D66

23 januari 2001

TIJDELIJKE REFERENDUMWET

Olga Scheltema

Vaak wordt de politiek verweten teveel en te gemakkelijk de waan van de dag te volgen, te snel te reageren. Bij het referendum kan dat verwijt in ieder geval niet worden gemaakt. Integendeel, op dat terrein moet het jaren vriezen voordat een allereerste bescheiden stap op het ijs wordt gewaagd. En dan nog vz, manifesteert zich soms nog wel een wak.
Het wak W zijn wij niet vergeten.

Het is wel verwonderlijk dat het hier zo lang duurt. Nederland bevindt zich in Europa met Griekenland en Belgie in de referendum-achterhoede. En dat ondanks het feit dat de politiek zeer breed geschakeerde commissie Biesheuvel reeds in 1985 adviseerde tot invoering van een bindend correctief wetgevingsreferendum.
Gelukkig hebben nogal wat gemeenten zelf het voortouw maar genomen en een eigen referendumverordening gemaakt.

MdV ik heb zo'n grijs vermoeden dat als D66 niet zo aan het streven naar meer directe invloed van de burger had vastgehouden, dan zou er waarschijnlijk al een tijdlang niet meer over een referendum zijn gesproken.

Vz, de reden om meer directe invloed van de bevolking mogelijk te maken is echter onverminderd aanwezig. De dagen van weleer waarin de bevolking zich in vaste rijen achter zijn politieke leiders schaarde en erop vertrouwde dat zij het wel goed deden, is lang voorbij. De vertegenwoordigende democratie moet zo af en toe een correctie kunnen verdragen.
De goed geschoolde, goed geinformeerde burger wil niet alleen mee kunnen praten. Hij wil ook kunnen bijsturen als daarvoor reden is. Tachtig procent van de bevolking vindt dat. Een vertegenwoordigende democratie die zijn taak serieus neemt, moet hiervoor een reële weg kunnen vinden.

In Nederland is het vooral (een deel) van de politieke klasse die zich tegen iets meer directe democratie, tegen iets meer rechtstreeks invloed van de burger blijft verzetten. De nog steeds afkalvende vaste steun aan politieke partijen, zou voor deze politici een extra teken aan de wand moeten zijn. Een reden temeer om minder verkrampt een aanvulling op die democratie mogelijk te maken.

Daarnaast blijft natuurlijk een belangrijke reden dat in ons stelsel van coalities, regeerakkoorden en compromissen een tussentijdse bijsturing door de burger via een referendum gewenst is voor gevallen waarin de politiek te ver afdrijft van hetgeen de bevolking wenst. Het elck, wat wils, mag dan het handelsmerk van onze polder zijn, als de compromissen haaks staan op wat een belangrijk deel van de bevolking wil, dan moet die bevolking kunnen corrigeren. Ook de minister heeft daar in zijn rede voor de jaarvergadering van de VNG deze zomer terecht een lans voor gebroken.
Een beetje meer vertrouwen in het oordeelsvermogen van de bevolking daar gaat het om.
Democratie is niet voor bange mensen en al helemaal niet voor bange volksvertegenwoordigers.

Het gaat vandaag over twee wetsvoorstellen. Allereerst over de grondwettelijke regeling van het bindende correctieve referendum op verzoek van de kiezer.
Hetzelfde voorstel dat in 1999 in de Eerste Kamer schipbreuk leed.

Vz natuurlijk zouden we hier de gehele discussie over kunnen doen en wederom de vraag aan de orde stellen of de drempels niet te hoog zijn en of zij wel in de Grondwet moeten worden vastgelegd? Laat ik nogmaals duidelijk zijn: D66 vindt de drempels zeer hoog en wat ons betreft had overeenkomstig de voorstellen van de Cie Biesheuvel heel goed en verantwoord met de helft van de nu vereiste aantallen kunnen worden volstaan, zonder verzeild te raken in een ongebreidelde referendumdemocratie.
Ook zouden wij bij voorkeur de drempels door de gewone wetgever in de gewone wet doen verankeren. Dat zou meer flexibiliteit geven en aanpassingen mogelijk maken als in de praktijk zou blijken dat de vastgelegde drempels hetzij onhaalbaar, hetzij te gemakkelijk te overschrijden zijn. Maar ook daarvoor was geen toereikende meerderheid te vinden.

