http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421588
---
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 5 oktober 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-512/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /2 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 5 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches
aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe
Commissievoorstellen (BNC):
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Evaluatie
en toekomstige oriëntatie van Verordening (EG) nr. 1292/96 inzake
voedselhulpbeleid en voedselhulpbeheer en bijzondere operaties ter
ondersteuning van de voedselzekerheid.
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden waaronder
onderdanen van derde landen gedurende een periode van ten hoogste drie
maanden vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten, alsmede tot
invoering van een specifieke reisvergunning en tot vaststelling van de
voorwaarden voor toegang met het oog op een bezoek van ten hoogste zes
maanden.
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
wijziging, ten gunste van de medewerkers van de leden van het Europees
Parlement, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de
toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en
zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap
verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot
vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de traceerbaarheid en etikettering vangenetisch gemodificeerde
organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen
geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn
2001/18/EG
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake
genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Voedselhulp
Titel:
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Evaluatie
en toekomstige oriëntatie van Verordening (EG) nr. 1292/96 inzake
voedselhulpbeleid en voedselhulpbeheer en bijzondere operaties ter
ondersteuning van de voedselzekerheid.
Datum Raadsdocument: 11 september 2001
nr. Raadsdocument: 11737/01
nr. Commissiedocument: COM (2001) 473 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ
Behandelingstraject in Brussel:
Bespreking in de Raadswerkgroep Voedselhulp en voedselzekerheid en in de
OS-groep. De Mededeling zal tevens worden besproken op de OS-raad van
november 2001.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen .
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In 1999-2000 heeft een externe evaluatie plaatsgevonden van de operaties van
de Europese Commissie onder Verordening (EG) nr. 1292/96 inzake
voedselhulpbeleid en voedselhulpbeheer en bijzondere operaties ter
ondersteuning van de voedselzekerheid. De Mededeling gaat in op de
resultaten van deze evaluatie en doet naar aanleiding daarvan voorstellen
voor de toekomst van de verordening.
De Commissie ondersteunt de conclusie uit het evaluatierapport dat het drie
jaar na inwerkingtreding van de verordening te vroeg is om het effect en de
effectiviteit ervan volledig te beoordelen, maar stelt dat het
evaluatierapport niettemin een positieve bijdrage levert aan de huidige
inspanningen voor een coherenter beleid en een grotere efficiëntie van
programma's binnen een algemene strategie voor armoedebestrijding. De
Commissie kondigt aan dat een tweede evaluatie van de tenuitvoerlegging van
de verordening zal worden uitgevoerd in 2003-2004.
In de Mededeling wordt de voedselverordening in de veranderende
ontwikkelingscontext geplaatst. Voedselzekerheid is een prioritair gebied
voor EG-ontwikkelingssteun. De Commissie zal de doelstellingen en
strategieën voor voedselzekerheid volledig in haar Kader voor
Ontwikkelingssamenwerking integreren, zowel op algemeen beleidsniveau als in
de EG-landstrategiedocumenten. Daarnaast stelt de Commissie dat zij zal
kijken naar de beschikbare opties om het voedselzekerheidsinstrument te
laten samengaan met de belangrijkste regionale ontwikkelingsinstrumenten
voor de lange termijn.
De Commissie heeft een aantal uitgangspunten geformuleerd waarop de
uitvoering van de verordening gebaseerd is. Zo moeten maatregelen op het
gebied van voedselhulp consistent zijn met het EG-ontwikkelingsbeleid en de
strategieën voor land en regio. Daarnaast zullen alle maatregelen worden
beoordeeld in termen van hun directe en indirecte effecten op de inkomens
van de arme bevolkingsgroepen. Verder moeten de maatregelen op het gebied
van voedselhulp stroken met de Gedragscode voor voedselhulp die de EU en de
lidstaten overeen zijn gekomen. Er zal derhalve prioriteit worden gegeven
aan lokale en regionale inkopen voor voedselhulp.
