Ministerie van Algemene Zaken


1red9000
19-01-2001, NOS, Met het oog op morgen, Radio 1, 23.04 uur

VICE-MINISTER-PRESIDENT JORRITSMA, NA AFLOOP VAN DE WEKELIJKSE

MINISTERRAAD, OVER DE ROL VAN DE OVERHEID EN ECHELON

DE ROL VAN DE OVERHEID

VAN SLOOTEN:
Deze week zijn er een aantal rapporten uitgekomen over Enschede. Er wordt ook gesproken over Volendam. Vandaag is in het kabinet ook weer de ramp in Volendam aan de orde geweest. Het beperkt zich waarschijnlijk even tot de kernvraag: wat is de rol van de overheid? Kunt u daar antwoord op geven, wat de rol van de overheid is?

JORRITSMA:
De rol van de overheid is natuurlijk datgene waar wij ons mee moeten bemoeien. De rol van de overheid bij dit type rampen is dat de overheid aan bedrijven en burgers soms vergunningen geeft. Het is altijd natuurlijk maar een deel van het geheel, want soms wordt doordat wij er zoveel over discussiëren vergeten dat er natuurlijk altijd nog zoiets is als gewoon verantwoordelijkheid van mensen voor hun eigen daden.

VAN SLOOTEN:
Dat zegt de heer Dijkstal ook. Hij zegt: verwachten we eigenlijk niet veel te veel van een overheid, bijvoorbeeld dat zo'n gemeente als Volendam speciaal een brief moet sturen dat je op moet passen met kerstversieringen. Dat lijkt nogal voor de hand te liggen, zegt hij.

JORRITSMA:
Ik denk dat dat in veel gevallen wel zo is. Ik denk ook dat het vaak komt doordat de discussie hier vaak gevoerd wordt, en niet alleen hier maar bij de overheid gevoerd wordt.

VAN SLOOTEN:
Dart snap ik niet. Wat bedoelt u daarmee?

JORRITSMA:
De discussie na dit soort rampen is dan vervolgens: wat is de overheidsrol geweest? En dat is de enige discussie die wij dan doen. Dan verliezen we eigenlijk dat andere deel een beetje uit zicht. Ik denk dat het steeds belangrijk is dat wij blijven zeggen dat de overheid natuurlijk nooit garanties kan geven voor veiligheid. Dat zal altijd in individuele gevallen het geval zijn. Dat is al zo als je de deur uitstapt en als je op de fiets stapt, in een auto rijdt. Alles wat wij doen brengt altijd een risico met zich mee. Wat de taak van de overheid is, om te proberen mee te helpen risico's zo klein mogelijk te maken.

VAN SLOOTEN:
In feite valt het in twee delen uiteen, namelijk het verwachtingspatroon van die overheid en datgene wat die overheid zelf als verwachtingen heeft geschapen, namelijk door de wetten en regels die niet altijd worden nageleefd.




JORRITSMA:
Dat is nu precies, denk ik, de kern van de discussie. Hebben wij misschien een te grote verwachting geschapen? Overigens soms niet wij alleen, maar door de hele maatschappelijke discussie eromheen kan zoiets ook ontstaan. Dan zullen we onszelf ook moeten corrigeren, om te zeggen: die garanties kunnen nooit door een overheid afgegeven worden. Tweede is natuurlijk dat we ook moeten kijken naar onze regels. Het is niet voor niets dat we aan de heer Alders ook gevraagd hebben om nog eens een onderzoeksopzet te maken over het totaal van vergunningverlening. Want we hebben een hele serie vergunningen en een serie inspecties, en ook op verschillende lagen is de overheid verantwoordelijkheid voor het toezicht. Dat zijn allemaal dingen die we echt nog eens een keer goed met elkaar moeten bespreken.

VAN SLOOTEN:
Dat is iets wat er in zo'n overheid waarschijnlijk nooit en te nimmer uitgaat. Want op het moment dat je regels schept zijn er weer andere regels die die regels kunnen verfijnen omdat ze nog rechtvaardiger kunnen zijn voor de samenleving.

JORRITSMA:
Daar zul je dus met elkaar kritisch naar moeten kijken, of dat wel de gewenste weg is, of dat het niet voor burgers, want daar moet het natuurlijk wel om gaan, burgers en bedrijven zodanig ingewikkeld maakt dat men het ook nauwelijks óf meer naleeft, en dan gaat het automatisch niet de goede kant op, óf dat we de illusie scheppen dat niet zij maar wij verantwoordelijk zijn, waardoor ook mensen niet meer uitgelokt worden om zelf zoveel mogelijk te doen.

VAN SLOOTEN:
Die illusie dat niet zij, maar wij, en dat is de overheid, verantwoordelijk zijn, valt die überhaupt te doorbreken?

JORRITSMA:
Dat denk ik wel. Ik denk dat het onze taak ook is om voortdurend mensen erop te wijzen dat zij altijd alles horen te doen om te zorgen dat als zij mensen in hun omgeving hebben, dat die geen groot risico lopen. Dat is denk ik een gewone, normale burgertaak ook. Dat daarnaast de overheid regels stelt en als je die regels stelt dat je dat dan ook nog moet controleren, dat is eigenlijk de tweede stap pas. En dat moet ook gebeuren.

VAN SLOOTEN:
Dat moet absoluut gebeuren. Want er wordt nu ook heel veel gesproken van een gedoogsituatie. We gedogen maar. We hebben regels, we gedogen. Er is een grens van 100 kilometer, we gedogen dat we harder rijden. Er zijn coffeeshops, we gedogen het.

