Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=407808



Toespraak Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Dick Benschop

Ambassadeursconferentie

24 januari 2001

De Europese Unie na Nice

Deze titel leek me wel prozaïsch genoeg om eens even bij te praten. Er is na Nice het nog wat onbestemde gevoel van 'the day after' .Een lichte kater misschien, proberen het beste ervan te maken, of geeft het juist nieuwe energie?


1.


Als we de balans van Nice opmaken, eerst dan maar het Verdrag.

Dan zien we aan de positieve zijde:


- De versterkte samenwerking is nu een bruikbaar instrument voor de toekomstige unie. Mede door Nederlandse inzet is dit op de agenda gekomen van Nice en hebben we ook resultaat geboekt.


- De stemmenweging: we zijn af van die 'left-over' van Amsterdam.

- EVDB: het EVDB is nu verankerd in het verdrag. Dat is een diplomatiek succes voor Nederland en van groot belang voor de ontwikkeling van het EVDB.


- Het Hof van justitie, hetgeen de kranten nauwelijks heeft gehaald, is hervormd.

Aan de andere zijde zien we bescheiden resultaat op het gebied van de meerderheidsbesluitvorming. Daartussenin, afhankelijk van waar je staat, staat de toekomst van de Commissie. Hervorming op termijn, en voorlopig een eigen commissaris per lidstaat.

Kortom, er is in Nice een stap gezet. De politieke hoofdconclusie: de Unie is in institutionele zin klaar voor de uitbreiding, het overheersende thema voor de komende jaren. Dat is de eerste en belangrijkste betekenis van Nice.


2.


Een stap, want hoe verder we komen in het integratieproces, des te kleiner de stappen lijken te worden, zeker voor wat betreft de institutionele vraagstukken. Daar zit ook een logica in: die van de macht en van de competenties.

Dus: kleinere institutionele stappen (althans, zo lijkt het, het Verdrag van Amsterdam werd ook eerst kritisch bejegend) maar tegelijkertijd was de laatste jaren de politiek-inhoudelijke, de beleidsmatige dynamiek groot, en dat zal nog wel even zo blijven. Bijvoorbeeld: spectaculaire ontwikkelingen op EVDB-gebied, asiel en migratie, politie en justitie, de monetaire unie en de doorwerking daarvan in het sociale en economische beleid, van de top van Lissabon, waar we het vooral over kenniseconomie hadden, naar het vervolg daarop bij de top van Stockhom straks.


3.

De beleidsagenda van de Unie is in beweging, sneller dan de institutionele agenda. Dat is goed en slecht nieuws tegelijkertijd.

Het goede nieuws: dit reflecteert de wil en het vermogen verder samen te werken en te integreren, op vitale terreinen als economische beleid, interne veiligheid en externe veiligheid. Daar wordt en is enorme vooruitgang geboekt.

Potentieel is het ook slecht nieuws: de vraag rijst wanneer de integratie tegen institutionele grenzen aanloopt.


4.

Zo zie ik drie processen en debatten de komende tijd over elkaar heen schuiven:


- uitbreiding: naar aard en omvang zonder precedent, zeer concreet in de komende jaren. We gaan uit van eerste moment van toetreding ergens tussen 2003 en 2005.


- dynamiek van de beleidsinhoudelijke agenda.


- het debat over de toekomst van de Unie, dat doorgaat. Of we dat nu het post-Nice debat moeten noemen of niet. Na de interventies van Bondskanselier Schröder en Commissievoorzitter Prodi hierover afgelopen week gaat dit debat met verhoogde snelheid door.

Dit geeft aan dat de komende jaren cruciaal zijn. Ze zullen veel vragen van het politiek management, en van het publieke en politieke debat. Ook als het gaat om de perceptie, om het draagvlak hiervoor. Want ik wil eerlijk zijn: de toekomst is niet zonder risico's. Er zijn geen garanties. Maar een gecalculeerd risico is het doel waarnaar we streven.

