VVD

Democratie kan geen jukebox zijn met ieders favoriete liedje


Groep: Tweede-Kamerfractie Datum: 23 januari 2001
De verwachtingen ten aanzien van de overheid zijn te hoog gespannen, betoogt Hans Dijkstal in De Volkskrant.

Het jongste rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau bevat een veelzeggende opmerking over de Zorg: De kritiek op de kwaliteit komt voor een belangrijk deel voort uit de gestegen ambities van de bevolking. De betekent strekt verder dan die sector. Mensen nemen minder snel genoegen met bestaande voorzieningen. Ze vragen en verwachten meer en kritiek zegt derhalve niet alleen veel over de geleverde kwaliteit maar ook over verwachtingspatronen. Volgens de minister van Binnenlandse Zaken is de relatie tussen Staat en Burger momenteel kritiek. Het vertrouwen in de overheid staat op de tocht. We kunnen niet hebben dat het wantrouwen nog groter wordt, zei hij toen inspectierapporten over de vuurwerkramp in Enschede openbaar werden.

Is dat bittere werkelijkheid? Ik denk het niet. Het is een concept-van-de-overheid dat valse verwachtingen heeft gewekt. Daarvan moeten we eindelijk echt afstand nemen. De mondige, veeleisende burger wijst snel naar de overheid. Die cultuur komt voort uit de twee modieuze ideaalbeelden waarmee een hele generatie is opgegroeid: (1) de overheid dient zijn burgers van wieg tot graf te verzorgen; (2) volksvertegenwoordigers dienen het verlengstuk van vragende burgers te zijn.

Gelukkig gebeurt dat soms ook. Journalist Hans Wansink betoogt dat Nederlanders pech tegenwoordig als onrecht ervaren - alsof het inwisselbare begrippen zijn. Het lijkt er op dat we in Nederland het noodlot buiten werking hebben gesteld, merkt hij op. Samen met zijn collega Pieter Hilhorst schreef hij naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede over de politieke reflexen van bestuurders. Ze nemen tot overmaat van ramp de verantwoordelijkheid voor alles. Bestuurders zitten gevangen in hun maakbaarheidswaan. Hans Dulfer beschreef (NRC-Handelsblad) de dieptepunten waarin politiek en media gezamenlijk belanden op zoek naar schuld en verantwoordelijkheid: Goeie genade, riep hij uit, De gemeente Volendam is toch knettergek om zon brief te versturen. Wie weet er nu in godsnaam niet dat uitgedroogde kersttakken branden als een fakkel.

Zij hebben gelijk. Twee jaar hiervoor zei de vice-voorzitter van de Raad van State Tjeenk Willink naar aanleiding van de politieke evaluatie van de Bijlmerramp. Klinkt in het rapport van de enquêtecommissie immers niet door de grondgedachte van een overheid die overal voor moet zorgen, die alles kan en alles moet? Wordt niet teruggegrepen op een achterhaald model van wat de overheid is? Hij zag een contradictie tussen de opvatting dat de overheid moet terugtreden en de opvatting dat uiteindelijk de overheid verantwoordelijk blijft. Tjeenk Willink constateerde: Gebeurt er iets onvoorziens, dan moet iemand de schuld krijgen. En als de schuld al niet meteen bij de overheid wordt gelegd, dan moet die toch opdraaien voor de gevolgen en in ieder geval een oplossing geven. Stephan Sanders ging in een opmerkelijke beschouwing nog verder dan Tjeenk Willink. Aan de hand van diverse voorbeelden beschreef hij hoe de overheid met onbegrensde almacht wordt toebedeeld - nadat er iets verkeerd is gegaan. Dan draait het collectief op voor de gevolgen. Schuld en boete worden verzorgd door de falende overheid en politiek. Eigen verantwoordelijkheid is ver te zoeken. Nederlanders lijden aan verwendheid en diva-gedrag vond Sanders.

Deze citaten illustreren de onduidelijkheid rond overheidsverantwoordelijkheid. De discussie is dus niet de afgelopen weken ontstaan. In 1999 ben ik bij de Algemene Politieke Beschouwingen uitgebreid ingegaan op die cultuur waarin vrijheid niet parallel loopt met eigen verantwoordelijkheid. Dat wordt mensen makkelijk gemaakt wanneer politici de overheid als een electoraal aantrekkelijk stofzuiger van problemen gebruiken. Het gevolg is dat mensen kunnen putten uit twee tegengestelde systemen, een onmogelijk mengsel van Oost-Europees Staatsinterventie en West-Europese Keuzevrijheid.

