http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=407703
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Ministerie van Buitenlandse Zaken Directie Europa Bezuidenhoutseweg 67
Datum Auteur
Kenmerk DEU-041/2000 Telefoon 3485334
Blad /1 Fax 3485329
Bijlage(n) 1 E-mail deu@minbuza.nl
Betreft Beantwoording van vragen van Het lid Marijnissen
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer d.d. 9 januari
2001, kenmerk 2000104440, waarbij gevoegd waren de door het lid Marijnissen,
overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer
bij U ingediende vragen, heb ik de eer U als bijlage dezes mijn antwoord op
de gestelde vragen te doen toekomen.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op
vragen van het lid Marijnissen (SP) over de dood van burgers in Racak.
Vraag 1
Herinnert u zich mijn schriftelijke vragen over de dood van burgers in Racak
en uw antwoord daarop?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Is het volledige rapport van het Finse forensische team op 21 juni 2000
overhandigd aan de Algemene Raad en het Joegoslavië-tribunaal ICTY?
Vraag 3
Wat is het uiteindelijke precieze aantal slachtoffers en wat was de
toedracht van hun dood?
Vraag 4
Heeft u een exemplaar van dit rapport ontvangen?
Vraag 5
Is het rapport openbaar? Zo neen, waarom niet, wie heeft hiertoe besloten en
bent u bereid te pleiten voor openbaarmaking van het rapport? Zo ja, bent u
bereid hiervan een exemplaar aan de Kamer te doen toekomen?
Vraag 6
Is het Joegoslavië-tribunaal inmiddels begonnen met het strafrechtelijk
onderzoek?
Antwoord op vragen 2 t/m 6
Het volledige rapport van het Finse forensisch team van de Europese Unie
werd met instemming van de Algemene Raad door het EU Voorzitterschap in juni
2000 overhandigd aan het ICTY. De overige leden van de Algemene Raad
ontvingen een samenvatting die de belangrijkste forensische bevindingen
bevat. Deze bevindingen werden in EU-verband op 22 juni 2000 vertrouwelijk
toegelicht door een vertegenwoordiger van het forensisch team. Zij voegde
daaraan toe dat de inhoud van de persverklaring over de gebeurtenissen in
Racak die zij op 17 maart 2000 in Pristina had gedistribueerd nog altijd van
kracht was (bijlage).
Zoals blijkt uit de schriftelijke verklaring van 17 maart 2000 van het team
en zoals ik u berichtte in mijn antwoorden op de eerder door u gestelde
vragen over dit onderwerp, had het team bij de presentatie van de
onderzoeksresultaten geen reden om te veronderstellen dat het bij de
slachtoffers niet om ongewapende burgers ging.
Het forensisch onderzoek droeg een strikt technisch karakter. Het rapport
gaat in op de feitelijke omstandigheden waaronder het bloedbad
waarschijnlijk heeft plaatsgevonden, niet op de vraag wie hiervoor
verantwoordelijk was. De schuldvraag kan alleen worden vastgesteld in een
volledig strafrechtelijk onderzoek, inclusief getuigenverhoor, hetgeen de
competentie is van het ICTY. De gebeurtenissen in Racak vormen onderdeel van
de op 22 mei 1999 openbaar gemaakte aanklacht tegen Slobodan Milosevic,
Milan Milutinovic, Nikola Sainovic, Dragoljub Ojdanic en Vlajko Stojiljkovic
terzake van misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. Een
lijst met namen van 45 vermeende slachtoffers uit Racak is door het ICTY
gepubliceerd als bijlage bij deze aanklacht. Het forensisch team heeft
bevestigd 40 stoffelijke overschotten te hebben onderzocht. Over het
verloop van het onderzoek door de aanklager van het ICTY worden zoals
gebruikelijk geen mededelingen gedaan.
Naar aanleiding van uw vragen zet Nederland zich thans in Europees verband
in om beschikbaarstelling van de samenvatting van het rapport aan nationale
parlementen mogelijk te maken. Indien in EU-verband overeenstemming over een
dergelijke werkwijze kan worden bereikt, zal ik u deze samenvatting gaarne
doen toekomen.
Bijlage:
Persverklaring Dr. Helena Ranta, Pristina, 17 maart 2000 inzake "Report of
the EU forensic expert team on the Racak incident."