Europarlement keurt rapport-Staes goed

Geachte,
In bijlage vindt u het rapport-Staes over de Europese steun aan Bosnië-Herzegovina zoals vandaag om 12u35 goedgekeurd in het Europees Parlement.

Met vriendelijke groeten,
Filip Vandenbroeke
fvandenbroeke@europarl.eu.int
Voor meer info : +32 475 37 27 57

EUROPEES PARLEMENT

Zittingsdocument

A5-0389/2000
AANGENOMEN VERSIE (16/01/2000)
30 oktober 2000
VERSLAG
over het speciaal verslag nr. 2/2000 van de Rekenkamer over de steun van de Europese Unie aan Bosnië-Herzegovina in het kader van het herstel van de vrede en de rechtsstaat, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (C50229/2000 2000/2131(COS))
{}Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Bart Staes

RESOLUTIE

Resolutie van het Europees Parlement over het speciaal verslag nr. 2/2000 van de Rekenkamer over de steun van de Europese Unie aan Bosnië-Herzegovina in het kader van het herstel van de vrede en de rechtsstaat, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (C50229/2000 2000/2131(COS))

Het Europees Parlement,

gezien het speciaal verslag nr. 2/2000 van de Rekenkamer over de steun van de Europese Unie aan Bosnië-Herzegovina in het kader van het herstel van de vrede en de rechtsstaat, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (C5-0229/2000),

gelet op de artikelen 248, lid 4, tweede alinea en 276, lid 1 en lid 3 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,


- gezien het verslag van de {}Commissie begrotingscontrole (A50389/2000),
A. overwegende dat de door de Rekenkamer gepubliceerde verslagen een garantie vormen dat nauwgezet wordt toegezien op de manier waarop het geld van de Europese belastingsbetaler wordt besteed en een impuls zijn voor een meer verantwoordelijk en goed bestuur door de Europese instellingen,

B. gezien de specifieke omstandigheden en voorwaarden waaronder de steun is verleend,

C. overwegende dat uit dit speciale verslag lering moet worden getrokken, met name wat betreft de steun aan nieuwe lokale of internationale instellingen en de cofinanciering met andere internationale organisaties zoals de VN en de OVSE; ziet uit naar het aangekondigde speciaal verslag over de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor Wederopbouw, werkzaam in Thessaloniki en Phristinë,

D. er zich ten volle van bewust dat de Commissie en de andere internationale instellingen, zeker de eerste jaren na het afsluiten van de vredesakkoorden van Dayton, in bijzonder moeilijke omstandigheden moesten werken,

E. overwegende dat de Europese Commissie in februari 2000 haar vertegenwoordiging in Sarajevo omvormde tot een "delegatie" en dat de regionale kantoren in Mostar en Banja Luka de status kregen van "vertegenwoordiging",

F. overwegende dat de Commissie in 1998 mede ten gevolge van de door de Rekenkamer uitgevoerde controles het financiële en operationele beheer van de hulpmaatregelen in BiH overbracht ('deconcentreerde") van Brussel naar Sarajevo met een centrale rol voor het hoofd van de Commissievertegenwoordiging ter plaatse,

G. overwegende dat de Commissie in Sarajevo de rol van haar "Eenheid controle en financiën" versterkte en zorgde voor de aanwerving van goed georganiseerd, gemotiveerd en ook plaatselijk gerecruteerd personeel; wijzend op de vastlegging van een kader van regels inzake deugdelijk financieel beheer,

H. overwegende dat de opmerkingen van de Rekenkamer betreffende het financieel beheer binnen het "Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger" (OHR) zorgden voor een belangrijke ommekeer en mentaliteitswijziging binnen de OHR,

I. overwegende dat de Commissie in haar steunprogramma ten behoeve van de mediasector en m.n. de ondersteuning van het Open Broadcasting Network (OBN) voor een voldongen feit werd gesteld,

J. erop wijzend dat het speciale verslag van de Rekenkamer geen bijzonderheden verschafte op het door de Europese Unie gefinancierde programma met betrekking tot de terugkeer van vluchtelingen, dit ondanks aanwijzingen dat het beheer van dit programma bijzonder moeilijk verliep, mede omwille van de politiek en sociaal-economisch zeer lastige omstandigheden maar ook omwille van laattijdige uitbetaling van door de Europese Unie beloofde middelen,

K. overwegende dat in het kader van de komende kwijtingsprocedures de hieronder aan de Commissie gevraagde informatie onderzocht en geëvalueerd moet worden,


