http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=407520
Dick Benschop, staatssecretaris Buitenlandse Zaken,
Den Haag, 19 januari 2001
Nieuwjaarsbijeenkomst Vereniging Nederlandse Gemeenten
NB: ALLEEN HET GESPROKEN WOORD TELT
Europa staat aan de vooravond van een groots project: de uitbreiding van de
Europese Unie met 12 à 13 nieuwe leden, vooral met landen uit Midden- en
Oost-Europa. Deze uitbreiding zal in de komende jaren daadwerkelijk
beginnen.
Dit uitbreidingsproject is zonder precedent naar aard en naar omvang. Het
zal het gezicht van Europa en en de Europese Unie veranderen.
De uitbreiding brengt ten eerste goede economische kansen met zich mee. Ze
brengt een vergroting van de interne markt van de Europese Unie teweeg, die
enorme economische mogelijkheden biedt voor ons allemaal. Daar en hier. Zo'n
honderd miljoen mensen zullen uiteindelijk toetreden. Het economisch
groeipotentieel is groot. Nederlandse bedrijven zien dat al. Ze behoren
overal in Midden-Europa tot de grotere investeerders en handelspartners. De
uitbreiding steunt en consolideert het transformatieproces in de
kandidaat-lidstaten. Het zal de concurrentiekracht en de positie van Europa
in de wereld versterken.
Maar ook anderszins is de uitbreiding van nut. De politieke beweegredenen
zijn bekend. De kans om stabiliteit en vrede in Midden- en Oost-Europa te
versterken, is cruciaal. Nu al heeft het perspectief op toetreding een
disciplinerende werking op de kandidaat-lidstaten. Democratische
transformatie, faire behandeling van minderheden, goede betrekkingen met
buurlanden, gezond economisch beleid. Het zet door en schiet langzaam maar
zeker wortel, in de meeste landen van Midden-Europa.
Zo leert Europa langzaam over de schaduwen van zijn eigen verleden te
springen. Het historisch unieke van de huidige situatie is dat de politieke
landkaart van Europa nu niet meer van bovenaf wordt opgelegd, door een
Napoleon, Metternich, Bismarck of Stalin. Het zijn nu de landen van Midden-
en Oost-Europa zelf die de landkaart inkleuren. Door hun transformatie naar
volwaardige democratie, opbouw van 'civil society' en (sociale)
markteconomie.
De uitbreiding gaat de komende tijd steeds concreter, tastbaarder en -ik
voorspel U- ook harder worden. Want de komende periode staat in het teken
van zaken doen en concrete beslissingen nemen. Een nieuwe, cruciale fase van
het uitbreidingsproces is ingegaan. Nu komt het aan op daadwerkelijk
onderhandelen.
Er is een ambitieus werkschema opgesteld, dat zich uitstrekt over drie
semesters, drie EU-voorzitterschappen:
· vrij verkeer van personen (maar ook van goederen, diensten en kapitaal;
sociaal beleid; milieu), komt nu aan de orde, onder Zweeds voorzitterschap;
· veterinaire en fytosanitaire vraagstukken (een eerste gevoelig
landbouw-onderwerp), volgt in tweede helft van dit jaar, onder Belgisch
voorzitterschap. (Dan pakken we ook justitie en binnenlandse zaken op.);
· in 2002 komen dan de landbouwprijzen en -markten aan bod. En ook het U
vertrouwde regionaal beleid, inclusief de structuurfondsen.
Ondertussen moet hard worden gewerkt aan de versterking van de bestuurlijke
capaciteit in de toetredingslanden. Dat is niet zozeer onderwerp van het
onderhandelingsproces, maar wel van de zgn. Nationale Programma's voor
Toetreding. In de voortgangsrapportage van eind afgelopen jaar was de
Europese Commissie wederom kritisch over de kwaliteit van dat openbaar
bestuur in kandidaat-lidstaten. En dat over de gehele linie, nationaal en
decentraal. Er is nog een hoop aan te pakken. Nederland en de Europese Unie
geven daarom ook steun aan dit proces: de EU met ongeveer 3 miljard Euro aan
programma's voor technische assistentie, landbouwhervormingen en milieu;
Nederland doet dat door politieke contacten, en eigen bilaterale programma's
zoals MATRA, NLG 110 miljoen in 2003, en ambtenaren uitwisseling. Ik ben een
sterk voorstander van directe samenwerking tussen decentrale overheden zoals
provincies en gemeenten tussen daar en hier.
