Ministerie van Financien

Titel: Antwoorden schriftelijke vragen over heffingskorting van



Aan de voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

12 januari 2001

3 januari 2001/ 2000104320

BBKB 2001-21 U

Onderwerp

Antwoorden schriftelijke vragen

Bij brief van 3 januari 2001 (kenmerk 2000104320) zijn door het lid Marijnissen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal schriftelijke vragen gesteld.

Hierbij zend ik u de antwoorden op deze vragen.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

W. Bos

Antwoorden:


1. Ja.



2. Aan niet-werkende partners zijn circa 1,2 mln formulieren voor een verzoek om voorlopige teruggaaf met betrekking tot de algemene heffingskorting verzonden. Hiervan is inmiddels 85% (circa 1 mln formulieren) teruggezonden naar de Belastingdienst. Wanneer wordt aangenomen dat de groep van niet-inzenders nog een groep bevat die heeft geconcludeerd dat men niet in aanmerking komt voor de korting of die ervoor kiest de korting pas bij de aangifte over het jaar 2001 te claimen, zullen eerder honderdduizend dan één miljoen aanvragers mogelijk pas eind januari ontdekken dat ze recht hebben op de heffingskorting voor niet-werkende partners.


3 en 4. De Belastingdienst heeft - mede met behulp van inhoudingsplichtigen - getracht de doelgroep voor het uitbetalen van de voorlopige teruggaaf voor niet-werkende partners zo volledig mogelijk in beeld te krijgen ten behoeve van het toesturen van aanvraagformulieren en eventuele herinneringsbrieven. Daarnaast zijn de belastingplichtigen geattendeerd via een massamediale campagne. Om zoveel mogelijk verwerkte aanvragen nog in januari uit te betalen heeft de Belastingdienst twee extra betaaldata in januari gerealiseerd. Ook start rond 20 januari a.s. een mediacampagne om belastingplichtigen die het verzoek om een voorlopige teruggaaf nog niet hebben ingeleverd te wijzen op deze mogelijkheid. Aanvragen die als gevolg daarvan in januari worden verwerkt, zullen vanaf februari worden uitbetaald. Ik verwacht daarom niet dat het later indienen van een verzoek om voorlopige teruggaaf tot grote problemen zal leiden.

5. De voorlopige teruggaaf bij bijstandsgerechtigden heeft slechts bij een beperkte groep bijstandsgerechtigden betrekking op de algemene heffingskorting. Het merendeel van de voorlopige teruggaven heeft betrekking op de (aanvullende) kinderkorting en de alleenstaande ouderkorting. In die gevallen waarin de voorlopige teruggaaf bij bijstandsgerechtigden ziet op de heffingskorting van de minstverdienende partner wordt die heffingskorting bij de minstverdienende partner zelf toegepast, voor een deel in de loonheffing over zijn bijstandsuitkering en voor een deel bij de voorlopige teruggaaf. Met betrekking tot het voorstel over de voorlopige verwerking van de heffingskorting voor de niet-verdienende partner in de loonheffing van de werkende partner kan worden opgemerkt dat dit een grote uitvoeringslast zou leggen bij de werkgever. De korting op de loonheffing is niet verwerkt in de tabellen en deze mensen zouden zichzelf moeten melden bij de werkgever van de partner omdat niet te traceren is welke werkgevers het betreft. Het volgen en verwerken in de systemen van de Belastingdienst van een dergelijke keuze zou de werkzaamheden van de Belastingdienst ook aanzienlijk compliceren.

6. De Belastingdienst heeft thans geen inzicht in de samenstelling van de groep die het formulier nog niet heeft teruggezonden. 7. Ja.