Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421588


---

Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 5 oktober 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-512/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /2 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 5 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Evaluatie en toekomstige oriëntatie van Verordening (EG) nr. 1292/96 inzake voedselhulpbeleid en voedselhulpbeheer en bijzondere operaties ter ondersteuning van de voedselzekerheid.

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een periode van ten hoogste drie maanden vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten, alsmede tot invoering van een specifieke reisvergunning en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang met het oog op een bezoek van ten hoogste zes maanden.

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging, ten gunste van de medewerkers van de leden van het Europees Parlement, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de traceerbaarheid en etikettering vangenetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Fiche 1: Voedselhulp

Titel:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Evaluatie en toekomstige oriëntatie van Verordening (EG) nr. 1292/96 inzake voedselhulpbeleid en voedselhulpbeheer en bijzondere operaties ter ondersteuning van de voedselzekerheid.

Datum Raadsdocument: 11 september 2001

nr. Raadsdocument: 11737/01

nr. Commissiedocument: COM (2001) 473 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Bespreking in de Raadswerkgroep Voedselhulp en voedselzekerheid en in de OS-groep. De Mededeling zal tevens worden besproken op de OS-raad van november 2001.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen .

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In 1999-2000 heeft een externe evaluatie plaatsgevonden van de operaties van de Europese Commissie onder Verordening (EG) nr. 1292/96 inzake voedselhulpbeleid en voedselhulpbeheer en bijzondere operaties ter ondersteuning van de voedselzekerheid. De Mededeling gaat in op de resultaten van deze evaluatie en doet naar aanleiding daarvan voorstellen voor de toekomst van de verordening.

De Commissie ondersteunt de conclusie uit het evaluatierapport dat het drie jaar na inwerkingtreding van de verordening te vroeg is om het effect en de effectiviteit ervan volledig te beoordelen, maar stelt dat het evaluatierapport niettemin een positieve bijdrage levert aan de huidige inspanningen voor een coherenter beleid en een grotere efficiëntie van programma's binnen een algemene strategie voor armoedebestrijding. De Commissie kondigt aan dat een tweede evaluatie van de tenuitvoerlegging van de verordening zal worden uitgevoerd in 2003-2004.

In de Mededeling wordt de voedselverordening in de veranderende ontwikkelingscontext geplaatst. Voedselzekerheid is een prioritair gebied voor EG-ontwikkelingssteun. De Commissie zal de doelstellingen en strategieën voor voedselzekerheid volledig in haar Kader voor Ontwikkelingssamenwerking integreren, zowel op algemeen beleidsniveau als in de EG-landstrategiedocumenten. Daarnaast stelt de Commissie dat zij zal kijken naar de beschikbare opties om het voedselzekerheidsinstrument te laten samengaan met de belangrijkste regionale ontwikkelingsinstrumenten voor de lange termijn.

De Commissie heeft een aantal uitgangspunten geformuleerd waarop de uitvoering van de verordening gebaseerd is. Zo moeten maatregelen op het gebied van voedselhulp consistent zijn met het EG-ontwikkelingsbeleid en de strategieën voor land en regio. Daarnaast zullen alle maatregelen worden beoordeeld in termen van hun directe en indirecte effecten op de inkomens van de arme bevolkingsgroepen. Verder moeten de maatregelen op het gebied van voedselhulp stroken met de Gedragscode voor voedselhulp die de EU en de lidstaten overeen zijn gekomen. Er zal derhalve prioriteit worden gegeven aan lokale en regionale inkopen voor voedselhulp.

In de Mededeling wordt ingegaan op de verschillende kanalen en instrumenten voor voedselhulp. De Commissie wil de diversiteit van directe en indirecte instrumenten voor voedselhulp en voedselzekerheid handhaven, maar tekent daarbij aan dat wordt verwacht dat de trend naar directe en structurele hulp zich zal voortzetten. Wat betreft de programmering stelt de Commissie voor door te gaan met het selecteren van prioritaire landen, teneinde versnippering van middelen te voorkomen.

De Commissie stelt voor om het Voedselhulp- en Voedselzekerheidscomité een grotere rol te laten spelen bij strategische kwesties en meerjarenprogrammering in overeenstemming met de richtsnoeren die voor de regionale comités zijn goedgekeurd. Uiteindelijk zouden de taken van het huidige Voedselhulpcomité echter overgedragen moeten worden aan de regionale comités.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een Mededeling

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: N.v.t., het betreft een Mededeling

Nederlandse belangen:

De Nederlandse belangen zijn tweeledig:

Als contribuant aan de communautaire middelen voor voedselhulp en ondersteuning van voedselzekerheid is Nederland gebaat bij een doeltreffende en doelmatige besteding.

