OPTA

Koninklijke KPN N.V.
Koninklijke KPN N.V.
Voorzitter van de Raad van Bestuur
Voorzitter van de Raad van Bestuur
De heer ir. P. Smits
De heer ir. P. Smits
Postbus
Postbus 30000
30000
2500 GA
2500 GA 'S-GRAVENHAGE
'S-GRAVENHAGE

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer Mw. I.M.A. van der Hart OPTA/EGM/2001/200124 2000-U-01195-RvB Datum Onderwerp Bijlage(n) 22-01-01 aanwijzing collecting voorstel -

Ten vervolge op de brief van 22 december 2000, kenmerk OPTA/EGM/2000/203497, waarbij het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) aan KPN heeft medegedeeld voornemens te zijn om KPN een aanwijzing als bedoeld in artikel 36 van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie (hierna te noemen: BOHT) te geven, deelt het college u het volgende mede.

Voorafgaande procedure
Bij brief van 15 december 2000, kenmerk 2000-U-01195-RvB, heeft KPN een voorstel voor eindgebruikerstarieven voor internetinbelverkeer via 06760-nummers, gebaseerd op het collecting model, bij het college aangemeld.

Bij brief van 22 december 2000 heeft het college aangegeven van oordeel te zijn dat de retentie van KPN in de retail 06760-collecting dienst, omdat er sprake is van prijssqueeze, niet kostengeorië nteerd is en derhalve niet mag worden doorberekend in de eindgebruikerstarieven. Het college heeft




2000 eens is en hierover een uitspraak van het college wenst waartegen zij bezwaar en zonodig beroep kan aantekenen.

Overwegingen
Het toetsen van de ondergrens van KPN's eindgebruikerstarieven door middel van een prijssqueezetoets vloeit voort uit de in artikel 35 en 36 van het BOHT neergelegde verplichting van kostenorië ntatie. Op grond van deze artikelen kan het college bij het beoordelen van de kostenorië ntatie van tarieven niet voorbijgaan aan de ondergrens van de tarieven die gebaseerd moet zijn op de kosten die KPN zelf zou moeten maken als zij tegen dezelfde voorwaarden en tarieven als andere aanbieders bij zichzelf zou moeten inkopen voor het gebruik van het net. Dit vloeit mede voort uit de Europese regels, onder meer de Bekendmaking van 28 augustus 1998 van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de mededingingsregels op overeenkomsten inzake toegang in de telecommunicatiesector (98/C265/02). Het blijkt ook uit de huidige voorstellen van de Europese Commissie in het kader van de algehele herziening van het ONP-kader en de bijbehorende ONP-richtlijnen.

Uit de Bekendmaking van de Europese Commissie blijkt onder meer dat er sprake is van wurgprijzen, als kan worden aangetoond dat het eigen stroomafwaartse bedrijfsonderdeel (lees: KPN `Retail') van de dominerende onderneming (lees: KPN `Holding') niet rendabel zou kunnen opereren op basis van de prijs die het stroomopwaarts bedrijfsonderdeel (lees: KPN `Wholesale') van zijn concurrenten op een bepaalde markt verlangt. Het college concludeert hieruit dat KPN's tarieven in ieder geval hoger dienen te zijn dan de inkoopkosten die KPN Retail zou ervaren als zij tegen dezelfde tarieven als haar concurrenten netwerkcapaciteit bij KPN Wholesale zou moeten inkopen.

In het kader van de ONP Review stelt de Europese Commissie zich voorts in overweging 14 van de voorgestelde richtlijn inzake toegang en interconnectie nadrukkelijk op het standpunt dat wurgprijzen voorkomen dienen te worden. Van wurgprijzen is sprake indien het verschil tussen de eindgebruikerstarieven van de aanbieder met een aanmerkelijke marktmacht en de interconnectietarieven die hij in rekening brengt aan zijn concurrenten, die dezelfde eindgebruikersdiensten aanbieden, niet voldoende is om duurzame concurrentie te waarborgen. Met het oog hierop wordt in artikel 11 van deze richtlijn voorgesteld dat, indien blijkt dat een aanbieder