In de Mededeling wordt ingegaan op de verschillende kanalen en instrumenten
voor voedselhulp. De Commissie wil de diversiteit van directe en indirecte
instrumenten voor voedselhulp en voedselzekerheid handhaven, maar tekent
daarbij aan dat wordt verwacht dat de trend naar directe en structurele hulp
zich zal voortzetten. Wat betreft de programmering stelt de Commissie voor
door te gaan met het selecteren van prioritaire landen, teneinde
versnippering van middelen te voorkomen.
De Commissie stelt voor om het Voedselhulp- en Voedselzekerheidscomité een
grotere rol te laten spelen bij strategische kwesties en
meerjarenprogrammering in overeenstemming met de richtsnoeren die voor de
regionale comités zijn goedgekeurd. Uiteindelijk zouden de taken van het
huidige Voedselhulpcomité echter overgedragen moeten worden aan de regionale
comités.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een Mededeling
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: N.v.t., het betreft een
Mededeling
Nederlandse belangen:
De Nederlandse belangen zijn tweeledig:
Als contribuant aan de communautaire middelen voor voedselhulp en
ondersteuning van voedselzekerheid is Nederland gebaat bij een doeltreffende
en doelmatige besteding.
Omdat Nederland in structurele samenwerkingslanden bilaterale steun geeft
aan armoedebestrijding, landbouw en plattelandsontwikkeling, heeft Nederland
belang bij communautaire hulp die complementair en versterkend is.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Het EP zal d.m.v. deze Mededeling
geïnformeerd worden.
Fiche 2: Visa derdelanders
Titel:
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden waaronder
onderdanen van derde landen gedurende een periode van ten hoogste drie
maanden vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten, alsmede tot
invoering van een specifieke reisvergunning en tot vaststelling van de
voorwaarden voor toegang met het oog op een bezoek van ten hoogste zes
maanden.
Datum Commissiedocument: 13 juli 2001
nr. Raadsdocument: 10865/01
nr. Commissiedocument: COM(2001)388
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ i.o.m. JUST
Behandelingstraject in Brussel:
Aangenomen wordt dat het voorstel zal worden besproken in de Raadswerkgroep
Visa cq Raadswerkgroep Buitengrenzen, het SCIFA, het CoRePer en dat
vervolgens door de JBZ-Raad een besluit wordt genomen.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het voorstel beoogt alle bepalingen waarin voorwaarden zijn vastgelegd voor
het vrije verkeer op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie
maanden per periode van zes maanden en van ten hoogste zes maanden per
periode van twaalf maanden, met een maximum verblijf in één enkele lidstaat
van ten hoogste drie maanden in één rechtsinstrument onder te brengen. Met
dit voorstel wordt ingespeeld op de conclusies van de Europese Raad van
Tampere omdat wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van een actief
gemeenschappelijk beleid inzake visa. Daarenboven wordt een belangrijk
onderdeel van het Schengen-acquis op communautaire wijze uitgewerkt. Het
voorstel inzake de reisvergunning beoogt een oplossing te bieden -op basis
van gemeenschapsrecht- voor onderdanen van derde landen die er rechtmatig
belang bij hebben toegang te krijgen tot het grondgebied van de lidstaten
voor een bezoek van ten hoogste zes maanden, zonder langer dan drie maanden
in dezelfde lidstaat te blijven.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 62, lid 3 en artikel 63, lid 3 van
het EG-Verdrag
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: positief. De doelstelling van onderhavig voorstel, namelijk
de vaststelling van de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen
vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten, kan niet voldoende
door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan daarom wegens de omvang of de
gevolgen van het voorgenomen optreden beter door de Gemeenschap worden
verwezenlijkt.
Proportionaliteit: positief. Onderhavig voorstel is beperkt tot het vereiste
minimum om bovenstaande doelstelling te bereiken en gaat niet verder dan
hetgeen hiertoe noodzakelijk is. Dit instrument biedt de lidstaten de
mogelijkheid om de meest geschikte vorm en middelen te kiezen om de
doelstellingen binnen hun juridisch kader en hun nationale context ten
uitvoer te leggen.
