Brieven aan de Kamer
Project "Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR"
24-01-2001
Inleiding
Tijdens het algemeen overleg op 18 januari 2001 over het project
"Vervanging pantservoertuigen" is gesproken over mijn voorstel, met
het oog op de behoefte aan een groot pantserwielvoertuig, deel te
nemen aan de ontwikkelingsfase van het Duits/Britse
"GTK/MRAV/PWV"-project. Daarbij is uitgebreid stilgestaan bij de in
een vroegtijdig stadium door Nederland gemaakte keuze te streven naar
deelneming aan dit project en het daarmee samenhangende besluit geen
formele marktverkenning naar mogelijke alternatieven uit te voeren.
U verzocht mij u nader inzicht te verschaffen in het programma van
eisen voor een groot pantserwielvoertuig en deze eisen te vergelijken
met de ongevraagde aanbieding van de firma RDM voor de levering van
PIRANHA -type III en/of IV- voertuigen.
Alvorens hierop in te gaan, vraag ik eerst uw aandacht voor de
motieven die ten grondslag lagen aan het in 1997 genomen besluit te
streven naar aansluiting bij het GTK-project.
De keuze voor het GTK-project.
Op 18 april 1997 (Kamerstuk 25 000 X nr. 74) bent u met de A-brief
geïnformeerd over de behoeftestelling voor het totale project
"Vervanging pantservoertuigen". De brief belichtte vanuit een
operationeel, politiek-industrieel en logistiek gezichtspunt het
belang van een vroegtijdige oriëntatie op mogelijkheden tot
internationale samenwerking, in het bijzonder bij megaprojecten zoals
het onderhavige. De A-brief gaf aan dat een dergelijke benadering de
mogelijkheid biedt om met bondgenoten de (functionele) eisen en het
tijdschema te harmoniseren en een goede uitgangspositie voor de
nationale industrie en onderzoeksinstellingen te creëren. Een
vroegtijdige keuze biedt concrete mogelijkheden voor participatie in
plaats van compensatie achteraf.
Uit de beoordeling van een aantal Amerikaanse en Europese
alternatieven kwam in 1997 het toen nog Duits/Brits/Franse
"GTK-project" als meest realistisch naar voren. De argumenten waren:
- De internationaal gestelde eisen sluiten aan op de Nederlandse
eisen.
- Samenwerking én standaardisatie met Duitsland liggen om operationele
en logistieke redenen voor de hand.
- De deelneming biedt mogelijkheden om inzicht en invloed te verwerven
in de ontwikkeling en de productie.
Sinds 1997 is de intentie om aan het GTK-project te gaan deelnemen
periodiek met brieven (DMP-brief, basisbeschrijving, jaarrapportage,
Defensienota, begroting) aan u voorgelegd. Ook internationaal is de
intentie regelmatig tot uitdrukking gebracht.
Dit betekent niet dat andere ontwikkelingen op het gebied van grote
pantserwielvoertuigen niet meer zijn gevolgd. Vooral als validatie van
de keuze voor deelneming aan het GTK-project zijn, onder meer door
raadpleging van openbare bronnen en informatie van leveranciers, de
ontwikkelingen van mogelijke alternatieven in het oog gehouden.
Daarbij is ook gebruikgemaakt van een Duits onderzoek. De volgende
producten zijn in de afgelopen jaren bezien: de Duitse FUCHS, de
Oostenrijkse STEYR PANDUR, de Franse GIAT VAB en VEXTRA, de
Oost-Europese BTR-80A, de Finse AMV2000 en de Zwitserse PIRANHA-III en
-IV. Geen van de producten heeft zich als een serieuze kandidaat
gemanifesteerd. Op uw verzoek zal op de PIRANHA-III en -IV in het
verloop van deze brief nog nader worden ingegaan.
Van een formele marktverkenning is afgezien in verband met de eerder genoemde argumenten voor deelneming aan het GTK-project welke overigens nog steeds onverkort van kracht zijn. Daarnaast acht ik het in politiek opzicht niet geloofwaardig een formele marktverkenning uit te voeren terwijl internationaal, bij diverse gelegenheden, de intentie tot deelneming aan het GTK-project is bevestigd.
Het programma van eisen.
