Ministerie van Financien

Titel: Onderzoek naar gevolgen artiestenregeling



Persberichtnr.


01/023


Den Haag

26 januari 2001

Onderzoek naar gevolgen artiestenregeling

Vanaf 1 januari 2001 is in Nederland een nieuw belastingstelsel van kracht. Dit stelstel leidt tot grote veranderingen in de loon- en inkomstenbelasting. Een onderdeel van de Belastingherziening 2001 is de artiestenregeling in de Wet Invoeringswet Inkomstenbelasting 2001 (door de Tweede Kamer op 3 februari 2000 aangenomen). Vanuit de culturele sector komen nu signalen dat deze artiestenregeling leidt tot een aantal onbedoelde effecten. Het ministerie van Financiën heeft van staatssecretaris Bos de opdracht gekregen deze signalen serieus te onderzoeken.

Staatssecretaris Bos meldt dat de komende weken al verschillende gesprekken zijn gepland met (vertegenwoordigers van) uitvoerende musici, organisatoren en hun fiscale adviseurs. Onderzocht zal worden in hoeverre de nieuwe regeling onbedoelde bij-effecten heeft. Mochten de resultaten van dit onderzoek aanleiding geven tot maatregelen dan zal met eventuele wijzigingsvoorstellen zeker niet gewacht worden tot het in de wet vastgelegde tijdstip van evaluatie (i.c. twee jaar na invoering).

De artiestenregeling heeft ook gevolgen voor de fiscale behandeling van buitenlandse artiesten en gezelschappen. Naar aanleiding van de signalen uit het veld en de te voeren gesprekken zal staatssecretaris Bos met name nagaan in hoeverre de kennelijke adminisatratieve lasten disproportioneel zijn en aanleiding geven tot heroverweging.

Artiestenregeling in het kort

Bij de Belastingherziening 2001 is gekozen voor twee mogelijke heffingssystematieken voor artiesten met een overeenkomst van korte duur:


1. In de loonbelasting geldt voor de artiest in beginsel een bijzondere regeling, waarbij over een brede grondslag loonbelasting wordt ingehouden naar een laag tarief van 20%. Dit tarief is laag omdat het geheven wordt over een gage waar toe ook onbelaste onkostenvergoedingen kunnen behoren.

In situaties dat veel kosten worden gemaakt, heeft de artiest de mogelijkheid bij de inspecteur een kostenvergoedingsbeschikking aan te vragen waardoor een gedeelte van de overeengekomen gage kan worden aangemerkt als vrije vergoeding. Over deze kostenvergoeding wordt geen belasting geheven. Over het restant wordt dan het normale tarief van 32,25% (tarief eerste schijf) geheven. Eventuele verschillen worden bij de aangifte inkomstenbelasting gecompenseerd. Hierdoor betalen artiesten hetzelfde tarief als vergelijkbare belastingplichtigen.

Om te voorkomen dat artiesten die ondernemer zijn op grond van de bijzondere artiestenregeling in de loonbelastingheffing worden betrokken, kan de in Nederland wonende artiest verzoeken om een zo genoemde zelfstandigheidsverklaring. Ingeval een artiest een dergelijke verklaring kan overleggen, wordt geen loonbelasting ingehouden. Een buitenlandse artiest kan geen
zelfstandigheidsverklaring krijgen.


2. De (fictieve) dienstbetrekking; de artiest kiest er voor om samen zijn/haar opdrachtgever (de beoogde inhoudingsplichtige) de arbeidsverhouding te beschouwen als een dienstbetrekking. Hierdoor wordt het loonbelastingregime wel van toepassing en ook voor de inkomstenbelasting gelden dan de regels die gaan over het belastbaar loon. De opdrachtgever kan eventuele onkosten belastingvrij vergoeden, maar hier is wel over het loon het normale tarief van toepassing.

Woordvoerder: drs. P.A.W. Lamers