Algemene Onderwijsbond

23 01 2001

Belangen werknemers massaal genegeerd door werkgevers in het onderwijs
naar boven

Belangen werknemers massaal genegeerd door werkgevers in het onderwijs

Inleiding
Toen in 1996 de Arbeidstijdenwet van toepassing werd, onder meer in onderwijsinstellingen, kregen de werknemers een instrument in handen om hun werkdruk en taakbelasting zichtbaar te maken. Heel geleidelijk aan begint het besef door te dringen, dat er sprake is van een bovenmatige werkdruk die tot uiting komt in een eindeloze toename van werkzaamheden en - als reactie daarop in een toenemend ziekteverzuim.

Arbeidstijdenwet
De Arbeidstijdenwet is bedoeld om de belangen van de werknemers te beschermen. Daartoe zijn voor de werknemers algemeen geldende regels opgesteld voor het nemen van pauzes en de rust na een periode van werken. De werknemers mogen niet onbeperkt worden ingezet omdat het belang van de aandeelhouders, van de klanten, of van de leerlingen dit eist.

De wet gaat er van uit, dat een werknemer voldoende rust moet krijgen na het werk, en dat er vooral niet te lang achtereen een topprestatie van de werknemer mag worden verwacht. Pas als aan die voorwaarden is voldaan, kan er gedurende een lange periode achtereen voldoende inzet gevergd worden van de werknemer en een behoorlijke kwaliteit van zijn prestatie.

Ook geeft de Arbeidstijdenwet ruimte voor elke werknemer om zijn werk te kunnen combineren met de zorgtaak in een gezin, de hobby, vrijwilligerswerk en dergelijke.

Daarom stelt de Arbeidstijdenwet concrete normen rond de maximale duur van een werkdag, de pauzes die genomen moeten worden en de rust waarop een werknemer recht heeft na een werkdag. Bij die normen wordt rekening gehouden met gemiddelden, met specifieke eisen vanuit de eigen sector en er is maatwerk mogelijk doordat of vakbonden of PMR nader afspraken kunnen maken met de afzonderlijke werkgevers.

Deze normen moeten natuurlijk gecontroleerd kunnen worden, door de individuele werknemer, door de PMR die een werktijdenregeling heeft geaccordeerd, en door de arbeidsinspectie die de wet moet handhaven.

Na een gewenningsperiode heeft de arbeidsinspectie de werkgevers in het onderwijs al eind 1999 laten weten dat er gecontroleerd gaat worden. De werkgevers dachten dat het allemaal niet zon vaart zou lopen en lapten massaal hun verplichtingen aan de laars. In het CAO-overleg is door de AOb steeds aangedrongen op het nakomen van de verplichtingen omdat alleen op die wijze er inzicht kan bestaan in de feitelijke werk- en rusttijden. Er is in elke sector afgesproken om een uniform registratieformulier te gebruiken.

Werkgevers laten zich kennen
Eind november 2000 werd uit een onderzoek van de AOb duidelijk, dat werkgevers in het onderwijs massaal hun wettelijke verplichtingen iet nakomen. Het Onderwijsblad nr 22 van 16 december 2000 bevat een uitgebreid artikel over dit onderwerp.

Nu blijkt uit veel reacties op het Internet, brieven en telefoontjes aan de AOb, dat ook werknemers onder druk worden gezet door hun schoolbesturen met als doel niet mee te werken aan de uitvoering van deze wet.

En het ergste is nog wel, dat veel werknemers zo murw zijn geslagen door alle discussies over de werkdruk, over de taakbelasting en over de idealen die een professional moet hebben, dat zij daarin hun werkgevers volgen het haalt toch niets uit !

Van de andere kant blijkt steeds weer, dat landelijke afspraken over vermindering van werkdruk, meer in het bijzonder afspraken over verlaging van het aantal lessen of contactmomenten in de praktijk niet werken. Voor een groot deel omdat niet gecontroleerd kan worden wanneer men werkt en dan wordt gedoeld op de werkzaamheden buiten de school: werkbezoek bij ouders en leerlingen, eigen studie, voorbereiding van lessen en heel veel andere activiteiten.

Ook blijkt, dat er in de scholen niet gesproken wordt over deze aangelegenheid. Functioneringsgesprekken worden nauwelijks gehouden. En deze gesprekken zijn toch bij uitstek geschikt om te praten over de werkbelasting, over de aansturing van de werkzaamheden of juist het ontbreken ervan, en over de onmogelijkheid om hobby en werk te combineren. Of om twee magere deeltijdbanen te combineren.

Registratie een goede zaak
Maar liefst 82 % van de AOb-leden is van mening dat de Arbeidstijdenwet moet worden gehandhaafd. Ook werknemers in het onderwijs hebben recht op voldoende pauzes en rusttijden. Het registreren van de feitelijke werktijden van de werknemers is een instrument om rechten en verplichtingen duidelijk te krijgen voor de werkgevers èn voor de werknemers.
Registreren behoeft echt niet ingewikkeld te zijn of veel tijd te vergen. De werktijden in de schoolgebouwen al helemaal niet. En na enige gewenning zal het optekenen van de thuis gewerkte tijd ook niet veel tijd behoeven in te nemen. Het gaat toch immers alleen om de omvang van de gewerkte tijden.

Inzicht in de feitelijke werktijden van individuen kan confronterend zijn voor de werkgever. Het is daarom ook een onterechte opmerking, dat het registreren van werktijden een bureaucratische regel is.

Zaak is, dat er door de werkgever iets gedaan wordt met de registratie:

dat er personeelsbeleid wordt gevoerd, dat er over het functioneren van de mensen op de werkplek kan worden gesproken,
dat er iets gedaan wordt aan de werkdruk en het ziekteverzuim.

De AOb roept de werknemers in het onderwijs op om de formulieren voor de tijdregistratie zorgvuldig in te vullen. Dit invullen kost niet veel tijd als men daarbij de voorbeeldformulieren gebruikt. Door het invullen van registratieformulieren zal in elke onderwijsinstelling een discussie op gang komen over de werklast en de verdeling van de personeelsformatie. Dit is een absolute voorwaarde om enige betekenis te geven aan de afspraken, die vertegenwoordigers van deze werkgevers onlangs maakten in het arboconvenant over een reductie van de werkdruk en het ziekteverzuim.