1. steunt het door de Commissie in BiH gevoerde "deconcentratiebeleid" en stelt vast dat dit beleid zorgde voor de wegwerking van het grote aantal laattijdige betalingen en de principiële uitvoering van betalingen binnen termijnen die niet langer zijn dan zestig dagen;


2. verwelkomt dat de Commissie in BiH zorgde voor een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van het personeelskader; meent dat de Commissie in Sarajevo gevat reageerde op de opmerkingen van de Rekenkamer door de uitbouw van de "Eenheid controle en financiën" en het opzetten van een "audit-team" dat zorgt voor controles "on the spot" wat nu reeds leidde tot het vorderen van terugbetalingen;


3. dringt nogmaals aan op een snelle verduidelijking en uitwerking van de juridische status van de delegaties van de Commissie, hun rol en hun betrekkingen met de communautaire instellingen; verlangt van de Commissie een gedetailleerd overzicht van de financiële regels en procedures die haar delegaties moeten naleven;

4. is ingenomen met de maatregelen die de OHR sinds maart 1999 instelde om een eind te maken aan de door de Rekenkamer gesignaleerde wantoestanden, verspilzucht en onregelmatigheden; stelt vast dat sindsdien aanzienlijke besparingen op de OHR-begroting gerealiseerd werden en moedigt het OHR aan verder deze weg te blijven bewandelen;

5. reageert bezorgd op het ontbreken van een scheiding van taken die een minimum aan interne controle binnen het OHR mogelijk zou maken en spreekt zijn grote verbazing uit over de in paragraaf 17 van het speciale verslag beschreven feiten; neemt kennis van het verslag over deze feiten dat de OHR op 9 januari 2001 het Europees Parlement ter beschikking stelde; stelt vast dat in dit verslag gesteld wordt dat noch de externe controleurs noch de Rekenkamer een bewijs hebben kunnen overleggen van fraude die binnen het OHR of door de voormalige directeur financiën zou zijn gepleegd; is niettemin van oordeel dat de in paragraaf 17 van het speciale verslag beschreven feiten laakbaar zijn; verzoekt de Commissie er voortaan op toe te zien dat een dergelijke situatie zich niet herhaalt;

6. moedigt de Commissie aan zich nadrukkelijker met het beheer van het OHR te gaan bemoeien; dringt aan op een grotere doorzichtigheid bij de voorbereiding en de uitvoering van het OHR-begroting; stelt vast dat de beleidslijnen, procedures en reglementen die geleidelijk door de nieuwe financieel directeur van het OHR zijn ingevoerd zijn voorgelegd aan de financieel deskundigen en vervolgens goedgekeurd door de Raad van bestuur; eist dat de verslagen van de vergaderingen waar deze goedkeuring gebeurde aan de Rekenkamer en het Parlement bezorgd worden;

7. dringt erop aan dat de Commissie op grond van artikel 274 van het Verdrag van de EG in organen in het budget waarvan zij aanzienlijk bijdraagt de noodzakelijke maatregelen treft om de financiële belangen van de Gemeenschap te waarborgen, indien nodig en haalbaar met inbegrip van het opstellen en toepassen door begunstigde van regels en procedures die een verantwoord beheer en deugdelijke interne controle kunnen waarborgen; dringt bij het OHR aan op een optimale samenwerking; stelt met instemming de recente invoering vast van stelselmatige ex post audits met betrekking tot de tenuitvoerlegging van projectleningen aan begunstigden die geen internationale organisaties zijn; vraagt de Commissie telkens bij het opstarten van de kwijtingsprocedure het Europees Parlement een overzicht en evaluatie te bezorgen van alle uitgevoerde ex post audits; verbindt er zich toe in het kader van de komende kwijtingsprocedure na te gaan of de op 9 augustus 1999 afgesloten overeenkomst tussen de EU en de VN voldoende waarborgen biedt voor verantwoord beheer en deugdelijke financiële controles;

8. wijst op de belangrijke rol van de OHR-anti-fraude eenheid ter bestrijding van fraude en corruptie, de ontwikkeling van de vrije-markteconomie en het invoeren van democratisch functionerende overheidsinstellingen; betreurt dat de maximale duur van de personeelscontracten op grond van het jaarlijkse karakter van de begroting van het OHR twaalf maanden bedraagt en verlangt dat inspanningen worden gedaan om maximale personeelscontinuïteit in deze eenheid te verzekeren; is van mening dat de medewerkers van deze eenheid minstens 24 maanden moeten worden ingezet zodat zij voldoende terreinkennis kunnen opdoen om op een efficiënte manier aan fraudebestrijding te kunnen doen;

