Brieven aan de Kamer
Grootschalig afluisteren van moderne telecommunicatiesystemen
19-01-2001
Inleiding
Hierbij bied ik u, mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en van Justitie, een notitie aan over de
technische en de juridische aspecten van het grootschalig afluisteren
van moderne telecommunicatiesystemen.
Deze notitie is het resultaat van een onderzoek van de regering.
Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van rapporten van het Franse,
Belgische en Europese parlement en andere beschikbare open bronnen.
De maatschappelijke en politieke belangstelling voor dit onderwerp is
de afgelopen jaren sterk toegenomen. Mede door aanhoudende berichten
over het "Echelon"-netwerk is de discussie in een stroomversnelling
geraakt.
In dit verband verklaarden de EU-ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken in hun officiële verklaring van de 2266ste
EU-Raadsvergadering van 29 mei 2000 dat "de interceptie van
telecommunicatie een belangrijk middel kan zijn bij het bestrijden van
criminaliteit en het verdedigen van de nationale veiligheid, echter in
geen geval kan worden benut voor het behalen van commercieel
voordeel".
Hierover heeft het Tweede kamerlid Van Oven schriftelijke vragen
gesteld aan de Minister van Justitie. In zijn antwoord hierop verwees
de Minister van Justitie naar eerdere antwoorden op de Kamervragen
betreffende het onderwerp "Echelon" (aanhangsel Handelingen II
1999/00, nrs. 1112 en 1308). Daarnaast heeft de regering in relatie
met dit onderwerp in de periode 1995-2000 kamervragen beantwoord van
de Tweede kamerleden De Graaf (D66), Korthals (VVD), Roethof (D66),
Bakker (D66), Halsema (GroenLinks), Van Oven (PvdA) en Wagenaar
(PvdA). Bovengenoemde ontwikkelingen leidden ertoe dat de Tweede Kamer
een rondetafelgesprek over deze onderwerpen heeft georganiseerd.
Met het oog op deze ontwikkelingen is bijgevoegde notitie opgesteld
over het grootschalig afluisteren van moderne
telecommunicatiesystemen. Hieronder volgen de belangrijkste
bevindingen van de notitie.
Technische aspecten:kwetsbaarheid van telecommunicatiesystemen
Moderne telecommunicatiesystemen - openbare en niet-openbare,
nationale en internationale - zijn technisch kwetsbaar voor
afluisterpraktijken. Deze kwetsbaarheid is groot bij systemen die
geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van de ether. Daarom moet rekening
worden gehouden met de mogelijkheid dat deze systemen ongemerkt en op
afstand worden afgeluisterd, zowel door (satelliet)grondstations als
door satellieten. De leesbaarheid van de afgetapte informatie is
afhankelijk van de manier waarop deze is vercijferd.
Op grond van de Nederlandse Telecommunicatiewet zijn aanbieders van
netwerken en diensten in Nederland gehouden technische en
organisatorische maatregelen te treffen ter beveiliging en bescherming
van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer van abonnees en
gebruikers. Er bestaat thans onvoldoende grond voor de
veronderstelling dat aanbieders niet aan deze criteria kunnen voldoen.
Voor overheidsdoeleinden is het gebruikelijke beschermingsniveau
echter niet in alle gevallen toereikend. Dit niveau kan desgewenst op
relatief eenvoudige wijze worden verhoogd met behulp van cryptografie.
In Nederland kunnen ook burgers zonder enige restrictie, als
additionele bescherming tegen afluisteren, cryptografische
beschermingsmaatregelen toepassen. Geen enkel niveau van beveiliging
biedt echter absolute garanties tegen afluisteren. Het
beschermingsniveau van de beschikbare cryptografie kan bijvoorbeeld
door overheden zijn beïnvloed.
Voor de beveiliging van bijzondere informatie van de overheid zijn
gerichte, voor overheidsgebruik ontwikkelde beschermingsmaatregelen
noodzakelijk.
Situatie in Nederland: wettelijk kader
De feitelijke uitvoering van de interceptie en selectie van
niet-kabelgebonden telecommunicatie ten behoeve van de Militaire
Inlichtingendienst en de Binnenlandse Veiligheidsdienst gebeurt bij de
Afdeling Verbindings-inlichtingen van de MID. Opsporingsinstanties en
de BVD zijn binnen de daartoe door de wet gestelde grenzen bevoegd tot
het aftappen van kabelgebonden telecommunicatie. Het stelsel van
wetgeving bestaande uit het Wetboek van Strafvordering, het
wetsvoorstel op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) en de
aftapbepalingen in de Telecommunicatiewet maakt het, ook in de
toekomst, de diensten mogelijk hun wettelijke taken uit te voeren,
maar schept naar het oordeel van de regering tevens voldoende
waarborgen tegen onbevoegde inbreuken op de privacy van de burger. Zo
worden in het wetsvoorstel Wiv de bevoegdheden van de BVD en de MID op
dit terrein expliciet genoemd en worden ten aanzien van de inzet van
deze bevoegdheden een aantal grenzen gesteld (onder meer lastgeving
vooraf, toetsing op proportionaliteit en subsidiariteit).
