Ministerie van Algemene Zaken


1red8976
12-1-2001, NOS, Gesprek met de minister-president, Nederland 3, 22.57uur

GESPREK MET MINISTER-PRESIDENT KOK, NA AFLOOP VAN DE

WEKELIJKSE MINISTERRAAD, OVER DE HERDENKINGSBIJEENKOMST IN

VOLENDAM

WITTEMAN:
Mijnheer Kok, we zitten hier in het Volendam-stadion, na afloop van de herdenkingsdienst. Wat opviel ­ u kunt het vergelijken, want u hebt natuurlijk meer herdenkingsdiensten bijgewoond ­ is een soort zelfverzekerde saamhorigheid, hè?

KOK:
Er is een bijzondere saamhorigheid. De Volendammer gemeenschap is een uitzonderlijke gemeenschap. Dat blijkt ook vanavond. En zelfverzekerd? Ja, in elk geval denk ik dat de atmosfeer in het stadion er één is van: we staan er inderdaad samen voor, en we rechten de rug om de tegenslagen die hebben plaatsgevonden en die nog verder komen zullen een antwoord te geven. Dat geeft iets heel bijzonders aan atmosfeer, ook in de bijeenkomst.

WITTEMAN:
U heeft ook meegelopen in de tocht die aan deze dienst vooraf ging. Heeft u tussendoor nog kunnen spreken met nabestaanden?

KOK:
Ja. Dat wil zeggen vooral hier, niet tijdens de tocht uiteraard. Maar hier in het stadion is, voordat de grote bijeenkomst in het stadion begon, een aantal gesprekken geweest met nabestaanden, die natuurlijk nog vol zitten van al dat onbeschrijfelijke leed dat heeft plaatsgevonden: kinderen die vaak vlak voor middernacht, of vlak na middernacht, daar naartoe zijn gegaan. Het zijn lang niet altijd kinderen geweest die daar de hele avond waren, een van de moeders zei: ja, ook zonder geld op zak. Want men gaat natuurlijk helemaal niet om daar bijzonder feest te vieren, het is een ontmoetingspunt waar men elkaar gelukkig nieuwjaar gaat wensen en dan gebeurt dát. En men kan er natuurlijk met zijn verstand niet bij en zit ook vol met vragen over hoe de laatste momenten van het kind zijn geweest? Wat is er nog met het kind gebeurd, is men nog bij de tijd geweest, of was men in één keer overleden? En er spelen natuurlijk ook vragen over het gebeuren, over de oorzaken, de achtergronden, maar die zijn op dit moment eigenlijk minder aan de orde in de gesprekken, althans die ik had.

WITTEMAN:
Spreken ze u niet aan als de vertegenwoordiger van `de overheid' die er eigenlijk voor moet zorgen dat dit soort verschrikkelijke dingen niet gebeurt?

KOK:
Ik denk dat mensen dat ook zullen kunnen doen op bepaalde momenten, maar dat is me vanavond niet gebleken. Misschien is die sfeer van er samen voor staan en gedeelde zorg, en het delen in troost en in aandacht daarvoor.... ja, dat werkt eigenlijk ook door in de manier waarop ze met een minister praten. Het is heel gek, ik voel me hier ook niet, als ik met de mensen heb zitten praten, als een minister-president uit Den Haag. Ik voel me als iemand die probeert mee te denken en mee te leven, mee te voelen met wat




er aan vreselijks is gebeurd. Het is eigenlijk vooral de menselijke kant die aandacht krijgt, ook in de gesprekken.

WITTEMAN:
Die eerste keer dat er geapplaudisseerd werd vanavond bij sprekers, was toen die jongeren die die nacht hebben meegemaakt, getuigden van wat ze nu voelen, en de eerste spreekster zei: woede.

KOK:
Ja, natuurlijk. Dat is ook heel erg begrijpelijk.

WITTEMAN:
En ze zei daarbij: woede vanwege dat geldzucht en gemakzucht ervoor hebben gezorgd dat dit kon gebeuren. Vond u dat terecht?

KOK:
Ja, het komt recht uit het hart. Het was heel begrijpelijk dat juist de inbrengen van de jongeren, vanuit de eigen gemeenschap, ook met zo veel warmte en met applaus werden beantwoord vanuit het publiek. Ik kan me heel goed voorstellen dat recht uit het hart van vriendjes en vriendinnetjes van kinderen die hier hun leven hebben verloren dit soort spontane, emotionele reacties komt. Dat vind ik heel begrijpelijk.

WITTEMAN:
Maar klopt het misschien ook gewoon? Dat dus gemakzucht, daarmee zal ze waarschijnlijk bedoeld hebben dat al die regels die er natuurlijk allemaal zijn eigenlijk toch niet voldoende worden gecontroleerd, en geldzucht, zo veel mogelijk mensen in kleine ruimten met risico's... Daar zit natuurlijk wat in?

