Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=407271



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Veiligheidsbeleid Afdeling Veiligheids- en Defensiebeleid Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 17 januari 2001 Auteur DVB

Kenmerk DVB/VD-482/00 Telefoon 0703485241

Blad /10 Fax 0703485479

Bijlage(n) 6 E-mail dvb-vd@minbuza.nl

Betreft NAVO ministeriële vergadering, NUC, EAPR, PGR, 14 en 15 december 2000 Resultaten paragraaf 32 proces

Zeer geachte voorzitter,

Op 14 december vond de vergadering van de Noord-Atlantische Raad op ministerieel niveau plaats, gevolgd door de NATO-Ukraine Commission (NUC) en op 15 december de Euro-Atlantische Partnerschapsraad (EAPR) en de Permanente Gemeenschappelijke Raad (PGR) met Rusland.

Het communiqué van de Noord-Atlantische Raad alsmede de voortzitterschapsverklaring van de EAPR, het EAPR Actieplan en de verklaring inzake de NUC is bijgesloten, alsmede de persverklaring over de PGR.

Op 14 december is tevens het zogenaamde paragraaf 32 proces over opties voor vertrouwenwekkende maatregelen, verificatie, non-proliferatie, wapenbeheersing en ontwapening afgesloten. De uitkomsten van het proces zijn neergelegd in het bijgesloten rapport dat door de Noord-Atlantische Raad is publiek gemaakt. Hierover wordt u in de tweede helft van deze brief geïnformeerd.

Tijdens de Noord-Atlantische Raad stonden twee onderwerpen centraal: de Europese veiligheids- en defensie-identiteit en de situatie op de Balkan.

EVDI

In mijn interventie heb ik benadrukt dat nauwe samenwerking tussen EU en NAVO één van de pijlers is van het EVDB en dat wordt gestreefd naar een relatie gekenmerkt door transparantie, coördinatie en samenwerking. De permanente arrangementen tussen de EU en de NAVO zullen moeten leiden tot een transparante structuur met frequente consultaties op een breed terrein. Het voorstel van de EU op dit gebied is een uitstekende stap voorwaarts, die door de NAVO moet worden beantwoord. Op het gebied van de uitleen van NAVO-middelen aan de EU is de eerste prioriteit de verzekerde toegang door de EU tot de capaciteiten van de NAVO op het gebied van operationele planning.

Ook de participatie van de zes niet-EU Europese NAVO-Bondgenoten vormt een belangrijk onderdeel van de EVDB-architectuur, zo heb ik benadrukt. Deze landen delen immers hun veiligheidsgaranties met de elf NAVO-landen die tevens EU-lid zijn, ze dragen bij aan de gemeenschappelijke middelen van de NAVO die ter beschikking gesteld kunnen worden aan de EU en zij zullen waarschijnlijk substantieel bijdragen aan EU-geleide operaties. Er dient derhalve een inclusief systeem te worden opgezet om de landen die (nog) geen EU-lid zijn goed te betrekken bij de fase voorafgaande aan een daadwerkelijke operatie, en hen op voet van gelijkheid te laten deelnemen in het comité van contribuerende landen tijdens een operatie. Tevens heb ik benadrukt dat alle structuren en procedures weinig waarde zullen hebben als dat niet gepaard gaat met de versterking van de militaire capaciteiten. De Capabilities Commitment Conference op 20-21 november is een goed begin geweest van wat een lang proces gaat worden. Dat proces moet goed worden gecoördineerd met het defensieplanningsproces van de NAVO, teneinde duplicatie en divergentie te voorkomen.