Omdat Nederland in structurele samenwerkingslanden bilaterale steun geeft aan armoedebestrijding, landbouw en plattelandsontwikkeling, heeft Nederland belang bij communautaire hulp die complementair en versterkend is.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Het EP zal d.m.v. deze Mededeling geïnformeerd worden.

Fiche 2: Visa derdelanders

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een periode van ten hoogste drie maanden vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten, alsmede tot invoering van een specifieke reisvergunning en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang met het oog op een bezoek van ten hoogste zes maanden.

Datum Commissiedocument: 13 juli 2001

nr. Raadsdocument: 10865/01

nr. Commissiedocument: COM(2001)388

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ i.o.m. JUST

Behandelingstraject in Brussel:

Aangenomen wordt dat het voorstel zal worden besproken in de Raadswerkgroep Visa cq Raadswerkgroep Buitengrenzen, het SCIFA, het CoRePer en dat vervolgens door de JBZ-Raad een besluit wordt genomen.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel beoogt alle bepalingen waarin voorwaarden zijn vastgelegd voor het vrije verkeer op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden en van ten hoogste zes maanden per periode van twaalf maanden, met een maximum verblijf in één enkele lidstaat van ten hoogste drie maanden in één rechtsinstrument onder te brengen. Met dit voorstel wordt ingespeeld op de conclusies van de Europese Raad van Tampere omdat wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van een actief gemeenschappelijk beleid inzake visa. Daarenboven wordt een belangrijk onderdeel van het Schengen-acquis op communautaire wijze uitgewerkt. Het voorstel inzake de reisvergunning beoogt een oplossing te bieden -op basis van gemeenschapsrecht- voor onderdanen van derde landen die er rechtmatig belang bij hebben toegang te krijgen tot het grondgebied van de lidstaten voor een bezoek van ten hoogste zes maanden, zonder langer dan drie maanden in dezelfde lidstaat te blijven.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 62, lid 3 en artikel 63, lid 3 van het EG-Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: positief. De doelstelling van onderhavig voorstel, namelijk de vaststelling van de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten, kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan daarom wegens de omvang of de gevolgen van het voorgenomen optreden beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

Proportionaliteit: positief. Onderhavig voorstel is beperkt tot het vereiste minimum om bovenstaande doelstelling te bereiken en gaat niet verder dan hetgeen hiertoe noodzakelijk is. Dit instrument biedt de lidstaten de mogelijkheid om de meest geschikte vorm en middelen te kiezen om de doelstellingen binnen hun juridisch kader en hun nationale context ten uitvoer te leggen.

Nederlandse belangen:

Door de voorwaarden waaronder de diverse categorieën onderdanen van derde landen vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten vast te stellen en onder te brengen in één communautair rechtsinstrument waardoor een samenhangend geheel ontstaat dat op eenvormige wijze kan worden uitgelegd, wordt duidelijkheid geschapen voor de burger. Nadeel van onderhavig voorstel is dat de door sommige Schengenlanden (w.o. Nederland) op reciproque basis gesloten bilaterale (visumafschaffings-) regelingen (bijvoorbeeld met de Verenigde Staten en Canada) dienen te worden herzien omdat deze regelingen tot gevolg kunnen hebben dat er door cumulatie van de verblijfsperiodes de maximaal toegestane verblijfsduur in het Schengengebied wordt overschreden.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

De concept-richtlijn biedt de lidstaten de mogelijkheid om de meest geschikte vorm en middelen te kiezen om de doestellingen binnen hun juridisch kader en hun nationale context ten uitvoer te leggen.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Artikel 67 EG-Verdrag (raadpleging)

Fiche 3: Toepassing sociale zekerheidsregelingen

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging, ten gunste van de medewerkers van de leden van het Europees Parlement, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71

Datum Raadsdocument: 27 juni 2001

nr. Raadsdocument: 10366/01

nr. Commissiedocument: COM (2001) 344 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: SZW i.o.m. VWS, BZK

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): n.v.t.

