Partij van de Arbeid

Bijdrage van Jeroen Dijsselbloem 22 januari 2001

AAN HET NOTAOVERLEG OVER 'NATUUR VOOR MENSEN' (TWEEDE TERMIJN)

Inleiding
Dan toch eindelijk de tweede termijn. Sinds de eerste termijn is het nodige gebeurd. De Najaarsnota, met een forse eenmalige impuls van 200 miljoen gulden voor het aankoopbudget. De begrotingsbehandeling, waarin de financiering opnieuw volop aandacht kreeg en tenslotte het verschijnen van de Vijfde nota ruimtelijke ordening en de nota Grondbeleid. En bij het verschijnen van het nationaal natuuroffensief van de motie De Graaf-Melkert, ik neem aan gelijktijdig met de Voorjaarsnota, zetten we ons debat natuurlijk weer voort.
Ik zal natuurlijk terug komen op de thema's die ik in eerste termijn aansneed. U moet het mij niet kwalijk nemen dat ik daarvoor meer tijd neem dan ik in een gewone tweede termijn nodig zou hebben gehad. En, omdat het een tweede termijn is, zal ik tevens direct enkele moties indienen.

De Vijfde nota ruimtelijke ordening
Doordat rond de jaarwisseling de Vijfde nota en de nota Grondbeleid gereed kwamen, konden we de afgelopen weken deze nieuwe beleidsstukken naast de nota 'Natuur voor mensen' leggen. Uiteraard is dat nog geen compleet beeld en zullen we daar in latere debatten uitgebreid op in gaan.
Voorlopig ontstaat er een wisselend beeld. Ik zeg 'voorlopig' omdat ik nog veel verwachtingen van het uiteindelijke kabinetsstandpunt over de Vijfde nota (deel III van de PKB).
Voor wat betreft het natuurbeleid voegt de Vijfde nota weinig toe aan 'Natuur voor mensen'. De reeds geplande natuurgebieden worden nog een keer als zodanig aangewezen en krijgen nu ook een groene contour. Waarom nieuwe zoekgebieden aangeven voor de groene contouren terwijl de ecologische hoofdstructuur (EHS) al vrijwel geheel begrensd is?
Het 'nee, tenzij' principe geldt voor alle ingrepen in deze groene gebieden maar over de wettelijke verankering in de Natuurbeschermingswet geen woord (Ik kom daar nog op terug). Alle ingrepen? Nou ja, in ieder geval voor zes expliciet genoemde functies. Waarom alleen deze zes? Wat wordt bedoeld met 'in ieder geval'?
Een lonkend perspectief wordt geboden op het verbreden van de 'nee, tenzij' gebieden naar alle overige bossen (Boswetgebieden), bufferzones, randstadgroenstructuur e.a. Prima. We zien dat graag tegemoet in het nieuwe Structuurschema groene ruimte. Wat is hiervoor de planning?
We zijn blij met de extra aandacht voor de waarde van het landschap. De Vijfde nota gaat op dit punt verder dan 'Natuur voor mensen'. Maar is het instrumentarium van rode en groene contour voldoende om de balansgebieden te beschermen tegen verdere verrommeling en een alsmaar oprukkende rode contour? Het is voor gemeenten financieel nog altijd zeer lonend om stukken van het buitengebied te ontwikkelen voor woningbouw en bedrijfsterreinen. Er is geen prikkel die betere benutting van bestaande bebouwde gebieden stimuleert. Mijn fractie bepleit om die reden een open ruimteheffing. Een marktconform instrument dat aan twee kanten snijden: tegenwicht aan financiële premies op uitbreiding van het bebouwd gebied en als financieringsbron voor herstructurering van bestaand bebouwd gebied. Het Kabinet is op dit punt veel te voorzichtig en start slechts een studie naar de open ruimteheffing.

