Brieven aan de Kamer
Vuurwerkramp Enschede, aanbieden rapporten AMV
15-01-2001
Het bureau Adviseur Milieuvergunningen (AMV) ressorterende onder de Directie Materieel Koninklijke Landmacht (DMKL) heeft op basis van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer en het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren milieuwetgeving een rol gehad bij de totstandkoming van en het toezicht op de naleving van de milieuvergunning van onder andere het bedrijf S.E. Fireworks.
Diverse instanties zijn vrijwel direct na de vuurwerkramp met een
onderzoek gestart naar de toedracht van de ramp en de betrokkenheid
van verschillende personen en organisaties. Het betreft onder meer
onderzoeken van de Inspecties van het Ministerie van VROM, het
Openbaar Ministerie te Almelo en de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp
(Commissie Oosting). De rol van het bureau AMV als adviseur ten
behoeve van het bevoegd gezag bij de vergunningverlening aan S.E.
Fireworks en als mede-toezichthouder op de naleving van de
milieuvergunning door S.E. Fireworks komt aan de orde in deze
onderzoeken.
De ramp in Enschede is voor mij aanleiding geweest om opdracht te
geven tot een eigen onderzoek naar de opzet en werkwijze van het
bureau AMV. Op 30 mei is aan de voormalig directeur van de Defensie
Accountantsdienst, drs J. Booij RA, verzocht op korte termijn een
beoordeling/advies op te stellen met betrekking tot de organisatie,
taken en het functioneren van het bureau AMV. Dit onderzoek heeft dus
niet als doel gehad om de rol van het bureau met betrekking tot S.E.
Fireworks te bezien. Hiernaar is of wordt immers onderzoek uitgevoerd
door de hierboven genoemde instanties.
De heer Booij heeft schriftelijk gerapporteerd op 13 juni 2000. In
zijn rapport heeft hij onder meer als aanbeveling gegeven om een nader
onderzoek in te stellen op basis van gesprekken met medewerkers van
het bureau. Een daartoe strekkende vervolgopdracht is aan de heer
Booij gegeven op 16 juni 2000. De heer Booij heeft daarna een
vervolgrapport ingediend d.d. 27 juni 2000.
Op basis van de bevindingen van de heer Booij heb ik opdracht gegeven
om een aantal verbeter-maatregelen te nemen met betrekking tot het
bureau AMV. Het betreft met name de versterking van de personele
bezetting van het bureau zowel wat betreft de adviseurs (deskundigen
m.b.t. vuurwerk en munitie) als wat betreft de administratieve
ondersteuning. Inmiddels zijn er twee nieuwe adviseurs aangetrokken en
is er een extra administratief medewerker aangesteld.
Tevens is functiescheiding doorgevoerd tussen de verschillende taken
(met name advisering en toezicht) van het bureau; in concreto wordt
voortaan het toezicht op de naleving van de vergunning uitgevoerd door
een andere adviseur dan diegene die het advies rond de
vergunningverlening heeft gegeven. De aansturing van het bureau is
door de Directie Materieel Koninklijke Landmacht verbeterd. Ook is
overleg gaande met het ministerie van VROM over de toekomstige
onderbrenging en uitvoering van de taken van het bureau, mede in
relatie tot de door de minister van VROM aangekondigde nieuwe
geïntegreerde regelgeving ten aanzien van vuurwerk.
Van het onderzoek van de heer Booij en de naar aanleiding daarvan
genomen maatregelen is in algemene zin melding gemaakt in het
Voortgangsbericht afwikkeling vuurwerkramp dat de Minister van
Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties op 11 september 2000 aan de
Voorzitter van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer heeft gezonden. Afschriften
van de rapporten van de heer Booij zijn, ten behoeve van de in gang
gezette onderzoeken, ter beschikking gesteld aan de Hoofdofficier van
Justitie te Almelo en de Voorzitter van de Commissie Onderzoek
Vuurwerkramp. Het interviewverslag van twee medewerkers is daarbij
niet meegezonden omdat de betrokkenen daarvoor geen toestemming
wensten te geven. Ook zijn de rapporten gezonden aan de Inspectie
Milieuhygiëne van het Ministerie van VROM en het Ministerie van
Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.
In het rapport van de heer Booij is onder meer gewezen op het risico
van een mogelijke vermin-dering van de kwaliteit van de door het
bureau afgegeven adviezen, met name gedurende de periode waarin sprake
was van onderbezetting. Dit is voor mij aanleiding geweest hiernaar
onafhankelijk onderzoek te laten doen. Hierover heeft overleg
plaatsgevonden met de Inspectie Milieuhygiëne van VROM. In oktober
2000 is daartoe het 'Internationaal Bureau voor explosie-veiligheid en
risicobeheersing' STUVEX N.V. ingeschakeld. Dit bureau heeft een
dossierstudie verricht en heeft op basis daarvan de wijze van
advisering beoordeeld. Bij het onderzoek is steekproefsgewijs 10% van
de dossiers doorgelicht waarin in de periode maart 1999 tot juli 2000
correspondentie is gevoerd.