Nederlandse belangen:
Door de voorwaarden waaronder de diverse categorieën onderdanen van derde
landen vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten vast te
stellen en onder te brengen in één communautair rechtsinstrument waardoor
een samenhangend geheel ontstaat dat op eenvormige wijze kan worden
uitgelegd, wordt duidelijkheid geschapen voor de burger. Nadeel van
onderhavig voorstel is dat de door sommige Schengenlanden (w.o. Nederland)
op reciproque basis gesloten bilaterale (visumafschaffings-) regelingen
(bijvoorbeeld met de Verenigde Staten en Canada) dienen te worden herzien
omdat deze regelingen tot gevolg kunnen hebben dat er door cumulatie van de
verblijfsperiodes de maximaal toegestane verblijfsduur in het Schengengebied
wordt overschreden.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De concept-richtlijn biedt de lidstaten de mogelijkheid om de meest
geschikte vorm en middelen te kiezen om de doestellingen binnen hun
juridisch kader en hun nationale context ten uitvoer te leggen.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Artikel 67 EG-Verdrag (raadpleging)
Fiche 3: Toepassing sociale zekerheidsregelingen
Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
wijziging, ten gunste van de medewerkers van de leden van het Europees
Parlement, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de
toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en
zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap
verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot
vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71
Datum Raadsdocument: 27 juni 2001
nr. Raadsdocument: 10366/01
nr. Commissiedocument: COM (2001) 344 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: SZW i.o.m. VWS, BZK
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): n.v.t.
Financiële en personele gevolgen voor de (Rijks)overheid: n.v.t
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Verordening (EEG) nr. 1408/71 voorziet in een coördinatie van de nationale
wettelijke regelingen inzake sociale zekerheid van de lidstaten ten behoeve
van migrerende personen. Door middel van coördinatieregels verbindt de
Verordening nationale sociale-zekerheidsstelsels. Een van de belangrijkste
coördinatieregels zijn de zogenaamde aanwijsregels. Deze regels bepalen
welke nationale wetgeving in een bepaald geval toegepast moet worden. Als
hoofdregel geldt dat op werknemers en zelfstandigen de wetgeving van de
lidstaat van toepassing is waar de werkzaamheden worden verricht, ongeacht
het feit of zij in een andere lidstaat woonachtig zijn of de eventuele
werkgever gevestigd is op het grondgebied van een andere lidstaat. Van deze
hoofdregel wordt in een aantal gevallen afgeweken, bijvoorbeeld ingeval van
detachering. Daarnaast gelden er o.a. aparte regels voor hulpfunctionarissen
van de Europese Gemeenschappen. Zij kunnen kiezen (eenmaal, en wel bij hun
indiensttreding) tussen de wetgeving van de lidstaat waar ze gaan werken,
van de lidstaat waarvan ze onderdaan zijn, of de wetgeving van de lidstaat
waaraan ze het laatst onderworpen waren. Het onderhavige voorstel voorziet
erin om aan medewerkers van leden van het Europees Parlement ook een
keuzerecht toe te kennen. Volgens het voorstel heeft de vaststelling van de
sociale-zekerheidswetgeving die van toepassing is op medewerkers van de
leden van het Europees Parlement aanleiding gegeven tot bepaalde
moeilijkheden die een bron van rechtsonzekerheid zijn. In dit verband wordt
er o.a. op gewezen dat deze personen hun activiteiten immers vaak op het
grondgebied van verschillende lidstaten uitoefenen. Met het oog op
versterking van de rechtszekerheid en om gemakkelijker en zonder enige
twijfel de wetgeving vast te stellen die van toepassing is op medewerkers
van leden van het Europees Parlement wordt voorgesteld om Verordening (EEG)
nr. 1408/71 te wijzigen en deze categorie personen een keuzerecht toe te
kennen.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikelen 42 en 308 EG
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Twijfelachtig. Aan het voorstel ligt ten grondslag dat de vaststelling van
de sociale-zekerheidswetgeving die van toepassing is op medewerkers van
leden van het Europees Parlement aanleiding heeft gegeven tot bepaalde
moeilijkheden. In dit verband wordt er o.a. op gewezen dat deze personen hun
activiteiten immers vaak op het grondgebied van verschillende lidstaten
uitoefenen. Het voorstel lijkt er echter aan voorbij te gaan dat Verordening
(EEG) nr. 1408/71 regels bevat die aangeven welke
sociale-zekerheidswetgeving van toepassing is indien men in meerdere
lidstaten werkzaam is. Niet duidelijk is gemaakt dat het voorstel
noodzakelijk is voor de totstandkoming van het vrije verkeer van werknemers.