Bij de aanschaf van materieel wordt altijd gebruikgemaakt van een
"programma van eisen (PvE)", waarin de operationele eisen uit de
behoeftestelling tot in detail worden omgezet in (functionele) eisen
voor het desbetreffende uitrustingsstuk.
Voor het gemeenschappelijk deel van het groot pantserwielvoertuig is
tussen Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland één trilateraal
document met eisen overeengekomen. Dit "PvE" hebben de deelnemende
landen gehanteerd bij de beoordeling van de aanbiedingen van de twee
destijds concurrerende consortia voor een groot pantserwielvoertuig.
Als bijlage 1 bij deze brief is een samenvatting van deze eisen
weergegeven. Een volledig exemplaar van het lijvige "PvE" ligt voor u,
ter vertrouwelijke inzage, bij de griffier van de Vaste Commissie voor
Defensie.
In de brief over de behoeftestelling zijn de eisen op onder meer het
gebied van bescherming, mobiliteit en vuurkracht in algemene
bewoordingen bij u onder de aandacht gebracht. In het "PvE" is,
bijvoorbeeld op het gebied van de bescherming tegen mijnen, zeer
gedetailleerd beschreven tegen welk type mijnen, onder welke
omstandigheden en op welke plaatsen onder het voertuig, de geëiste
mate van bescherming moet worden gerealiseerd.
De aanbieding van RDM
Op 16 juni 2000 heeft de firma RDM de Koninklijke landmacht ongevraagd
een aanbieding gedaan voor de levering van twee typen voertuigen als
alternatief voor het groot pantserwielvoertuig. De aanbieding van RDM
is eveneens voor u ter vertrouwelijke inzage aan de griffier
beschikbaar gesteld.
RDM heeft deze aanbieding niet kunnen baseren op het eerdergenoemde
"PvE" voor een groot pantserwielvoertuig. De reden hiervan is dat deze
eisen vertrouwelijke gegevens bevatten en, volgens internationale
afspraak, niet aan derden mogen worden verstrekt. Hoewel de aanbieding
van RDM vaag is, kunnen op een aantal belangrijke onderdelen toch
conclusies worden getrokken.
Beide aangeboden typen voertuigen zijn producten van de Zwitserse
firma MOWAG. RDM geeft te kennen voor beide typen voertuigen over de
licentierechten voor de productie te beschikken. Het eerste type
betreft het reeds jaren bestaande en bij verschillende landen
ingevoerde PIRANHA-III-voertuig. Dit voertuig heeft volgens de
aanbieding van RDM een nuttig laadgewicht van 3000 kg, waarbij het
voertuig bescherming biedt tegen 7,62 mm projectielen. Verbetering van
de ballistische bescherming tot 14,5 mm rondom gaat volgens de
aanbieding van RDM ten koste van ruim 2000 kg aan laadgewicht.
Rekening houdend met de eis dat frontaal een bescherming tegen 35 mm
projectielen moet worden geboden en dat ook nog verbeteringen
noodzakelijk zijn in de bescherming tegen mijnen en bomblets, zal bij
dit type voertuig géén laadgewicht meer resteren voor het vervoer van
de vereiste voertuiggebonden systemen en de bemanning met uitrusting
en last. Het PIRANHA-III-voertuig is daarom op grond van het criterium
laadgewicht in combinatie met de beschermingseis, géén alternatief.
Het PIRANHA-IV voertuig is thans zonder overheidsopdracht bij de firma
MOWAG in ontwikkeling. Midden dit jaar wordt het eerste prototype
verwacht. Het voertuig moet worden beschouwd als een doorontwikkeling
van de PIRANHA-III, waarbij in het bijzonder verbeteringen zijn
voorzien aan het onderstel, het laadvolume en
-gewicht en de ballistische bescherming.
Uit de aanbieding van RDM blijkt dat ook de PIRANHA-IV in de
aangeboden uitvoering niet voldoet aan de eisen op het gebied van de
ballistische bescherming. Zo biedt het voertuig frontaal geen
bescherming tegen 35 mm projectielen en is de bovenzijde niet
bestand tegen bomblets. In algemene zin kan het volgende worden
opgemerkt. Bij een vergelijking van de PIRANHA-IV met het GTK-voertuig
blijkt dat beide voertuigen, volgens informatie van RDM, een vrijwel
gelijk laadvolume hebben en dat het netto laadgewicht van beide
voertuigen ongeveer 8 ton bedraagt. Om dit te bereiken en tevens te
voldoen aan de geëiste ballistische bescherming, heeft het
GTK-voertuig een eigen gewicht van circa 25 ton. Het eigen gewicht van
de PIRANHA-IV bedraagt 16 ton. Hieruit zou al kunnen worden opgemaakt
dat bij de PIRANHA-IV aanzienlijk minder bepantsering is toegepast. In
bijlage 2 bij deze brief is gedetailleerd aangegeven op welke aspecten
het PIRANHA-IV-voertuig niet voldoet aan de beschermingseisen uit het
"PvE". Tevens blijkt dat, als de ballistische bescherming op het
niveau van het "PvE" zou worden gebracht, de PIRANHA IV een
ontoereikend laadgewicht heeft.
Het aangeboden wapenstation van de PIRANHA-IV voldoet evenmin aan de
eisen uit het "PvE". Zo is het niet voorzien van zichtmiddelen bij
verminderd zicht. Het door RDM aangeboden wapenstation is indertijd
ook bij het GTK-voertuig als alternatief beschouwd, maar toen vanwege
verschillende tekortkomingen niet gekozen.
De RDM stelt dat het gewicht (maximaal 33 ton) het GTK-voertuig in het
terrein minder mobiel zou maken dan de PIRANHA-IV (maximaal 24 ton).
Uit berekeningen blijkt dat het GTK-voertuig, onder meer door
gebruikmaking van een geavanceerd aandrijfsysteem, grotere wielen en
een automatische bandendrukinstallatie, wel degelijk over de geëiste
mobiliteit zal gaan beschikken. Overigens beschikt ARTEC al ruim een
jaar over een demonstrator waarmee onder meer op het gebied van de
terreinwaardigheid positieve ervaringen zijn opgedaan. In relatie tot
het eigen gewicht van het groot pantserwielvoertuig merk ik voorts nog
op dat transport van het voertuig met een C130-transportvliegtuig geen
eis is.
Ongetwijfeld zal van de zijde van RDM nog worden opgemerkt dat het
ontwerp van de PIRANHA-IV kan worden aangepast aan iedere eis van de
klant. Zoals bekend is het ontwerpen en bouwen van voertuigen echter
een complexe zaak. Aanpassing van een ontwerp brengt dan ook de nodige
risico´s en kosten met zich.
Naast een technisch oordeel spreken ook andere aspecten niet voor het
PIRANHA-IV-voertuig. Zo heeft tot op dit moment nog geen enkel land
voor dit voertuig gekozen. Daarmee lijken geen mogelijkheden tot
samenwerking te bestaan. Ook is bij een keuze voor dit voertuig
standaardisatie binnen Europa in het algemeen en met Duitsland in het
bijzonder van de baan. Juist in het kader van de intensivering van de
samenwerking binnen Europa is dit een belangrijk punt. Tevens is een
groot nadeel dat Nederland voor dit voertuig mogelijk als enige de rol
van "launching customer" moet gaan vervullen, met alle risico´s van
dien.
Tot slot wil ik toch ook de ervaringen uit het verleden, opgedaan met
licentiebouw in Nederland, onder uw aandacht brengen. Op 2 november
1992 (Kamerstuk 22 800 X nr. 12) werd u op de hoogte gesteld van de
resultaten van de evaluatie van het DMP-project AVervanging YP-408".
In het kader van dat project waren in de jaren tachtig de YP-408
voertuigen vervangen door de huidige YPR-voertuigen. De nieuwe
voertuigen werden destijds onder licentie in Nederland gebouwd door
het Project Management Office (PMO), een vennootschap onder firma met
als vennoten DAF en het Rijn Schelde Verolme (RSV) concern. Tijdens de
productiefase bleek dat de Nederlandse industrie de problemen,
verbonden aan de uitvoering van dit grote project, had onderschat.
Onder meer technische problemen leidden tot vertragingen en extra
kosten. Een van de belangrijke lessen uit dit project was dat,
teneinde de kans op vertraging en financiële tegenvallers zoveel
mogelijk te beperken, bij toekomstige licentiebouw meer zekerheid
moest worden verkregen over het te voeren "programma-management" en de
kennis en ervaring bij de industrie. Voorts werd aanbevolen meer
garanties te verkrijgen over de kwalitatieve en kwantitatieve gevolgen
voor de Nederlandse industrie. In dat licht merk ik op dat RDM tot op
heden geen ervaring heeft met het opzetten van een volledige
productielijn voor pantserwielvoertuigen van deze klasse.
In financieel opzicht kunnen de volgende kanttekeningen worden geplaatst. Door RDM is bij een afname van minimaal 400 voertuigen een stuksprijs van ongeveer f 3 miljoen (prijspeil 2000, exclusief BTW) geoffreerd. Voor de aanpassing en de verbetering van de ballistische bescherming, het wapenstation en overige onderdelen aan de gestelde eisen, moet volgens een realistische schatting van de Koninklijke landmacht rekening worden gehouden met een bedrag van nog eens minimaal f 0,5 miljoen (exclusief BTW) per voertuig. Voor de aanschaf van 384 PIRANHA-IV-voertuigen is zo een bedrag van f 1600 miljoen (inclusief BTW) nodig. Als daarnaast nog, conform het GTK-project, rekening wordt gehouden met een stelpost van f 187 miljoen voor de initiële logistieke ondersteuning, onvoorziene kosten, technische wijzigingen en onderwijsleermiddelen, komt het benodigde budget op bijna f 1800 miljoen uit. Dit bedrag is dan nodig voor de aanschaf van een voertuig dat in ieder geval wat laadgewicht betreft niet aan de eisen uit het "PvE" voldoet. Uit technisch oogpunt staat vast dat een verhoging van het laadgewicht in ieder geval aanpassingen aan het onderstel zal vergen. Hieraan zijn onvermijdelijk extra kosten verbonden. Ten slotte is in de aanbieding van RDM geen rekening gehouden met de kosten voor de beproeving van prototypen.
Samenvattend ben ik van mening dat de PIRANHA-IV niet voldoet aan de
eisen uit het "PvE" en in technische én financiële zin géén
alternatief is.
Ten slotte wil ik niet onvermeld laten dat ook RDM de afgelopen jaren
in de gelegenheid is gesteld deel te nemen in het GTK-project.
Uiteindelijk heeft RDM zelf voor een andere koers gekozen.
Afsluiting
Onlangs hebben de Verenigde Staten, voor de invulling van een behoefte
aan pantserwiel-voertuigen, gekozen voor een variant van het PIRANHA
III-voertuig. Deze keuze heeft een directe -relatie met de oprichting
van de "Initial Brigade Combat Teams (IBCT)" binnen de US-Army. De
oprichting van deze eenheden moet bijdragen aan de verhoging van de
Amerikaanse strategische mobiliteit met als doel de wereldwijde
belangen van de Verenigde Staten beter te behartigen. "IBCT"-eenheden
zullen worden ingezet in kleine conflicthaarden met als doelstelling
door snelle aanwezigheid het conflict in de kiem te smoren en
escalatie te voorkomen. De daarvoor noodzakelijke snelle ontplooiing
van deze eenheden is alleen mogelijk door op grote schaal gebruik te
maken van luchttransportcapaciteit, waaronder de C-130 Hercules. Het
laadgewicht van dit toestel (maximaal 17,7 ton) is daarom in hoge mate
bepa-lend voor de eisen die gesteld kunnen worden aan de bij de
"IBCT"-eenheden in te delen voer-tuigen. Het gewichtscriterium heeft
ertoe geleid dat de US-Army onlangs heeft besloten de "IBCT"-eenheden
gedurende een overgangsperiode uit te rusten met
PIRANHA-III-voertuigen. Het uiteindelijke doel is evenwel dat deze
eenheden over dezelfde gevechtskracht en capaciteiten gaan beschikken
als de Amerikaanse (zware) gemechaniseerde eenheden. De Koninklijke
land-macht opereert op een andere schaal en heeft niet de ambities en
financiële mogelijkheden als de US-Army. Er is in Nederland gekozen
voor één type eenheden waarmee alle taken moeten kunnen worden
uitgevoerd. Dit vergt afstemming van de eisen op de zwaarste inzet.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende aanvullende informatie te hebben
verschaft met het oog op mijn voornemen het deelproject "groot
pantserwielvoertuig" voort te zetten met deelneming aan de
ontwikkelingsfase van het Duits/Britse project "GTK/MRAV/PWV". De
totale kosten bedragen f 245 miljoen (prijspeil 2000). Voor de serie
worden nog geen verplichtingen aangegaan.
Over de resultaten van de verwervingsvoorbereidingsfase (inclusief
prototypenbeproeving) zult u naar verwachting in 2005 worden
geïnformeerd.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,
H.A.L. van Hoof
Bijlage 1 bij brief d.d. 24 januari 2001
SAMENVATTEND OVERZICHT VAN EISEN VOOR HET GROOT PANTSERWIELVOERTUIG
Algemeen
Voertuigconcept:
- Dieselmotor met automatische transmissie
- 8 wiel voertuig (alle aangedreven)
Transport en opslag:
- Geschikt voor vervoer per spoor, weg, schip
- Geschikt voor langdurige opslag ( > 5 jaar)
- Aanwezigheid van hijs- en sleepogen
- Mogelijkheid tot gebruik van Aanhangwagen 30 kN
Ergonomie en milieu:
- Maximale toepassing van ergonomische en ARBO regelgeving
- Voldoen aan geldende milieuvoorschriften en regelgeving
- Maximaal voldoen aan de wegenverkeerswetgeving
- Geluidsniveau in het voertuig minder dan 85 dB(A)
- Regelbare klimaatbeheersingsinstallatie
Inzet bereik:
- Inzetbaar in klimaatzones A1, A2, A3, B1, B2, B3, C0 en C1
- Geschikt voor gebruik tijdens vredestijd/oorlogstijd
- Logistieke operationele zelfstandigheid 48 uur
Integrated Logistic Support:
- Minimale levensduurkosten (LCC) bij gebruik volgens inzetprofiel
(met geeiste operationele inzetbaarheid)
- Life of type (LOT) minimaal 20 jaar
- Maximaal gebruik van civiele componenten
- Inpassing in het KL onderhoudsconcept
- Preventief onderhoudsinterval groter dan 0,5 jaar
Mobiliteit
Maximale snelheid op de weg vooruit:
- hoger dan 100 km/u
Kruissnelheid:
- hoger dan 80 km/u
Draaicirkel:
- kleiner dan 21 meter
Draaicirkel met hulprem:
- kleiner dan 15 meter
Actieradius met volle tank:
- minimaal 1000 km
Bodemvrijheid:
- minimaal 0,45 m
Opstap/afstapvermogen:
- groter dan 0,80 m
Overstapvermogen:
- groter dan 2,00 m
Oploophoek:
- minimaal 30%
Minimale waaddiepte:
1,5 m
Langshellingen:
- Inzetbaar op langshellingen van 60%
Dwarshellingen:
- Inzetbaar op dwarshellingen van 30%
Transportcapaciteit
Ruimte voor de voorziene voertuig-bemanning incl uitrusting:
- 11 personen (Gn versie), ruimte voor de algemene uitrusting, ruimte
voor de opdrachtspecifieke uitrusting
Max. voertuiggewicht:
- 330 kN
Groeipotentieel laadvermogen:
- tot 30 kN; afhankelijk van versie
Slepen/bergen:
- Geschikt voor slepen en bergen
Vuurkracht
Zelfverdediging:
- Rookgranaatwerper systeem
- Affuit voor een lichte of middelzware mitrailleur
Boordwapens:
- Boordwapen(s) te bedienen van boven en onder pantser
- Wapen(s) inzetbaar bij dag, nacht en verminderd zicht
- Zicht- en richtmiddelen afgestemd op het bereik van de bewapening
Doelbestrijding (offensief en defensief):
- Grondpersoneel tot 625 m (neutraliseren), tot 1000 m (onderdrukken)
- Licht gepantserde voertuigen tot 1000 m. (onderdrukken)
- Luchtdoelen tot 1000 m. (onderdrukken)
Waarnemingsvermogen:
- Verminderdzichtapparatuur voor de chauffeur (voorwaarts) en
commandant
(schutter d.m.v. richtmiddel wapen)
- Achteruitrijhulp voor de chauffeur (videocamara achterwaarts)
- Luiken voor chauffeur, commandant en schutter (waarnemen bij dag
boven pantser)
- Luiken en periscopen achter op manschappencompartiment (indien van
toepassing)
- Zichtveld bestuurder optimaal in relatie tot voertuigcontouren
- Zichtveld commandant optimaal in relatie tot voertuigcontouren
- Zichtveld schutter: rondom met optiek van wapensysteem + periscopen
Bescherming voertuig en bemanning
Algemeen:
- Automatische brandblusinstallatie in motorcompartiment
(handbediende brandblussers in bemanningscompartiment)
- Oogbescherming door laserfilters in zichtmiddelen.
- Laag infrarood, radar en akoestisch silhouet van het voertuig
- Collectieve NBC-installatie
- Mogelijkheid tot integratie Defence Aid Suites (DAS)
- EOV/EMP/EMC bescherming
Basis-ballistisch:
- Rondom bescherming tegen 14,5 mm Armour Piercing (AP)
- Bescherming tegen artillerie- en mortiermunitiescherven
- Voertuig overleeft na detonatie mijn tot 3 kg TNT onder een wiel
- Personeel overleeft na detonatie mijn tot 5,7 kg TNT onder de buik
v.h. vtg
- Personeel overleeft na detonatie mijn tot 9 kg TNT onder een wiel
Additionele (modulaire) bepantsering:
- Frontale bescherming tegen 30 mm AP-T en 35 mm APDS
- Dakbescherming tegen bomblets
- Bescherming tegen fragmentatiemijnen
- Spall-liners voor minimalisering van letsel bij doorslag
Commandovoering
Radiosystemen:
- Inbouw van 1 tot 4 VHF radiosystemen met een intercomsysteem
- Inbouw(mogelijkheid) van 1 HF-radiosysteem (ten koste van één VHF
radio)
- Inbouw(mogelijkheid) van 1 satelliet communicatie systeem
Navigatie:
- Hybride navigatiesyteem met GPS
C2:
- Inbouw(mogelijkheid) van C2 werkstation(s) met flatpanel
- Inbouw(mogelijkheid) van een "Local Area Network" (LAN)
- Inbouw van een "Battlefield Management System" (BMS)
Energievoorziening
- Afgestemd op subsystemen en missieprofiel
Bijlage 2 bij brief nr M2001000334 d.d.24 januari 2001
VERGELIJKING PIRANHA IV MET "PVE"
ALGEMEEN
In deze bijlage worden de functionele eisen uit het "PvE" vergeleken
met de informatie over de PIRANHA IV uit de aanbieding van RDM.
Daarbij zijn ook eventuele gevolgen voor het gewicht weergegeven in
het geval de PIRANHA IV zou worden opgewaardeerd naar het niveau van
het voorliggende "PvE".
BESCHERMINGSEISEN
Voor-/achterzijde en zijkanten van het voertuig. Voor het groot
pantserwielvoertuig is rondom een bescherming geëist tegen de
uitwerking van 14,5 mm projectielen. Op basis van de beschikbare
informatie wordt aangenomen dat deze bescherming deel uitmaakt van de
RDM-aanbieding. Voor het groot pantserwielvoertuig is tevens een
frontale bescherming geëist tegen de uitwerking van maximaal 35 mm
APDS projectielen onder een gedefinieerde trefhoek. In de aanbieding
van de PIRANHA IV is slechts een frontale bescherming opgenomen tegen
20 mm en een partiële bescherming tegen 30 mm projectielen, waarbij de
trefhoek niet is gespecificeerd. In het geval de PIRANHA IV zou worden
opgewaardeerd tot de gestelde eisen, dient volgens de Koninklijke
landmacht rekening te worden gehouden met een gewichtstoename van
circa 1000 kg.
Dakbescherming. Voor het groot pantserwielvoertuig is een
dakbescherming gevraagd tegen fragmenten van 155 mm
artilleriegranaten. Hoewel dit aspect onvoldoende in de RDM aanbieding
is geconcretiseerd, wordt verondersteld dat ook de PIRANHA IV aan deze
eis voldoet. Tevens is geëist dat het dak bescherming moet bieden
tegen 14,5 mm projectielen die vanaf een hoger gelegen deel, zoals een
heuvel of gebouw, worden afgevuurd (tot 30 graden). Tenslotte is een
bescherming geëist tegen de uitwerking van bomblets. Laatstgenoemde
twee eisen worden niet gerealiseerd met de aanbieding RDM. In het
geval de PIRANHA IV op deze gebieden zou worden opgewaardeerd conform
de gestelde eisen, dient rekening te worden gehouden met een
gewichtstoename van circa 2000 kg.
Bodem. Voor het groot pantserwielvoertuig wordt een bescherming geëist
tegen een antitankmijn met een lading van 9 kg TNT, die onder een wiel
detoneert. Tevens wordt bescherming geëist tegen fragmentatiemijnen
zoals de Russische MON-100 en de DM31. In de RDM-aanbieding wordt geen
bescherming tegen fragmentatiemijnen geboden en wordt slechts een
bescherming aangeboden tegen AT-mijnen met een lading van 8 kg TNT. De
verificatie van deze bescherming moet nog worden uitgevoerd. In het
kader van het GTK-project is de geëiste bescherming inmiddels
aangetoond. In het geval de PIRANHA IV op dit gebieden zou worden
opgewaardeerd, dient rekening te worden gehouden met een
gewichtstoename van circa 500 kg.
Additionele bescherming van het personeel. Hiervoor wordt bij het
GTK-voertuig een zogenaamde Spall-liner toegepast als extra
(secundaire) bescherming. Dit biedt een risicoreductie voor letsel bij
het personeel bij een onverhoopte restdoorslag van projectielen. Bij
de PIRANHA IV maakt de Spall-liner deel uit van de primaire
bescherming en is deze dus nodig om de aangeboden prestatie te halen.
BELADINGSELEMENTEN
Bemanning en last. Voor het groot pantserwielvoertuig is gëeist dat
bemanning met uitrusting en eventuele last (in totaal maximaal 2200
kg) moet kunnen worden vervoerd. In de aanbieding van RDM is slechts
rekening gehouden met 1300 kg. Het verschil bedraagt 900 kg.
Voertuiggebonden systemen. Voor de versiespecifieke inrichting van het
groot pantserwielvoertuig dient rekening te worden gehouden met een
extra gewicht van 1500 kg. Dit gewicht is in de aanbieding van de RDM
niet meegenomen.
Het wapenstation. Voor het wapenstation van het groot
pantserwielvoertuig wordt in het "PvE" rekening gehouden met een
gewicht van 700 kg, terwijl in de aangeboden PIRANHA IV slechts 420 kg
is begroot.
Brandstoftank. Voor het groot panterwielvoertuig is een actieradius
geëist van 1000 km. Voor de PIRANHA IV is deze gespecificeerd op 500
km. Het verhogen van de actieradius maakt een grotere brandstoftank
noodzakelijk. Naast consequenties voor het laadvolume van het voertuig
(ongeveer 0,5 m3) zal rekening moeten worden gehouden met een
gewichtstoename van circa 500 kg.
Samenvattend
Indien het in de RDM-aanbieding aangeboden PIRANHA IV voertuig wordt
opgewaardeerd tot de in het "PvE" vermelde eisen, dient rekening te
worden gehouden met een gewichtstoename van minimaal:
- Rondombescherming 1000 kg
- Dakbescherming 2000 kg
- Bodembescherming 500 kg
- Bemanning met uitrusting en last 900 kg extra
- Versiespecifieke inrichting 1500 kg
- Wapenstation 280 kg extra
- Vergroten brandstoftank 500 kg
Totaal 6680 kg
In de RDM-aanbieding wordt voor de PIRANHA IV een maximaal toelaatbaar
laadvermogen van 5360 kg genoemd. Dit betekent dat de PIRANHA IV een
tekort aan laadgewicht heeft van 1320 kg, zonder dat nog rekening
wordt gehouden met een geëist groeipotentieel van 3 ton.