange relaties tussen Leiden en Japan. Het
komende jaar zal vooral in het teken staan van het Internationale jaar
van de vrijwilligers.
Ik vind dat een belangrijk thema. Ook het afgelopen jaar heb ik weer
gezien hoe sterk het maatschappelijke leven afhankelijk is van de
inzet van vrijwilligers. In mijn terugblik wil ik daar wat voorbeelden
van geven. Het gaat om heel gewone zaken, die je soms even sterk
treffen als spectaculaire gebeurtenissen rondom bezoeken van de
koningin en van de Japanse keizer.
Zo maakten mijn vrouw en ik in het voorjaar in het
muziekverzamelgebouw in De Waard kennis met een aantal harmonie- en
fanfarekorpsen. Bij de presentaties viel ons het grote enthousiasme en
de gezonde wedijver op. Ook daarna heb ik bij afzonderlijke
kennismakingen gemerkt hoe rijk Leiden is aan muziekverenigingen en
zangkoren. Zonder de inzet van vrijwilligers zou dit alles
onbestaanbaar zijn.
Ook de 3 octoberviering die ik dit jaar voor het eerst actief heb
meegemaakt is ondenkbaar zonder de inzet van honderden vrijwilligers.
We praten over 3 oktober, maar de viering is tien dagen lang een
aaneenschakeling van evenementen. Op mij hebben vooral indruk gemaakt
het minikoraal en de koraalzang in het Van der Werfpark. Daar voel je
hoe de 3 oktoberviering leeft. Maar het meeste heb ik nog genoten van
een repetitie van een kleine honderd authentieke Leidenaren die
repeteerden in het oefenlokaal van Concordia aan de Langegracht. Puur
zanggenot en veel voorpret.
Leiden is in de loop van de tijd erg veranderd. Daarover hoor je in de
gesprekken met mensen die honderd jaar en ouder zijn. En ook op de
jaarlijkse bijeenkomst in het stadhuis voor echtparen die 60 en 65
jaar getrouwd zijn. Op zo'n middag raak je er terdege van bewust dat
de stad grote veranderingen heeft ondergaan. Ook door de oude filmpjes
die dan worden vertoond en de herinneringen die daarmee bij de mensen
weer bovenkomen. Dezelfde gewaarwording had ik bij mijn
felicitatiebezoek aan mw. Van Dam, onze oudste inwoner. Hoe zij Leiden
heeft zien veranderen dringt pas goed tot je door als je beseft dat ze
- geboren in 1887 - nu in feite al in drie eeuwen heeft geleefd.
Een van de plezierigste zaken die ik het afgelopen jaar heb meegemaakt
was de "inwijding" van vijf muurgedichten in de Slaaghwijk. Treffend
omdat het om gedichten en schilderingen gaat die prachtig uitkomen op
de grote muurvlakken van de woonflats. Treffend ook omdat bleek hoe
sterk de wijkbewoners hierbij betrokken waren. De aanwezigheid van
buurtbewoners tijdens een wandeltocht langs de gedichten en een
samenkomst in restaurant Lokaal van verre maakten dat duidelijk.
Wat musea betreft zijn we in Leiden erg bevoorrecht. Ik besefte dat
weer eens bij de opening van de tentoonstelling 'Farao's van de Zon'.
Zonder meer een tentoonstelling van wereldniveau. De laatste dagen als
ik over het Rapenburg loop of fiets zie ik regelmatig lange rijen
wachtenden staan die soms een wachttijd van twee à drie uur overhebben
voor deze prachtige tentoonstelling. En ik ben er bijzonder trots op
dat we deze maand de tentoonstelling "Leidse fijnschilders uit
Dresden" in de Lakenhal gaan openen.
Daarmee zijn we in het nieuwe jaar aangekomen. We hadden in Leiden
gelukkig een relatief rustige jaarwisseling. Natuurlijk zijn er altijd
mensen die minder prettige ervaringen hebben en kan het altijd beter.
Maar al met al was het beeld naar verhouding rustig. Dat is te danken
aan de medewerking van de inwoners van Leiden. Het is zeker ook te
danken aan de preventieve en actieve inzet van politie, brandweer en
andere gemeentelijke diensten, die ik daarvoor op interne
nieuwjaarsbijeenkomsten vorige week al heb kunnen bedanken.
Veiligheid is een groot goed. We beseffen dat weer eens terdege na de rampzalige gebeurtenis in Volendam. Daarvoor waren we al opgeschrikt door de tragedie in Enschede. Deze beide dramatische gebeurtenissen wijzen ons er nog eens op, dat we steeds alert moeten zijn - gemeente, ondernemers en burgers - op risicovolle situaties. Door de toegenomen massaliteit wordt de kans op calamiteiten groter. Dat stelt hogere eisen aan brandweer, medische hulpverlening bij rampen, politie en gemeentelijke diensten. En ook aan de samenwerking tussen deze instanties. Ik vind dat we de komende tijd aan de bestrijding van veiligheidsrisico's een hoge prioriteit moeten toekennen en het beleid op dit punt dienen aan te scherpen. Tegelijkertijd moeten we beseffen, dat we er niet alleen komen met toepassing van regelgeving en controles door overheidsinstanties. Het gaat ook om het feitelijke gedrag van burgers, dus van ons allen. We moeten ons ervan bewust zijn dat het niet overdreven is om zorgvuldig te zijn. Of nog anders gezegd: we moeten de moed hebben om voorzichtig te zijn.