De huidige uitkomst is het maximaal haalbare, zonder dat geen referendum. Wijziging van de Grondwet vergt hier in Nederland nu eenmaal heel veel tijd en heel erg veel steun. Iets meer flexibiliteit achten wij gewenst.

Voor de VVD-fractie in de Tweede Kamer was het steun met zand tussen de kiezen, maar een man een man een woord een woord. Hopelijk hoort de Eerste Kamerfractie dat nu ook goed.

Ook D66 wil zich consequent houden aan het toen gegeven woord. Ook het vrouwelijke woord telt, en minstens zo sterk.

Slechts een enkele vraag rest mij nog ten aanzien van het nu voorliggende voorstel tot grondwetsherziening. Mede door de beantwoording van de vragen is nu beter geformuleerd en duidelijker geworden dat rijkswetten ter goedkeuring van verdragen die alleen voor Nederland gelden referendabel zullen zijn. En de overige rijkswetten niet, omdat daar de nauwe betrokkenheid van de Antillen en Aruba aan in de weg staat.

Helder en overtuigend is ook uiteen gezet dat ook de overige goedkeuringswetten van verdragen in beginsel referendabel zijn. Het is goed dat alle twijfel daarover is weggenomen. Die referendabiliteit is ook steeds onze bedoeling geweest. In de toekomst zullen burgers dus ook een referendum kunnen vragen over bij voorbeeld de goedkeuringswet van het verdrag van Nice.

Soms is er nog wat onduidelijkheid ten aanzien van de uitzondering begrotingswetten. Vz daarmee worden toch uitsluitend de begrotingswetten zelf bedoeld en de eventuele suppletoire begrotingswetten, maar toch niet de wetten met financiele consequenties die in de toelichting bij de begroting zijn aangekondigd? Het lijkt me goed als ieder misverstand op dit punt uit de weg wordt geruimd.

Vz wat betreft de uitzonderingen voor de wetten betreffende het koninklijk huis en het koningschap wordt mij nogal eens gevraagd of op grond van het voorliggende voorstel nu een referendum mogelijk is als tot wijziging van ons staatsrechtelijk bestel zou worden besloten? Naar mijn oordeel zou dan wel degelijk een referendum mogelijk zijn. Graag hierover het oordeel van de minister.

Vz, nu de Tijdelijke referendumwet.

Een belangrijke wet.
Door deze wet hoeven we niet meer te wachten op de voltooiing van een grondwetsherziening. Zodra de wet is aangenomen en in werking getreden zal er voor alle burgers in Nederland de mogelijkheid zijn om zowel op rijksnivo als bij provincies en gemeenten referenda uit te lokken die in feite gelijk te stellen zijn aan echte bindende referenda. Het zijn nog wel raadgevende referenda, maar ik moet de overheid nog zien die een duidelijke kiezersuitspraak deze naast zich neer zal leggen. Dan rijst er pas echt een probleem.

Nu nog hebben slechts zestig gemeenten een referendumverordening. Op grond van deze wet wordt in alle gemeenten een referendum mogelijk over gemeentelijke besluiten die in de wet zijn opgesomd.

Maar die zestig gemeenten hebben op grond van hun autonome bevoegdheden via een referendumverordening op hun eigen wijze mogelijkheden gecreeerd voor hun burgers om een raadgevend referendum uit te lokken. Soms zullen het dezelfde onderwerpen zijn als waarover de wet spreekt, maar vaak gaat het ook over geheel andere onderwerpen. Zo wordt bij voorbeeld in Groningen binnenkort een referendum gehouden over een parkeergarage onder de grote markt. Ook is denkbaar dat een referendum wordt gevraagd over de sloop van een monumentaal pand, of wordt het al dan niet bebouwen van een terrein, de afsluiting van een weg of noem maar op aan een referendum onderworpen. Dat soort referenda valt vaak buiten de scope van de Trw.