Juridische aspecten: rechtsmacht en rechtsbescherming
Bij het grootschalig afluisteren van met name internationaal
telecommunicatieverkeer speelt de vraag naar de toepassing van
nationale rechtsmacht versus internationaal recht. Bij de
beantwoording van deze vraag bestaat er op dit moment voor Nederland
een voorkeur voor de opvatting dat het internationaal recht geen
beperkingen kan opleggen aan de uitoefening van rechtsmacht over
handelingen verricht op eigen territoir of op een plaats waar andere
landen geen rechtsmacht bezitten, bijvoorbeeld op een schip op volle
zee of een satelliet in de ruimte. Er is in Nederland geen wetgeving
die mogelijkheden biedt om het afluisteren van telecommunicatie in dit
verband tegen te gaan. Het staat vrijwel vast dat dergelijke wetgeving
ook niet handhaafbaar zou zijn. De bescherming van het
telecommunicatiegeheim van de burgers zou onder meer moeten worden
gezocht in het maken van afspraken in internationaal verband, die er
op gericht dienen te zijn dat burgers zich moeten kunnen verweren
tegen onbevoegd afluisteren en intercepteren.
De juridische consequenties van bovengenoemde stellingnamen dienen nog
nader te worden bediscussieerd. Separaat aan deze notitie zal een
regeringsstandpunt met betrekking tot deze aspecten worden ontwikkeld.
Europese ontwikkelingen
Zoals in de inleiding al is aangegeven is de problematiek van het
grootschalig aftappen van telecommunicatiesystemen ook in het Europees
Parlement aan de orde gesteld. Het "Committee on Civil Liberties and
Civil Affairs" heeft aan het "Scientific and Technological Options
Assessment (STOA)" verzocht een studie naar dit onderwerp te
verrichten. Dit heeft geresulteerd in een serie van vijf
onderzoeksrapporten getiteld: "Development of surveillance technology
and risks of abuse of economic information", die in oktober 1999 zijn
verschenen. Dit was voor het Europees Parlement aanleiding op 5 juli
2000 een Tijdelijk Comité op te richten dat tot taak heeft het bestaan
van het "Echelon"-systeem te verifiëren en vast te stellen hoe dit
zich verhoudt met het Gemeenschapsrecht, in bijzonder artikel 286 van
het EG- verdrag en de directieven 95/46/EC en 97/66/EC, en het artikel
6(2) van het EU-verdrag. Tevens heeft het comité tot taak vast te
stellen of de Europese Industrie wordt bedreigd door het aftappen van
telecommunicatiesystemen op mondiale schaal, en dient het comité,
indien mogelijk, voorstellen te ontwikkelen voor politieke en
wettelijke initiatieven.
Afluisterpraktijken: bestaat "Echelon"?
De maatschappelijke en politieke belangstelling voor het zogenaamde
"Echelon"-netwerk is groot. Over "Echelon" bestaat echter vooralsnog
veel onduidelijkheid en veel beschouwingen zijn dan ook speculatief.
Mede daarom hebben de parlementen van Frankrijk en België en het
Europees parlement inmiddels onderzoek laten verrichten naar het
bestaan, de aard en de activiteiten van dit netwerk. Het Franse en het
Belgische onderzoeksrapport, verschenen in oktober 2000, concluderen
beide op grond van informatie uit open bronnen dat "Echelon" bestaat.
De Tijdelijk Comité van het Europees parlement is nog niet klaar, maar
wetenschappelijke voorstudies concluderen eveneens dat "Echelon"
bestaat. De regering beschikt niet over eigen, door de in verband met
Echelon genoemde regeringen bevestigde informatie over het bestaan van
"Echelon", maar acht dit op grond van de thans beschikbare informatie,
onderzoeken en openbare bronnen aannemelijk. Hierbij kan tevens worden
opgemerkt dat niet slechts overheden maar ook burgers, bedrijfsleven
en criminele organisaties dergelijke activiteiten kunnen plegen.
Tevens gaat de regering er op basis van bovenstaande informatie vanuit
dat er ook andere systemen bestaan die de aan "Echelon" toegeschreven
mogelijkheden bezitten. Op grond hiervan concludeert de regering dat
het grootschalig afluisteren van moderne telecommunicatiesystemen niet
slechts is voorbehouden aan de met "Echelon" in verband gebrachte
landen maar een activiteit is van opsporings-, veiligheids,- en
inlichtingendiensten van vele overheden van landen met uiteenlopende
politieke kleur.
DE MINISTER VAN DEFENSIE,
mr. F.H.G. de Grave