9. onderschrijft de opmerkingen van de Rekenkamer met betrekking tot de vertraging bij het ter beschikking stellen van middelen voor organisaties die ijveren voor het naleven van de mensenrechten; wijst op het bijzonder nuttige werk dat de "Commissie voor de rechten van de mens" levert bij het beslechten van de geschillen inzake onroerend goed; stelt vast dat de ombudsman voornemens is een audit uit te voeren ten aanzien van de bijdragen van grotere donoren voor dit jaar en wacht de uitkomsten hiervan af; is verheugd over de verlenging van het wettelijk mandaat van de Commissie voor de rechten van de mens tot na 14 december 2000 en verlangt betere materiële voorzieningen voor deze commissie;

10. wil dat de Commissie uiterlijk begin januari 2001 nauwgezetter antwoordt op de aanklachten van de Rekenkamer in de paragrafen 29-35 van het speciale verslag met betrekking tot de steun ten behoeve van de burgermaatschappij, in het bijzonder met betrekking tot de relatie tussen het programma "Europa voor Sarajevo", het programma voor de democratie en het Tempus-programma;

11. stelt zich ernstige vragen over de manier waarop in de media-sector 2 mln ecu aan niet-subsidiabel materieel werd gefinancierd in het OBN-dossier; eist dat het OHR en de Europese Commissie een uitgebreid rapport opstellen waarin nauwgezet wordt geantwoord op de aanklachten van de Rekenkamer en verantwoording wordt gegeven voor de lakse wijze waarop dit project werd begeleid; erkent evenwel dat OBN via haar informatieve programma's zorgde voor kwalitatief hoogstaande en gebalanceerde berichtgeving; wenst niettemin jaarlijks op de hoogte te worden gehouden van het in BiH gevoerde mediabeleid en de verdere uitbouw van het Public Broadcasting System (PBS);

12. onderschrijft de kritiek van de Rekenkamer met betrekking tot de steun ten behoeve van de verkiezingsprocedure; stelt vast dat binnen de OVSE gesprekken plaatsvinden om haar internationale juridische mogelijkheden duidelijk te krijgen en dat deze gesprekken moeten zijn afgerond voordat een langetermijnovereenkomst kan worden getekend zoals een kaderovereenkomst tussen de OVSE en de Commissie; stelt vast dat voor toekomstige contractuele betrekkingen tussen de Commissie en de OVSE het nieuwe modelcontract voor internationale organisaties geldt dat de Commissie heeft ontwikkeld; vraagt de Commissie om na de verkiezingen van 11 november 2000 in BiH een evaluatieverslag op te stellen inzake de ervaringen met betrekking tot de organisatie en financiering van alle sinds 1996 gehouden verkiezingen en hieruit de nodige conclusies te trekken en de resultaten van deze studie aan het Europees Parlement te bezorgen;

13. steunt de aanbeveling om de ontwikkeling van de burgermaatschappij te bevorderen via meer gerichte beleidslijnen en duidelijk geformuleerde prioriteiten voor het Balkangebied; verwelkomt de door de Commissie in maart 2000 opgestelde "Road Map" als een geheel van specifieke maatregelen waarvan de Europese Unie wenst dat Bosnië-Herzegovina deze op korte termijn uitvoert; stelt vast dat de voortgang bij de tenuitvoerlegging van de "Road Map", die hopelijk aan het eind van het eerste halfjaar van 2001 zal zijn voltooid, permanent door de Commissie wordt geëvalueerd; verzoekt de Commissie de uitkomsten van deze evaluatie vóór 1 juli 2001 aan het Europees Parlement voor te leggen;

14. benadrukt de noodzaak aan blijvende financiële en logistieke steun bij de uitbouw van de douanediensten (CAFAO) en het verder ondersteunen van de ontmijningsactiviteiten; wil dat in het kader van de CARDS-verordening BiH voldoende financiële middelen wordt toegekend om de heropbouw van het land, de terugkeer van vluchtelingen en de politieke en economische levensvatbaarheid van deze staat mogelijk te maken;

15. vraagt de Commissie om het Parlement nog voor het aflopen van de kwijtingsprocedure over het jaar 1999 een overzicht te bezorgen van de ingezette middelen en behaalde resultaten inzake het in BiH sinds 1996 gefinancierde programma voor de terugkeer van vluchtelingen;
16. verzoekt de Commissie voor 1 juli 2001 verslag uit te brengen over de vraag of en in hoeverre corruptie in de structuren van burgerorganisaties in Bosnië-Herzegovina de financiële steun voor de wederopbouw van de regio en derhalve de financiële belangen van de Unie in gevaar heeft gebracht;