Winst is de aankondiging van nationale landschappen, al eerder door de PvdA-fractie bepleit. Drie nationale landschappen worden concreet genoemd, nog drie worden er aangekondigd. Er dienen er zich al meer aan, zoals het Groene Woud, de groene contramal van het stedelijk netwerk rond Tilburg, Eindhoven en Den Bosch. Aangedragen als nationaal landschap door de provincie en de burgemeesters van genoemde steden. Waarom niet opgenomen? Graag een reactie.
Het gaat me natuurlijk niet om het voorbeeld, maar ik ben geïnteresseerd in de criteria die het Kabinet hanteert voor de aanwijzing.
Het doel van de aanwijzing, het beschermen van waardevolle landschappen tegen oprukkende verstedelijking, wordt door de PvdA-fractie al geruime tijd bepleit. Maar welke extra bescherming biedt nu de aanduiding nationaal landschap? Welke beelden heeft het Kabinet bij de term nationaal landschap? Er geldt geen contour en verdere verstedelijking blijft mogelijk. Welke criteria gelden hiervoor, hoe gaan we de beelden die we bij nationaal landschap hebben tot werkelijkheid maken? Bij het concrete investeringsprogramma ontbreken helaas de nationale landschappen. Dat moet een vergissing zijn.
Wel zullen "groen in en om de stad" en stadsparken van dat investeringsprogramma deel uitmaken. Dat sluit goed aan bij de PvdA-motie die de Kamer bij de begrotingsbehandeling dit najaar aannam over natuur bij de stad. De Vijfde nota onderkent onze stelling dat er bij de aanleg van natuur- en recreatiegebieden, goed toegankelijk voor iedereen, een inhaalslag moet worden gemaakt. In dat licht bepleit de PvdA het toevoegen van een derde prioriteit aan het nieuwe natuurbeleid van 'Natuur voor mensen' (naast robuuste verbindingszones en de groen-blauwe dooradering), te weten 'natuur bij de stad'. Ik zou dat willen vastleggen in de volgende motie:

De Kamer,
gehoord de beraadslagingen,
overwegende, dat de recreatieve en landschappelijke kwaliteiten rond steden sterk achter lopen bij de snelle stedelijke ontwikkeling;
constaterende, dat er steeds meer behoefte is aan ontspanning, sportbeoefening, recreatie en beleving van aantrekkelijke landschappen en natuur op betrekkelijk korte afstanden van waar mensen wonen en werken;
constaterende, dat de aanleg van de Randstadgroenstructuur ernstige vertraging heeft opgelopen;
verzoekt de regering, de realisatie van 'natuur bij de stad' als prioriteit binnen het ruimtelijk en natuurbeleid aan te merken en hiervoor een investeringsprogramma op te stellen, en gaat over tot de orde van de dag.

De nota Grondbeleid
Ook hier zijn de dwarsverbanden met het natuurbeleid natuurlijk legio.
Winst in de nota grondbeleid is de exploitatievergunning, inclusief het zgn. kostenverhaal. Bij nieuwe grootschalige woningbouw kan zo de aanleg van groene uitloopgebieden direct worden meegefinancierd.

Onze interesse gaat verder uit naar instrumenten die vanuit het grondbeleid kunnen worden aangereikt om de uitvoering van de EHS te versnellen.
Op twee punten wordt voorzichtig een opening geboden. Zo stelt het Kabinet dat onderzocht zal worden of onteigening ook kan worden toegestaan op basis van het streekplan. Nu is dit alleen mogelijk op basis van een bestemmingsplan of binnen een landinrichting. Gegeven de achterstanden in de bestemmingsplannen voor het buitengebied is dit een zinvolle verbreding van de onteigeningstitel.
Het tweede punt is de gedachte om de Wet agrarisch grondverkeer te activeren. Deze reeds bestaande wet biedt de mogelijkheid voor de overheid om een voorkeursrecht te vestigen voor groene functies, zoals de EHS.
Ik zou het kabinet willen vragen op beide punten niet langer te aarzelen en wil daartoe een tweetal moties aan de Kamer voorleggen:

De Kamer,
gehoord de beraadslagingen
overwegende, dat bij de uitvoering van het natuurbeleid steeds het uitgangspunt van vrijwillige grondverkoop is gehanteerd; constaterende dat de afronding van natuurprojecten soms lange vertraging oploopt doordat de grond niet aan de overheid wordt aangeboden;
van mening, dat voor een tijdige realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur aanvullend juridisch instrumentarium noodzakelijk is;
Overwegende, dat artikel 37 van de Wet agrarisch grondverkeer de mogelijkheid biedt het voorkeursrecht te vestigen op gronden bestemd voor landinrichtingsgebieden, reservaatsgebieden, natuurontwikkelingsprojecten en overige gebieden die daartoe bij PKB worden aangewezen;
Overwegende dat de Raad voor het Landelijk gebied, de VROM-raad en het Groenfonds het zinvol achten hiertoe de Wet agrarisch grondverkeer te activeren;
verzoekt de regering, op zo kort mogelijke termijn de Wet agrarisch grondverkeer te activeren ten behoeve van de tijdige realisatie van de ecologische hoofdstructuur, en gaat over tot de orde van de dag.

