Algemene Onderwijsbond

18 01 2001 AOb-reactie op oordeel Commissie gelijke behandeling
AOb-reactie op oordeel Commissie gelijke behandeling

Uitspraak Commissie gelijke behandeling
De onlangs door de Commissie gelijke behandeling gedane uitspraak betreft de inschaling van de herintreders en de late herintreders.

Het oordeel van de Commissie komt kort gezegd op het volgende neer. De Commissie stelt allereerst vast dat de beloningsmaatregelen neergelegd in de CAO-VO ertoe kunnen leiden dat tussen heringetreden vrouwen, vrouwen die op latere leeftijd in het arbeidsproces zijn getreden en collega's die arbeid van gelijke waarde verrichten maar die hun loopbaan niet hebben onderbroken, beloningsverschillen van honderden guldens bruto per maand kunnen ontstaan. Dit komt onder meer door het ontbreken van een maatstaf in de CAO-VO voor het beoordelen van alle mogelijke relevante ervaring.
Het tweede punt waar de Commissie op wijst zijn de HOS-garanties. De Commissie concludeert dat mannen in het voortgezet onderwijs meer profiteren van de HOS-garantie dan vrouwen. Vervolgens toetst de Commissie, onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, waaruit blijkt dat ook overgangsmaatregelen indirect onderscheid op grond van geslacht in strijd met de wetgeving gelijke behandeling kunnen opleveren het overgangsrecht. De HOS- garanties zoals neergelegd in de cao-vo zijn, oordeelt de Commissie gelijke behandeling, vanwege uitwerking indirect discriminerend voor vrouwen. Overigens is de Commissie van mening dat de invoering van begintrajecten en de toeslagen op de begininkomens niet voldoende zijn om de negatieve gevolgen van de HOS-garantie te compenseren.

Reactie
De bovenstaande problematiek van de herintreders speelt al jaren. De AOb is van oordeel dat bij de inschaling van de herintreders en late herintreders sprake kan zijn van indirecte discriminatie. De AOb voerde en voert voor deze groep leden procedures bij de Commissie gelijke behandeling. De praktijk is dat de werkgevers in het voortgezet onderwijs in het algemeen geen gehoor geven aan het oordeel van de Commissie. Dit betekent dat de AOb zich in een aantal gevallen heeft gewend tot de rechter om af te dwingen dat het oordeel van de Commissie wordt uitgevoerd. De uitspraken van de lagere rechters zijn niet eenduidig: er zijn uitspraken die de oordelen van de Commissie niet volgen en andere wel. De individuele situatie en specifieke omstandigheden spelen een grote rol. Van vaste jurispondentie is nog geen sprake. Zolang de rechters verschillende uitspraken blijven doen stellen de werkgevers zich op het standpunt dat zij de oordelen pas opvolgen wanneer zij daartoe door de rechter worden gedwongen.

Het tweede onderdeel van het oordeel van de Commissie betreft het overgangsrecht. De AOb wijst deze zienswijze pertinent af. De AOb is van opvatting dat dit ertoe zal leiden dat werkgevers in het geheel niet of slechts voor beperkte duur een overgangsrecht of sociaal plan willen afsluiten. Het standpunt van de Commissie is niet alleen van belang voor het voortgezet onderwijs, maar ook voor andere sectoren in de samenleving. De AOb is van mening dat de hoogste rechter zich over dit oordeel moet uitspreken.
Op dit ogenblik bereidt een werkgroep binnen de AOb een juridisch commentaar voor.
De AOb is van mening dat bovenstaande heeft aangetoond hoe fataal bezuinigingen op onderwijs in algemene zin, specifiek salaris, kunnen uitpakken.
Het is juist om deze reden dat de AOb 17,8 miljard eist voor investeringen in het onderwijs waarvan 2,1 miljard voor een nieuw salarissysteem zonder ongelijke behandeling.

Voor nadere vragen met betrekking tot het bovenstaande kunt u zich wenden tot de afdeling ledenservice van de AOb.