17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan het OHR, de OVSE, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. TOELICHTING

Zodra de Dayton-vredesakkoorden m.b.t. Bosnië-Herzegovina in december 1995 waren gesloten, heeft de Europese Unie (EU) grote bedragen vrijgemaakt ten behoeve van de wederopbouw en ter ondersteuning van het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR), alsmede voor het herstel van de democratie in Bosnië-Herzegovina. Deze acties betroffen de mensenrechten, de media en de ondersteuning van de verkiezingsprocedure. De acties met betrekking tot de mensenrechten en de media werden meestal rechtstreeks door de Commissie gefinancierd, terwijl de steun aan het OHR of aan de verkiezingsprocedure werd verleend in de vorm van cofinancieringen. Het speciaal verslag 2/2000 van de Europese Rekenkamer bevat de opmerkingen naar aanleiding van het in 1998 en 1999 verrichte onderzoek op deze verschillende terreinen. Dit is het derde verslag van de Rekenkamer over deze regio. In september 1996 verscheen het speciaal verslag 2/96 over de werking van de EU in Mostar. In juli 1998 verscheen speciaal verslag 5/98 over de wederopbouw in het voormalige Joegoslavië (periode 1996/1997). Het Europees Parlement zorgde voor een nauwgezette opvolging van beide verslagen. Op 13 december 1996 keurde zij een resolutie goed over speciaal verslag 2/96. En in het kader van de kwijtingsprocedure over het jaar 1996 werd speciale aandacht besteed aan de wederopbouw in voormalig Joegoslavië. Het EP stuurde ook van 23 tot 25 juli 1998 een ad hoc-delegatie naar Bosnië-Herzegovina. Ook de delegatie van het EP met de landen van Zuid-Oost Europa besteeddde de voorbije jaren bijzondere aandacht aan deze problematiek.

Uw rapporteur bracht een werkbezoek aan Bosnië-Herzegovina van 16 tot 19 oktober 2000. Dankzij een optimale ondersteuning van de Delegatie van de Europese Commissie in Sarajevo slaagde hij erin inzicht te verwerven in de toestand ter plaatse.

Reactie op de belangrijkste kritieken van de Rekenkamer

Vertegenwoordiging van de Commissie in Bosnië (§11)

Bij voorgaande controles had de Kamer vastgesteld dat heel wat problemen te wijten waren aan het feit dat het programma centraal vanuit Brussel werd beheerd en dat de plaatselijke vertegenwoordiging van de Commissie over veel te weinig middelen beschikte. De Rekenkamer geeft toe dat sinds speciaal verslag 5/98 het personeel bij de vertegenwoordiging van de Commissie is uitgebreid. Het kantoor in Sarajevo wordt bovendien bijgestaan door regionale kantoren in Banja Luka en Mostar.

Het verslag van de Rekenkamer werd vastgesteld op 13 januari 2000. De Europese Commissie besliste op 4 februari 2000 haar vertegenwoordiging in Sarajevo om te vormen tot een "delegatie". De regionale kantoren in Mostar en Banja Luka kregen de status van "vertegenwoordiging". Het personeelskader werd de voorbije jaren gestadig uitgebreid. Waar de "vertegenwoordiging" oorspronkelijk over 23 personeelsleden beschikte, telt de "delegatie" nu 60 medewerkers.

Zoals gesteld in de paragrafen 5 tot en met 11 van de door het EP op 5 september 2000 goedgekeurde resolutie over de gemeenschappelijke communautaire diplomatieke dienst zal de Unie de juridische status van de delegaties van de Commissie, hun rol en hun betrekkingen met de communautaire instellingen moeten verduidelijken en verder uitwerken.

De EC-delegatie in Sarajevo geeft een stevige indruk en lijkt nu, in tegenstelling tot vroeger, over voldoende, gemotiveerde en hoog gekwalificeerde medewerkers te beschikken om een antwoord te bieden aan de voornaamste kritieken die de Rekenkamer formuleerde. Binnen de Delegatie functioneert een "Eenheid Controle en Financiën", bestaande uit twaalf mensen. Een aantal onder hen vormen een "contract procurement team". Dit team gaat na of de aanbesteding van contracten op een correcte wijze gebeurt. Binnen de eenheid functioneert ook een audit team dat controles "on the spot" uitvoert. Drie audits leidden al tot het uitschrijven van "recovery orders". Zo nodig worden ook audits uitbesteed aan externe onafhankelijke onderzoekers.

