http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=408321
Veranderingen in beleid gaan snel. Dat heeft u gemerkt bij mijn aantreden. Maar niet zo snel dat ik u vandaag een heel ander verhaal moet vertellen dan vorig jaar. We zijn nu ruim halverwege deze kabinetsperiode. Mijn boodschap aan u was en blijft: Het gaat om uitvoering. Het gaat om resultaten.
We staan met zijn allen voor een grote uitdaging. De internationale
ontwikkelingsdoelstellingen voor het jaar 2015, waar we met zijn allen voor
getekend hebben, liegen er niet om. Zoals halvering van absolute armoede. Er
is het afgelopen jaar hard gewerkt. Op de posten en op het departement. Er
zijn resultaten binnengehaald.
Maar we zijn er nog niet.
Daarom wil ik deze gelegenheid met beide handen aangrijpen om de stand van
zaken met u door te nemen. Ik doe dat aan de hand van een driedeling. In de
drie werelden waarin u en ik tegelijk moeten opereren en die we met elkaar
in verband moeten brengen.
· De eerste wereld is de professionele realiteit. De wereld van het actuele
denken over armoedebeleid en strategieën. De wereld waarin u en ik ons
bewegen als het om beleidsdiscussies gaat.
· De tweede wereld is de politieke realiteit in het land, de regio waar een
ambassade zich bevindt. Hier moet u de soms abstracte beleidswereld vertalen
naar de weerbarstige praktijk.
· De derde wereld is de politieke realiteit in Nederland. De Tweede Kamer,
de medefinancieringsorganisaties, de vakbeweging, het draagvlak onder de
bevolking. Deze Derde Wereld mag voor u geen 'ver-van-mijn-bed-show' zijn.
1. De professionele realiteit
Dat zijn vooral de inzichten en ervaringen, die we in de loop van de jaren
hebben opgedaan en vertaald in beleid.
Het inzicht dat armoede veel meer is dan alleen gebrek aan inkomen. Het
houdt ook marginalisering in, uitsluiting, gebrek aan kansen, gebrek aan
toegang. We zijn er dus niet met economische groei alleen. Bovendien
verschillen de processen die armoede bepalen sterk van land tot land. Die
gedachten zijn nu gemeengoed onder professionals.
De gestolde ervaringen van vijftig jaar ontwikkelingsbeleid. Ik noem in
vogelvlucht: continue dialoog; commitment aan de ontvangende kant; meer
transparantie en betrouwbaarheid van de zijde van donoren; van projectsteun
naar sectorbenadering. Ownership, coördinatie en coherentie als de
steekwoorden.
Dit zijn geen ideeën die uit de lucht komen vallen. Ze zijn gestoeld op
evaluaties van onze vroegere inspanningen. Dit zijn geen hobby's van een
toevallig passerende minister, die straks weer weg is.
Projecten zijn niet per definitie slecht. Het probleem is dat al die
projecten opgeteld te weinig bijdragen aan vermindering van de armoede in
een land. Dat komt doordat ze vaak zijn opgezet in parallelle structuren.
Met vaak buitenlandse technische assistentie. Die niet de 'grote agenda'
nastreeft van integratie in lokaal beleid. Maar de 'kleine agenda' van een
goed eigen product.
Wil je 'de armen' bereiken, dan is de beleidsomgeving van het ontvangende
land van doorslaggevend belang. Vandaar onze ambitie om waar mogelijk het
projectniveau te verlaten en te mikken op hogere beleidsniveaus.
Om te beoordelen in hoeverre dat mogelijk is, zijn goede analyses onmisbaar.
Van armoedeprocessen en -trends. Van de politieke en sociaal-economische
context, van het beleid in een sector. En vooral ook: van de
uitvoeringscapaciteit en de financiële verantwoording van de organisaties
waarmee wij samenwerken. Dus ook van NGO's!
Dit geheel van inzichten en ervaringen is geen dwangbuis. In uw tas zitten
geen Haagse blauwdrukken, maar hulpmiddelen. Hulpmiddelen om toe te passen
met gezond verstand en op basis van gedegen kennis van de lokale context.