Op dezelfde dag dat Wansink zijn column schreef, besteedde de jurist Stolker in Trouw ook uitvoering aandacht aan de claimcultuur. Hij beschreef de burger die zich bewust is van de mogelijkheden van het recht. Dat is de ene kant van het verhaal. Mensen zijn mondiger, geëmancipeerd en maken gebruik van de mogelijkheden die ze hebben. Maar de keerzijde beschreef hij niet. Moet de overheid altijd de laatste instantie zijn waar je aan kunt kloppen, indien je elders geen gehoor vindt? Dat is wel wat Wansink c.s. stellen: als je een probleem hebt, claim je door, tot uiteindelijk het collectief jouw onrecht tenietdoet. Of je legt een claim neer bij de overheid die een geschil tussen burgers maar moet oplossen.

We hebben te maken met een terugtredende overheid en burgers die hun eigen verantwoordelijkheid nemen, vond Stolker. Hij vraagt zich af of de overheid die verdwijnt wel mag klagen over die nieuwe cultuur. Zij heeft dit juridische gat immers zelf gecreëerd. Stolker staaft die bewering niet. Daarom zet ik er vraagtekens bij. Wat heeft de nasleep van de Bijlmerramp te maken met een terugtredende overheid? En hoe kun je dat ingeval Enschede of Volendam beweren? Rokers procederen tegen tabaksfabrikanten op het moment dat er steeds strengere regels inzake roken komen. De horecabranche wijst naar aanleiding van de cafebrand in Volendam op de ongeloofelijke gedetailleerdheid van regels waar de sector mee van doen heeft. Regels van het ene ministerie stellen dat een nooddeur naar buiten open moet. Verordeningen van het andere departement verplichten het tegenovergestelde.

Olietanker
De claimcultuur is niet het gevolg van de terugtredende overheid. Cultuur is minder wendbaar dan een olietanker. Het idee dat het publiek domein moet worden verkleind, heeft te kort postgevat om de oorzaak te zijn. Het wordt meer met de mond beleden dan in daden omgezet. De claimcultuur illustreert een tegengestelde beweging: het afwentelen van verantwoordelijkheid en verhalen op een ander. De basis is gelegd bij een generatie die werd opgevoed met het ideaal dat de overheid van wieg tot graf voor je zorgt en zo de gewenste samenleving creëert. De generatie die wijs is gemaakt dat alles maakbaar was. Uit die generatie journalisten, politici, bondsbestuurders, wetenschappers komt meeste kritiek op de publieke sector. De politiek luistert niet. Bestaat uit een kaste van technocraten. Uit gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel is een sorry-democratie onstaan. Politici vullen hun verantwoordelijkheden te beperkt in. Tussen politiek en burger ligt een kloof.

Jukebox
Democratie en politiek worden ondermijnd door vraagaccomodatie: de overheid moet leveren wat de burger vraagt. Dat is de tweede oorzaak van die claimcultuur. De politiek dient niet vraagaccomoderend te zijn. Politieke partijen dienen te formuleren wat in hun ogen de grenzen van publiek en privaat domein zijn, en bij collectieve taken dient het algemeen belang doorslaggevend te zijn. Het is opmerkelijk dat juist de aarzelaars bij private (wel vraaggestuurde) marktwerking dit mechanisme wel vinden passen bij zelforganisatie van burgers: de democratie. D66, PvdA en GroenLinks lopen voorop met de gedachte dat de burger altijd zijn zin moet krijgen meer directe invloed moet hebben. De vraag is echter wat democratie betekent. Is het: uitvoering van iedere wens van het volk? Of betekent het: organisatie van burger-vertegenwoordigers die vanuit het algemeen belang publieke taken controleren. De eerste variant werkt als een jukebox: u vraagt wij draaien (en als het gevraagde nummer niet beschikbaar is, dan zwaait er wat). De tweede variant werkt als live-optreden: de band bepaalt zelf het repertoire (en zolang er verschillende optredens en genres zijn, kun je kiezen welk het best bevalt of een nieuwe band formeren).