Al in de aanloop naar de NAR bleek dat van de zes Europese NAVO-Bondgenoten, die niet lid van de EU zijn, er vijf in principe konden instemmen met hetgeen in Nice is voorgesteld op het gebied van arrangementen tussen de EU en de zgn. Derde Landen. Alleen Turkije bleek ontevreden en wenst een aanzienlijke verdergaande betrokkenheid. Dit heeft zich vertaald in een onbuigzame Turkse houding op het gebied van de verzekerde toegang voor de EU tot de capaciteiten van de NAVO op het gebied van operationele planning. Ankara wenst per geval te bezien of het daarmee kan instemmen en op dit gebied thans niet verder te gaan dan hetgeen tijdens de Top van Washington is afgesproken. Ondanks het feit dat in de langdurige besprekingen op ministerieel niveau door de overige NAVO-landen werd benadrukt dat een dergelijke verzekerde toegang van groot belang is voor zowel de EU als de NAVO was op dit belangrijke punt geen voortgang mogelijk. Ikzelf heb gesteld dat het van groot belang is om gebruik te maken van het politieke momentum en thans het strategische partnerschap tussen EU en NAVO daadwerkelijk inhoud te geven, ook middels verzekerde toegang tot NAVO-planning. Dat is in het belang van de NAVO, de EU en zeker ook in Turks belang.

Verzekerde toegang tot planningscapaciteit maakt onderdeel uit van het zgn. 'Berlijn-plus pakket' dat tevens de modaliteiten omvat voor toegang tot van tevoren geïdentificeerde NAVO-middelen en capaciteiten, de identificatie van een serie opties voor Europese commandovoering, de verdere ontwikkeling van de rol van Deputy SACEUR en de aanpassing van het NAVO defensieplanningssysteem. Over de verzekerde toegang tot NAVO operationele planning en de overige elementen uit het Berlijn-plus pakket zal in de komende maanden verder gesproken moeten worden.

Op andere punten kon overigens wel aanzienlijke voortgang worden geboekt. Overeenstemming kon worden bereikt dat de voorstellen van de EU op het gebied van permanente arrangementen de basis zullen vormen voor de uiteindelijke tussen de EU en de NAVO af te sluiten overeenkomst. In het communiqué wordt gesteld dat de overeenkomst zo snel mogelijk afgesloten dient te worden. Het voorstel van de EU om de dialoog middels regelmatige bijeenkomsten op verschillend niveau vorm te geven, wordt tevens verwelkomd, waarbij de NAVO heeft aangegeven dat zij voorkeur heeft voor tenminste drie bijeenkomsten per half jaar op het niveau van ambassadeurs, in plaats van de door de EU voorgestelde frequentie van tenminste één bijeenkomst.

Op 15 december vond, voor de eerste maal ooit, een gemeenschappelijke bijeenkomst plaats in de vorm van een werkdiner tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU-lidstaten en de NAVO-bondgenoten.

Balkan

In de sessie gewijd aan de Balkan bevestigde de ministers hun voorzichtig optimisme over de ontwikkelingen in de Balkan. Van diverse zijden is gesteld dat de onverminderde aanwezigheid van de NAVO in de Balkan vooralsnog een conditio sine qua non is voor het aarden van stabiliteit en democratie in de regio. Alleen in een vreedzaam klimaat kan er het nodige vertrouwen ontstaan, waarin bijvoorbeeld ook de dialoog tussen Belgrado en Pristina op gang kan komen.

Ik heb aangegeven dat de recente uitbarstingen van geweld in de Presovo-vallei hebben getoond dat er nog geen sprake is van een stabiele vrede. De aanwezigheid van KFOR zal noodzakelijk blijven in de komende jaren. Ook in Bosnië vereist de veiligheidssituatie voortdurende aandacht. Er is te weinig voortgang gemaakt op het gebied van een stabiele multi-etnische democratie. Volledige implementatie van Dayton blijft vereist, waarvoor de nieuwgekozen leiders een grotere verantwoordelijkheid zouden moeten nemen.

Ik heb tevens gewezen op het belang van regionale samenwerking op veiligheidsgebied. Het Zuid-Oost Europa Initiatief van de NAVO kan het Stabiliteitspakt aanvullen en ondersteunen. Er dient ook verder nagedacht te worden over specifieke regionale wapenbeheersingsarrangementen, bijvoorbeeld op het gebied van kleine wapens, waarneming van militaire oefeningen etc. Tot slot ben ik ingegaan op het belang van goede samenwerking tussen de NAVO en de diverse Balkan-landen.

