De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVM 01.156
datum
15-01-2001
onderwerp
BSE in Nederland
doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, informatie toekomen omtrent een geval van BSE op een bedrijf te Olst. Dit betreft het eerste geval van BSE in Nederland in 2001. Eerder zijn in '97, '98, '99 en 2000 in totaal acht gevallen van BSE in Nederland vastgesteld.
up
datum
15-01-2001
kenmerk
VVM 01.156
bijlage
Het rund was gehuisvest op een bedrijf in Olst, provincie Overijssel,
alwaar het dier op
2 januari 1993 was geboren. Het rund is in december kreupel geworden
aan beide achterpoten. Toen bleek dat het dier niet meer te behandelen
was, is het rund op verzoek van de eigenaar door de practicus
geëuthanaseerd. De diagnose BSE is daarbij niet gesteld. Op 15
december 2000 is het dier dood gemeld in het I&R-systeem. Het kadaver
is afgevoerd naar de destructor te Bergum. Bij de destructor is van
het kadaver een hersenmonster genomen voor onderzoek op BSE. Het
monster is op 20 december bezorgd bij ID-Lelystad en daar onderzocht
met de snelle BSE-test. Het onderzoek leidde op 4 januari 2001 tot een
positieve uitslag. Het bedrijf is toen officieel verdacht verklaard en
geïnspecteerd. Bij geen van de aanwezige runderen zijn verschijnselen
van BSE aangetroffen.
BSE monitoring
Vanaf najaar 2000 worden steeksproefsgewijs runderen getest die worden
aangeboden bij een noodslachtplaats, net als kadavers die worden
aangeleverd bij het destructiebedrijf. Het hersenmonster van de
onderhavige koe was afkomstig uit deze steekproef. Sinds
2 januari 2001 worden alle runderen ouder dan dertig maanden met
behulp van de snelle test onderzocht. Inmiddels zijn bij
slachtrunderen bijna 11.000 snelle testen uitgevoerd. Deze hebben geen
positieve gevallen opgeleverd.
De uitslag van het onderzoek met de snelle BSE-test bij dit rund liet
enige tijd op zich wachten. Eind december was de capaciteit bij het
ID-Lelystad immers nog beperkt. Eerste prioriteit wordt te allen tijde
gegeven aan monsters van verdachte runderen. Vervolgens werd voorrang
gegeven aan het ontwikkelen van de organisatie voor het testen van
grote aantallen levende runderen vanaf 2 januari 2001. De beperkte
restcapaciteit werd ingezet voor het testen van geïmporteerde Duitse
slachtrunderen. De verplichting tot het testen van alle runderen ouder
dan 30 maanden die in Duitsland werd ingevoerd, is immers in het kader
van de reciprociteit door Nederland overgenomen (Stcrt. 241,
12-12-2000). Daarbij is besloten het testen van runderen bedoeld voor
consumptie prioriteit te geven boven het testen van monsters van dode
runderen afkomstig van de destructor.
Omdat het hier een kadaver betrof, is het hersenmateriaal bij dit rund
op een zodanig tijdstip na de dood van het rund verzameld dat
bevestiging van de uitslag van de snelle test met de gebruikelijke
testen niet mogelijk was. Daarom is de diagnose door het ID-Lelystad
met behulp van andere erkende methoden bevestigd. Dit heeft
geresulteerd in een positieve uitslag van het ID-onderzoek op 10
januari 2001 aan het einde van de dag.
Tracering
Reeds direct bij de verdenking op basis van de uitslag van de snelle
BSE-test zijn de onderzoeken gestart naar de herkomst en
verblijfplaatsen van het rund, eventuele verwanten en runderen uit het
geboortecohort. Na de bevestiging van de testuitslag is tevens
onderzoek gestart naar de mogelijke oorzaak van de besmetting.
Overeenkomstig het BSE-draaiboek zijn alle nog op het bedrijf
aanwezige runderen geruimd en worden deze op BSE onderzocht. Een dier
dat in de periode van de verdenking is overleden, was reeds afgevoerd
naar ID-Lelystad voor onderzoek op BSE.
Ten aanzien van de verwanten kan aangegeven worden dat het moederdier
van het besmette rund in 1998 is geslacht. Van dit moederdier zijn zes
nakomelingen geregistreerd (drie vrouwelijke en drie mannelijke).
Hiervan is één het besmette rund, één dier is nog op het bedrijf
aanwezig, drie dieren waren reeds geslacht en één dier was wel
afgemeld bij afvoer maar niet door de aanvoerder aangemeld.
Vermoedelijk is dit dier geslacht of gedestrueerd. Verder zijn op
basis van nadere gegevens aanwijzingen verkregen over de geboorte van
een kalf in december 1991. Op dat moment is in het I&R-systeem echter
geen nakomeling geregistreerd.
Van het besmette rund zijn zes nakomelingen geregistreerd. Hiervan
zijn vier reeds eerder geslacht, verblijft één op een ander bedrijf en
is in 1995 één vrouwelijk rund als kalf geëxporteerd.
Het geboortecohort (runderen geboren 12 maanden voor tot 12 maanden na het rund met BSE) bestaat uit 99 runderen. Hiervan bevinden zich 11 runderen nog op het bedrijf, zijn 58 reeds eerder geslacht, en 30 dieren waren wel afgemeld bij afvoer maar niet door de aanvoerder aangemeld. Vermoedelijk zijn deze dieren geslacht of gedestrueerd.
Zodra nadere gegevens omtrent de export van een van de nakomelingen
van het rund met BSE bekend zijn, zal de CVO van het betreffende land
worden geïnformeerd.
De Algemene inspectiedienst is verzocht om een onderzoek in te stellen
naar het op het bedrijf gebruikte veevoeder, naar de 31 runderen
waarvan de bestemming in het I&R-systeem niet bekend is en naar de
nakomeling die geboren zou zijn in 1991.
De resultaten van deze onderzoeken zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk
doen toekomen.
Zowel de Europese Commissie als de overige lidstaten zullen over dit
BSE-geval worden geïnformeerd.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst