Provincie West-Vlaanderen

Persberichten

Gunstig advies omtrent de bescherming van het klooster in Lo en vier appartementen in Oostende
Brugge, 24/1/2001
BESCHERMING ALS MONUMENT VAN:
HET KLOOSTER VAN DE GRAUWE ZUSTERS IN LO.

De bestendige deputatie van West-Vlaanderen heeft een gunstig advies uitgebracht over de voorgenomen bescherming als monument van het klooster van de Grauwe Zusters in Lo.
Het klooster van de Grauwe Zusters in Lo werd gesticht in 1493 vanuit het klooster van Nieuwpoort. Nog datzelfde jaar werd een huis met erf aangekocht, gelegen aan de zuidzijde van de markt, om het klooster uit te bouwen. De oudste vleugel, met o.a. de kapel en de keuken, werd vermoedelijk omstreeks 1497 opgetrokken in gotische stijl. Het klooster werd in 1550 uitgebreid met een vleugel in lokale renaissancestijl. Met de bouw van een traptoren in 1560 werd het kloostercomplex voorlopig voltooid. Het duurde tot in de 18de eeuw vooraleer het gebouwenbestand nogmaals werd uitgebreid. Het klooster van de Grauwe Zusters werd in 1798 opgeheven en de gebouwen werden verkocht. Tussen 1815 en 1820 slaagden de zusters erin hun bezittingen terug te kopen en konden ze hun klooster terug openen. Het oorlogsgeweld van de Eerste Wereldoorlog eiste ook voor het klooster zijn tol. Vanaf 1922 werden onder leiding van de architecten Charles Pil en Henri Carbon de nodige herstellingswerken uitgevoerd. Zij besloten het traptorentje hoger op te trekken en af te werken naar het voorbeeld van de toren van het stadhuis. Het klooster van de Grauwe Zusters bleef tot op de dag van vandaag vrij gaaf bewaard en bevat een belangwekkende kunstcollectie.
De Grauwe Zusters speelden een belangrijke rol in de lokale geschiedenis. Het klooster van deze orde, met een bouwgeschiedenis die ruim vier eeuwen overspant, is een representatief voorbeeld van regionale gotische en renaissance-architectuur. Bovendien is het een beeldbepalend element in het sinds 1994 als stadsgezicht beschermde stadscentrum van Lo. De bestendige deputatie is van oordeel dat een bescherming als monument dan ook gerechtvaardigd is. De definitieve beslissing berust bij Vlaams minister Johan Sauwens.

BESCHERMING ALS MONUMENT VAN:
VIER APPARTEMENTSGEBOUWEN IN OOSTENDE.

De bestendige deputatie van West-Vlaanderen heeft een gunstig advies uitgebracht over de voorgenomen bescherming als monument van vier appartementsgebouwen in Oostende. Het betreft de Résidence Archiduchesse op de hoek van de Aartshertoginnestraat en de Euphrosina Beernaertstraat, de Résidence Marie-José aan de Leopold II-laan 17, de Résidence Léopold I in de Warschaustraat 12 en de Résidence Régina in de Warschaustraat 22.
Vanaf de late jaren 1920 verschenen in het Oostendse stadsbeeld de eerste voorbeelden van hoogbouw met appartementen. Deze vorm van collectieve huisvesting, zogenaamde residenties, werd gestimuleerd door de wet op het medeëigenschap, uitgevaardigd in 1924. Deze appartementen werden opgetrokken in de toen heersende architectuurstijlen: Beaux-Arts-stijl, art deco of modernisme. De ontwerpen waren meestal van de hand van Oostendse architecten, met als belangrijkste figuren Bernard Christiaens en Silvain Smis. De vier geselecteerde panden illustreren enerzijds de toen heersende architectuurstijlen (modernisme en art deco) en anderzijds de opkomst van een nieuw gebouwentype, nl. het appartementsgebouw. De Résidence Léopold I en de Résidence Archiduchesse dateren beide uit 1937 en werden opgetrokken volgens de plannen architect Bernard Christiaens. Het zijn representatieve voorbeelden van appartementsgebouwen in modernistische stijl. De Résidence Régina, een ontwerp van architect Albert-Victor Fobert uit 1938, illustreert de art decostijl. Een voorbeeld van een appartementsgebouw in Beaux-Arts-stijl werd al in de loop van 2000 als monument beschermd, nl. de Residentie Rogier Palace in de Rogierlaan. De Résidence Marie-José, gebouwd in 1939-1940 volgens de plannen van Silvain Smis, neemt een geheel eigen plaats in binnen het verhaal van de hoogbouw in Oostende. Dit negen bouwlagen tellende pand, gelegen op de hoek van de Leopold II-laan en het Marie-Joséplein, wordt beschouwd als een van de eerste voorbeelden van hoogbouw met een dergelijke omvang.
De bestendige deputatie is van oordeel dat deze vier panden illustratief zijn voor de architectuur in Oostende tijdens het interbellum en dat een bescherming als monument gerechtvaardigd is. De definitieve beslissing berust bij Vlaams minister Johan Sauwens