2. De tweede wereld: de realiteit in uw land of regio.
Dat brengt me bij de tweede wereld: de praktijk van alledag in uw land of
regio. Die is heel weerbarstig, dat besef ik. Hoe kun je daar uit de voeten
met vrij abstracte begrippen als ownership en sectorale benadering? In die
vertaalslag ligt de uitdaging.
Neem de vertaling van ownership. Het is niet gemakkelijk de relatie met de
ontvangers in die richting om te buigen. Ze zijn er al decennialang aan
gewend dat de donor bepaalt wat er met zijn geld gebeurt. De ervaring leert
dat dialoog voeren veel tijd en energie kost.
Want het gaat om een bredere dialoog dan alleen die met de ontvanger. Gooi
de deuren open. Zoek actief omgang met maatschappelijke organisaties. Help
bouwen aan een draagvlak voor goed armoedebeleid.
De rol van al dergelijke organisaties is veel breder dan enkel uitvoerder
van beleid. Zo hebben we hen traditioneel gebruikt. Hun andere rollen zijn
minstens zo gewichtig - en slecht ontwikkeld binnen ons doen en laten. Dan
doel ik op meepraten over beleid vanuit hun kennis van armoede ter plaatse.
En op monitoren van de effecten.
Dit geldt net zo hard voor themalanden als voor de 17+4. Ook in die landen:
zoek de dialoog.
Het gaat ook inhoudelijk om een bredere dialoog. Niet alleen over armoede.
Want armoede is immers geen geisoleerd terrein. Het heeft alles te maken met
veiligheidsbeleid, met macrobeleid, met handelsbeleid, met
gezondheidsbeleid, met landbouwbeleid. Kortom met coherentie. Dat is de
spannende omslag waar we midden in zitten. Een omslag die we in ons doen en
denken moeten vertalen. Op de posten en net zo goed op het departement.
Of neem de praktijk van coördinatie. De meer beleidsmatige insteek is een
zinloze exercitie als Nederland dat op zijn eentje doet. Veel andere donoren
zijn nog niet zo ver. Dat kost veel hoofdbrekens. Blijf overleggen, blijf
overtuigen. Blijf continu zoeken op alle niveaus naar 'like mindedness',
naar partners met wie we voldoende op een lijn zitten. Ik besef hoe lastig
dat is in bijvoorbeeld francofoon Afrika, waar die partners soms niet te
vinden zijn.
Net als voor coherentie geldt ook voor coördinatie: op open communicatie met
het departement kan ik niet genoeg accent leggen. Soms maken zelfs de
Utstein-partners in het veld niet waar, wat hun ministers zeggen. Laat dat
weten, zodat ik mijn collega's daarop kan aanspreken. Coördinatie is niet
alleen een zaak van de posten, maar net zo goed van overleg tussen de
hoofdkwartieren.
Gelukkig zijn er voorbeelden waar het inderdaad lukt voortgang te boeken. Ik
noem Tanzania, waar dat nu goed begint te lopen. Ook andere donoren dan de
Utstein partners doen daar mee.
Of neem de aansluiting bij de Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP's). Ze
passen zo mooi in het ideaalbeeld. Ze zijn bijna heiligverklaard hier in Den
Haag. Een land stelt zelf zijn armoedebeleid op. Daar kunnen donoren dan bij
aansluiten. Maar in de praktijk hebben nog lang niet alle landen zo'n plan
afgerond. De kwaliteit is nog niet denderend. En de inbreng van het
maatschappelijk middenveld laat vaak nog te wensen over.
Toch ook hier voortgang. Het gaat meer en meer die kant op. Drie jaar
geleden nog niets. Vanaf volgend jaar zomer is een afgerond PRSP een harde
voorwaarde om in aanmerking te komen voor zachte leningen van de Wereldbank.
De taak van ambassades is niet om blind een PRSP te omarmen, maar om het
proces te monitoren. En maatschappelijke organisaties erbij betrekken. Dat
begint in een aantal landen te komen. Nederland rijdt voor het peloton uit.
