IP/01/78
Brussels, 19 januari 2001
Preventie en bestrijding van verontreiniging: de Commissie start
inbreukprocedures tegen het Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Spanje,
Finland, Luxemburg, Duitsland en België
De Europese Commissie heeft besloten om bij het Europese Hof van
Justitie een procedure in te leiden tegen het Verenigd Koninkrijk,
Griekenland, Spanje en Finland wegens niet-naleving van de richtlijn
inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging
(IPPC). Van Luxemburg, Duitsland en België eist de Commissie bovendien
dat deze landen binnen de twee maanden kennisgeving doen van hun
maatregen voor de tenuitvoerlegging van de IPPC-richtlijn. Wanneer
bedoelde lidstaten niet voldoen aan deze eis, die de vorm aanneemt van
een "met redenen omkleed advies" (tweede fase van de inbreukprocedure
overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag) kan de Commissie
besluiten ook deze lidstaten voor het Hof van Justitie te dagen.
Het met het milieu belaste Commissielid Margot Wallström heeft in
verband met deze maatregelen opgemerkt: "De IPPC-richtlijn vormt een
belangrijke vooruitgang op het gebied van de milieuregelgeving voor
verontreinigende industriële activiteiten. Ik dring er bij de
lidstaten die achterop lopen bij de omzetting in nationale wetgeving
op aan zich tot het uiterste in te spannen om het nodige wetgevende
werk zo spoedig mogelijk af te ronden."
De IPPC-richtlijn (Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake Geïntegreerde
preventie en bestrijding van verontreiniging) is een van de
belangrijkste onderdelen van de recente communautaire wetgeving op
milieugebied. De richtlijn is van toepassing op een groot aantal
potentieel verontreinigende industriële activiteiten, zoals die van de
energie-industrie, de productie en verwerking van metalen, de minerale
en chemische industrie, het beheer van afvalstoffen en bepaalden
onderdelen van de agro-voedingsindustrie. Het doel van de richtlijn is
de verontreiniging van lucht, water en bodems te verminderen door de
invoering van een alomvattend vergunningensysteem waarin met al deze
milieucomponenten samen rekening wordt gehouden. Voorts heeft de
richtlijn betrekking op de productie van afval en het gebruik van
energie in bedoelde industrietakken. Deze aanpak staat in contrast met
de aanpak van oudere milieuwetgeving die bedoeld was om bepaalde
afzonderlijke milieucomponenten te reguleren.
De uiterste termijn voor de vaststelling en kennisgeving aan de
Commissie van de vereiste nationale wetgeving tot omzetting van de
richtlijn was 30 oktober 1999. Het Verenigd Koninkrijk heeft
kennisgeving gedaan van wetgeving voor Engeland, Wales en Schotland en
van een ontwerptekst voor Gibraltar, maar de Commissie wacht nog
steeds op omzettingsmaatregelen voor Noord-Ierland en Gibraltar.
Finland heeft wetgeving aangemeld voor het Finse vasteland, maar niet
voor de Ålandseilanden. Griekenland heeft geen enkele wetgeving
aangemeld. De door Luxemburg aangemelde maatregelen omvatten een
gedeeltelijke omzetting, maar ook nog niet vastgestelde
ontwerp-wetgeving.
Ook Duitsland en Spanje hebben ontwerp-maatregelen toegezonden, maar
die zullen naar verwachting niet vóór een later stadium in 2001 worden
vastgesteld. Voor België ontbreken er definitieve maatregelen voor
Wallonië.
De door de Commissie ingeleide procedure vormt een standaardpraktijk
in gevallen waarin de lidstaten een richtlijn niet binnen de door de
Raad van Ministers vastgelegde termijn ten uitvoer hebben gelegd.