Deze bevoegdheid hebben die gemeenten nu en hebben ze ook als de grondwetsherziening zijn beslag heeft gekregen. Tot zover is alles helder.

Nu dreigt echter deze autonome bevoegdheid van gemeenten ingevolge artikel 168 van de Trw, voor de tussenperiode tot aan de grondwetsherziening te worden te niet gedaan. Alleen de Trw zou mogen gelden en gemeenten en provincies wordt geen aanvullende bevoegdheid toegekend. Ook alle bestaande provinciale en gemeentelijke verordeningen over raadgevende referenda worden te niet gedaan.

Vz, dat is toch raar. Het kan toch niet de bedoeling zijn gemeenten en provincies zo in hun rechten de beknotten! Het lijmakkoord spreekt slechts over het openen van de mogelijkheid van een raadgevend referendum op rijks- en decentraal niveau over de dezelfde onderwerpen en voorwaarden als tzt het bindend correctie referendum zal gelden in perspectief van de grondwetsherziening. Datzelfde lijmakkoord spreekt echter niet over een knechting van autonome bevoegdheden van provincies en gemeenten ten aanizen van raadgevende referenda. Dat dit in de Trw nu wel zo wordt geregeld is wat ons betreft ongewenst. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Wij hebben de gemeentelijke en provinciale autonomie hoog en willen dat ook zo houden! Veel gemeenten hebben ons hierover ook terecht geschreven en gemailed.

Een redelijke uitleg lijkt mij dat ingevolge de Trw de burgers van alle gemeenten en provincies in ieder geval het recht krijgen om een raadgevend referendum uit te lokken op de manier waarop dat later bindend mogelijk zal worden. Maar voor het overige zouden gemeenten en provincies de vrijheid moeten behouden om raadgevende referenda ( evenals raadplegende referenda) bij verordeningen mogelijk maken. Gemeentebsturen moeten zelf kunnen uitmaken wat hen overigens in hun relatie tot hun burgers goeddunkt, zowel wat inhoud als wat vorm betreft. Dat hebben collega Rehwinkel en ik gezamenlijk in een amendement verankerd.

Graag zou ik van de minister horen hoe hij tegen dit probleem aankijkt.
Een wetsbehandeling is er toch typisch voor om ongewenste neveneffecten te herstellen, lijkt me.

Onderwerpen voor decentrale referenda

In artikel 8 Trw wordt uitgewerkt welke besluiten op decentraal niveau referendabel zijn en welke niet. Besluiten houdende algemeen verbindende voorschriften zijn in het algemeen referendabel. Dat zijn in beginsel vrijwel alle verordeningen, ook medebewindsverordeningen mits zij niet volledig gebonden zijn. Terecht worden daarnaast ook autonome bestemmingsplannen referendabel geacht. Ik steun de regering in wat zij daarover te berde brengt. Voorschriften bij bestemmingsplannen zijn vaak ook te vergelijken met besluiten van algemene strekking.
Naast dit soort besluiten worden ook nog enkele andere besluiten in beginsel referendabel gemaakt, zoals deelname in stichtingen etc,wijziging gemeentenaam, gemeenschappelijke regelingen, grenscorrecties.
Deze in opzet redelijke regeling wordt voor een deel weer ondergraven door het vierde lid van artikel 8, waarin mogelijk wordt gemaakt dat gemeenten en provincies een uitzondering maken voor rechtspositieverordeningen, belastingverordeningen, en het deelnemen in stichtingen en het sluiten van gemeenschappelijke regelingen.

Vz, is dat niet wat erg krap bemeten? Met name het niet hoeven introduceren van een referendum ten aanzien van de belastingverordeningen en de deelname in stichtingen en gemeenschappelijke regelingen is mijn fractie niet overtuigd geraakt. Ik constateer ook enige onevenwichtigheid. Waarom wordt gemeenten wel de vrijheid gelaten om naar beneden toe af te wijken van de Trw (dus minder onderwerpen dan in de wet bepaald) en niet naar boven toe (meer onderwerpen dan de Trw regelt.

