Ministerie van Defensie



Kamervragen en antwoorden


Speciale militaire operaties

26-01-2001

Bijlage bij brief nr D2000003737 van de minister van Defensie, d.d 26-01-2001

1. Tot nu toe is het niet gebruikelijk geweest dat de Kamer werd geïnformeerd over de aanwezigheid van BSB detachering, commando=s enz. als onderdeel van de militaire eenheden. Ligt het in de bedoeling dit nu wel te doen (blz.1)?

De regering heeft de Kamer steeds vooraf geïnformeerd over de inzet van speciale eenheden voor reguliere militaire taken in het kader van crisisbeheersingsoperaties, zoals de verkenning van een operatiegebied of de beveiliging van militaire eenheden. Zie bijvoorbeeld de brief van 20 augustus 1999 inzake relocatie van Nederlandse KFOR-eenheden in Orahovac (TK 1998-1999, 22181, nr.295). Een dergelijke inzet valt niet onder de regeling voor speciale operaties. Derhalve treedt in deze gevallen geen verandering op in de informatieverstrekking aan de Kamer.

2. Is de verzameling militaire operaties die onder de noemer speciale operaties vallen uitputtend? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent U bereid om een overzicht te geven van alle operaties die de kwalificatie speciaal dragen?

Ja, de verzameling militaire operaties die onder de noemer speciale operaties vallen is uitputtend. Speciale operaties zijn operaties die betrekking hebben op:

- bijzondere inlichtingenverzameling;

- bijzondere aanhoudingen;

- aanvallen op geselecteerde doelen;

- bijzondere vormen van militaire steunverlening aan bondgenoten;

- evacuatie van personen uit (levens)bedreigende omstandigheden;
- internationale terreurbestrijding.

3. Als het kenmerk van deze militaire inzet is dat er grote politieke en militaire risico=s aan zijn verbonden, betekent dit dan dat inzet altijd onder Nederlandse leiding plaatsvindt? Indien dit niet het geval is en zij de operationele bevoegdheid voor de operatie uit handen geeft, op welke wijze denkt de regering dan de politieke en militaire risico's te beperken (blz.1)?

4. Is het denkbaar dat Nederlandse eenheden overgedragen worden aan multinationale organisaties of andere landen ten behoeve van bepaalde speciale operaties, waarover de kerngroep van ministers niet afzonderlijk beslist?

22. Handelt Nederland vaker uni-, bi- of multilateraal bij de uitvoering van speciale operaties?

Ook voor speciale operaties in het kader van internationale crisisbeheersingsoperaties geldt, dat de regering in beginsel uitgaat van optreden in internationaal verband. Gelet op het bijzondere karakter van speciale operaties heeft een internationale commandant slechts een beperkte zeggenschap over de ter beschikking gestelde Nederlandse speciale eenheden: voor iedere feitelijke inzet van Nederlandse speciale eenheden door een operationele commandant is steeds per afzonderlijke operatie voorafgaande toestemming nodig van de Nederlandse regering. Aan die toestemming ligt steeds een beoordeling van de politieke en militaire risico=s ten grondslag.

5. Over welk type militaire steunverlening aan bondgenoten gaat het als men spreekt over speciale operaties?

6. Wordt militaire steunverlening aan bondgenoten te allen tijde gekwalificeerd als zijnde een speciale operatie?

Militaire steunverlening aan bondgenoten is vastgelegd in de militaire doctrine van de Navo. Steunverlening kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de opleiding en training van eenheden en personeel. Deze steunverlening wordt alleen als een speciale operatie beschouwd als hiervoor speciale eenheden onder strikte geheimhouding en met grote politieke of militaire risico=s worden ingezet.

7. Op welke wijze denkt de regering de informatie aan de Kamer te verschaffen? Beperkt zich dat tot de fractievoorzitters van die partijen die ook deel uitmaken van de commissie I en V, of wordt de informatie verstuurd aan uitsluitend de defensiewoordvoerders van de respectievelijke fracties of krijgen alle leden van de Kamer de informatie (blz.1)?

8. Wat bedoelt de regering met 'dezelfde mate van vertrouwelijkheid als bij de commissie voor de inlichtingen en veiligheidsdiensten'? Ziet de regering een rol bij speciale operaties voor deze al bestaande commissie? Of wordt gedoeld op een beperkte commissie, al dan niet vanuit de vaste kamercommissie voor defensie die op vergelijkbare wijze opereert als genoemde commissie van de inlichtingen- en veiligheidsdienst?

9. Wanneer vindt wel overleg plaats met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten bij de besluitvorming over de uitvoering van speciale operaties en wanneer niet?

10. Heeft de regering ideeën hoe de informatieverstrekking aan het parlement bij geheime operaties in de praktijk zal moeten worden vormgegeven (blz.2)?

11. Is het denkbaar dat het parlement geïnformeerd wordt over een groep operaties in plaats van elke operatie afzonderlijk?

18. Hoe kan de Kamer controleren of er in sommige gevallen überhaupt verantwoording door de regering is afgelegd?

De regering treedt niet in de bevoegdheid van het parlement zijn eigen werkzaamheden in te richten. De regering heeft in haar brief van 23 augustus jl. gesteld voornemens te zijn het parlement overeenkomstig artikel 100 Gw lid 1 en 2 in te lichten over speciale militaire operaties op een wijze die recht doet aan de betrokkenheid van de Staten-Generaal bij het optreden van de krijgsmacht onder uitzonderlijke omstandigheden, de geldende constitutionele verhoudingen en de noodzakelijke vertrouwelijkheid waarmee speciale operaties zijn omkleed. Het is denkbaar dat het parlement wordt geïnformeerd over een groep gelijksoortige en kort na elkaar uitgevoerde operaties in plaats van elke operatie afzonderlijk. Voor het werkterrein van de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten gelden bijzondere regelingen en afspraken over de informatieverstrekking aan het parlement.