We moeten niet te ver vooruit gaan rijden, maar ons evenmin door het peloton
laten opslokken.
Uw speciale aandacht vraag ik voor het kritisch volgen van de Internationale
Financiële Instellingen (de IFI's) en de VN-instellingen. De afstemming
tussen Washington en New York moet beter. We werken daaraan in het zogeheten
Philadelphia proces - Philadelphia ligt zoal u weet mooi tussen Washington
en New York. Helaas verlopen onze inspanningen in afzonderlijke landen en
onze inbreng in internationaal verband nog steeds te veel langs gescheiden
sporen. Er is geen kruisbestuiving. Dan vallen beide droog. Wat stelt onze
grote mond in Washington voor zonder voeding uit het veld. En omgekeerd: hoe
kunnen posten monitoren zonder goede terugrapportage. Gelukkig begint het
beter te lopen. Onze bewindvoerder bij het IMF zei eerder deze week dat er
steeds meer bruikbare verhalen komen uit de posten.
Er zijn in de praktijk veel struikelblokken. Ik zal ze niet allemaal
nalopen. Maar maak het niet ingewikkelder dan het is. Laat het beleid de
richting bepalen. Laat uw gezond verstand en uw kennis van zaken het tempo
bepalen.
Dus geen overhaaste doorvoering van nieuw beleid. Anderzijds zeker ook geen
afwachtende houding. Speel niet op safe. Durf verantwoorde risico's te
nemen. Dat wil ik aanmoedigen. Geen struisvogelpolitiek, daar houd ik niet
van. Geen gepeuter in de marge, waar de risico's veilig afgedekt zijn. Wees
niet bang om eens te struikelen.
Maar er is een blok waarover u niet mag struikelen. Dat is het beheer. Want
goed beheer is een harde eis. We zijn het als overheidsbedrijf met een omzet
van miljarden aan onszelf en het parlement verplicht onze zaken budgettair
piekfijn op orde te hebben, zoals ook de secretaris-generaal heeft
onderstreept. Hier wordt u in het kader van integraal management letterlijk
op afgerekend.
3. De derde wereld.
De derde wereld waarin u en ik opereren is de politieke realiteit in
Nederland. Buitenlands beleid wordt steeds meer binnenlands beleid en
andersom. Daarmee sprak Hans van Mierlo ware woorden. De afrekening van
buitenlands beleid gebeurt in het binnenland.
Medewerkers op ambassades moeten zich terdege realiseren dat de
uiteindelijke legitimering van hun werk hier in Nederland ligt. Daarmee doel
ik niet op het departement (daar ook natuurlijk), maar op parlement en
samenleving. Ik moet de Tweede Kamer en de Nederlandse samenleving laten
zien dat hulp helpt. Dat vereist uw input. Zonder uw terugkoppeling heb ik
hier geen verhaal, sta ik met mijn mond vol tanden. Dus nogmaals: laat deze
'Derde Wereld' voor u geen 'ver-van-mijn-bed-show' zijn. Hier wordt de
toekomst van Ontwikkelingssamenwerking bepaald.
Juist voor verbetering van de contacten met de Nederlandse samenleving is
overigens het netwerk van ambassades net versterkt met een nieuwe
eenmanspost in Den Haag: AMAD-OS.
Ik vraag uw speciale aandacht voor twee onderwerpen:
Ten eerste. Zowel de Kamer als wijzelf zijn heel nieuwsgierig naar de wijze
waarop ambassades concreet invulling geven aan de inschakeling van het
middenveld. Ik heb in de Kamer uitvoerig verteld hoe NGO's de sectorkeus in
de Indiase deelstaat Gujarat hebben meebepaald. Een goed voorbeeld van
actieve inzet van een ambassade om ownership te verbreden. Om niet alleen
naar de regering te luisteren. Dat viel in goede aarde. Ik zou graag meer
zulke voorbeelden zien.
En omgekeerd: een gesloten houding vanuit ambassades tegenover
maatschappelijke organisaties geeft aan dat de crux is gemist. Namelijk dat
ontwikkelingssamenwerking geen zaak is van overheden alleen.