Daarnaast zijn bij het onderzoek tevens 22 dossiers beoordeeld uit de
lijst van 51 vuurwerkbedrijven die medio 2000 door de Inspectie
Milieuhygiëne zijn geïnventariseerd en gecontroleerd. Deze lijst
bevatte bedrijven met de hoogste potentiële risico's die zijn
gecontroleerd door de Inspectie Milieuhygiëne. Het dossier S.E.
Fireworks is niet door STUVEX onderzocht.
De Minister van VROM heeft over deze 'quick scan' controle aan de
Kamer gerapporteerd bij brief van 27 juli 2000. Bij deze ter plaatse
uitgevoerde controle door VROM zijn onder meer de ligging van de
inrichting, de toegestane en feitelijk aanwezige hoeveelheden vuurwerk
en de inhoud van de vergunning (externe veiligheidsafstanden) aan de
orde geweest. De vergunning verlenende instanties (gemeenten) zijn
door het Ministerie van VROM naar aanleiding van deze controles over
de bevindingen en eventuele aanbevelingen geïnformeerd.
Het bureau STUVEX heeft op 8 januari 2001 zijn rapport ingediend. Samenvattend komt STUVEX op basis van de bestudering van de dossiers tot de conclusie dat de kwaliteit van de advisering door het bureau AMV als onvoldoende moet worden beoordeeld zonder dat dit betekent dat dit automatisch resulteert in gevaarlijke situaties.
De bevindingen van STUVEX hebben mij tot de volgende maatregelen gebracht, waarbij over de aanpak overleg is gevoerd met de Inspectie Milieuhygiëne van VROM en het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. Allereerst zie ik aanleiding om met onmiddellijke ingang de werkwijze van AMV bij de advisering aan te passen en aan te scherpen. Deze maatregel dient, in combinatie met de eerder genoemde verbetermaatregelen, om er voor te zorgen dat de door STUVEX als onvoldoende gekwalificeerde situaties worden voorkomen.
Uiteraard dient meteen te worden bezien in welke dossiers
tekortkomingen zitten, of deze tekortkomingen gevolgen hebben voor de
kwaliteit van de geleverde adviezen en bovendien of dit gevolgen heeft
voor de externe veiligheid.
Bij een inmiddels aangevangen onderzoek is aansluiting gezocht bij de
eerder in 2000 door de Inspectie Milieuhygiëne van VROM uit de
inventarisatie van vuurwerkbedrijven gemaakte selectie van 51
bedrijven met de grootste potentiële risico's.
Een aantal dossiers dat door STUVEX als prioriteit is aangemerkt, is
inmiddels als eerste nader bekeken. In samenwerking met VROM zijn
daarbij de bevindingen van de bureaustudie van STUVEX vergeleken met
de uitkomsten van de 'technische' controle ter plaatse van de
bedrijven door VROM. Er zijn uit deze eerste vergelijking geen nieuwe
elementen met betrekking tot de externe veiligheid naar voren gekomen
die niet al eerder in de rapportage van VROM aan de betreffende
gemeenten waren medegedeeld. Om het zekere voor het onzekere te nemen,
meen ik toch dat de overige dossiers met voortvarendheid op de zelfde
wijze dienen te worden onderzocht. Dit gebeurt in samenwerking met
VROM en waar nodig met inschakeling van externe deskundigen. Indien de
bevindingen daartoe aanleiding geven zullen de betreffende gemeenten
daarover worden geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in
zijn brief van heden de definitieve rapporten van acht Rijksinspecties
aan de Tweede Kamer aangeboden.
Er is voor gekozen het moment van publicatie van de rapporten van de
heer Booij af te stemmen met de publicatie van de onderzoeksrapporten
van de Rijksinspecties naar aanleiding van de vuurwerkramp. Dit gelet
op de aard van het onderzoek van de heer Booij, de samenhang met de
andere onderzoeken die worden uitgevoerd naar aanleiding van de
vuurwerkramp en met name het onderzoek van de Inspecties van het
Ministerie van VROM.
Zoals in de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties is aangegeven zal het Kabinet na het verschijnen
van het rapport van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp zijn standpunt
met betrekking tot de verschillende onderzoeksrapporten aan de Kamer
doen toekomen.
De rapporten van de heer Booij van 13 juni 2000 respectievelijk 27
juni 2000 alsmede het rapport van STUVEX d.d. 8 januari 2001 voeg ik
hierbij als bijlage. Ik teken hierbij aan dat uit privacy-overwegingen
de verwijzingen naar personen uit de rapporten zijn verwijderd en de
interviewverslagen behorende bij het rapport van 27 juni 2000 niet
zijn bijgevoegd.
DE MINISTER VAN DEFENSIE,
mr. F.H.G. de Grave