Succes klapschaats wetenschappelijk verklaard
In een project van de NWO-Technologie-stichting STW aan de Vrije
Universiteit zijn onderzoekers nagegaan hoe de klapschaats tot betere
schaatsprestaties kon leiden. Niet zozeer de mogelijkheid om de enkel
te strekken aan het eind van de afzet, maar de ligging van het
draaipunt waaromheen de voet roteert blijkt het succes te verklaren.
De Amsterdamse onderzoekers nodigden tien topschaatsers uit om in
experimenten te schaatsen met de klassieke Noorse schaats en met de
klapschaats. Uit de metingen blijkt dat het uitwendig vermogen dat de
schaatsers genereerden, toeneemt met twaalf procent bij gebruik van de
klapschaats. Dat resulteert in een toename van de schaatssnelheid met
vijf procent. Qua wrijving deed de Noorse schaats nauwelijks onder
voor de klapschaats. Hoewel de punt van de Noorse schaats aan het eind
van de afzet door het ijs krast, blijkt dit geen noemenswaardige
verlies van het vermogen met zich mee te brengen. Het succes van de
klapschaats, die dit krassen voorkomt, kan dus niet worden verklaard
uit een afname van ijswrijving.
Analyse van de meetgegevens toonde aan dat de toename in geleverd
vermogen op de klapschaats schuilt in de ligging van het draaipunt
waar de voet om roteert. Op klapschaatsen draait de voet rond het
scharnier van de schaats, gelegen onder de bal van de voet. Op de
klassieke Noor roteert de voet rond de punt van het schaatsijzer, dat
ver voor de tenen is gelegen. Het lange schaatsijzer vormt een grote
hefboom die de kuitspieren moeilijk in beweging kunnen zetten. De
ligging van het scharnier van de klapschaats onder de bal van de voet
verkleint deze hefboom. Met de klapschaats schakelen de kuitspieren
als het ware naar een wat lichter verzet. Hierdoor worden de
bewegingen effectiever waardoor de afzet meer energie oplevert.
De positie van het scharnier lijkt dus van groot belang te zijn voor de effectiviteit van de klapschaats. Zowel experimenteel onderzoek op de ijsbaan als simulatiemodellen op de computer tonen aan dat er inderdaad een klein gebied onder de bal van de voet bestaat waar het scharnier geplaatst moet worden voor een optimaal resultaat. Deze locatie lijkt echter per schaatser te verschillen en is afhankelijk van factoren zoals de bouw van de schaatser en zijn schaatstechniek. De complexe interactie tussen al die factoren maakt het voorlopig onmogelijk om voor iedere schaatser de optimale ligging van het scharnier te voorspellen. Dit blijft nog even een kwestie van gevoel.
Binnen het STW-project zijn nog enkele vernieuwingen voor het
klapmechanisme bedacht. Een tweede scharnier tussen schoen en
schaatsijzer of met een scharnier schuin tussen schoen en schaatsijzer
kan het effect van de afzet mogelijk nog verder verbeteren. Deze
vernieuwingen moeten in de praktijk nog worden getoetst. STW heeft op
de vernieuwigen van de klapschaats twee octrooien aangevraagd, waarvan
er reeds een is verleend.
Nadere informatie bij:
* drs. Han Houdijk (VU, Bewegingswetenschappen)
* tel. (020) 4448469 of (020) 4448530 (secrestariaat), fax (020) 4448520
* e-mail h_houdijk@fbw.vu.nl
* Promotie 1 februari 2001