Nederlandse belangen:
Nederland heeft nooit signalen ontvangen dat toepassing van de aanwijsregels
van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op medewerkers van leden van het Europees
Parlement tot problemen leidt. Het voorstel kan derhalve niet worden
ondersteund.
Nederland ziet niet in waarom het onderhavige voorstel is ingediend. Het
onderhavige voorstel leidt ertoe dat een bepaalde categorie migrerende
werknemers, te weten medewerkers van leden van het Europees Parlement, wordt
bevoordeeld ten opzichte van andere categorieën migrerende werknemers.
Immers, laatstgenoemden hebben geen keuzerecht maar zijn gewoon onderworpen
aan de aanwijsregels van Verordening (EEG) nr. 1408/71. Nederland is er geen
voorstander van dat binnen één bepaalde categorie onderscheid wordt
aangebracht, zeker niet wanneer daarvoor geen rechtvaardiging is zoals in
het onderhavige geval.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie conform artikel 251 EG
Fiche 4: GGO's - etikettering en traceerbaarheid
Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde
organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen
geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn
2001/18/EG
Datum Raadsdocument: 30 augustus 2001
Nr Raadsdocument: 11496/01
Nr Commissiedocument: COM (2001)182 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS i.o.m. LNV, VROM, EZ, BZ, OS
Behandelingstraject in Brussel:
Eerste behandeling in de Raadswerkgroep Milieu op 11 september 2001;
presentatie in de Interne Markt, Consumenten en Toerisme Raad van 27
september 2001. Onduidelijk is nog in welke andere raden dit voorstel zal
worden behandeld.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): nvt
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het voorstel voor een verordening regelt de traceerbaarheid en etikettering
van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) en de traceerbaarheid van
producten, afgeleid van GGO's in voedingsmiddelen en diervoeders. Het
voorstel biedt een kaderregeling voor de traceerbaarheid van GGO's en met
GGO's geproduceerde voedingsmiddelen en diervoeders, teneinde een juiste
etikettering, monitoring van mogelijke onvoorziene effecten voor de
menselijke gezondheid of het milieu en het uit de handel nemen van producten
te vergemakkelijken. Onder traceerbaarheid wordt verstaan de mogelijkheid om
GGO´s door de gehele productie- en distributieketen te kunnen opsporen.
Het voorstel wijzigt Richtlijn 2001/18/EG dusdanig dat de verplichting van
het opzetten van een traceerbaarheidssysteem uit deze verordening wordt
geschrapt. De verplichting wordt nu ondergebracht in deze nieuwe verordening
(doc COM(2001)182).
Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95, lid 1 van het EG-Verdrag
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het voorstel voor een verordening vloeit voort uit Richtlijn
2001/18 EG (voorheen 90/220 EG), die voorschrijft dat de lidstaten de nodige
maatregelen treffen om de traceerbaarheid en de etikettering van de
toegestane GGO's in alle fasen van het in de handel brengen daarvan te
verzekeren.