De kritiek dat heel wat problemen te wijten zijn aan het centrale beheer vanuit Brussel werd verholpen door het invoeren vanaf februari 1999 van een "deconcentratie"-beleid. Het hoofd van de EC-delegatie heeft de status van "ordonnateur sous-délégué". Deze werkwijze zorgt voor directe betalingen via het SINCOM-systeem. Onmiddellijk gevolg was dat de kritiek m.b.t. laattijdige betalingen ondervangen werd. De achterstand in betalingen werd volledig weggewerkt. Laattijdige betalingen zijn voortaan hoofdzakelijk te wijten aan het niet-nakomen van contractuele verplichtingen.

Bijdrage van de EU aan de administratieve uitgaven van het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger (§ 12-23)

De Rekenkamer verwijt de Commissie dat niettegenstaande de vaststelling dat de Commissie voor meer dan de helft (53% !) bijdraagt in de uitgaven van het OHR, de Commissie sinds 1996 niet helemaal het toezicht uitoefende dat op grond van de beginselen van goed beheer vereist is. Zij had meer aandacht moeten besteden aan het vaststellen van precieze regels (§ 16) en erop moeten toezien dat de basisbeginselen van interne controle werden toegepast (§17-20). De bepalingen inzake het voorleggen van de rekeningen van het OHR en de verlening van kwijting aan de Hoge Vertegenwoordiger zijn nog steeds verwarrend (§22). Medio 1999 meende de Hoge Vertegenwoordiger de nodige maatregelen te hebben genomen om de tekortkomingen van de interne controle te verhelpen (§23).

Mede tengevolge van de door de Rekenkamer geuitte kritiek benoemde de OHR in maart 1999 een nieuwe directeur bij het "OHR Financial/Administration Department". Betrokkene geeft toe dat hij bij zijn aantreden de wantoestanden aantrof die de Rekenkamer in haar paragrafen 15, 17, 18 en 19 beschrijft. Deze nieuwe directeur zorgde voor een herstructurering van de financiële dienst en een overplaatsing van personeel van Brussel naar Sarajevo. Er werd gewerkt aan een beleid van "check en balances" en aan een serieuze mentaliteitsverandering. Stap voor stap werd een beleid uitgestippeld dat moest tegemoet komen aan de geuite kritiek. Het geheel werd gebundeld in het boekwerk "Policies, Standard Operating Procedures, Regulations" dat concrete aanbevelingen bevat m.b.t. te volgen "Financial Regulations and Rules" en "Financial Procedures" (10/99), "General Services Procedures" (5/1999), "IT and Communication Procedures" (5/99), "Personnel" (2/00), "Procurement Procedures" (10/99), "Registry and Distribution" (5/99), "Staff arrival/departure forms"(3/00), "Transport Policy and OHR vehicle use" (8/99) en "Travel Procedures and Hospitality Policies" (8/99). Deze aanpak zorgde voor een stringenter beleid en aanzienlijke besparingen. Een vergelijking van de begrotingen 1999/2000 toont besparingen aan in de orde van 87% op de begrotingslijnen "Meetings and Hospitality", 20% op "Travel Costs" en 18% op "Communications and IT". Ook de besparingen op het wagenpark (-9,5%) zijn aanzienlijk.

Dit beleid zorgde er mee voor dat de OHR-begroting over het jaar 2000 11,3% lager lag dan de OHR-begroting 1999. De ontwerp-begroting 2001 ligt 6% lager dan die van 2000. Waar de begroting van de OHR over het jaar 1999 nog ¤ 31,9 mln bedroeg, werd deze over het jaar 2000 op ¤ 28,2 mln vastgesteld. De OHR-ontwerpbegroting over het jaar 2001 bedraagt 26,3 mln. Aanzienlijke besparingen dus.

De verantwoordelijken van de EC-delegatie juichen deze ommekeer uiteraard toe maar wensen zich - zoals door de Rekenkamer aanbevolen - toch nadrukkelijker met het beheer van de OHR te gaan bemoeien. De Commissieverantwoordelijken sturen nadrukkelijk aan op een grotere doorzichtigheid bij de voorbereiding en de uitvoering van de OHR-begroting. Zij zijn vast van plan de door de OHR sinds maart 1999 uitgevaardigde beleidslijnen, procedures en reglementen aan een nader onderzoek te onderwerpen en hierop - zo nodig - opmerkingen en aanbevelingen te formuleren.