Financiële en personele gevolgen voor de (Rijks)overheid: n.v.t

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Verordening (EEG) nr. 1408/71 voorziet in een coördinatie van de nationale wettelijke regelingen inzake sociale zekerheid van de lidstaten ten behoeve van migrerende personen. Door middel van coördinatieregels verbindt de Verordening nationale sociale-zekerheidsstelsels. Een van de belangrijkste coördinatieregels zijn de zogenaamde aanwijsregels. Deze regels bepalen welke nationale wetgeving in een bepaald geval toegepast moet worden. Als hoofdregel geldt dat op werknemers en zelfstandigen de wetgeving van de lidstaat van toepassing is waar de werkzaamheden worden verricht, ongeacht het feit of zij in een andere lidstaat woonachtig zijn of de eventuele werkgever gevestigd is op het grondgebied van een andere lidstaat. Van deze hoofdregel wordt in een aantal gevallen afgeweken, bijvoorbeeld ingeval van detachering. Daarnaast gelden er o.a. aparte regels voor hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen. Zij kunnen kiezen (eenmaal, en wel bij hun indiensttreding) tussen de wetgeving van de lidstaat waar ze gaan werken, van de lidstaat waarvan ze onderdaan zijn, of de wetgeving van de lidstaat waaraan ze het laatst onderworpen waren. Het onderhavige voorstel voorziet erin om aan medewerkers van leden van het Europees Parlement ook een keuzerecht toe te kennen. Volgens het voorstel heeft de vaststelling van de sociale-zekerheidswetgeving die van toepassing is op medewerkers van de leden van het Europees Parlement aanleiding gegeven tot bepaalde moeilijkheden die een bron van rechtsonzekerheid zijn. In dit verband wordt er o.a. op gewezen dat deze personen hun activiteiten immers vaak op het grondgebied van verschillende lidstaten uitoefenen. Met het oog op versterking van de rechtszekerheid en om gemakkelijker en zonder enige twijfel de wetgeving vast te stellen die van toepassing is op medewerkers van leden van het Europees Parlement wordt voorgesteld om Verordening (EEG) nr. 1408/71 te wijzigen en deze categorie personen een keuzerecht toe te kennen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikelen 42 en 308 EG

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Twijfelachtig. Aan het voorstel ligt ten grondslag dat de vaststelling van de sociale-zekerheidswetgeving die van toepassing is op medewerkers van leden van het Europees Parlement aanleiding heeft gegeven tot bepaalde moeilijkheden. In dit verband wordt er o.a. op gewezen dat deze personen hun activiteiten immers vaak op het grondgebied van verschillende lidstaten uitoefenen. Het voorstel lijkt er echter aan voorbij te gaan dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 regels bevat die aangeven welke
sociale-zekerheidswetgeving van toepassing is indien men in meerdere lidstaten werkzaam is. Niet duidelijk is gemaakt dat het voorstel noodzakelijk is voor de totstandkoming van het vrije verkeer van werknemers.

Nederlandse belangen:

Nederland heeft nooit signalen ontvangen dat toepassing van de aanwijsregels van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op medewerkers van leden van het Europees Parlement tot problemen leidt. Het voorstel kan derhalve niet worden ondersteund.

Nederland ziet niet in waarom het onderhavige voorstel is ingediend. Het onderhavige voorstel leidt ertoe dat een bepaalde categorie migrerende werknemers, te weten medewerkers van leden van het Europees Parlement, wordt bevoordeeld ten opzichte van andere categorieën migrerende werknemers. Immers, laatstgenoemden hebben geen keuzerecht maar zijn gewoon onderworpen aan de aanwijsregels van Verordening (EEG) nr. 1408/71. Nederland is er geen voorstander van dat binnen één bepaalde categorie onderscheid wordt aangebracht, zeker niet wanneer daarvoor geen rechtvaardiging is zoals in het onderhavige geval.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie conform artikel 251 EG

Fiche 4: GGO's - etikettering en traceerbaarheid

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG

Datum Raadsdocument: 30 augustus 2001

Nr Raadsdocument: 11496/01

Nr Commissiedocument: COM (2001)182 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS i.o.m. LNV, VROM, EZ, BZ, OS

Behandelingstraject in Brussel:

Eerste behandeling in de Raadswerkgroep Milieu op 11 september 2001; presentatie in de Interne Markt, Consumenten en Toerisme Raad van 27 september 2001. Onduidelijk is nog in welke andere raden dit voorstel zal worden behandeld.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): nvt

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel voor een verordening regelt de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) en de traceerbaarheid van producten, afgeleid van GGO's in voedingsmiddelen en diervoeders. Het voorstel biedt een kaderregeling voor de traceerbaarheid van GGO's en met GGO's geproduceerde voedingsmiddelen en diervoeders, teneinde een juiste etikettering, monitoring van mogelijke onvoorziene effecten voor de menselijke gezondheid of het milieu en het uit de handel nemen van producten te vergemakkelijken. Onder traceerbaarheid wordt verstaan de mogelijkheid om GGO´s door de gehele productie- en distributieketen te kunnen opsporen.

Het voorstel wijzigt Richtlijn 2001/18/EG dusdanig dat de verplichting van het opzetten van een traceerbaarheidssysteem uit deze verordening wordt geschrapt. De verplichting wordt nu ondergebracht in deze nieuwe verordening (doc COM(2001)182).