Er is ook een optimistisch scenario mogelijk - en waarom niet eigenlijk? De combinatie van processen zou wel eens heel vruchtbaar kunnen zijn. De uitbreiding brengt immers steeds weer de discussie over het doel, de betekenis en de agenda van de Europese Unie boven, over het waarom en over het hoe. Een belangrijke factor voor succes bij dit project is ruim baan geven voor dit debat.


5.

Het debat over de toekomst van de Unie: waar gaat dat dan over? De officiële agenda, zoals die in Nice is vastgesteld, bestaat uit:


- het handvest van grondrechten;


- vereenvoudiging van de verdragen;


- bevoegdheden verdelen tussen EU en lidstaten;

- en de rol van de nationale parlementen.

Maar de feitelijke agenda zal breder zijn. Commissievoorzitter Prodi heeft deze week al gezegd dat het niet daartoe beperkt mag blijven.

Het centrale thema in dit debat wordt legitimiteit en democratie. In het verleden was veelal het antwoord op deze vraag: effectiviteit. Het ging om het boeken van resultaten, worden die resultaten geleverd, doet Europa wat het moet doen. Sommigen trokken het zelfs nog ruimer, zoals Helmut Kohl ooit in Gent zei: "integratie of oorlog". Ik denk dat die beredenering niet voldoende meer is. Functionele legitimiteit kan niet meer het enige en laatste antwoord zijn. De Unie dringt werkelijk door tot in het hart van de nationale competenties. En omgekeerd: er is een Europese component aan ongeveer alles wat we hier aan nationaal beleid voeren. Het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau van afgelopen september over de staat van het beleid hier, had als titel: 'Nederland in Europa'. Zo wordt het beleid gemaakt. Alleen maar binnen die context, binnen die vergelijking. Dat stelt dus nieuwe vragen over de legitimiteit van de Europese samenwerking en hoe die georganiseerd wordt.

Tegelijkertijd is er een roep om vereenvoudiging, om een einde te maken aan die gecompliceerde structuur en functies van de Unie. Ook dat is onderdeel van de legitimiteitsvraag.

Probleem is dat daar geen eenvoudige oplossing voor is. Er is geen magische oplossing. Er zijn wel zoekrichtingen waarover we zullen moeten discussiëren.

Sterke instellingen, een sterke Europese Commissie en een sterk Europees Parlement, blijven onderdeel van de oplossing. Maar het vraagstuk van de Europese legitimiteit en van de Europese democratie is niet alleen met structuren te beantwoorden, dat heeft de praktijk wel uitgewezen. Het heeft juist veel te maken met de cultuur. Niet alleen de formele democratie telt, maar is er ook werkelijk een levende democratie in Europa? We zullen daarom verder moeten zoeken.

Het element van transparantie, van verantwoording afleggen, hoe wordt dat binnen de EU georganiseerd? Dat is van het grootste belang, en daar geven we nog niet genoeg thuis binnen de Unie. Ikzelf denk dat elementen van directe democratie in dit verband van belang kunnen zijn. Om dat vraagstuk van dat Europese publieke debat en publieke ruimte open te breken, zullen we moeten nadenken: over de directe verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie, of Europese referenda. De rol van nationale parlementen, als het gaat om hun betrokkenheid bij Europa. Zowel in zin van 'scrutiny' van de Nederlandse inzet in Europa, als de vraag hoe zij samen met het Europees Parlement een bijdrage kunnen leveren aan die grotere legitimiteit.

Zoekrichtingen. Verder zijn we nog niet. Grotere concepten kunnen daar misschien behulpzaam bij zijn. Zoals:


- subsididariteit: ja, een redelijk dynamisch concept.

- De 'kompetenz-katalog', het Duitse idee over de verdeling van de bevoegdheden, wat doe je Europees en wat doe je nationaal. Zal al minder behulpzaam zijn, alhoewel het op de agenda staat. Als je het niet goed invult, is het een statisch concept, en dat helpt ons niet veel verder.


- Het grote concept 'federalisme': helpt ons dat verder? Misschien. Maar het is toch een concept dat bijna naar believen wordt ingevuld of van connotaties wordt voorzien. Dat heeft het debat van de afgelopen jaren wel bewezen.