De Kamer,
gehoord de beraadslagingen,
overwegende, dat bij de uitvoering van het Ecologische Hoofdstructuur (EHS) steeds het uitgangspunt van vrijwillige grondverkoop is gehanteerd;
constaterende, dat de afronding van natuurprojecten soms lange vertraging oploopt of alleen mogelijk is tegen zeer hoge kosten; van mening, dat voor een tijdige realisatie van de EHS aanvullend juridisch instrumentarium noodzakelijk is;
overwegende, dat Kabinet en Kamer al de noodzaak hebben onderkend om in uitzonderingsgevallen over te kunnen gaan tot onteigening ten behoeve van de realisatie van de EHS;
constaterende, dat deze mogelijkheid op basis van het streekplan nu niet bestaat;
verzoekt de regering in de onteigeningswet een extra onteigeningstitel op te nemen waarmee ook op basis van de provinciale begrenzing van de EHS tot onteigening over gegaan kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.

Wet- en regelgeving
Op dit moment is de vraag hoe serieus de overheid zichzelf neemt erg actueel. Hoe serieus nemen bestuurders wet- en regelgeving? Een vraag die elke deel van het publieke terrein aan de orde is, ook in het natuurbeleid. We spreken met elkaar regels af en vervolgens begint het grote duwen en trekken over hoe hard die regels nu wel zijn en of het niet een onsje minder kan. Dat geldt ook voor de steeds belangrijkere Europese wetgeving op het terrein van de natuurbescherming.
De hele gang van zaken rond Avantis, het nieuwe bedrijfsterrein in Heerlen, laat dat nog eens treffend zien. En hoewel die laatste korenwolf van ellende natuurlijk allang is vertrokken, wordt het natuurbelang hier toch geschaad. De uitkomst rond Avantis dient namelijk niemand, noch de gemeenten, noch de bedrijven, noch de hamster.
Hoe nu verder? Ten eerste moet het hamsterplan van de provincie Limburg snel worden uitgevoerd. Ik heb begrepen dat Limburg 50 hectare reservaatsgebied tekort komt en dat het beheerpakket voor de hamster nog niet is goedgekeurd. Graag een toezegging van de staatssecretaris dat deze knelpunten worden opgelost. Dan de vraag: hoe voorkomen we een herhaling? Wat de PvdA betreft staat de wetgeving hier niet ter discussie. Het is onontkoombaar dat overheden en bedrijfsleven de wetgeving serieus moeten gaan nemen. Dat vraagt om een pro-actieve opstelling. De bescherming van de natuur moet van begin af aan worden meegenomen bij ruimtelijke ingrepen.

Daarvoor zijn naar onze mijn mening vier dingen nodig: 1. verankering van de Europese richtlijnen in nationale wetgeving; 2. goede voorlichting over de betekenis van die richtlijnen; 3. adequaat toezicht en handhaving van het natuurbeleid en 4.een continu verspreidingsonderzoek naar soorten.

Ad. 1. Wettelijke verankering van de Europese richtlijnen in nationale wetgeving
In de eerste termijn heb ik ervoor gepleit dit zo spoedig mogelijk te doen middels een formele wijziging van de wet. Inmiddels is dit verzoek door de Kamer bekrachtigd in de motie Witteveen-Hevinga c.s. . Maar in de visie van de PvdA moet, conform de PKB SGR, de beschermende werking van het 'nee, tenzij' beginsel en de compensatieplicht voor de gehele EHS wettelijk worden verankerd. Ik wil daarover graag de volgende motie aan de Kamer voorleggen:

De Kamer,
gehoord de beraadslagingen,
overwegende, dat het afwegingskader van de Vogel- en Habitatrichtlijn moet worden omgezet in algemeen verbindende voorschriften van nationale wetgeving;
overwegende, dat het Kabinet in de nota "Natuur voor mensen" de ambitie uitspreekt te komen tot een eenduidig transparant en geharmoniseerd juridisch beschermingsregime voor belangrijke natuurgebieden;
verzoekt de regering een wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998, met als oogmerk een uniform wettelijk regime voor de gehele ecologische hoofdstructuur, nog dit parlementaire jaar bij de Kamer in te dienen, en gaat over tot de orde van de dag.

Zonodig zal de PvdA zelf een initiatiefwet op dit punt indienen.

Ad. 2. Voor een goede naleving van de Europese richtlijnen moet de voorlichting worden voortgezet Wordt deze de komende jaren nog voortgezet, met name richting gemeenten?