Het tweede onderwerp is het draagvlak. DVL heeft net onderzoek laten doen
naar de ontwikkelingen in het draagvlak voor OS. Het draagvlak blijft breed.
Slechts 16 procent van de ondervraagden wil een verlaging van het budget,
een kwart wil meer geld voor OS. Dat klinkt goed. Daar staat tegenover dat
het vertrouwen in het nut van de hulp afneemt. In twee jaar tijd is het
percentage mensen dat vindt dat hulp niet helpt gestegen van tien naar
vijftien.
De kritiek op de besteding van de bilaterale hulp is nog forser gestegen: 39
procent vindt dat de hulp merendeels verkeerd wordt besteed. In 1998 was dit
28 procent.
Om de uitholling van het draagvlak te stuiten moeten we laten zien dat hulp
helpt. Uw inbreng is daarbij onmisbaar. Rapportage van resultaten is tot
mijn spijt nog onvoldoende opgenomen in de jaarplannen. Het hoort er
absoluut in. Daarom ligt komend jaar het accent op monitoring en evaluatie
en op rapportage van resultaten.
Dwarsverbanden tussen de drie werelden
Professioneel de zaken op orde. De oren en ogen wijd open. Alle
voelsprieten uitgestoken. En dan ook nog een antenne voor het Nederlandse
achterland. Dat is heel wat. U hoeft die last niet alleen te dragen. Betere
afstemming tussen posten en departement is onontbeerlijk. Ik wil nu iets
zeggen over de koppeling tussen de drie werelden.
Ik wil een lans breken voor de landenteams. Ze zijn nuttig om de
dwarsverbanden tussen de drie werelden te verstevigen. De landenteams zijn
uitdrukkelijk niet bedoeld als controle. Ze zijn geen instrument om via de
achterdeur bevoegdheden terug naar Den Haag te halen. Ik geloof heilig in de
delegatie. De landenteams zijn een poging het institutioneel geheugen te
verbeteren en de communicatie te verbeteren. Als klankbord voor de post, als
scharnier in de matrix. Dat lukt alleen bij open communicatie en als de
landenteams door ieder voor vol worden aangezien.
In de praktijk van de uitvoering doemen veel lastige vraagstukken op. Ik heb
er al een aantal genoemd. Probeer niet alles zelf op te lossen. Andere
posten kampen met dezelfde vragen. En het departement denkt mee.
Wat te doen als we bilateraal strikt in de leer zijn en tegelijk multilaterale organisaties met ons geld activiteiten uitvoeren die haaks staan op onze ideeen? Daarom werkt DVF met spoed aan een concreter beoordelingskader voor multilaterale organisaties.
En wat is wijsheid als de corruptie in een land hand over hand toeneemt?
Eind mei is er in Den Haag een grote conferentie over corruptie. Nadere
aanwijzingen zullen volgen. DMV werkt aan een actieplan. Denk mee. Lever
input vanuit uw praktijk. Het gaat daarbij niet alleen om de vraag wat wij
als donor kunnen bijdragen aan grotere transparantie in ontvangende landen.
Maar ook om de vraag of ons eigen handelen 'corruptie proof' is. Hoe het
staat met integriteit in eigen huis.
In dit verband wil ik wijzen op het debat over maatschappelijk verantwoord
ondernemen. Mijn opmerkingen over Ballast Nedam hebben bij een enkeling van
u tot een reactie geleid. Dat een post zich inderdaad niet moet laten
gebruiken als boodschappenjongen voor het Nederlandse bedrijfsleven als het
gaat om orders waarbij het stinkt. Ik schrok daar een beetje van. Zulke
reacties doen mij vermoeden dat u zich niet altijd vrij heeft gevoeld om
over dergelijke kwesties te rapporteren. Neem die vrijheid. Hoe kan ik
anders bijvoorbeeld waarmaken om toegang tot ons bedrijfslevenprogramma te
beperken tot die bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Lastige kwesties zijn alleen op te lossen als de dilemma's open op tafel
komen te liggen. Ik herhaal graag de woorden van Frank Majoor: "Eigen,
kritische inzichten zijn op BZ meer dan welkom; intern moeten de vonken er
wat mij betreft van af vliegen."