In het consultatiedocument Prijssqueeze van 9 oktober 2000 heeft het college aangegeven op welke wijze hij de ondergrens van een aantal eindgebruikerstarieven van KPN beoordeelt en op welke wijze hij deze beoordeling wil formaliseren met behulp van een prijssqueezetoets. Het college had het voornemen om in december 2000 een definitieve prijssqueezetoets te publiceren. De reacties van marktpartijen naar aanleiding van de consultatie zijn echter dusdanig dat een snelle invoering van een toets niet haalbaar geacht werd. Het college heeft daarom besloten om in overleg met de Nederlandse Mededingingsautoriteit eind februari 2001 een definitieve prijssqueezetoets te publiceren. Bij wijze van tussenstap, teneinde helderheid te verschaffen over het hanteren van de prijssqueezetoets tot vaststelling van de definitieve prijssqueezetoets, heeft het college op 22 december 2000 een Bekendmaking inzake het vervolg op de consultatie prijssqueeze, kenmerk OPTA/EGM/2000/203481, gepubliceerd. Hierin is de prijssqueezetoets ook van toepassing verklaard op internetverkeer dat wordt afgewikkeld via 06760-nummers en is de formule ter toetsing van squeeze op 06760-internetverkeer nader omschreven.

In de brief van 22 december 2000 heeft het college aangegeven voornemens te zijn KPN een aanwijzing te geven met als strekking dat de retentie van KPN in het 06760-collecting model, teneinde prijssqueeze te voorkomen, niet onder het niveau van de wholesale inkoopkosten (voor het gebruik van het net) vermeerderd met een redelijke opslag mag liggen. De retentie is de vergoeding die KPN in het eindgebruikerstarief voor internetinbelverkeer, beginnend op haar vaste net en eindigend op het net van een Telco/ISP, doorberekent voor het gebruik van het vaste net van KPN.

Het college acht de hiervoor geschetste beoordeling van de ondergrens van KPN's eindgebruikerstarieven noodzakelijk omdat KPN naast de retail 06760-collecting dienst een wholesale- alternatief aanbiedt, namelijk de 06760-originating dienst. Indien KPN de collecting dienst tegen onredelijk lage tarieven aanbiedt, kunnen Telco's/ISP's die op basis van de 06760-originating dienst internettoegang willen aanbieden aan gebruikers vrijwel niet concurreren met aanbieders die op basis van de collecting dienst opereren. Dit belemmert naar het oordeel van het college innovatie van tariefstructuren voor internettoegang wat nadelig is voor eindgebruikers.

In de betreffende brief is tevens aangegeven op welke wijze de retentie van KPN in het 06760-




Bij de genoemde vergelijking is het college voor de wholesaletarieven uitgegaan van de huidige interconnectietarieven voor regional originating, een poorttarief van 0,2 cent per minuut en een opslag van 25 procent ter dekking van retailspecifieke kosten zoals overhead, marketing en billing. Voor de 06760-collecting dienst is het college uitgegaan van de bij deze dienst voorgestelde biba-tarieven die gelden per 1 januari 2001 en de door KPN voorgestelde afdrachten aan de ontvangende aanbieder op NRC-niveau en op EVKC-niveau. De vergelijking is, conform de geformuleerde squeezetoets, gedaan voor de gespreksduren één, vier en dertig minuten.

Tariefvoorstellen van KPN voor internetinbelverkeer naar 06760-nummers worden in het licht van het bovenstaande beoordeeld op kostenorië ntatie. Dit betekent dat, indien tariefvoorstellen van KPN voor internetinbelverkeer via 06760-nummers niet voldoen aan de prijssqueezeformule zoals nader uitgewerkt in het besluit en de bekendmaking van het college van 22 december 2000, daartegen vanuit het oogpunt van kostenorië ntatie bezwaren bestaan.

Besluit
Het college geeft KPN op grond van artikel 35 en 36 van het BOHT de aanwijzing dat het KPN niet is toegestaan de tarieven uit het tariefvoorstel van 15 december 2000 te introduceren, aangezien er op grond van kostenorië ntatie bezwaren tegen bestaan omdat er prijssqueeze optreedt ten aanzien van de door KPN voorgestelde retentie in het 06760-collecting model. KPN is gehouden deze aanwijzing op te volgen.

Een afschrift van deze brief is verzonden aan de aanbieders die een aanvraag voor implementatie van de 06760-collecting dienstverlening bij KPN hebben ingediend en aan de NMa.

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,
het hoofd van de afdeling Eindgebruikersmarkt (plv.)




Belanghebbenden, die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Postbus 90420
2509 LK Den Haag

onder vermelding van "Bezwaarschrift". Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en dient in ieder geval de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, alsmede de gronden van het bezwaar te bevatten. Zo mogelijk dient een afschrift van het besluit en de overige op het bezwaar betrekking hebbende stukken te worden meegezonden.