Inlichtingen: Afdeling Communicatie Postbus 100 2700 AC ZOETERMEER Contactpersonen: L. Hulshof, tel. (079) 329 18 08 D. Meiners, tel. (079) 329 18 13 M.M. Moerer-van der Drift, tel. (079) 329 18 92
Persbericht
datum 16 januari 2001
Nummer 2001-01
Ctsv: maatregelen nodig tegen oneigenlijk gebruik WW
De vier uitvoerders (uitvoeringsinstellingen) van de Werkloosheidswet (WW)
ondervinden problemen bij het onderzoek naar de vraag of bij een reorga-
nisatie-ontslag van (oudere) werknemers sprake is van verwijtbare werk-
loosheid. Dit leidt ertoe dat het ontslag van ouderen niet of nauwelijks
wordt gecontroleerd. Dat blijkt uit twee onderzoeken van het College van
toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) naar de zogeheten WW-constructie. Bij
zo'n constructie spannen werkgever en werknemer bij een reorganisatie-
ontslag samen met als doel het recht op een WW-uitkering veilig te stellen.
Het nu gepubliceerde tweede onderzoek is een vervolg op een eerder onder-
zoek van begin 2000. Daarin beoordeelde het Ctsv aan de hand van enkele
concrete situaties bij twee uvi's (Gak en GUO) in welke mate werkgevers en
werknemers samenspannen om oudere werknemers te laten afvloeien met
gebruikmaking van de WW-constructie.
In een groot deel van de toen onderzochte gevallen wekte de gang van za-
ken de indruk van een door werkgever en werknemer geregisseerde beëindi-
ging van de dienstbetrekking. De oudere werknemer protesteert dan formeel
tegen die beëindiging om zijn WW-uitkering niet in gevaar te brengen, maar
stemt inhoudelijk gezien volledig in met de door de werkgever aange-
voerde argumenten. Meestal ontbindt de kantonrechter vervolgens de ar-
beidsovereenkomst tussen beiden.
De resultaten van het onderzoek gaven aanleiding een aanvullend onderzoek
in te stellen. Het Ctsv onderzocht de eerste keer bij het GUO de toepassing
van de WW in 1999. Dit keer ging het om de uitvoering door deze uvi in de
jaren 1997 en 1998. Daarnaast beoordeelde de toezichthouder nu de toe-
passing van de WW bij de uvi's Cadans en SFB in de jaren 1997 tot en met
1999. (De vijfde uvi, de USZO, voerde in de onderzochte jaren de WW nog
niet uit.)
Onzekerheid
Het tweede onderzoek laat een zelfde beeld zien als het eerste. Het Ctsv
stelde vast dat in ongeveer tweederde van de gevallen de uvi de feiten en
omstandigheden rond het ontslag onvoldoende toetst. Dit dan met name als
de kantonrechter op verzoek van de werkgever bij een reorganisatie de ar-
beidsovereenkomst ontbindt. Voor alle vier uvi's geldt op dit punt hetzelfde.
2000-08 blad 2 van 2
Overigens betekent dit niet dat in al deze gevallen de oudere werknemers
ten onrechte een uitkering kregen. Door het achterwege laten van een on-
derzoek naar de achtergronden van het ontslag blijft echter wel onzekerheid
bestaan over de rechtmatigheid van veel uitkeringen aan oudere werkne-
mers. Hoeveel geld met deze `onzekere' uitkeringen is gemoeid, kan het
Ctsv niet zeggen door het ontbreken van cijfermateriaal.
Tijdrovend en complex
Het Ctsv benadrukt dat het voor de uvi's zeer tijdrovend en complex is om
de gang van zaken bij ontslag van oudere werknemers zorgvuldig te onder-
zoeken. Dat is zeker zo als werkgever en werknemer inderdaad samenspan-
nen. Zulke problemen mogen er naar de mening van het Ctsv echter niet toe
leiden dat een uvi afziet van onderzoek naar het ontslag en naar de (mogelij-
ke) verwijtbaarheid van de werkloosheid.
Maatregelen nodig
Het Ctsv zal bij de uvi's en bij de coördinator van de uitvoering, het Lande-
lijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), nogmaals aandringen op maatrege-
len om de kwaliteit van de uitvoering van de WW bij oudere werknemers te
verbeteren. Daarnaast onderschrijft het Ctsv het belang dat door het minis-
terie van SZW wordt gehecht aan wijziging van wet- en regelgeving die
gericht is op het tegengaan van het afvloeien van (oudere) werknemers naar
de WW en het beter zichtbaar maken de wijze waarop een werknemer zijn
verantwoordelijkheden in dat verband neemt.