De uitbreiding zal de Europese Unie behoorlijk gaan veranderen. Toetreding
van nieuwe leden met diverse historische, culturele, maatschappelijke en
economische achtergrond verandert het karakter van de Europese samenwerking
en integratie. In die zin heeft deze uitbreiding niet alleen een
kwantitatieve, maar ook een kwalitatieve uitwerking.
Heterogeniteit, diversiteit, identiteit en varieteit worden kernwoorden. Een
eenvormig Europa, een monolithisch Europa, zal het niet worden. Moet het ook
niet worden, want juist vanuit eigenheid kunnen de gemeenschappen waaruit
Europa is opgebouwd, hun kracht genereren. Eigenheid die we moeten koesteren
en kracht die we kunnen bundelen. Om samen sterker te staan, in een wereld
gekenmerkt door mondialisering.
In het verlengde van de nieuwe, gevarieerde samenstelling, wordt een
uitgebreide Unie in bestuurlijke zin geen centralistische Unie. Het belang
van sterke en effectieve Europese instellingen neemt met de uitbreiding nog
toe. Maar kracht en effectiviteit zullen die instellingen niet meer kunnen
bereiken vanuit meer traditionele centralistische noties. In die zin heeft
'Le Monde' gelijk die onlangs stelde dat de Franse intellectuele hegemonie
over de Europese institutionele vormgeving ten einde raakt.
Het besef dat Europa niet slechts langs centrale Brusselse wegen kan worden vormgegeven dringt langzaam door. Wie de uitbreiding schetst, schetst nieuwe verbanden. Daarin speelt het Brusselse bestuur een centrale rol. Maar ook Berlijn, Boedapest, Rome of Praag, Tallinn of Lissabon zijn mede drager van het Europese project, wil het integratieproces blijven functioneren.
Europa ontwikkelt zich, ik heb het elders al eens eerder gezegd, steeds meer tot een netwerk, een structuur met meerdere kernen, waarin niet zozeer de bevoegdheids-piramide, maar ideeen, contact en communicatie aan belang winnen. Daarin verwerven ook decentrale overheden hun plaats. Europa is namelijk geen vierde bestuurslaag, die denkbeeldig bovenop de nationale bestuurlijke structuur kan worden geplakt. Daarvoor is de rechtstreekse werking en doordringing van Europese besluitvorming en regelgeving te groot, naar burgers en hun verbanden, bedrijven en zeker ook decentraal bestuur.
Europa is daarbij zo dichtbij gekomen, zo ver doorgedrongen in alle aspecten
van de samenleving, dat zich steeds sterker de legitimiteitsvraag stelt. Het
Europese project, de Europese samenwerking, kan zijn legitimiteit niet
langer alleen ontlenen aan de oude vertrouwde functionele oplossingen en
afspraken. We moeten een nieuw antwoord vinden.
Het gaat daarbij niet alleen om structuren, maar ook om cultuur. Het
ontbreekt aan een politieke cultuur, aan publiek debat, kortgezegd aan
'demos' in Europa. De werking van de instellingen (Commissie, Raad) moet
transparanter, opener. Maar ook nationale parlementen moeten een rol gaan
spelen hierbij. En misschien moeten we gaan denken aan elementen van
directe democratie: waarom niet directe verkiezingen van de voorzitter van
de Commissie? Waarom geen Europees breed referendum of volksinitiatief? Ook
de regio's en gemeenten zullen hierbij een rol moeten spelen. Ik heb grote
waardering voor de Europese betrokkenheid die de regio's en gemeenten laten
zien. Niet alleen als het gaat om geld uit Brussel, maar ook om de verbanden
die nu al gezocht worden met vergelijkbare eenheden uit de kandidaat
lidstaten.
Samenwerkingsbanden; ze zijn er in allerlei vormen, soms met een meer
beleidsinhoudelijk, soms met een eenvoudig vriendschappelijk en
uitwisselingskarakter. Banden, die ook op concrete wijze helpen dat nieuwe,
grotere en meer diverse Europa tot stand te brengen door gemeenten in
kandidaat-lidstaten te helpen voorbereiden op de toetreding tot de Unie.
Uiteindelijk zal namelijk een groot deel van het zogeheten 'acquis
communautaire' moeten worden geïmplementeerd op gemeentelijk niveau.
Europa rekent op U.
===