Het is de rapporteur opgevallen dat er een latente spanning bestaat is tussen de EU als "donor" en de OHR als "ontvanger". Terecht dringt de Europese Commissie als belangrijkste donor aan op een substantieel toezicht op hoe met Europees belastinggeld wordt omgegaan. Daarbij gaat het niet alleen om controle maar ook om de plicht tot verantwoording. Deze houding kan alleen maar worden toegejuicht en aangemoedigd. De Europese Commissie lijkt te zijn ingegaan op de aanbeveling van de Rekenkamer om op grond van artikel 274 van het Verdrag van de Europese Gemeenschap, van een orgaan in het budget waarvan zij voor meer dan 50% bijdraagt, te eisen dat het regels vaststelt en procedures volgt die een verantwoord beheer en een deugdelijke interne controle kunnen waarborgen. Deze houding stuit echter op weerstand bij de ontvangende partner die zich bekloeg over de "rigiditeit" van de Commissie vergeleken met de andere "donoren".

De rapporteur deelt de mening van de Rekenkamer dat de Commissie met internationale instanties als het OHR of de OVSE-kaderakkoorden zou moeten afsluiten waarin met het oog op de mechanismen en beperkingen die aan het beheer ervan zijn verbonden, de voorwaarden worden vastgesteld voor de inbreng en de controle van de bijdragen uit de EU-begroting.

Uw rapporteur bracht eveneens een bezoek aan de "Anti-fraude Eenheid" van de OHR. Fraude en corruptie blijven belangrijke obstakels voor de tenuitvoerlegging van de Dayton-vredesakkoorden, de ontwikkeling van een vrije markt economie en het invoeren van democratisch functionerende overheidsinstellingen. De anti-fraude eenheid werd in april 1998 opgericht als een onderdeel van het "Departement Economie". Sinds augustus 2000 werd ze omgevormd tot een afzonderlijke en onafhankelijke OHR-eenheid. De eenheid kampt echter met een groot verloop. Sommige internationale medewerkers blijven telkens slechts zes maanden ter plaatse. Dit is absoluut onvoldoende om de situatie in het land te doorgronden en van enig nut te zijn voor het uitwerken van een doorgedreven en efficiënt anti-fraude beleid. De eenheid is daarenboven te gering bestaft (1 hoofd, 1 case-assistent, 1 liaison officer en 2 ondersteunende officieren). Weliswaar worden sinds kort regionale kantoren uitgebouwd in Mostar en Banja Luka. Toch blijft het moeilijk om het hele land te bestrijken wegens een gebrek aan personeel, en het moeilijk overbruggen van grote afstanden gezien het slechte wegennetwerk. De ontwerpbegroting 2001 bedraagt ¤ 1,3 mln euro. Het lijkt van groot belang de uitbouw van deze eenheid aan te moedigen en van de nodige middelen te voorzien.

Steun ten behoeve van de mensenrechten en de media (§24-28)

De Rekenkamer is van oordeel dat de financiële steun die in de vorm van projecten aan de Bosnische overheidsorganisaties voor de mensenrechten niet goed aansloot op hun problemen en vertragingen opleverde bij de beschikbaarstelling van de middelen. Financiering in de vorm van een bijdrage uit de begroting en instelling van strikte begrotingsprocedures had meer mogelijkheden geboden om deze instellingen bewust te maken van de noodzaak van een goed beheer van openbare middelen (§26-28).

Uw rapporteur bezocht de "Commissie voor de rechten van de Mens" die in 1995 krachtens annex 6 van de Dayton-akkoorden is opgericht op het niveau van de staat en zowel het grondgebied van de federatie als dat van de Republika Srpska bestrijkt met een hoofdkantoor in Sarajevo en regionale kantoren in Banja Luka en Brciko. Het mandaat verloopt op 14 december 2000. Er wordt op dit ogenblik binnen het BiH-parlement (staatsniveau) onderhandeld om het wettelijk mandaat tot december 2003 te verlengen. Deze twee organen leveren nuttig werk voor het beslechten van de talrijke geschillen inzake onroerend goed, waarin individuele personen en lokale autoriteiten tegenover elkaar staan, zeker als de eisers in een minderheidspositie staan.