KOK:
Ik zei net al: er zijn heel veel kinderen, ook rondom middernacht, juist naar zo'n gelegenheid gegaan, helemaal niet om daar geld te gaan verteren. Ik zei dat net, van kinderen zonder portemonnee of wat dan ook. Het is ook een ontmoetingsplek. Die ontmoetingsplek bij die dijk is als het ware hét punt waar heel of half Volendam samenstroomt, vooral jong volk dan, op momenten dat er iets met elkaar te doen is. Dan speelt dus het geldbejag niet als eerste of als enige een rol bij mij. Het andere punt waarover u spreekt: regels, controle daarop, het verscherpen van voorschriften, betere naleving. Dat zijn natuurlijk allemaal dingen die je nu, naar aanleiding van dit vreselijke gebeuren, ook echt weer systematisch ter hand moet nemen. Men zou kunnen zeggen: is daar nu zoiets vreselijks voor nodig om dat te bedenken met elkaar? Ja, blijkbaar zijn er af en toe dramatische dingen nodig om dat te bedenken. En dan moet het dus ook gebeuren. We moeten echt met elkaar in Nederland - niet alleen in Volendam, maar breder - opnieuw en grondig bezien hoe we voorschriften inzake brandveiligheid waar ze ontbreken tot stand kunnen brengen, waar ze bestaan beter kunnen doen naleven. Dan is het toezicht vanuit de overheid daarbij natuurlijk een factor, maar ook de manier waarop mensen, exploitanten van instellingen, inrichtingen, van openbare gelegenheden, maar ook andere individuele burgers, daarmee omgaan. Er is natuurlijk ook een eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen bij.




WITTEMAN:
De Commissaris van de Koningin, de heer Van Kemenade, zei: we moeten naar een veiliger Nederland.

KOK:
Ja, dat is ook zo.

WITTEMAN:
Maar zou dat lukken? Ik bedoel, hoeveel pech zit er eigenlijk bij zoiets?

KOK:
Ja, kijk eens, we kunnen natuurlijk geen veiligheid garanderen. Je kunt ook niet de garantie geven dat er een risicoloze samenleving is in een tijd waarin we met steeds meer mensen, ook in gevaarlijke omstandigheden, bij elkaar zijn, ons bewegen. Kijkt u naar het verkeer, het aantal verkeersslachtoffers, luchtverkeer, noemt u maar op. Je kunt wel, denk ik, iedere keer opnieuw je de vraag stellen of je alles doet, redelijkerwijs, wat gebeuren moet om de risico's die worden gelopen voor mensen, ook als ze bij elkaar zijn, tot een aanvaardbare omvang te beperken.

WITTEMAN:
En dat gebeurt te vaak niet?

KOK:
Het komt te vaak voor dat als er iets dramatisch gebeurt, een groot ongeluk, of in dit geval dus een grote brand met dramatische gevolgen voor te veel ook jonge mensen, dat we dan tegen elkaar zeggen: dat geeft ons aanleiding om inderdaad dit opnieuw krachtig en goed met elkaar onder ogen te zien. En dat zal naar aanleiding van het gebeuren in Volendam naar mijn stellige overtuiging ook moeten gebeuren, dat we dit opnieuw indringend en grondig onder ogen zien.

WITTEMAN:
En dan de geestelijke nazorg. U heeft er zelf in uw speech over gesproken vanavond. De pastoor riep op om te applaudisseren voor degenen die in de ziekenhuizen liggen om te herstellen van de brandwonden en die mee konden kijken naar deze avond. Daar moet denk ik de eerste aandacht naar uitgaan?

KOK:
Ja, ik was van de week in een ziekenhuis in Antwerpen, daar waren drie jonge mensen vanuit Volendam met nog ernstige verwondingen en verbrandingen. Die waren weer bij kennis, althans twee daarvan, konden weer redelijk communiceren, helemaal ingezwachteld, handen helemaal... en die mensen gaan natuurlijk nog door een heel proces. Die moeten nog weken en weken lang in ziekenhuizen blijven en daarna komt er een ongelooflijk lange periode van revalidatie en van weer opgenomen worden in de samenleving. En ik hoop dat dat applaus van vanavond voor hen, wat dus eigenlijk een beetje symboliseeerde de betrokkenheid bij hen, ook inderdaad zal blijven doorklinken, want dat zullen die mensen nodig hebben.

WITTEMAN:
Waren uw gedachten vooral bij hun toen u hier over die dijk liep?




KOK:
Ja, toen ik over die dijk liep, dacht ik, als ik dan achter de ramen keek, soms waren de vensters donker en dan was men ook zelf op straat, en soms zag je een klein of groter gezinnetje binnen, en dan denk je: in ieder van die gezinnen kan het gebeurd zijn, in ieder van die gezinnen kan het gebeurd zijn dat een kind op een avond naar de dijk is gegaan en een paar uur later niet meer terugkwam. Dat is vreselijk.

WITTEMAN:
U bent geruime tijd premier, u maakt veel van dit soort vreselijke dingen mee, helaas, herdenkingsdiensten. Went het?

KOK:
Nee, nee. En het zal ook nooit wennen, want iedere keer opnieuw is één groot menselijk drama.
(Letterlijke tekst, ongecorrigeerd, NW)