Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVM 01.282b-dir
datum
24-01-2001

onderwerp
kamervragen van Atsma (CDA)
doorkiesnummer

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van de kamervragen van het lid Atsma (CDA) over onderzoek naar de oorzaak van BSE (kamervraag nummer 2000104830), bericht ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het volgende.

up

datum
24-01-2001

kenmerk
VVM 01.282b-dir

bijlage

1.
De visie van de heer Purdey over de rol van organische fosfaten bij de ontwikkeling van BSE is mij bekend.

2.
De visie van de heer Purdey is bij wetenschappelijke toetsing niet valide bevonden.

* De theorieën van de heer Purdey zijn niet wetenschappelijk onderbouwd en er zijn geen experimentele gegeven die zijn hypothese ondersteunen.

* Laboratoriumonderzoek levert geen aanwijzingen op dat organische fosfaten BSE veroorzaken.

* Organische fosfaten zijn wereldwijd gebruikt, maar de epidemie van BSE startte alleen in Engeland. Maatregelen gericht op veevoeder hebben een duidelijk effect op de epidemie van BSE.
* Er is geen verband tussen het gebruik van organische fosfaten en de BSE epidemie.

3.
Organische fosfaten zijn wereldwijd gebruikt. BSE beperkt zich vrijwel volledig tot Europese lidstaten.

4.
De stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de oorzaken van BSE is dat verontreinigd veevoer als de belangrijkste oorzaak van BSE beschouwd dient te worden.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst

up

datum

kenmerk

bijlage
Vragen

Vragen van het lid Atsma (CDA) aan de ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een onderzoek naar de oorzaken van BSE.(Ingezonden 18 januari 2001)

1
Heeft u kennisgenomen van de bevindingen van de Britse wetenschapper Mark Purdey en wetenschappers van de universiteit van Cambridge die aangeven dat BSE niet wordt veroorzaakt door diermeel maar door organische fosfaten die onder meer in bestrijdingsmiddelen voorkomen? 1

2
Hoe oordeelt u over de relatie die hij legt tussen het uitbreken van de BSE en de overheidscampagne die in 1982 in Groot-Brittannië is gestart om de horzelvlieg te bestrijden? Is het waar dat in gebieden en op bedrijven waar de horzelvlieg niet of nauwelijks werd bestreden BSE niet voorkomt?

3
Op welke wijze en schaal zijn vergelijkbare insecticiden in Nederland en andere landen waar BSE voorkomt, gebruikt?

4
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het nadere onderzoek naar de oorzaken van BSE dat in Europees verband wordt uitgevoerd?

1 Veldpost 13 januari 2001.