FNV

Bemiddeling tussen hoop en vrees
FNV Voorlichting - publieksinfo@fnv.nl

De bemiddeling naar werk moet gebeuren in samenwerking met de werkzoekende in kwestie. Dat zegt Agnes Jongerius, federatiebestuurder sociale zekerheid, in deze inleiding die ze hield tijdens een werkgelegenheidsconferentie op 17 januari in Amsterdam.

Inleiding van Agnes Jongerius, FNV-bestuurder sociale zekerheid, op de werkgelegenheidsconferentie Amsterdam 17 januari 2001.

Beste mensen,

Uit de voorbereiding naar deze werkconferentie bleek vrees en hoop bij de gedachte aan bemiddeling naar werk

Vrees:

- Voor te grote druk om in een niet gewilde baan gedropt te worden.
- Voor voorbijgaan aan de eigen bijzondere omstandigheden.
Hoop:

- Op reëel betaald werk.

- Dat de Amsterdamse paradox (veel vacatures en veel bijstandgerechtigden) in ieder geval aangeeft dat er veel vacatures zijn.
Hoe wordt bemiddeld en met welk resultaat?

Daar ben ik voor gevraagd.
Maar het antwoord hoor ik graag vanuit de werkgroepen. Wel wil ik aangeven waar de FNV aan denkt bij goede bemiddeling.

Onze inzet binnen het geweld van SUWI is om een aantal uitgangspunten gerealiseerd te krijgen; overeind te houden of te herstellen:


1. Meedenken van de werkzoekende:


Individueel:
De werkzoekende moet het met de consulent eens zijn wat er wordt voorgesteld. Dat geldt zowel voor de consulent bij het CWI en de sociale dienst als bij het reïntegratiebedrijf. Als dat niet lukt moet de reden duidelijk worden en ook gemotiveerd.

Collectief:
Er moet cliëntenparticipatie komen.

De individuele betrokkenheid van de werkzoekende bij wat wel en niet kan richting arbeidsmarkt kan veel groter worden. Een hinderpaal daarbij is de fasering. U weet wel, de kansmeter met daarin fase 1 t/m fase 4.

Uit ons onderzoek blijkt overigens dat cliënten dat niet weten. Terecht niet weten want de fasering behoort een hulpmiddel te zijn. Handig voor de consulent om een goed gesprek te voeren.

Maar raar als er uit blijkt dat U bent ingedeeld in fase 1 en er dus weinig mag omdat het geld gereserveerd is voor fase 2 t/m 4. Of omdat U in fase 4 bent ingedeeld en U dus te horen krijgt dat U eigenlijk niets kunt.


2. Passende arbeid in ere herstellen:


Over passende arbeid wordt vooral in politiek Den Haag nogal vanuit een vijandig beeld over uitkeringsgerechtigden gesproken. Vooral vanuit de idee dat mensen passende arbeid gebruiken om lekker in de uitkering te kunnen blijven.

Passende arbeid is voor de FNV simpel. Zonder passende arbeid is het werk voor een werknemer slecht vol te houden. En voor de werkgever en voor de collega's is het slecht werken met een collega die eigenlijk ongeschikt is voor zijn werk.


3. Aangeboden werk moet duurzaam zijn.

Wij voelen weinig voor bemiddeling naar werk van een paar weken en dan weer in de uitkering. Soms handig als tussenfase maar het leidt meestal alleen tot administratieve ellende met je uitkering. Een geslaagde bemiddeling moet toch wel over een arbeidsovereenkomst gaan van tenminste 6 maanden.


4. Scholing gaat boven kortdurend werk.

Wij vinden dat. We weten ook dat velen in de politiek vinden dat elke uitkering minder op korte termijn duidelijker is dan een scholing waarbij duurzaam werk aan het eind van de opleiding nog maar moet blijken.


5. Met leeftijd moet je verstandig om gaan.

Leeftijdsdiscriminatie mag niet. Maar verstandig met je cliënt omgaan mag wel. Leeftijd en passend werk is evenzeer een tweeling als leeftijd en koudwatervrees van werkgevers over het productievermogen van mensen boven de 50 of 45 jaar.

Kortom, bemiddeling moet je doen in samenwerking en met instemming van de werkzoekende.

Hoe gaat dat straks onder SUWI?

Ook voor ons de grote vraag.

Veel kan nu al. Ook nu kan de gemeente haar budget aanbesteden met daarin bepalingen rondom de inbreng van de cliëntwerkzoekende. En vanuit die inbreng bijvoorbeeld een accent leggen op scholing.

Ik denk overigens dat de gemeente van mening is dat ze volop aandacht heeft voor het belang van de cliënt. Aan jullie in de werkgroep is het om aan te geven of dat zo is en waar dat beter kan.

Onder SUWI krijgt de gemeente nog meer vrijheid om mensen trajecten aan te beiden. Ze hebben dan al het geld en bijna alle vrijheid

Bemiddeling naar een WIW baan kan, maar heeft niet onze voorkeur. De minimumbeloning is niet gekoppeld aan de functie; het is verplichte deeltijd en dus blijf je in de armoede en je blijft in een bijzondere positie.

