Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Antwoorden op kamervragen over de veiligheid van nooduitgangen in de Amsterdamse metro

Een parlementair stuk bij het onderwerp Integraal Veiligheidsbeleid
17 januari 2001
De Tweede-Kamerleden Wagenaar en Van Heemst (beiden PvdA) hebben op 29 november 2000 vragen gesteld aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Verkeer en Waterstaat over de veiligheid van nooduitgangen in de Amsterdamse metro.

1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de onveilige nooduitgangen in de Amsterdams metro (AT5, 27 november jl.)? Antwoord
Ja.

2. Vraag
Hoe is het gesteld met de toegankelijkheid en bruikbaarheid van deze nooduitgangen?
Antwoord
Uit informatie verkregen van het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam blijkt dat de nooduitgangen in het metrosysteem open en bruikbaar zijn. Wel is geconstateerd dat de bestaande situatie niet optimaal is. (zie ook het antwoord op vraag 3).

3. Vraag
Op welke termijn kan het mogelijk slecht werken van deze nooduitgangen worden verholpen?
Antwoord
Volgens het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam zijn er deels reeds maatregelen getroffen en deels in voorbereiding om de situatie te verbeteren. Het gaat hierbij onder andere om het verder verduidelijken van de vluchtroutes door pictogrammen en het aanbrengen van speciale verlichting.
4. Vraag
Bestaat er een rampenbestrijdingsplan voor de Amsterdamse metro? Antwoord
De Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding heeft naar aanleiding van de brand op het station Weesperplein van 19 juli 1999 een onderzoek verricht. Het in mei jongstleden verschenen rapport bevat een aanbeveling om een rampbestrijdingsplan te maken voor de Amsterdamse metro. Er is op dit moment nog geen rampbestrijdingsplan, maar het College van Burgemeester en Wethouders heeft laten weten dat dit in ontwikkeling is. Op dit moment kan volgens de Amsterdamse brandweer met de bestaande opschalingsprocedures voor de hulpdiensten worden volstaan. De brandweerlieden maken in hun opleiding en vervolgtrainingen kennis met het metrostelsel en er worden speciale instructies over incidenten in de metro gegeven. In november 2000 is er door het Gemeentelijk Vervoerbedrijf een nieuw calamiteitenplan voor de metro ingevoerd. Dit plan zal in het eerste kwartaal van 2001 met de brandweer in de praktijk worden getoetst en waar nodig worden aangepast.

5. Vraag
Zo ja, met welke frequenties wordt hiermee geoefend? Antwoord
De eerste oefening met het nieuwe calamiteitenplan zal plaatsvinden in het eerste kwartaal van 2001. De noodzakelijke frequentie voor herhalingsoefeningen zal daarna in overleg tussen het Gemeentelijk Vervoerbedrijf en de brandweer worden vastgesteld.

6. Vraag
Hoe staat het met de toegankelijkheid en bruikbaarheid van de nooduitgangen van de Rotterdamse metro?
Antwoord
Uit informatie verkregen van het college van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam blijkt dat de nooduitgangen van de metro goed bereikbaar zijn. De nooduitgangen op de stations worden gebruikt als volwaardige toe- en uitgang. De nooduitgangen in de tunnels worden eenmaal per halfjaar gecontroleerd. Daarenboven worden bij onderhoudswerkzaamheden aan de metrobaan de toegangen minimaal eenmaal per maand gebruikt. Als dan zou blijken dat de toegangen niet goed toegankelijk of bruikbaar zijn, wordt dit gemeld aan de onderhoudsdienst, waarna herstel volgt.