Het Koninklijk Huis
23/01/01 Tafelrede van Z.K.H. de Prins van Oranje bij de Vrienden van
Nieuwspoort
Mijnheer de Minister-President, Mijnheer de Voorzitter, Dames en
Heren,
Denkend aan Holland zien veel buitenlanders het beeld van het jongetje
voor zich, dat met zijn vinger in de dijk het land redde van de
ondergang. Ze zien in gedachte een land dat bestaat dankzij het
vernuft van de waterbouwers. Voor een groot deel onder zeeniveau
gelegen.
Dat is natuurlijk niet vanzelf gegaan. Het waterbeheer in Nederland
kan ruwweg worden verdeeld in vier perioden. In iedere periode kreeg
een bepaald aspect van het waterbeheer de aandacht die op dat moment
noodzakelijk was. Deze perioden beginnen wel ergens, maar eindigen
niet. U moet ze dus cumulatief zien.
De eerste periode begon rond 900. Door het dalende land was het niet
meer mogelijk om een teveel aan water op natuurlijke wijze te spuien.
Door stijgend zeewater ontstond de noodzaak het land te beschermen
tegen overstroming.
De tweede periode startte in de jaren 60. Door snellere daling van het
laaggelegen westen ontstond een toenemende verzilting. Het gevolg was
dat de vraag naar zoetwater groter werd. Ook de steeds intensiever
wordende landbouw en industrialisatie moesten in ruime mate worden
voorzien van zoetwater.
In de jaren 70 begon de derde periode. De regering besloot de
vervuiling van het oppervlaktewater aan te pakken. Deze vervuiling was
ontstaan door de toegenomen industrialisatie in ons land, en
bovenstrooms.
Medio jaren 80 werden de tot dan toe gescheiden beleidslijnen
(kwaliteit en kwantiteit) samengebracht onder de noemer integraal
waterbeheer. Sinds 1998 is daaraan het beleid met betrekking tot de
bescherming tegen overstroming en wateroverlast toegevoegd. Dat is de
vierde periode.
Ik zal kort ingaan op deze verschillende aspecten van het waterbeheer.
Het gaat economisch heel goed in Nederland. Volgens recente
publicaties gaat het vooral goed in de lage delen van ons land.
Almere, de Zuidrand van Amsterdam, Rotterdam. Kortom de Randstad. In
dergelijke gebieden is investeren in infrastructuur, steden en
industrieterreinen alleen mogelijk als de waterhuishouding en dus ook
de bescherming tegen overstroming op orde is.
Indien dat niet het geval is, zal een groot deel van ons land
regelmatig onder water staan. Hetzij door overstroming vanuit zee,
hetzij door hoge rivierafvoeren al dan niet gecombineerd met hevige
neerslag.
Waterbeheerders hebben de zorg voor de kwaliteit van grond- en
oppervlaktewater, waterverdeling en bescherming tegen hoogwater.
Kortom, het in stand houden van ons land. Een voorbeeld. In de polder
Berkel, niet zo ver hiervandaan, varieert het polderpeil tussen de 3
en 7.15 meter beneden N.A.P. Om die polder droog te houden wordt onder
normale omstandigheden jaarlijks ongeveer 13 miljoen m3 water
weggepompt.
Klimaatverandering zorgt voor zeespiegelstijging en veranderende
rivierafvoeren. Gecombineerd met de bodemdaling leidt dit tot het
waterhuishoudkundig probleem voor de toekomst. Naarmate met name het
westelijk deel van ons land dieper komt te liggen, zal meer
geïnvesteerd moeten worden om droge voeten te houden. Niet alleen door
middel van pompen, maar ook door meer ruimte voor water te reserveren.
Met alleen hogere dijken komen we er niet meer.
Zonder maatregelen dreigt het bij een stijgende zeespiegel echt mis te gaan. U begrijpt nu mijn belangstelling voor waterbeheer.
De bodemdaling met name in het westen, veroorzaken we zelf. Door voortdurend de grondwaterstand te verlagen, oxydeert het veen. In andere delen van het land zal de kleibodem steeds verder inklinken. We pompen ons zelf letterlijk naar beneden. Dat is waterbeheer zoals we dat al eeuwen gedaan hebben. Het rapport van de Commissie waterbeheer 21e eeuw heeft aangegeven dat het anders moet. Meer ruimte voor water, minder pompen en niet uitsluitend dijken bouwen.
Uit metingen en prognoses met behulp van computermodellen, blijkt dat
het Groene Hart tot 2050 nog zeker 40-60 cm zal dalen. Ook zuidelijk
Flevoland laat een vergelijkbare daling zien. In het oosten
daarentegen wordt een stijging verwacht van 2 cm. Dat wordt
veroorzaakt door de tektonische beweging, een normaal geologisch
proces. Het overkomt ons.
Naast bodemdaling en zeespiegelstijging speelt nog een ander probleem.
Op deze kaart ziet U de verdeling van zoetwater van de Rijn over ons
land. Voor alle duidelijkheid heb ik de aanvoer en verdeling van
Maaswater maar weggelaten. Het Rijnwater wordt via ons stelsel van
kanalen en sloten over heel Nederland verdeeld. Dat zelfde stelsel
wordt gebruikt om het teveel aan water zo snel mogelijk af te voeren.
Het teveel wordt gespuid bij de rode pijlen. Tenminste, zolang het
laagwater op zee maar lager is dan het waterpeil van het binnenwater.
Tijdens de wateroverlast van het najaar 1998 was het in IJmuiden
bijvoorbeeld gedurende 11 laagwaters niet mogelijk om te spuien.
Normaal wordt rekening gehouden met 6 keer per jaar.