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95, lid 1 van het EG-Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Het voorstel voor een verordening vloeit voort uit Richtlijn 2001/18 EG (voorheen 90/220 EG), die voorschrijft dat de lidstaten de nodige maatregelen treffen om de traceerbaarheid en de etikettering van de toegestane GGO's in alle fasen van het in de handel brengen daarvan te verzekeren.

Nederlandse belangen:

Traceerbaarheid is een belangrijk beleidsinstrument vanuit het oogpunt van milieu- en voedselveiligheid en om een effectieve etikettering te realiseren. Het voorstel ligt in lijn met de Nederlandse visie zoals verwoord in de Integrale Nota Biotechnologie, die in september 2000 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Nederland is van mening dat de regelgeving rond GGO's en producten van GGO's voorziet in een duidelijke en integrale behoefte, waarin de verschillende gebieden van de productieketen: zaad, voedsel en diervoeder met elkaar worden verbonden. Het voorstel komt tegemoet aan de eis van een aantal lidstaten tot een betere traceerbaarheid en etikettering. Het voorstel zou zo de mogelijkheid kunnen bieden het feitelijke moratorium op GGO's op te heffen en zo belemmeringen voor de biotechnologie weg nemen. Ook hecht Nederland veel waarde aan de keuzevrijheid/mogelijkheid voor de consument en het opzetten van een betrouwbaar systeem zonder onevenredig hoge administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG: Aanpassing Warenwet om overtreding strafbaar te stellen.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie (art 251 EGV)

Fiche 5: GGO's in levensmiddelen en diervoeders

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders

Datum Raadsdocument: 5 september 2001

nr raadsdocument: 11576/01

nr Commissiedocument: COM (2001) 425 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS i.o.m. LNV, VROM, EZ, BZ, BZ/OS

Behandelingstraject in Brussel:

Presentatie in de Interne Markt, Consumenten en Toerisme Raad op 27 september 2001. Behandeling in de Werkgroep Vrienden van het Voorzitterschap op 24 en 25 oktober 2001.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): nvt

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Doel van dit voorstel voor een verordening is een grondslag te leggen voor een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument in relatie tot genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt gewaarborgd is. In het voorstel wordt de markttoelating en etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geregeld. Wat betreft voedingsmiddelen vervangt dit voorstel het deel uit Verordening (EG) 258/97 inzake Nieuwe voedingsmiddelen en voedselingrediënten met betrekking tot genetisch gemodificeerde organismen (GGO´s) en daarvan afgeleide producten. Voor de markttoelating en etikettering van diervoeders is er op dit moment geen specifieke communautaire wetgeving. Alleen voor diervoeders die GGO zijn of deze bevatten wordt een veiligheidsbeoordeling uitgevoerd in het kader van richtlijn 2001/18/EG.

Er wordt in de verordening een koppeling gemaakt met de beoordeling van de milieuveiligheid van GGO's.

Het voorstel voor een verordening biedt een geïntegreerd geheel voor levensmiddelen en diervoeders voor alle schakels in de keten en regelt in principe de volgende punten:

één uniforme beoordeling van de consumptieveiligheid en veevoederveiligheid in het geval van markttoelating (vergunningsprocedure) van GGO´s en daarvan afgeleide producten. Deze geharmoniseerde veiligheidsbeoordeling wordt uitgevoerd door de Europese Voedselauthoriteit (EVA);

één compleet systeem van etikettering van alle voedingsmiddelen en diervoeders die GGO's of daarvan afgeleide producten bevatten. Hierbij wordt afgestapt van het aantoonbaarheidscriterium, dat er vanuit gaat dat alleen producten met aantoonbaar DNA of eiwit van een GGO behoeven te worden geëtiketteerd;.

schrappen van de mogelijkheid tot een notificatie. GGO-voedingsmiddelen kunnen alleen nog via een authorisatieprocedure (inhoudende een veiligheidsbeoordeling en vergunning) op de markt komen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikelen 37, 95 en 152, lid 4,onder b van het EG-Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Het voorstel vloeit voort uit het Witboek Voedselveiligheid.

Nederlandse belangen:

Nederland is van mening dat de regelgeving rond GGO's en producten van GGO's aangevuld moet worden en dat meer integrale teksten nodig zijn waarin de verschillende gebieden van de productieketen, zaad, voedsel en diervoeder, met elkaar worden verbonden. Er dient een hoog beschermingsniveau van de volksgezondheid van de mens te worden gewaarborgd. Het voorstel komt tegemoet aan de eis van een aantal lidstaten tot een betere etikettering. Het voorstel zou zo de mogelijkheid kunnen bieden het feitelijke moratorium op GGO's op te heffen om zo belemmeringen voor de biotechnologie weg te nemen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Aanpassing Warenwet om overtreding strafbaar te stellen.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie (art 251 EGV)

Kenmerk DIE-512/01
Blad /1

===