NUC

In de NATO Ukraine Commission (NUC) stelde de enkele maanden geleden aangetreden Minister Zlenko dat het beleid van Oekraïne ten aanzien van uitbreiding van zowel EU als de NAVO onveranderd positief is. Een sterke EU en NAVO zijn van groot belang voor Oekraïne, net zo goed als een sterk Oekraïne een strategische belang voor het Bondgenootschap vormt. Minister Zlenko benadrukte de samenwerking met de NAVO verder te willen uitbouwen. Hij ziet met name uit naar praktische uitkomsten, zoals het uitbouwen van het PFP-training centrum in Oekraïne en het verder uitbouwen van de activiteiten van het NAVO Informatie en Documentatiecentrum. Oekraïne zal een actieve bijdrage blijven leveren aan KFOR.

In de interventies van de NAVO-ministers werd alom de Oekraïense bijdrage aan de vredesoperaties op de Balkan geprezen. Van mijn kant heb ik de bereidheid uitgesproken, in navolging van de Nederlandse hulp bij de ontplooiing van Oekraïense contingenten bij zowel SFOR als KFOR, Oekraïne assistentie te bieden bij de ruiming van zijn voorraden anti-personeelsmijnen. De daadwerkelijke uitvoering van een ruimingsprogramma zou de internationale ontwapeningsagenda een grote dienst bewijzen.

EAPR

De bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken in de Euro-Atlantische Partnerschapsraad (EAPR) stond in het teken van regionale samenwerking. De nadruk lag op de Balkan, met als gastspreker de heer Petritsch, Hoge Vertegenwoordiger voor Bosnië-Herzegovina. Deze noemde de situatie in Bosnië zeer complex - zo waren de etnische tegenstellingen nog groot - maar was niet pessimistisch. Een voorzichtige, maar vastbesloten houding was nu geboden om geleidelijk wijzigingen door te voeren. Als voorwaarde voor integratie in Europese structuren noemde Petritsch de creatie van gemeenschappelijke veiligheidsstructuren, economische ontwikkeling en voortzetting van de internationale steun.

Minister Albright hield een krachtig pleidooi voor verdere NAVO-uitbreiding, zonder overigens een datum of specifieke landen te noemen. Minister Manley (Canada) zag een grotere rol voor de EAPR weggelegd op het gebied van wapenbeheersing, met name kleine wapens en samenwerking bij de ruiming van landmijnen. Kazakstan en Kyrgyzstan bepleitten bespreking van de veiligheidskwesties in Centraal-Azië in de EAPR. Van Russische zijde werd gewaarschuwd voor duplicatie van het werk van andere internationale organisaties, zoals de OVSE. De Voorzitter van het Militaire Comité en SACEUR verzorgden briefings over de situatie in Bosnië-Herzegovina en Kosovo. De belangrijkste boodschap van SACEUR was dat er voorlopig nog geen ruimte was voor vermindering van de omvang van SFOR en KFOR.

PGR

De Permanente Gemeenschappelijke Raad (PGR) bijeenkomst stond in het teken van de ontwikkelingen op de Balkan en de stand van zaken met betrekking tot de samenwerking NAVO-Rusland. Ik stelde met collega's voorts de trage opvolging aan de orde die Rusland heeft gegeven aan zijn committering tijdens de OVSE Top van eind 1999 in Istanboel met betrekking tot de toegang van de OVSE Assistance Group tot Tsjetsjenië en aan zijn verplichtingen in het kader van het aangepaste CSE Verdrag inzake de terugtrekking van troepen en materieel uit Transdnjestrië en Abchazië.

Ten aanzien van Kosovo hamerde Minister Ivanov op het belang van een zo spoedig mogelijke implementatie van Veiligheidsraadsresolutie 1244 in zijn volle omvang. Ik heb hierbij aangegeven dat alle aandacht thans moet uitgaan naar de consolidatie van interim bestuursstructuren. Het is een juiste keuze geweest zo snel als mogelijk lokale verkiezingen te houden. Die hebben een stem gegeven aan gematigde Kosovaren en zo de grondslag gelegd voor een dialoog van een representatieve Kosovo vertegenwoordiging met Belgrado. Ik heb er daarbij op gewezen dat Kosovo voor 1989 ook reeds een eigen parlementaire vertegenwoordiging kende. Minister Albright stelde dat de VS geen voorstander was van onafhankelijkheid van Kosovo, wel van substantiële autonomie, maar dat de VS van mening was dat dit punt vooralsnog niet op de agenda gezet moest worden.