JORRITSMA:
Nee, nee, gedogen is in mijn ogen als je nadrukkelijk besluit dat je het toestaat dat het blijft gebeuren. En zo is het in veel gevallen niet. Het heeft vaak te maken met, noem maar eens het simpele geval: ik heb een paar vacatures en daardoor kan ik het op dit moment niet controleren. Dan is het niet gedogen, want nog steeds worden mensen wel degelijk geacht zich aan die regels te houden. Wij gedogen niet dat mensen harder dan 100 kilometer mogen rijden.




VAN SLOOTEN:
Maar het wordt niet gecontroleerd.

JORRITSMA:
Het wordt wel gecontroleerd. We hebben juist een systeem in dit land ingevoerd dat we proberen dat soort snelheden voor te schrijven op de plekken waar het ook realistisch is, dus te proberen de regels zodanig te maken dat ze ook handhaafbaar zijn. In de praktijk is het ook helemaal niet zo dat op zeer grote schaal wordt overschreden. Dat wordt niet gedoogd. Bovendien, als er dan controle is, dan krijg je ook gewoon een bekeuring.

VAN SLOOTEN:
Wat verstaat u dan onder gedogen?

JORRITSMA:
Ik versta onder gedogen als je met elkaar besluit, en dat hebben we wel bij de coffeeshops gedaan, dat wij het niet in de wet vastleggen dat het mag, maar we met elkaar afspreken dat we dat niet handhaven. Zo is het bij al die andere dingen niet. Daar moeten we wel even een goed onderscheid tussen maken.

VAN SLOOTEN:
Wat is het woord wat u er dan op zou willen plakken?

JORRITSMA:
Dan kan het zijn dat de regels onvoldoende nageleefd worden en onze handhavingsinspanning niet toereikend is om dat ook af te kunnen dwingen. Dan kun je twee dingen doen. Dat is zeggen: moeten we onze regels aanpassen of moeten we onze handhavingsinspanning vergroten? Gedogen doen we dus niet. Dat zouden we bij dit soort regels denk ik ook nooit moeten doen.

VAN SLOOTEN:
En daar moet dan de discussie over gaan. Handhaving, dan wel regels aanpassen.

JORRITSMA:
Zo is dat.

ECHELON

VAN SLOOTEN:
Het kabinet heeft vandaag gesproken over Echelon. Dat is, als ik het heel populair zeg, een soort afluisteringsorganisatie, waarvan heel lang onduidelijk is geweest of die überhaupt bestond. En nu zegt het kabinet: ja, het kan wel eens zo zijn dat dat bestaat. Waar baseert u dat op?

JORRITSMA:
We hebben niet echte zware bevestigde informatie. Maar op grond van alle informatie die er is, soms publiek, soms niet publiek, zijn wij tot de conclusie gekomen dat Echelon-achtige activiteiten bestaan.




VAN SLOOTEN:
Waar moeten we dan aan denken?

JORRITSMA:
Dat zijn netwerken waarbij allerlei soorten informatie rond opsporingsdiensten, veiligheidsdiensten, inlichtingendiensten, over allerleisoortige informatie, dus niet alleen maar gericht op, zeg maar, oorlogssituaties, maar ook op andere situaties, economische situaties, dat die bestaan en dat die ook gebruikt worden. In verschillende landen, van allerlei verschillende politieke signatuur.

VAN SLOOTEN:
Dat betekent dat niet alleen de Amerikanen, want dat werd vaak gezegd, erachter zitten, maar ook anderen.

JORRITSMA:
Ook anderen.

VAN SLOOTEN:
Wat voor anderen zijn dat dan?

JORRITSMA:
Ik kan de exacte landen niet noemen.

VAN SLOOTEN:
Maar dat zijn ook, laat ik het populair zeggen, foute landen?

JORRITSMA:
Landen waarvan we niet bij voorbaat ervan uit mogen gaan dat die dat met goede bedoelingen doen. Dat maakt het dus wel heel gecompliceerd, ook door het feit dat de technologische mogelijkheden natuurlijk gigantisch zijn toegenomen en ook steeds minder nationaal afschermbaar. Wij hebben een behoorlijk openhartige brief aan de Tweede Kamer geschreven, omdat we vinden dat de Kamer hier echt goed van op de hoogte moet zijn, ook wetende dat in een aantal parlementen onderzoeken lopen, het Europees Parlement voorop, maar ook een aantal andere parlementen. We hopen dat die informatie aan de Kamer ook kan helpen voor hun inzicht. De Kamer heeft maandag een hoorzitting. Voor ons is het hier overigens niet mee af. Wij hebben nu een antwoord gegeven op vragen die we van de Kamer hebben gekregen. Wij zullen nu nog eens verder gaan kijken wat ons nu te doen staat. Zowel in internationale gremia als ook nationaal, in de sfeer van mogelijk beleid of wetgeving, voor zover dat kan, want dat moet je je dus elke keer afvragen.

VAN SLOOTEN:
Een afluisteraar laat zich natuurlijk niet tegenhouden door een wet.

JORRITSMA:
Nee, maar er zijn in dit land mogelijk nog dingen toegestaan die in andere landen niet meer kunnen. Of in dit land dingen niet toegestaan die in andere landen wel kunnen en die ons ook kunnen helpen. Ik kan er nu niet heel concreet over zijn, omdat het razend ingewikkeld is. En we moeten ook niet meteen de illusie scheppen dat we denken dat we dit allemaal waterdicht kunnen regelen. Maar het vraagt misschien wel om




behoorlijk intensief internationaal overleg. En misschien wel om een aantal internationale verdragen. Dan moeten we ook eens goed beraden of dat kansrijk is, of we daar mogelijkheden toe hebben en hoe we daar verder mee willen gaan. (Letterlijke tekst, ongecorrigeerd, EV)