Ik zie zelf in het debat over de toekomst van de EU de kiemen van twee posities zich ontwikkelen. De crux daarvan is de wisselwerking tussen de institutionele structuur en de beleidsagenda.

Enerzijds zie ik: beperking van de beleidsagenda, zoals in de 'Kompetenz Katalog', samen met een versterking langs klassieke lijnen van de institutionele structuur. Joschka Fischers' parlementarisering van de EU. Andere noemen het federalisme. Ook de Belgische premier Verhofstadt, die gegeven het Belgisch voorzitterschap een belangrijke rol speelt bij het opstellen van de verklaring van Laken straks, is langs die lijnen aan het denken. Dat zal waarschijnlijk ook met steun van Duitsland zijn. Eerder een beperkte agenda, tegelijk met een verstrakking van de structuur van de EU.

De andere positie die zich ontwikkelt in dit debat is die van een veel bredere en meer dynamische beleidsagenda. Daarin wordt veel plaats ingeruimd voor nieuwe integratie-methoden, zoals de open coördinatie methode van beleidsvergelijking. Die wordt gecombineerd, in ieder geval tot nu toe, met een veel 'zachtere' invulling van de institutionele structuur. Een netwerk-achtige benadering, waar de structuur niet meer per se te vatten is in de dichotomie: centraal -decentraal. Het lijkt me duidelijk dat de Britse premier Blair veel meer die kant op aan het denken is.

Dit zijn slechts schema's, die niet zo precies aanwezig zijn. Ik doe dit ook niet om een keuze voor te stellen tussen het een of het andere, maar ik denk wel dat dit de structuur voor de discussie zichtbaar maakt. Dit stelt ons ook in staat om de juiste vragen te stellen in dit debat.

De vraag die je bijvoorbeeld aan de eerste positie, die van de kompetenz-katalog, zou moeten stellen is tot welke verschuivingen gaat dat precies leiden? Hoe ziet dat er dan uit? Wat gaat er precies veranderen ten opzichte van de huidige situatie? Daar is nog nooit een antwoord op gegeven.

Aan de tweede positie, de open-coördinatie methode, die brede beleidsdynamiek met een wat vagere institutionele structuur, moetje de vraag stellen: hoe kan dat leiden tot een versterking van de communautaire aanpak? Hoe wordt in deze benadering met de legitimiteitsvraag omgegaan? Ook daar is het antwoord niet eenvoudig te geven.

Dit is dan ook geen poging dat debat te beslechten, maar een uitnodiging om over dit soort vragen verder na te denken.


6.

Dan iets over de verhoudingen binnen de EU na Nice. Die verdienen bespreking na Nice en de publiciteit daarover. Er was ook heel wat aan de hand, in de relatie tussen Frankrijk en Duitsland, binnen de Benelux, Portugal en Spanje, groot versus klein, lidstaten versus kandidaten-

Daar was nogal wat aan de orde in Nice. Ik weet ook nog niet precies hoe dat gaat doorwerken, en hoe dat gaat neerslaan. Ik weet wel als het gaat om de relatie met België en Luxemburg, als er daar al sprake zou zijn van opgestoken veren, dat we daar alles aan zullen doen om die verder glad te strijken- Daar zijn al afspraken voor gemaakt. Maar de echte grote tegenstelling in Nice, die tussen groot en klein, daar ben ik nog onzeker over hoe die gaat doorwerken.

De uitkomst van Nice, als we kijken naar stemmen en verhoudingen, is een stuk gelijkmatiger geworden dan zich voor Nice liet aanzien. Ook gelukkig beter dan het eerste voorstel dat in Nice op tafel lag. Wat Nederland-België betreft: we hebben dus nooit om die ene stem meer dan België gevochten, daar ging het helemaal niet om. We hebben gevochten voor de positie van de middelgrote en de kleinere lidstaten, voor de verhoudingen binnen de EU en voor de positie van Nederland. Dat betekent dat Nederland er niet een meer maar drie stemmen bij gekregen, België twee, en Luxemburg een. Wij hebben geen van de anderen hun stemmen misgund. Dat stof zal verder wel neerdwarrelen.