Vereenvoudiging verzoeksprocedure

Er worden forse drempels geeist, daarover werd eerder een harde strijd gestreden.. In korte tijd moet veel steun worden verzameld. Binnen drie weken 40.000 stemmen en binnen zes weken nog eens 600.000 op rijksnivo. Bij gemeenten ligt dat wat gedifferentieerder. Maar het blijven behoorlijke aantallen en uiteindelijk zal ook de stemming pas geldig zijn als 30 % is opgekomen en dan nog eens 30% van de kiezers bij de laatst gehouden verkiezingen zich tegen de stemming heeft verklaard.

De drempels zijn hoog maar niet onmogelijk. Een referendum dat corrigeert moet ook geen dagelijks instrument zijn, maar een uitzondering /aanvulling op de representatieve democratie. Hoge drempels zijn wat D66 betreft aanvaardbaar, als er ruime mogelijkheden worden geboden om steun te verwerven.
Van het begin af aan hebben wij ingecalculeerd dat het op niet al te lange termijn gemakkelijker zal worden via internet en e-mail belangstelling te wekken voor het concrete referendumonderwerp en langs die weg ook de noodzakelijke steun te verwerven, ook de wet houdt daar rekening mee. Maar de daarvvoor noodzakelijke digitale handtekening zal helaas nog wel even op zich laten wachten en daarmee biedt deze mogelijkheid voor de Trw weinig soulaas.

In het lijmakkoord werd nadrukkelijk afgesproken dat er in de tijdelijke referendumwet en in de uitvoeringswet "een zodanige regeling zou worden opgenomen dat het de burgers gemakkelijker wordt gemaakt om van hun rechten ( inleidend verzoek, ondersteuning, stemming) gebruik te maken zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid".

Voorzitter in dat opzicht doet de tijdelijke referendumwet wel iets, maar niet genoeg, vindt D66. Zowel voor het centrale als decentrale referendum wordt in beide fases van steunverwerving uitgegaan van het in persoon gaan naar het gemeentehuis dan wel een of meer andere daartoe aangewezen plaats (verplicht in tweede fase). Pas in de derde fase, de stemming wordt de gewone bij verkiezingen gebruikelijke weg bewandeld en zijn dientengevolge volmachtstemmen mogelijk.

D66 vindt het in korte tijd mensen verplichten tweemaal persoonlijk naar het gemeentehuis te gaan om te verklaren dat een referendum gewenst wordt, overdreven en onnodig belemmerend. Het miskent dat mensen overdag veelal elders werken en moeilijk tijdens de kantooruren zelf naar het gemeentehuis van hun woongemeente kunnen gaan. Dat kan betekenen dat tot tweemaal toe vrij moet worden genomen om een verzoek tot het houden van een referendum te kunnen ondersteunen. Over kosten gesproken! De drempel voor de steun wordt daarmee wel erg hoog. En is het niet wat merkwaardig dat bij het stemmen zelf wel met volmachten wordt gewerkt (zoals gebruikelijk bij verkiezingen) en bij de minder vergaande bevoegdheid van steunverklaren aan een referendum niet met iets vergelijkbaars?

Bovendien, dat wordt nogal eens vergeten, jaagt dit voorschrift ook gemeenten behoorlijk op kosten. Die moeten ervoor zorgen dat er plekken worden ingericht, ambtenaren beschikbaar zijn en aansluitingen op het GBA worden verwezenlijkt. Het blijkt dat ook dat op nogal wat problemen stuit.

In vrijwel alle andere landen en ook in Nederlandse gemeenten met een referendumverordening worden referendumverzoeken en ondersteuningsverklaringen via handtekeningenlijsten verzameld. Dat blijkt goed te werken en niet tot de ronselpraktijken te leiden die hier wel worden gevreesd.

