Universiteit van Utrecht

16 januari 2001

Dosage assessment for radioiodine therapy in benign thyroid disorders.

Drs. J.W. van Isselt, Geneeskunde 12:45 uur

Promotor: Prof.dr. C.J.M. Lips, co-promotores: Dr. J.M.H. de Klerk, Dr. A.P.G. van Gils

De behandeling met radioactief jodium bij patiënten met een te snelle schildklierwerking staat centraal in het onderzoek van Jan Willen van Isselt. Deze wordt toegepast bij die patiënten waarbij medicijnen niet voor volledige genezing zorgen. De werking van radio-actief jodium berust op het uitschakelen van een deel van de schildkliercellen. Bij eenderde van de patiënten blijft na één behandeling precies genoeg functionerend schildklierweefsel over om zonder medicijnen een normaal leven te kunnen leiden. Nog eens eenderde heeft een of meer vervolgbehandelingen nodig terwijl de overigen afhankelijk blijven van medicijnen. Volgens van Isselt zijn deze resultaten redelijk maar schort het vooral aan de voorspelbaarheid van de behandelingsuitkomst. Voor het berekenen van de individuele therapiedosis zijn twee gegevens van belang: de grootte van de schildklier en de mate waarin deze het radio-actieve jodium opneemt. Van Isselt toont aan dat de schildkliergrootte het best kan worden bepaald door middel van goed gestandaardiseerde echografische metingen. De mate waarin de schildklier het radioactieve jodium opneemt kan in korte tijd sterk variëren. De meting hiervan moet volgens de promovendus dan ook zo kort mogelijk voor de behandeling worden uitgevoerd. De verblijftijd van het radioactieve jodium in de schildklier kan goed worden voorspeld door twee kort op elkaar volgende metingen te doen met een kleine proefdosis. Daaruit kan een evenwichtige verhouding worden berekend die een zeer sterk voorspellende waarde heeft voor de uitkomst van de behandeling.