Maar daaronder is er toch wel wat gaande, als het gaat om hoe positioneert iedereen zich nu, wat zijn nu de lijnen die binnen Europa zich aftekenen. Heldring zou zeggen dat Europa de val van de muur nog aan het verwerken is. Ik denk dat concreet, de uitbreiding inderdaad behoorlijk wat invloed heeft op de verhoudingen binnen de EU, en op de positionering die bepaalde lidstaten kiezen.

Een paar voorbeelden.

Voortgezette politieke emancipatie van Duitsland, een van de meest in het oog lopende kenmerken van dit moment.

Gepaard gaand met de twijfel in Frankrijk over de plaats van Frankrijk in het nieuwe Europa. Le Monde schreef na Nice uitgebreid en zeer open over het einde van de intellectuele hegemonie van Frankrijk over de Europese architectuur. Ik denk dat er bij het Franse politieke establishment op dit moment koud watervrees aanwezig is, misschien wel meer dan in de Franse samenleving, bij het Franse bedrijfsleven of de burgers. Volgens mij kunnen die beter omgaan met het grotere Duitsland, met het perspectiefvan de landen van Midden- en Oost-Europa op een grotere Unie of met de positie van de Verenigde Staten in de wereld.

Die twee ontwikkelingen samen leiden tot veranderingen in de Frans-Duitse samenwerking. "Wer glaubt, Frankreich wurde eine Juniorpartnerschaft akzeptieren, oder Deutschland konnte eine Seniorpartnerschaft ausfüllen, der gibt sich Illusionen hin". Dat zei Joschka Fischer, minister van Buitenlandse Zaken van Duitsland, in Parijs op 12 januari van dit jaar. Maar ja, wie zoiets zegt, heeft daar wel over nagedacht. Of is daar wel op gewezen. En het is duidelijk dat het toekomstdebat van de EU toch wel de lijnen van de Duitse agenda volgt.

Een ander element in die positionering van de lidstaten in relatie tot de uitbreiding, is de onvoorwaardelijke steun van het Verenigd Koninkrijk voor de kandidaat-lidstaten.

Wat betekent dat voor Nederland? Voor onze positie in het Europese krachtenveld? Ik denk dat er een enorm beroep wordt gedaan op onze politieke en diplomatieke vermogens. Kwantiteit gaat minder voorstellen, de Unie wordt groter, er treedt vanzelf een soort natuurlijke verwatering op. Maar de regels van het spel zijn ook aan het veranderen. Het heeft dan geen zin om nieuwe regels te gaan verzinnen die alleen maar schijnzekerheid zullen bieden. Doelstelling is en blijft is tot de voorhoede te willen blijven behoren, want daar vindt de sturing plaats van de Europese ontwikkelingen. De voorhoede in concepties, de voorhoede in kwaliteit, de voorhoede in activiteiten.

Het bouwen van partnerschappen, van strategische relaties is daarbij essentieel. Binnen de Unie van de vijftien, zoals we die nu kennen, en met de kandidaat-lidstaten, omdat we daar niet veel geschiedenis hebben en dus iets hebben op te halen. Bilateraal en in Europees verband. Die partnerschappen overstijgen het concept van wisselende coalities. Het gaat veel dieper dan dat.

Ook inhoudelijk zal er van ons veel gevraagd worden, ook buiten de klassieke terreinen waar we ons tot nu toe mee hebben bezig gehouden. Dat is ook een gevolg van de breedte van de Europese politieke agenda. Die dicteert dat, en daar zullen we ook als Buitenlandse Zaken politiek en diplomatiek een rol in te spelen hebben.

Kortom, we zullen op onze tenen moeten lopen, we zullen beter en sneller moeten zijn. We moeten zo goed worden als we denken dat we zijn. Sterker nog, we moeten zo goed worden als we gedroomd hebben dat we zijn.


+++

===