Met betrekking tot Bosnië constateerde Minister Ivanov met NAVO Ministers dat de nieuwe democratische regering in Belgrado een steun in de rug betekent bij de implementatie van het Dayton proces.

Wat betreft de samenwerking tussen de NAVO en Rusland constateerden Minister Ivanov en de NAVO Ministers dat er tot dusver veel is bereikt: er is een dialoog van de grond gekomen over ontwapening en non-proliferatie alsook over militaire strategie, doctrine en infrastructuur en er is een basis gelegd voor samenwerkingmet betrekking tot 'search-and-rescue' ter zee. Minister Ivanov liet weten dat Rusland uit is op een stapsgewijze uitbouw van de samenwerking. Er is een werkprogramma voor de samenwerkingsactiviteiten voor 2001 overeengekomen. Overeenstemming bestond ook over de voorwaarden waaronder een NAVO informatie- en documentatiekantoor in Moskou zal kunnen opereren. Minister Ivanov was echter niet bereid voor de opening een datum vast te leggen, aangezien Moskou zich ernstig had gestoord aan de kritische opmerkingen met betrekking tot Tsjetsjenië in het NAVO-communiqué.

Ik heb aangegeven een diepgaande discussie over Theatre Missile Defence als een bijzonder belangrijk punt op het werkprogramma voor 2001 te beschouwen. Ik heb verder het Russische initiatief in 2001 te komen tot NAVO-Rusland samenwerking inzake 'search-and-rescue' ter zee verwelkomd als een constructieve bijdrage aan de verbreding van de samenwerking en daarbij herinnerd aan de financiële steun die de Regering voor de Koersk-bergingsstudie in het vooruitzicht heeft gesteld.

En marge van de vergaderingen had ik onder meer gesprekken met Minister Albright en de Canadese Minister Manley.

Resultaten paragraaf 32 proces

Mede naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken om toezending van het NAVO-document, waarin de uitkomsten van het zogeheten paragraaf 32 proces zijn neergelegd, heb ik de eer U hierbij het document te doen toekomen zoals dat door de Ministeriële Noord-Atlantische Raad van 14 december 2000 is publiek gemaakt. De ministers gaven de NAR in permanente zitting de opdracht de tenuitvoerlegging van de erin vervatte aanbevelingen krachtig ter hand te nemen. Voorts zal de NAVO haar beleid vanzelfsprekend aan de ontwikkeling van de internationale veiligheidspolitiek blijven toetsen.

Mede namens de Minister van Defensie kan ik de Commissie als volgt berichten over het verloop en het thans voorliggende resultaat van het paragraaf 32 proces. Het proces was een uitvloeisel van paragraaf 32 van het communique van de NAVO-Top van Washington, waarin het Bondgenootschap besloot, in het licht van de algemene strategische ontwikkelingen en de verminderde prominentie van kernwapens, opties te overwegen voor vertrouwenwekkende maatregelen, verificatie, non-proliferatie, wapenbeheersing en ontwapening. Aangezien het eveneens tijdens de NAVO-Top aangenomen Strategische Concept het uitgangspunt voor de discussie vormde, bevat het document geen wijzigingen van het bondgenootschappelijke nucleaire beleid. Ook Nederland hecht aan de uitgangspunten van het nucleaire beleid van de NAVO.