Ten grondslag aan de jukebox-democratie ligt de gedachte dat de politiek slechts één taak heeft: de wens van de burger uitvoeren. En op elk willekeurig moment. Immers, als kiezer is de burger koning en dient hij op zijn wenken te worden bediend. Toegegeven, die gedachte wordt mede gevoed door politici zelf. Luister naar phone-in programmas op de radio. Zelden hoor je een Kamerlid een burger tegenspreken. Iedere vraag is interessant, en elk gevoel wordt begrepen. Natuurlijk, overal moet rekening worden gehouden. Sterker, als we het niet al gisteren aan de orde hebben gesteld, zullen we dat morgen doen. Zo worden politieke partijen vraagaccomoderende organisaties. Dan komen politieke filosofie en politieke marketing wel heel dicht bij elkaar: iedere burger het gevoel geven dat hij gehoor krijgt, ongeacht zijn wensen en opvattingen. En zo wordt tegelijk teleurstelling gecreëerd. Want een democratie kan geen jukebox zijn waar ieder zijn favoriete liedje te horen krijgt.

Dat proces is versterkt doordat politiek wordt vereenzelvigd met de overheid, wier macht ze behoort te controleren. Alsof politici vier jaar afstand doen van hun medeburgerschap. Dankzij vraagaccomodatie wordt onvrede afgekocht, krijgt iedere groep een speciale behandeling. Voor iedere klacht staat een zak geld klaar. Zo hebben we ons gezamenlijk voor 500 miljard gulden in de schulden gestoken.

Tegelijkertijd is de afstand kiezer-vertegenwoordiger kleiner geworden sinds politici uit alle sociale klassen worden gerecruteerd. Als er al een kloof is, dan ligt die tussen pretentie en realiteit. Voormalig secretaris-generaal van Algemene Zaken Geelhoed schaart zich in het kamp dat de vaderlandse gemakzucht kapittelt en de gedoogcultuur bekritiseert. Op papier lijkt alles goed geregeld: Maar de kloof tussen papier en de bestuurlijke werkelijkheid is zo groot geworden dat we maatschappelijke risicos lopen. Hij verwijst naar Enschede en Volendam en uit zich negatief over de naleving van de regels. In beide gevallen is er sprake van slordig, groezelig bestuurlijk optreden. Dat is waar, maar niet het hele verhaal. Gedogen is niet hetzelfde als niet-handhaven. Die papieren regeltjes zijn produkt van tegenstrijdige belangen waaraan tegemoet is gekomen. Die vraag-accommodatie bedoel ik. Die papieren regeltjes zijn nu zo ingewikkeld, dat ze door talloze specialisten dienen te worden gehandhaafd. En het laatste maar niet het minste punt: regels moeten niet alleen worden gehandhaafd door de overheid, maar vooral worden nageleefd door burgers zelf.

Het is de paradox van de geëmancipeerde maatschappij. De opeenstapeling van regels heeft de overheid niet machtig maar krachteloos gemaakt. Vrijheid noch verantwoordelijkheid is hiermee gediend. Een vrij mens hoort te worden aangesproken op de consequenties van zijn keuzes. Volksvertegenwoordigers hebben ook als taak hun mede-burgers op die verantwoordelijkheid te wijzen. Claimen is niet erg wanneer iemand daarmee de verantwoordelijke via de rechter wijst op nalatigheid. Claimen wordt pas erg wanneer de overheid wordt misbruikt als de finaal-verantwoordelijke in civielrechtelijke of zelfs strafrechtelijke zin. Dat kan alleen wanneer onduidelijk is wat de scheidslijn tussen publieke en private verantwoordelijkheden, of wanneer de overheid in het verleden verantwoordelijkheden heeft weggenomen.

Democratie werd door de filosoof Kant omschreven als het meerderjarig worden van mensen in politiek opzicht. Politici behoren de overheid daarom niet als electoraal aantrekkelijke stofzuiger te gebruiken. Wij burgers en onze politieke burgerbewegingen in de volksvertegenwoordigingen moeten onszelf op die manier niet voor de gek houden. Nog meer regels, nog meer overheidstaken helpen ons van de regen in de drup. Een suggestie. Bij de verkiezingen volgend jaar stellen we de vraag: wat moet de overheid niet voor u doen, wat staat niet op het repertoire? Een ideetje voor een verkiezingsprogramma?