Tot slot: de organisatie
We moeten niet alleen andere organisaties kritisch doorlichten. We moeten
ook kritisch blijven kijken naar onze eigen organisatie. Zijn wij in staat
armoedebeleid goed uit te voeren?
Ik wil daar tot slot graag enkele opmerkingen over maken.
Ten eerste. We moeten meer investeren in onze professionaliteit. We zijn
daar mee bezig. Afgelopen jaar hebben al honderd medewerkers op posten
enthousiast een cursus gevolgd in het opstellen van institutionele en
economische analyses. Daarmee doorgaan. Daarnaast komt er een basiscursus
voor iedereen. Met aanvullende cursussen en modules. Want het gaat hier om
maatwerk. En dit jaar worden ook eindelijk een nieuw Monitoring & Evaluatie
systeem en het GMIS opgeleverd.
Ten tweede. Integratie heeft veel moois gebracht. Minister Van Aartsen heeft
daar zojuist een aantal voorbeelden van genoemd, zoals ons inzet in de
Veiligheidsraad de afgelopen twee jaar en ons gezamenlijke Afrika-beleid. Ik
hoef dat niet allemaal te herhalen.
Maar integratie mag er niet toe leiden dat armoedebestrijding een
ondergeschoven kindje wordt. In veel landen is het zelfs onze core business.
Nog steeds zien sommigen armoedebeleid als een diplomatiek zijspoor, waarop
ze niet afgerekend worden. Dat is een vergissing.
Na de integratie staan we daarom nu voor de opgave van 'mainstreaming' van
het ontwikkelingsbeleid. Dit is een van de prioriteiten van het
SG/DG-beraad. Dat betekent meer systematische aandacht voor de A van GAVIM.
DSI en de steungroep Sectorale Benadering werken aan een actieplan voor
verbetering van kennis en competenties. Op te stellen samen met de posten.
Vorig jaar hield ik u voor dat het Ontwikkelingscomite (DAC) van de OESO
kritiek had op de kwaliteit van armoedebeleid uitgevoerd door diplomaten. Ik
heb dat in de DAC sterk bestreden. Maar we moeten wel in ons achterhoofd
houden dat onze huidige werkwijze geen eeuwigheidswaarde heeft. Of we het
leuk vinden of niet: met de verkiezingen van volgend jaar in zicht zal de
discussie over organisatie en uitvoering van het ontwikkelingsbeleid weer
opkomen. Zo heeft recent een werkgroep van het CDA het idee van een
Rijksdienst weer eens geopperd.
U kunt er op rekenen dat ik me ook in dat debat zal mengen. Mijn grootste
zorg daarbij is dat mijn budget is gekoppeld aan het BNP, mijn staf helaas
niet. Ik heb dat ook in de Kamer gezegd. Mijn budget groeit met anderhalf
miljoen gulden per dag
,
het aantal ambtenaren niet, dat neemt zelfs af. Met 2,4 ambtenaren per 10
miljoen dollar ontwikkelingsgeld scoort Nederland uitzonderlijk laag. De
grote EU-lidstaten zitten op negen, aldus Europees Commissaris Poul Nielson.
Uit eerdere studies blijkt dat Nederland in het begin van de jaren negentig
meer dan twee keer zo hoog zat: 6 per 10 miljoen.
U merkt daar dagelijks de gevolgen van. De stapel dossiers op uw bureaus. De
zondvloed aan mailtjes in uw inboxen. Dat is toch niet normaal, zult u
denken. U heeft gelijk, dat is ookn iet normaal. Dat maakt mijn waardering
voor de prestaties die u heeft geleverd alleen maar groter. Er is hard
gewerkt, zei ik in mijn inleiding. Heel hard. En ik hoop dat ik ook dit jaar
weer op uw inzet kan rekenen.
===