RAAD V D TRANSPORTVEILIGHEID

Raad voor de Transportveiligheid over ongeval N31

PERSBERICHT

Raad voor de Transportveiligheid over ongeval N31: maximum snelheid verlagen; rijbanen scheiden

De Raad voor de Transportveiligheid wil dat verdere maatregelen worden genomen om de rijksweg N31, waar op 21 juli 1999 door een frontale botsing vijf inzittenden van een personen-auto om het leven kwamen, veiliger te maken. De inrichting van de gehele weg moet worden aangepast, onder meer door het aanbrengen van een harde scheiding tussen de rijbanen. Op korte termijn zou de maximum snelheid op de N31 bij Harlingen moeten worden verlaagd van 100 tot 80 km per uur. De Raad richt deze aanbevelingen tot Rijkswaterstaat, Directie Noord-Nederland, in zijn op 18 januari 2001 verschenen rapport dat aan het ongeval is gewijd.

De N31 is op de plaats van het ongeval een enkelbaans autoweg, waar een maximumsnelheid geldt van 100 km. De wegen in het verlengde van de N31 zijn ingericht als autosnelwegen. De besluitvorming over het doortrekken van de autosnelweg A31 loopt al enkele tientallen jaren. In november 2000 heeft de Rijksoverheid geld in het vooruitzicht gesteld voor de verdubbeling van een deel van de N31. Dit voornemen geldt echter niet voor het gedeelte bij Harlingen. Daar wordt vooralsnog het knelpunt - een enkelbaans weg die grotendeels te smal is om het predikaat autoweg te verdienen en waar 'dus' te snel wordt gereden - niet verholpen.

De Raad voor de Transportveiligheid heeft vastgesteld dat het ongeval ontstond doordat op 21 juli 1999 omstreeks kwart voor vier in de middag een kleine personenauto, met vijf inzitten-den, de middenstreep overschreed en een tegemoetkomende vrachtauto schampte. De auto raakte vervolgens in de zachte berm rechts van de weg, waarna de bestuurster door een stuur-correctie het voertuig weer op de weg bracht. Daar schoot het door naar de linker weghelft en raakte frontaal een tweede tegemoetkomende vrachtauto. Alle inzittenden van de personen-auto, waaronder drie kinderen, kwamen om het leven; de bestuurder van de vrachtwagen raakte gewond.

Uit de analyse van de Raad blijkt dat twee factoren een dominante rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het ongeval. Enerzijds de inrichting van de weg (geen harde afscherming tussen de beide weghelften, de invloed van het wegbeeld op het rijgedrag en de zachte berm), anderzijds de waarschijnlijk gebrekkige rijvaardigheid van de bestuurster van de personenauto, die niet in het bezit was van een rijbewijs.

Volgens de Raad leiden de snelheden op de N31 tot meer slingerbewegingen van voertuigen dan de rijstrookbreedte toelaat. Het betreffende wegvak is grotendeels te smal om het predikaat autoweg te kunnen dragen. , Bovendien lijkt de wegsmaller dan hij is, onder meer door overhangende bosschages. Bestuurders gebruiken in het algemeen de middenstreep als referentie en hebben op de N31 ook de neiging weg te willen blijven van de zachte berm. Dit wegbeeld en het resulterende rijgedrag maken de kans op een ongeval relatief groot.