Mede op basis van Nederlandse voorstellen heeft de Ministeriële Noord-Atlantische Raad van december 1999 de aanzet gegeven tot inhoudelijke discussie in de verschillende NAVO-fora, zoals de High Level Group(HLG), de Senior Defense Group on Proliferation (DGP) en de Senior Politico-Military Group on Proliferation (SGP). Zoals ik U ook berichtte in mijn brief van 27 maart 2000 over de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (NPV) heeft Nederland in dit proces een actieve rol gespeeld, teneinde - binnen de grenzen van de vigerende NAVO-strategie - een succes van deze exercitie te maken. Naast de indiening door Nederland van voorstellen in de verschillende fora van het Bondgenootschap, heb ik mijn NAVO-ambtgenoten 17 oktober jl. een brief geschreven waarin ik heb benadrukt dat het van belang is dat de NAVO en de Bondgenoten dit proces aangrijpen om te tonen dat de Alliantie bereid is een actieve rol te spelen op het gebied van nucleaire non-proliferatie en ontwapening. Er is in de diverse fora dit jaar serieus en constructief over deze onderwerpen overleg gevoerd. Het proces heeft geresulteerd in rapportage en aanbevelingen aan de Ministeriele Noord-Atlantische Raad van 14 december jl., die zijn opgenomen in het thans voorliggende document.

Wapenbeheersing en veiligheid

De bevordering van wapenbeheersing en ontwapening vormt een integraal onderdeel van het bondgenootschappelijke veiligheidsbeleid, zoals tot uitdrukking komt in het vorig jaar op de Top van Washington vastgestelde Strategische Concept van de NAVO. Het rapport begint daarom met een beschrijving van de internationale ontwikkelingen in het afgelopen decennium met betrekking tot massavernietigings-wapens, raketten en conventionele wapens. Daarbij wordt ook ingegaan op de wijze waarop het Bondgenootschap in deze jaren via steun aan wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie heeft getracht bij te dragen aan het bereiken van zijn doelstellingen op veiligheidsgebied.

Tegen deze achtergrond wordt vervolgens een beeld gegeven van de uitkomst van de discussie tussen de bondgenoten inzake mogelijke opties voor vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen, verificatie, non-proliferatie, en wapenbeheersing en ontwapening, ten aanzien van zowel kernwapens als conventionele wapens.

Kernwapens

De voornaamste resultaten van het proces op het vlak van kernwapens kunnen in navolgende categorieën worden ingedeeld:


1) vertrouwenwekkende maatregelen jegens Rusland


2) nucleaire transparantie



3) non-proliferatie/ontwapening

ad 1) vertrouwenwekkende maatregelen jegens Rusland

De NAVO wil met Rusland vier specifieke vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen met betrekking tot kernwapens nastreven:

Het verbeteren en verdiepen van de dialoog over nucleaire strijdkrachten;

Informatie-uitwisseling inzake de paraatheid van nucleaire strijdkrachten;

Informatie-uitwisseling over veiligheidsmaatregelen inzake en veiligheidsaspecten van kernwapens;

Informatie-uitwisseling over sub-strategische nucleaire strijdkrachten.

Nederland hecht er in dit verband ook aan in het kader van mogelijke wapenbeheersingsafspraken tussen de VS en Rusland gegevens met Rusland uit te wisselen over locaties en aantallen kernwapens in Europa en wederzijdse bezoeken aan opslagfaciliteiten af te leggen met inachtneming van de veiligheid van de Bondgenoten en het NAVO-beleid. Rusland beschikt over een verhoudingsgewijs zeer omvangrijk arsenaal aan substrategische kernwapens. Dergelijke wederzijdse maatregelen kunnen de sfeer van openheid en vertrouwen tussen Rusland en de NAVO bevorderen. Ook zijn zij naar de mening van de regering van belang voor het streven naar een verdere vermindering van het aantal substrategische kernwapens in het kader van bilaterale wapenbeheersingsafspraken en kunnen zij in de toekomst de aanzet vormen tot verificatiemaatregelen.

ad 2) nucleaire transparantie

De NAVO zal actiever dan voorheen informatie inzake het nucleaire beleid uitdragen en uitleggen ten opzichte van internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties en het eigen publiek. De volgende elementen zullen daarbij bijzondere aandacht krijgen:

de drastische reducties in de aantallen bondgenootschappelijke kernwapens die het afgelopen decennium hebben plaatsgevonden, waarbij er goede gronden blijven voor een blijvende, maar sterk verminderde aanwezigheid van de substrategische kernwapens in Europa;

de rol van NAVO(-landen) in het bevorderen van non-proliferatie, wapenbeheersing en ontwapening;

de verminderde rol van kernwapens in het huidige veiligheidsklimaat.