De "Kamer voor de rechten van de mens" is al bij al eng behuisd en heeft een absoluut gebrek aan archiefruimte. 80% van de behandelde gevallen betreft eigendomsdisputen. Veertien internationale rechters zetelen maandelijks een week in Sarajevo. Hun uitspraken zijn "final and binding" en de overheid is verplicht ze ook uit te voeren. Uit de jaarverslagen blijkt dat vooral de Republika Sprska terzake weinig bereidheid tot medewerking vertoont. De Europese Commissie treedt op als donor via het afsluiten van afzonderlijke contracten (voorbeelden: contract 98-99 479.439 euro/ contract april-juni 1999 ¤ 387.150).

Het "Bureau van de ombudsman" geeft toe dat de relatie met de EU lange tijd problematisch was. Zeker tot begin 1999 waren de contacten met de EU ronduit slecht. Het contract met de EU is er één van technische assistentie via de programma's PHARE en Obnova. De begunstigden klagen over te kortlopende contracten en laattijdige betalingen. De Ombudsman streeft naar een algemene verlaging van de kosten om de toekomstige overname door de staat te vergemakkelijken. Men probeert ook het salaris van de Bosnische staf op het normale niveau te brengen. Maar het verschil tussen het salarisniveau aangeboden door internationale instellingen en het normale niveau is groot (400%!!!) wat voor verloop zorgt. De ombudsman liet begin 2000 de Swiss Federal Audit Office (SFAO) een audit uitvoeren over het begrotingsjaar 1990. Het over 1999 met de EU afgesloten contract (RE/YOU/19/1/1998 van 1/1/1999 tot 31/3/1999) werd daarbij niet gedetailleerd gecontroleerd ("only the accordance of the monthly journals with the corresponding summary of expenses was checked"). Wel loopt er op dit ogenblik een EU-audit inzake dit contract. De resultaten ervan zijn evenwel nog niet bekend.

Steun ten behoeve van de burgermaatschappij (§29-35)

Gezien de verscheidenheid aan gemobiliseerde begrotingsonderdelen en bij gebreke van een duidelijke strategie voor de te bereiken doelstellingen tot in 1997 zijn met de steun ter ontwikkeling van de burgermaatschappij vaak de huishoudelijke uitgaven gedekt van organen waarvan het voortbestaan niet is gegarandeerd en zonder dat hun resultaten werden geëvalueerd. Dit geldt voor de meeste steun die via de Raad van Europa wordt verleend, terwijl de aan de sociale sectoren geboden steun er indirect toe heeft geleid dat de staat werd ontheven van zijn fundamentele verantwoordelijkheden. De steun die is verleend aan organisaties die ten doel hebben de democratische waarden onder de aandacht van het publiek te brengen, is overtuigender gebleken vanwege een zodanige persoonlijke inzet van de begunstigden dat het gebrek aan financiële middelen wordt gecompenseerd (§29-35).

Uw rapporteur was niet in staat de door de Rekenkamer geuite kritiek aan een nader onderzoek te onderwerpen. Tijdens zij bezoek stelde hij ondermeer vragen over de opmerkingen die de Rekenkamer maakte m.b.t. het programma "Europa voor Sarajevo", het programma voor de democratie en de relatie met het Tempus-programma (§34). De rapporteur wacht op het antwoord van de Commissie vooraleer hij terzake een oordeel kan vellen.

Steun ten behoeve van de mediasector (§36-41)

Bij haar voornaamste actie met betrekking tot de mediasector, met name de ondersteuning van het Open Broadcasting Network (OBN) werd de Commissie voor een voldongen feit gesteld, waardoor zij voor een bedrag van 2 mln ecu niet-subsidiabel materieel moest financieren, en vervolgens steun moest verlenen voor het functioneren van een televisienetwerk, zonder dat dit voldoende werd gecontroleerd (§36-40).

De Commissie erkent dat zij niet in staat is geweest de Gemeenschapsbijdrage in overeenstemming te brengen met de oorsprongsregels die voor PHARE-gelden. Uit politieke overwegingen (in casu het brengen van onafhankelijke berichtgeving) en onder de tijdsdruk van de verkiezingen van 1996 heeft de Commissie de inhoud van de actie laten voorgaan op de procedureregels.

Uw rapporteur heeft in Sarajevo onder meer de "Independent Media Commission (IMC)" bezocht. De IMC werd door de Hoge Vertegenwoordiger opgericht op 11 juni 1998 op basis van annex 10 van het Dayton-vredesakkoord. Deze instelling moet ervoor zorgen dat de media onafhankelijk zijn en los staan van enige directe politieke invloed. In juli 1999 vaardigde de Hoge Vertegenwoordiger een "decreet" uit over de herstructurering van de openbare omroep (RTRS en FedRTV) en de oprichting van een landelijke openbare omroep (Public Broadcast System ). Dit besluit zal invloed hebben op de werking van OBN.