Nederlandse belangen:
Traceerbaarheid is een belangrijk beleidsinstrument vanuit het oogpunt van
milieu- en voedselveiligheid en om een effectieve etikettering te
realiseren. Het voorstel ligt in lijn met de Nederlandse visie zoals
verwoord in de Integrale Nota Biotechnologie, die in september 2000 aan de
Tweede Kamer is aangeboden. Nederland is van mening dat de regelgeving rond
GGO's en producten van GGO's voorziet in een duidelijke en integrale
behoefte, waarin de verschillende gebieden van de productieketen: zaad,
voedsel en diervoeder met elkaar worden verbonden. Het voorstel komt
tegemoet aan de eis van een aantal lidstaten tot een betere traceerbaarheid
en etikettering. Het voorstel zou zo de mogelijkheid kunnen bieden het
feitelijke moratorium op GGO's op te heffen en zo belemmeringen voor de
biotechnologie weg nemen. Ook hecht Nederland veel waarde aan de
keuzevrijheid/mogelijkheid voor de consument en het opzetten van een
betrouwbaar systeem zonder onevenredig hoge administratieve lasten voor het
bedrijfsleven.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG: Aanpassing Warenwet om overtreding strafbaar te
stellen.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie (art 251 EGV)
Fiche 5: GGO's in levensmiddelen en diervoeders
Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake
genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders
Datum Raadsdocument: 5 september 2001
nr raadsdocument: 11576/01
nr Commissiedocument: COM (2001) 425 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS i.o.m. LNV, VROM, EZ, BZ, BZ/OS
Behandelingstraject in Brussel:
Presentatie in de Interne Markt, Consumenten en Toerisme Raad op 27
september 2001. Behandeling in de Werkgroep Vrienden van het Voorzitterschap
op 24 en 25 oktober 2001.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): nvt
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Doel van dit voorstel voor een verordening is een grondslag te leggen voor
een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de
gezondheid en welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument
in relatie tot genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen en diervoeders,
waarbij de goede werking van de interne markt gewaarborgd is. In het
voorstel wordt de markttoelating en etikettering van genetisch
gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geregeld. Wat betreft
voedingsmiddelen vervangt dit voorstel het deel uit Verordening (EG) 258/97
inzake Nieuwe voedingsmiddelen en voedselingrediënten met betrekking tot
genetisch gemodificeerde organismen (GGO´s) en daarvan afgeleide producten.
Voor de markttoelating en etikettering van diervoeders is er op dit moment
geen specifieke communautaire wetgeving. Alleen voor diervoeders die GGO
zijn of deze bevatten wordt een veiligheidsbeoordeling uitgevoerd in het
kader van richtlijn 2001/18/EG.
Er wordt in de verordening een koppeling gemaakt met de beoordeling van de
milieuveiligheid van GGO's.
Het voorstel voor een verordening biedt een geïntegreerd geheel voor
levensmiddelen en diervoeders voor alle schakels in de keten en regelt in
principe de volgende punten:
één uniforme beoordeling van de consumptieveiligheid en veevoederveiligheid
in het geval van markttoelating (vergunningsprocedure) van GGO´s en daarvan
afgeleide producten. Deze geharmoniseerde veiligheidsbeoordeling wordt
uitgevoerd door de Europese Voedselauthoriteit (EVA);
één compleet systeem van etikettering van alle voedingsmiddelen en
diervoeders die GGO's of daarvan afgeleide producten bevatten. Hierbij wordt
afgestapt van het aantoonbaarheidscriterium, dat er vanuit gaat dat alleen
producten met aantoonbaar DNA of eiwit van een GGO behoeven te worden
geëtiketteerd;.
schrappen van de mogelijkheid tot een notificatie. GGO-voedingsmiddelen
kunnen alleen nog via een authorisatieprocedure (inhoudende een
veiligheidsbeoordeling en vergunning) op de markt komen.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikelen 37, 95 en 152, lid 4,onder b van het
EG-Verdrag
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het voorstel vloeit voort uit het Witboek Voedselveiligheid.
Nederlandse belangen:
Nederland is van mening dat de regelgeving rond GGO's en producten van GGO's
aangevuld moet worden en dat meer integrale teksten nodig zijn waarin de
verschillende gebieden van de productieketen, zaad, voedsel en diervoeder,
met elkaar worden verbonden. Er dient een hoog beschermingsniveau van de
volksgezondheid van de mens te worden gewaarborgd. Het voorstel komt
tegemoet aan de eis van een aantal lidstaten tot een betere etikettering.
Het voorstel zou zo de mogelijkheid kunnen bieden het feitelijke moratorium
op GGO's op te heffen om zo belemmeringen voor de biotechnologie weg te
nemen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG) Aanpassing Warenwet om overtreding strafbaar te
stellen.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie (art 251 EGV)
Kenmerk DIE-512/01
Blad /1
===