Aan de wens om meer openheid over aantallen en locaties van tactische kernwapens in Europa te geven, kan de NAVO om zwaarwegende militair-operationele veiligheidsredenen niet voldoen. Hiervoor blijft het huidige NAVO-voorlichtingsbeleid ("neither confirm nor deny") gelden. Wel zal de NAVO meer openheid geven over andere aspecten van het nucleaire beleid, zoals de sterk verlaagde paraatheid van onder meer de "dual capable aircraft" (DCA) van de NAVO en de vergaande veiligheidsmaatregelen met betrekking tot de wapens en hun opslag. Nederland houdt overigens zijn kernwapentaak - en het gegeven dat de twee op Volkel geplaatste DCA-squadrons hiermee zijn belast - niet geheim.

ad 3) non-proliferatie/ontwapening

NAVO-bondgenoten zullen zich actief blijven inzetten bij de onderhandeling over en de tenuitvoerlegging van verdragen inzake non-proliferatie en ontwapening. Meer in concreto houdt dit in:

steun aan het NPV en de nucleaire non-proliferatie en ontwapeningsagenda, zoals die is overeengekomen in het Slotdocument van de 2000 Toetsingsconferentie;

steun voor overleg op het gebied van wapenbeheersingskwesties in de ruimte;

dialoog met partners (naast de RF en Oekraïne ook met de Euro-Atlantische Partnerschaps-Raad en de Middellandse Zee-partners);

contacten met andere internationale fora op het gebied van non-proliferatie en ontwapening, ter bevordering van het debat in de Alliantie over deze onderwerpen.

Conventionele wapens

Op het vlak van de conventionele wapenbeheersing werken de NAVO-landen nauw samen in het kader van het verdrag inzake de Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE). Bezien zal worden hoe de bepalingen van het verdrag beter verwerkt kunnen worden in de NAVO-planning voor crisisbeheersing, en in de bondgenootschappelijke training en oefeningen. Voor wat betreft vertrouwen-wekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen zullen de mogelijkheden bezien worden voor de ontwikkeling van dergelijke maatregelen op regionale of subregionale basis, in het bijzonder voor spanningsgebieden.

In de EAPR zal de discussie over mogelijke praktische maatregelen met betrekking tot kleine wapens worden voortgezet. Daarnaast dragen de bondgenoten, onder meer via KFOR en SFOR, bij aan de verzameling en vernietiging van kleine wapens op de Balkan. Hetzelfde geldt voor landmijnen. De discussie in de EAPC over dit onderwerp heeft reeds geleid tot de instelling, in het kader van het Partnerschap voor de Vrede, van een trustfonds voor de vernietiging van anti-personeelsmijnen.

De regering beziet het uiteindelijke resultaat met tevredenheid. Vooral de voorziene vertrouwenwekkende maatregelen met Rusland kunnen leiden tot aanzienlijk meer nucleaire transparantie en stabiliteit en een bijdrage leveren aan wapenbeheersings-afspraken op dit terrein. Op het gebied van nucleaire transparantie zal de NAVO zich actiever opstellen, al was grotere nucleaire transparantie met betrekking tot locaties en aantallen Amerikaanse kernwapens op Europees grondgebied voor de Bondgenoten om militair-operationele redenen niet aanvaardbaar. De actieve inzet van de Bondgenoten op het gebied van non-proliferatie en kernontwapening en voortdurende bespreking daarvan in de NAVO tenslotte, zijn naar onze mening zeker als positief te omschrijven. Voor zover deze exercitie tot doel had een toekomstgerichte agenda binnen de NAVO tot stand te brengen op het gebied van relaties met Rusland en de inspanningen op het wereldwijde non-proliferatie en ontwapeningsterrein (tot voor kort niet een vanzelfsprekend gespreksonderwerp binnen de NAVO), is zij zeker geslaagd te noemen. De actieve opstelling van ons land zal worden onderstreept door in NAVO-verband gastheerschap aan te bieden voor een seminar van deskundigen van Rusland en de NAVO in het kader van de te nemen vertrouwenwekkende maatregelen.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Kenmerk
DVB/VD-482/00
Blad /10

===