Bij de voorbereiding van dit debat heb ik gewerkt aan een amendement dat het practische- een handtekeningenlijst- met het principiele- voldoende toezicht en controle, in zich verenigt. Het kan, en het amendement ligt in concept gereed. Maar hetzelfde kan op gemakkelijker en goed controleerbare wijze worden bereikt via het mogelijk maken van het ondersteunen per brief. Waarom zouden mensen die in het buitenland wonen wel zo kunnen steunverklaren en waarom eigen inwoners die om andere reden (werk, ziekte) verhinderd zijn concreet in persoon naar het gemeentehuis te gaan niet? Dat nu heb ik in mijn amendementen op stuk nr 17 voor het inleidend verzoek en in nr 18 voor de ondersteuningsverklaring neergelegd.

Vermelding van tussenstanden.

Het organiseren van voldoende steun voor een referendum heeft iets van een race tegen de klok. Onbarmhartig tikt die door. Voor de organisatoren is het uitermate belangrijk te weten of zij er bijna zijn of niet en of zij hun inspanningen nu op de vervolgfase kunnen gaan richten. Zonder tussenstanden blijft het bijzonder schemerig. Nu behoeft een gemeente niet ieder dag een tussenstand door te geven, maar het moet toch haalbaar zijn om na verloop van anderhalve a twee weken te melden hoe de stand bij benadering is. Het liefst zou ik de gemeente daartoe verplichten, maar wellicht volstaat ook een aansporing en is het realistischer de evaluatie van de gemeentelijke praktijk af te wachten.

In artikel 117 wordt naast het gratis verkrijgbaar zijn van de wet of het besluit ook gesproken over een verplicht te maken samenvatting. Op rijksniveau door de Minister, op decentraal niveau door de CdK dan wel de B. In de nota nav verslag wordt gesproken over een neutrale samenvatting. Maar vz, is dat te verzekeren? Van de zijde van Groen Links is wel aangedrongen op een onafhankelijke instantie, van andere zijden wordt op inschakeling van de wetgever aangedrongen. De Raad van State zegt hierover: schrijf niets voor en laat het aan de voorlichting over. Het gevaar dat de samenvatting zelf al een onderwerp van politieke strijd wordt is niet denkbeeldig, evenmin dat de samenvatting vooral de kleur van de samenvatter weergeeft en desondanks toch het stempel officieel krijgt. Waarom, zo vraag ik de minister dit onderdeel niet openlaten en daarnaast de mogelijkheden van een onafhankelijke referendumadviesinstantie nader verkennen, opdat bij de definitieve regeling een verantwoorde keuze kan worden gemaakt?

De VNG voorziet nogal wat overgangsproblemen en acht de invoeringstermijn te kort, ook heeft men bezwaren tegen een combinatie van een reguliere verkiezing en eenstemming over een referendum. Vz wat dat laatste betreft kan ik kort zijn. Een combinatie van verkiezingen is juist wenselijk naar ons oordeel. Het is minder belastend voor de mensen en werkt opkomstverhogend. Het mogelijke probleem met stemmachiens moet toch opgelost kunnen worden door een ouderwetse stembus waarin de formulieren voor of tegen kunnen worden verzameld. Wat die overgangsproblemen betreft, graag een andere ractie van de minister.

Voorzitter,

Dit wetsvoorstel leidt ertoe dat eindelijk op nationaal, provinciaal en lokaal niveau elke burger het recht op het uitlokken van een referendum krijgt. Dat is de grote winst. Dat het vooralsnog niet juridisch bindend is, is waar.
Maar de werkelijkheid van de democratie is ook dat geen parlement en geen gemeenteraad het in zijn hoofd zal halen om een duidelijke referendumuitslag niet te eerbiedigen. Dat zou de doodsteek voor de democratie zijn.
Dat gezegd zijn vindt D66 het voorstel in een aantal opzichten toch nog niet goed genoeg. Vandaar onze amendementen en vragen aan de regering. Wij zijn van harte bereid mee te werken naar een gemeenschappelijke basis binnen de Kamer en binnen de coalitie, zodat een goed voorstel nog stukken beter kan worden.