Een WIW-baan kan wel heel handig zijn als hulpmiddel om goede scholing te krijgen. Via de WIW kun je een opleiding tot aankomend vakman volgen. Amsterdam heeft daar succesvolle trajecten mee gedaan.

Bemiddeling naar een I/D baan is al beter. Beloning is op termijn beter maar wij vinden het wel raar dat deze banen niet gewone reguliere banen worden.

Belangrijk is dat de gemeente Amsterdam besluit dat:
- Het CWI alle ruimte heeft om met de cliënt een reïntegratievoorstel te maken.
- In het contract met het bemiddelingsbedrijf wordt opgenomen dat het CWI reïntegratievoorstel wordt opgevolgd.
Dit vergt even uitleg:

Straks, onder SUWI, moet je je inschrijven bij het CWI.

Daar wordt de intake gedaan; je valt onder een fase. Zoals gezegd vinden wij die fasering maar niks.

Wellicht valt er toch mee te werken. Mits de consulent uitgaat van de cliënt en de ruimte heeft om in wijsheid te handelen. Samen wordt dan gekeken wat er kan en in welke richting de kans op een passende baan ligt.

Wat er moet gebeuren om dat werk te krijgen: De weg daarheen heet een reïntegratietraject. Dat wordt opgesteld; het reïntegratie bedrijf wordt gebeld; met het reïntegratietraject in de hand wordt met het reïntegratiebedrijf afgesproken hoe de invulling plaats vindt.

Ruzie met de consulent ontstaat alleen als de cliënt gewoon niks wil of als de consulent niet snapt wat de cliënt wil. In dat geval kan er een second opinion volgen en als ook dat tot niets leidt is er een probleem.

Het reïntegratiebedrijf zal vervolgens een nieuw gesprek voeren met de cliënt omdat de intake door het CWI een te globaal karakter heeft voor een maatwerk traject. Voor het precieze traject worden wellicht instrumenten als assessment gebruikt.

Als het maatwerktraject in onderling overleg is opgesteld wordt de gemeente formeel om instemming gevraagd en kan de uitvoering plaats vinden.

Ik denk dat dit straks zo in hoofdlijnen kan. Immers; in de Tweede Kamerstukken over SUWI staat telkens dat de klant centraal staat.

Voorwaarde is dat de gemeente het ook wil. Als dat zo is dan kan de gemeente dat afspreken met het CWI en dan kunnen ze dergelijke contracten met sluiten met reïntegratiebedrijven.

Voor zover wij nu zien heeft de gemeente geld voldoende voor trajecten en voor scholingstrajecten. Als het geld op is ligt er een reëel probleem. Maar ook waar is dat als het geld zo goed benut wordt het beleid kennelijk werkt.

De CWI consulent kan met deze opdracht goed werken. Hij is onafhankelijk van de verdere uitvoering en kan zich in deze rol laten zien als de zaakwaarnemer van de werkzoekende.

Het reïntegratiebedrijf kan haar bekwaamheid volledig in de strijd gooien en de Gemeente houdt de regierol. Bijvoorbeeld als blijkt dat het eerste reintegratieadvies niet door het reïntegratiebedrijf wordt begrepen.

Dan is er een probleem dat door overleg kan worden opgelost en waar de drie betrokken partijen, CWI, Reïntegratiebedrijf en cliënt, van kunnen leren.

Overigens valt het aan te bevelen dat de gemeente met meer dan een reïntegratiebedrijf een contract sluit zodat de cliënt ook ruimte heeft om daarin voorkeur uit te spreken.

Als de gemeente zo inspeelt op SUWI wordt de nieuwe uitvoeringsorganisatie misschien zelfs beter dan de oude.

Het kan ook anders gaan lopen. Er kan competentiedrift ontstaan tussen CWI en de gemeentelijke afdeling over wie wat bepaalt.

Reintegratie bedrijven kunnen een prijzenslag met elkaar gaan maken over de rug van de werkzoekenden.

Reïntegratiebedrijven kunnen hengelen naar goedkope contracten waarbij cliënten naar baantjes worden bemiddeld met als beoogt resultaat om als bedrijf een snelle betaling te krijgen wegens "resultaat". Er kan druk ontstaan om de cliënten verder te disciplineren.

Uitgaan van de positieve insteek lijkt mij echter beter.

En daarvoor is het nuttig als de gemeente haar opvattingen over de positie van de cliënt snel duidelijk maakt. Helder aangeeft dat die positie belangrijker is dan de positie van de uitvoeringsinstituten, of die nu CWI heet of nv Werk of Kliq of Start of Randstad; ... noemt U het maar. En dan niet in wollige intentieverklaringen maar gewoon in de manier waarop gewerkt gaat worden.

In Uw werkgroepen kunt U daarvoor al een voorzet maken.

Dank U wel.

Meer nieuws? Ga naar http://www.fnv.nl/nieuws .