Vertrouwelijkheid is inherent aan speciale militaire operaties; dit beperkt de mogelijkheid van het parlement om achteraf te controleren of de regering in sommige gevallen verantwoording heeft afgelegd. De regering streeft echter naar openheid waar mogelijk, zoals ook blijkt uit haar brief van 23 augustus 2000.

12. Als het vanwege internationale samenwerking en mogelijke eisen van bondgenoten niet opportuun is het parlement op enig moment te informeren, wordt dan afgezien van deelname aan zo'n operatie?

De regering acht het ondenkbaar dat het onmogelijk zou zijn het parlement op enig moment te informeren over een speciale operatie in internationaal verband. De regering beoordeelt per afzonderlijke speciale operatie de politieke wenselijkheid en militaire haalbaarheid van een eventuele Nederlandse deelname.

13. Op grond van welke criteria zal de kerngroep bepalen of, en zo ja, welke andere leden van de ministerraad bij de besluitvorming worden betrokken en op welk moment (blz.2)?

De samenstelling van de kerngroep dient te waarborgen dat:
- een voldoende politiek draagvlak bestaat voor besluitvorming over deelname van Nederlandse eenheden aan een speciale operatie. Dit betekent dat alle coalitiepartners in de kerngroep moeten zijn vertegenwoordigd;

- functioneel verantwoordelijke bewindspersonen betrokken worden in de besluitvorming.
De samenstelling van de kerngroep wordt aan het begin van iedere kabinetsperiode in een constituerend beraad vastgesteld. In deze kabinetsperiode bestaat de kerngroep uit de minister-president, de beide vice-premiers, de minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken. Per operatie beoordeelt de kerngroep de wenselijkheid van betrokkenheid van andere bewindspersonen respectievelijk van de ministerraad als geheel alsook van het moment waarop. Zo kan in voorkomend geval voor een individuele operatie de betrokkenheid van andere bewindspersonen functioneel noodzakelijk zijn, of kan de betrokkenheid van de gehele ministerraad om politieke redenen wenselijk zijn. In de afweging zal steeds rekening moeten worden gehouden met de militair-operationele noodzaak tot strikte geheimhouding.

14. Wordt de vaste procedure inzake het afleggen van verantwoording voor speciale operaties beperkt tot de vorming van een kerngroep?

Nee. Het afleggen van verantwoording voor speciale operaties bestaat uit twee aspecten: besluitvorming door de regering en informatieverstrekking aan het parlement. De instelling van de kerngroep behoort tot het eerste aspect.

15. Is het de bedoeling dat de kerngroep van ministers in alle gevallen vooraf betrokken is bij de besluitvorming over elke speciale operatie apart? Of is het mogelijk dat een of meerdere ministers gemandateerd worden over een reeks operaties met hetzelfde doel en/of van hetzelfde type te beslissen?

De kerngroep van ministers, eventueel aangevuld met andere bewindspersonen of de ministerraad als geheel, beslist per afzonderlijke speciale operatie vooraf over de politieke wenselijkheid van een Nederlandse deelname.

21. Op welke wijze wordt de militaire top betrokken bij de besluitvorming over operaties waaraan grote militaire en politieke risico=s zijn verbonden?

De ambtelijke top van Defensie adviseert de kerngroep over de uitvoerbaarheid van een speciale operatie.

16. Wat is het aandeel van speciale operaties in het totale aantal operaties van de krijgsmacht?

Speciale operaties zijn, naar hun aard, een uitzondering. Het aandeel van speciale operaties in het totale aantal operaties van de krijgsmacht is derhalve beperkt.

17. In de hoorzitting van de Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen, d.d. 7 juni 2000, zegt de minister van Defensie dat er inzake speciale operaties aparte procedures voor de verantwoording moeten komen, maar dat uiteindelijk wel op een of andere wijze verantwoording moet plaatsvinden. Heeft dit betrekking op alle speciale operaties waarbij de inzet van Nederlandse militairen aan de orde is?

De regering is van mening dat verantwoording moet worden afgelegd als Nederlandse militairen meedoen in een speciale operatie.

19. Wanneer is volgens de regering sprake van een noodsituatie (Rapport TCBU, blz.33)?

Zoals de regering in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot verandering van de grondwetsbepalingen inzake de verdediging (TK 1998-1999, 25367 nr.3) heeft gesteld, zijn noodsituaties díe situaties waarin een militaire interventie alleen zinvol kan zijn indien zij onaangekondigd en onder strikte geheimhouding geschiedt, bijvoorbeeld indien er sprake is van direct gevaar in levensbedreigende situaties en waarin onmiddellijk en onder strikte geheimhouding moet worden gehandeld. Voorbeelden hiervan zijn de inzet van militairen bij gijzelingen of bij evacuaties Zie het verslag van het debat terzake tussen de regering en het parlement (TK 1997-1998, handelingen 40, pp.3272-3273).

20. Is het juist dat de Kamer niet behoeft te worden ingelicht, conform artikel 100 lid 1 Grondwet, wanneer de krijgsmacht wordt ingezet voor humanitaire hulp indien geen sprake is van een gewapend conflict?

Ja. Deze regel is uitvoerig besproken tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot verandering van de grondwetsbepalingen inzake de verdediging (zie TK 1997-1998, handelingen 40) en herbevestigd in het debat tussen regering en parlement inzake de aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen (TCBU).