Ad. 3. Toezicht en handhaving: hoe wordt nu in een zo vroeg mogelijk ingegrepen als de natuurwetgeving wordt overtreden? Ik heb al in de eerste termijn van dit debat mijn zorg uitgesproken over de wijze waarop het toezicht en de handhaving rond het natuurbeleid is georganiseerd. Ik wil daarom de volgende motie aan de Kamer voorleggen:

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het toezicht op de uitvoering van het natuurbeleid sterk versnipperd is over de diensten van LNV en andere betrokken overheden;
overwegende dat het Natuurbeleid gedecentraliseerd is naar provincies en dat de uitvoering in handen is gesteld van een steeds grotere groep van particulieren en natuurorganisaties; verzoekt de regering op korte termijn aan de Kamer een voorstel voor te leggen voor een adequate organisatie van het toezicht op de uitvoeringen handhaving van het natuurbeleid (de 'natuurinspectie'),
en gaat over tot de orde van de dag.

Ad. 4. Om de nieuwe Europese wetgeving goed te kunnen uitvoeren is nog een vierde punt van groot belang gebleken: gegevensverzameling over het voorkomen van bedreigde soorten. Tot op de dag van vandaag wordt er over getwist over de Limburgse korenwolf: zit ie er nu wel of niet? In de nota 'Natuur voor mensen' wordt het belang van het verzamelen van gegevens erkend. Is het niet zo dat voor het aanwijzen van gebieden voor de Habitat- en Vogelrichtlijn het noodzakelijk is de aanwezigheid van vogelsoorten en aantallen te blijven meten? En gemeenten moeten op elk moment kunnen beschikken over gegevens over de vraag welke beschermde soorten waar zitten. Is de staatssecretaris bereid te investeren in infrastructuur voor dat verspreidingsonderzoek, wat met de inzet van heel veel vrijwilligers gebeurt? (Om misverstanden te voorkomen: het Netwerk Ecologische Monitoring voldoet daarvoor niet: dat is een netwerk van meetpunten over het hele land om te kijken hoe het nu gaat met de natuur en welke effecten het beleid hebben. Het verspreidingsonderzoek moet in beeld brengen en houden welke soorten op enig moment waar zitten.)

Milieukwaliteit
In de eerste termijn heb ik aandacht gevraagd voor de discrepantie die er is tussen de voor specifieke natuurdoelen noodzakelijke milieukwaliteit en de werkelijke milieukwaliteit. In de brief van de staatssecretaris van 12 januari over werkkaart kwalitatieve natuurdoelen wordt de toezegging gedaan dat per locatie deze eventuele discrepantie in beeld zal worden gebracht. Dit is conform mijn verzoek in eerste termijn. Verder wordt gesteld dat waar nodig aanvullend milieubeleid kan worden overwogen. Dat roept de vraag op wat nu bepalend wordt voor het ambitieniveau? De aangetroffen milieukwaliteit of het nu vastgelegde natuurdoel? Of wordt het per locatie bezien? Wat betekent "kan worden overwogen"? Is vereffening denkbaar tussen locaties?

Landinrichting
In het begrotingsdebat hebben we aandacht gevraagd voor de problematiek van de landinrichting. Voorkomen moet worden dat door een te beperkte verplichtingenruimte geen nieuwe projecten meer kunnen worden opgestart. Juist deze nieuwe projecten omvatten immers veel natuurdoelen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij zich maximaal zal inspannen om dit knelpunt weg te nemen? Bij de Najaarsnota heeft het Kabinet haar belofte waargemaakt en het aankoopbudget eenmalig verhoogd met 200 miljoen gulden. Daarvan was 80 miljoen nodig voor de grondprijsstijging vorig jaar. Hoe wordt de overige 120 miljoen ingezet? Kan hiermee de dreigende stagnatie in de landinrichting worden voorkomen? Of kan ruimte worden gevonden in de Voorjaarsnota? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Tot slot
Het is evident dat wij de ambities van het Kabinet in de nota 'Natuur voor mensen' delen. Met de 100 miljoen gulden structureel is het mogelijk een serieuze start te maken met de robuuste verbindingszones en de groen-blauwe dooradering. Ik herhaal nog eens ons pleidooi om bij de invulling van deze twee 'nieuwe' ambities nauw aan te sluiten bij reeds lopende initiatieven in verschillende landsdelen en dus ook niet te streven naar een gelijkmatige verdeling van hectares en middelen over alle provincies.
Wij zijn blij met de aanwijzing van nationale landschappen; deze moeten nog wel van een investeringsprogramma worden voorzien. De PvdA-fractie bepleit verder aanvullende juridische instrumenten voor de verwerving van gronden voor de EHS en voor de adequate bescherming van onze natuurgebieden. Doordat steeds meer partijen betrokken zijn bij de uitvoering van het beleid wordt een adequaat toezicht en handhaving van steeds groter belang. En tot slot verwachten wij in het voorjaar een nationaal natuuroffensief waarmee we de EHS kunnen versnellen, in het bijzonder natuur- en recreatiegebieden dichtbij de stad. Het ging immers om natuur voor mensen