Provincie Groningen

Groningen, 15 januari 2001 Persbericht nr. 3

Gezamenlijk persbericht van de waterschappen Noorderzijlvest, Hunze en Aa's, Reest en Wieden, Velt en Vecht en de provincies Drenthe, Groningen en Overijssel

Onderzoeken wateroverlast afgerond

In Groningen en Noord-Drenthe moeten de komende jaren de boezemkaden worden verhoogd en er moeten noodbergingsgebieden worden aangewezen en ingericht. In Groningen worden bijvoorbeeld delen van de boezemkaden langs het Winschoterdiep en het A.G. Wildervanckkanaal verhoogd. In Zuid-Drenthe en de kop van Overijssel zijn geen grootschalige maatregelen nodig. Wel kunnen lokaal maatregelen nodig zijn.

Deze en andere resultaten en conclusies van onderzoeken naar de waterhuishouding in Groningen, Drenthe en Noord-Overijssel werden gepresenteerd tijdens een symposium dat vanmorgen in Paterswolde plaatsvond.

Provincies en waterschappen hebben hun onderzoeken naar maatregelen tegen wateroverlast in Groningen, Drenthe en Noord-Overijssel afgerond. Er liggen nu voorstellen op tafel waarover de besturen zich moeten uitspreken.

De provincies Groningen en Drenthe en de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's hebben samen met Rijkswaterstaat gekeken welke maatregelen in Groningen en Noord-Drenthe nodig zijn om de komende jaren voldoende bescherming tegen overstroming van kanalen en meren te bieden. Voor Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel hebben de provincies Drenthe en Overijssel en de waterschappen Reest en Wieden en Velt en Vecht hetzelfde gedaan.

Directe aanleiding voor beide onderzoeken was de ernstige wateroverlast die in de genoemde gebieden in oktober 1998 is opgetreden. Destijds moest in Groningen de Tussenklappenpolder tijdelijk onder water worden gezet om te voorkomen dat delen van de stad Groningen en Winschoten zouden overstromen. Dat heeft tot forse schade geleid.

Ook in Drenthe veroorzaakte het water schade aan o.a. oevers en landbouwgewassen.

De onderzoeken hebben het vermoeden bevestigd dat op de Groninger boezem vaker rekening moet worden gehouden met hoge waterstanden in kanalen en meren en dat die ook hoger liggen dan vroeger. Ook is gebleken dat maatregelen nodig zijn om die zwaardere belasting op te vangen. Er is gekeken naar het verhogen van boezemkaden langs kanelen en meren, het versterken van gemalen, het vergroten van de ruimte om in noodsituaties tijdelijk overtollig water te bergen en het vasthouden van water in polders en beekdalen.

Aanbevelingen

In Groningen en Noord-Drenthe zullen de komende jaren de boezemkaden moeten worden verhoogd en er zullen noodbergingsgebieden moeten worden aangewezen en ingericht. Die gebieden zullen zeer incidenteel moeten worden ingezet. Dat kan varieren van eens in de 25 tot eens in de 500 jaren. Ze kunnen normaal gesproken dus gewoon voor andere doeleinden worden gebruikt. Het zijn zowel natuur- als landbouwgebieden. Voordat noodbergingsgebieden in bestemmingsplannen worden aangewezen zal er een goede regeling moeten komen voor vergoeding van de schade die ontstaat door het onder water zetten van gronden. Zoveel mogelijk is gezocht naar gebieden waarvan de huidige functie zich relatief goed laat combineren met de bergingsfunctie, waarbij gedacht moet worden aan gebieden met natte natuur. In Zuid-Drenthe is het vooral van belang dat de beekdalen geschikt blijven (of weer worden) om tijdelijk overtollig water te kunnen bergen.

De exacte plaats van de bergingsgebieden kan pas worden bepaald nadat daar met alle betrokkenen over is gesproken.

In de loop van dit jaar zal het onderzoek voor Groningen en Noord-Drenthe worden vervolgd. Dan zal worden nagegaan hoe de waterhuishouding de komende dertig jaar zal moeten worden ingericht om de gevolgen van klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling op de lange termijn op te kunnen vangen. In Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel zullen een aantal detailstudies worden verricht om wateroverlast in het stedelijk gebied te voorkomen.



Voor meer informatie over dit persbericht kunt u contact opnemen met: Wim Trip, afdeling bestuurscontacten provincie Groningen, tel. 050 3164129.