Het jaar 2001 wordt een bijzonder jaar. Dat zeggen we natuurlijk aan
het begin van elk jaar. Maar de gesprekken vorige week op eerdere
recepties bevestigen dat velen met mij in deze stad en regio het
gevoel hebben, dat 2001 inderdaad een jaar wordt waarin belangrijke
keuzes moeten worden gemaakt.
Zo gaan we opnieuw systematisch nadenken over de toekomst van onze
stad. In een zevental raadsconferenties zullen we over belangrijke
thema's spreken. Daarbij gaat het steeds om Leiden in verandering. Als
je over dit onderwerp in Leiden spreekt kom je twee uiterste meningen
tegen. Dat heb ik heel concreet ervaren toen ik onlangs over dit
onderwerp een spreekbeurt hield. De ene uiterste mening is "Leiden is
af". Daartegenover staat de mening "Leiden begint pas". De spanning
tussen deze twee meningen komt zeker aan de orde bij de
raadsconferenties. Deze zullen in elk geval informatiemateriaal en
meningen opleveren op basis waarvan beslissingen kunnen worden
genomen.
Niet alleen ìn de stad zijn we met de toekomst bezig. Leiden is het
centrum van het gebied tussen Haaglanden en Schiphol. We gaan
gezamenlijk - Leidse regio en Duin- en Bollenstreek - een
gebiedsprogramma opstellen. Dat moet lukken, ook al zijn er
belangentegenstellingen tussen stad en omgeving, en ook al zijn er
verschillen tussen Leidse regio, en het noorden en zuiden van de Duin-
Bollenstreek. Het gebied is bestuurlijk erg versnipperd. Vandaar het
grote belang om met het opstellen van een gebiedsprogramma knopen door
te hakken, zodat we met één mond kunnen spreken. Als we niet oppassen
wordt over ons beslist door de vier grote steden en twee provincies.
Dat lijkt mij een slechte zaak. Voor mij is het belangrijkste dat dit
gebied zelf zijn eigen toekomst gaat bepalen.
Het kabinet heeft uitgesproken dat de bestuurlijke organisatie in het
gebied aanpassing behoeft. De samenwerking dient te worden verstevigd
en de provincie moet snel met een plan voor herindeling komen. Het
kabinet heeft ook uitgesproken dat in dit verband de positie van de
centrumstad Leiden nadrukkelijk aandacht moet krijgen. Ik verwacht dat
dat inderdaad gebeurt. In deze verwachting word ik gesterkt door de
aankondiging van de provincie dat zij een eigen grote stedenbeleid wil
gaan voeren. Samen met de andere steden in Zuid-Holland zullen we de
provincie er aan moeten houden, dat dit geen papieren voornemen
blijft. Oude, historische centrumsteden als Leiden bieden identiteit
in een wereld waar de eenvormigheid toeneemt. Maar door hun
centrumpositie kampen zij ook met problemen. Daar zullen rijk en
provincie rekening mee moeten houden.
Samenwerking met de regio is nodig. Niet omdat het zo'n mooi,
aansprekend begrip is. Maar omdat we alleen op die manier gezamenlijke
belangen van dit gebied goed kunnen behartigen. In gesprekken met
maatschappelijke partners vraagt men dat ook van ons. Zo is mij uit
mijn contacten met de universiteit in het afgelopen jaar één ding
duidelijk geworden. De universiteit zoekt bestuurlijke partners met
grote invloed.
De relatie tussen universiteit en gemeente is het afgelopen jaar
verstevigd. We moeten de samenwerking in het komende jaar nog verder
uitbouwen. Terecht wil de universiteit uitblinken op internationaal
niveau. Maar ik vind het van belang dat de effecten daarvan ook
uitstralen naar Leiden en naar onze regio. Vandaar dat we ook moeten
werken aan een versteviging van de kennisinfrastructuur in bredere
zin: universiteit, hogeschool, regionaal opleidingscentrum en andere
kennisinstellingen. Mijn stelling is: prima dat de universiteit banden
met Den Haag heeft aangeknoopt. Op het terrein van internationaal
recht kan dat bijvoorbeeld de universiteit versterken. Maar vele van
de zogenaamde aanvullende activiteiten zijn evengoed mogelijk in
Leiden zelf.
In het begin heb ik gesproken over het belang van vrijwilligers.
Leiden heeft een belangrijke onderscheiding, de erepenning van de stad
Leiden. We willen onze erkentelijkheid jegens de dragers van de
erepenning laten blijken door een digitale eregalerij te openen. Dat
past ook heel goed aan het begin van het jaar van de Vrijwilligers.
Vele dragers van de erepenning hebben deze immers ontvangen als
waardering voor vrijwilligersactiviteiten. Ik zal zo dadelijk twee
symbolische handelingen verrichten. Eén om het Internationale Jaar van
de Vrijwilligers in te luiden, en vervolgens één om de digitale
eregalerij in te wijden.
Alvorens dat te doen wil ik nog aanroeren dat in de loop van dit jaar
de voorbereidingen voor de raadsverkiezingen in 2002 zullen beginnen.
Ik wil nu al benadrukken hoe belangrijk het is, dat voor het
gemeenteraadswerk in de nieuwe periode zich weer voldoende goede
mensen beschikbaar stellen.
Ten slotte wil ik de hoop en verwachting uitspreken dat de gemeente
Leiden na een aantal turbulente jaren nu in stabiel vaarwater blijft
varen. Ik hoop en verwacht dat raad, college en ambtelijk apparaat in
goede en constructieve verhoudingen hun werk zullen doen.
Ik heb gezegd.