Rijnwater wordt gebruikt om Drenthe van zoetwater te voorzien, terwijl
eigenlijk in dat gebied voldoende zoetwater voorhanden zou kunnen
zijn. Dat wordt weggepompt om met name in de winter de zaak droog te
houden! Ook wordt de Friese boezem doorgespoeld om de vervuiling kwijt
te raken en de landbouw van voldoende zoetwater te voorzien.
In westelijk Nederland is veel zoetwater nodig om de verzilting te
bestrijden. In het gebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland
bijvoorbeeld, is dagelijks veel zoetwater nodig om de verzilting van
de Haarlemmermeer tegen te gaan. De Floriade zou er echt anders uit
zien!
Rijnwater is dus overal in ons land. Wij noemen dat de verrijning van
Nederland.
Het nieuwe waterbeleid, beschreven in de vierde Nota Waterhuishouding
en verder uitgewerkt door de Commissie waterbeheer 21e eeuw, pleit
voor het langer vasthouden van zogenoemd gebiedseigen water. Dat heeft
als consequentie dat meer ruimte voor water moet worden gereserveerd.
Beken en riviertjes die vroeger zijn gekanaliseerd moeten weer
slingeren. Daardoor kan water weer de bodem indringen en zo ook het
grondwater op peil houden. Dat moet overigens niet alleen in Nederland
gebeuren, maar ook in de bovenstroomse gebieden. Tot mijn genoegen
merk ik dat daarover in de stroomgebieden van Maas, Rijn en Schelde
goed overleg plaatsvindt en ook maatregelen worden voorbereid en
genomen.
Waterbeheer is mensenwerk.
Dagelijks zijn mensen van Rijkswaterstaat en de waterschappen bezig
met waterbeheer. Van de tienduizend die bij Rijkswaterstaat werken
zijn dat er ongeveer 4500. Van de waterschappen zo ongeveer 9000. Ze
zijn bezig om ons land tegen het water te beschermen. Ze zorgen dat de
waterkwaliteit goed is en dat er voldoende zoetwater beschikbaar is
voor industrie en landbouw.
Rijkswaterstaat beheert ongeveer 386 km aan waterkering, waaronder de
Oosterscheldekering, de Maeslantkering, het sluiscomplex bij IJmuiden,
de Afsluitdijk en de duinen op de waddeneilanden. De waterschappen
beheren zon 2700 km waterkering, zoals rivierdijken, dijken langs het
IJsselmeer, Markermeer, en boezemkades.
Het geïnvesteerd vermogen in ons land in infrastructuur, huizen,
kantoren en industrieterreinen ligt om en nabij de 8000 miljard. Toch
de moeite waard om adequaat te beschermen.
Waterbeheer kost geld. Om U een indruk te geven: in totaal 6,1 miljard
per jaar. De kosten voor een goede kwaliteit van het water spannen
daarbij de kroon: nl. 4 miljard. De kosten voor het beheer en
onderhoud van onze riolering zijn daarbij inbegrepen. Aan de verdeling
van zoetwater en aan de bescherming tegen overstroming wordt jaarlijks
een bedrag van 1,1 miljard besteed.
Dergelijke grote bedragen zeggen meestal niet zoveel. Daarom even het
volgende voorbeeld. Iedere inwoner van Delfland moet dit jaar een
bedrag van 48 gulden betalen voor droge voeten. Bent U bezitter van
onroerend goed, dan komt daar nog een bedrag bij gebaseerd op de
waarde daarvan. Voor de gemiddelde huizenbezitter zal dat niet boven
de 130 gulden uitkomen. Ter vergelijking: wilt u naar de
kabeltelevisie kijken, dan wordt U een bijdrage van circa 170 gulden
gevraagd voor het zogenoemde basispakket. En voor een
opstalverzekering wordt toch al gauw 1 tot 2 promille als premie
berekend.
De investeringen in ons land nemen toe. Daarom adviseerde de Commissie
waterbeheer 21e eeuw de komende jaren extra te investeren in met name
de bescherming tegen overstroming.
Op basis van dit advies heeft het Kabinet in december besloten om de
komende jaren 2,8 miljard extra uit te trekken om de waterhuishouding
aan te passen aan de moderne eisen en toekomstverwachtingen. Meer
ruimte voor de rivieren, en een betere kustbescherming.
Waterbeheer stopt niet bij de grens. Op 22 december vorig jaar is de
Europese kaderrichtlijn Water in werking getreden. Deze verplicht de
lidstaten per stroomgebied tot gemeenschappelijke plannen te komen om
vervuiling aan te pakken. En, ecologisch herstel van grond- en
oppervlaktewater mogelijk te maken.
Als beschermheer van het Global Water Partnership doet het mij
genoegen te constateren dat er vanuit die organisatie momenteel een
programma wordt ontwikkeld om de toekomstige lidstaten van de Unie te
helpen met het invoeren van de waterrichtlijnen. Daarbij zijn
overigens ook Nederlandse instellingen en ingenieursbureaus betrokken.
Tenslotte:
De toenemende wereldbevolking en de noodzaak deze van voedsel te
voorzien, zullen van overheden, water-, landbouw-, en
natuurdeskundigen veel wijsheid en samenwerking vragen.
Bij voortzetting van het huidige mondiale waterbeheer is er simpelweg
te weinig zoetwater om de voedselproductie op peil te krijgen. Daarom
maken Nederlandse organisaties zich sterk om tijdens het 3e Wereld
Water Forum, dat in 2003 in Japan wordt gehouden, het onderwerp Water
for Food op de agenda te krijgen.
Hiermee proberen de Nederlandse organisaties een verandering in het
mondiale waterbeheer te bewerkstelligen.
Ik dank U voor uw aandacht.