Ondertussen blijkt duidelijk dat OBN met betrekking tot haar informatieve programma's wel degelijk gewaardeerd wordt en zowel bij Bosniakken, Kroaten als Serviërs gezien wordt als een kwalitatief hoogstaande verstrekker van gebalanceerde berichtgeving. Daartegenover staat dat OBN als commercieel project minder succesvol was. De uitgaven overschreden de inkomsten en er is een absoluut gebrek aan voldoende advertentieinkomsten. Tijdens het verblijf van de rapporteur in Sarajevo circuleerden hardnekkige geruchten over het nakend "uit de ether" nemen van OBN. Uw rapporteur stelt zich bijzonder veel vragen over de wijze waarop de Europese Commissie en de internationale gemeenschap in het algemeen dit project heeft aangepakt. De aanklachten die de Rekenkamer in haar paragrafen 36 t/m. 40 formuleert zijn ernstig en verdienen een uitgebreider antwoord. De rapporteur verzoekt de Commissie om in samenwerking met het OHR een uitgebreid rapport op te stellen waarin nauwgezet wordt geantwoord op de aanklachten van de Rekenkamer en waarbij ook een verantwoording wordt gegeven voor de blijkbaar lakse wijze waarbij het OBN-project werd begeleid.

Steun ten behoeve van de verkiezingsprocedure (§46-60)

Wat betreft de steun voor de verkiezingsprocedure werpt de financiële controle van de samenwerking met de OVSE in het kader van het GBVB tal van problemen op. Middelen worden voor langere perioden vrijgemaakt en het juridisch kader dat voor de financiële samenwerking tussen de Commissie en de OVSE is gekozen, zou moeten worden omgewerkt (§49-53). Bovendien treffen de ordonnateursdiensten van de Commissie, wanneer er na afloop van de ten uitvoer gelegde acties nog bedragen betaalbaar moeten worden gesteld, niet meteen de nodige maatregelen om de financieringen af te wikkelen (§57-59).

Uw rapporteur onderschrijft de kritiek van de Rekenkamer. De Commissie vindt overigens zelf dat de financiële betrekkingen met de OVSE opnieuw moeten worden bezien. Net zoals met de OHR is het absoluut noodzakelijk dat de Commissie een kaderovereenkomst afsluit met de OVSE waarin met het oog op de mechanismen en beperkingen die aan het beheer ervan verbonden zijn, de voorwaarden worden vastgesteld voor de inbreng en de controle van de bijdragen op de EU begroting. Het lijkt aangewezen om na de verkiezingen van 11 november 2000 te onderzoeken in welke mate lering werd getrokken uit de ervaringen met de organisatie en financiering van eerdere verkiezingen (nationale verkiezingen BiH 9/96, Gemeenteraadsverkiezingen federatie (9/97), nationale verkiezingen Republika Sprska (11/97) en de nationale verkiezingen BiH (9/98)).

Meer gerichte beleidslijnen (§ 64)

De Rekenkamer stelt terecht dat de Commissie om de ontwikkeling van de burgermaatschappij beter te bevorderen meer gerichte beleidslijnen dient uit te voeren aan de hand van de prioriteiten die zij zelf voor het Balkangebied heeft gesteld, te weten toepassing van de democratische beginselen, instelling van de rechtsstaat en eerbiediging en bescherming van de minderheden. Tenslotte zou op plaatselijk niveau een systeem moeten worden ingesteld waarbij de projecten op deze verschillende gebieden van nabij worden gevolgd. Mede om aan deze opmerkingen tegemoet te komen stelde de Commissie in maart 2000 een zogenaamde "Road Map" voor. De Road Map is een geheel van specifieke maatregelen die de Europese Unie in Bosnië-Herzegovina wil verwezenlijken, bijvoorbeeld inzake institutionele en economische hervormingen en inzake samenwerking met de Europese Unie. Deze Road Map moet uiteindelijk leiden tot het opstarten van onderhandelingen van een stabilisatie en samenwerkingsovereenkomst. Het zal erop aankomen deze doelstellingen van tijd tot tijd te evalueren niet alleen op hun politieke waarde maar ook op de reële impact en bereikte resultaten.