16 jan 2001
Nummer 005 16 januari 2001
Wilde Zuid-Amerikaanse tomaat biedt hoop voor kouwelijke kastomaat
Hoog boven in het Andesgebergte groeien wilde tomaten. Zij verdragen daar, op meer dan twee kilometer hoogte, minimumtemperaturen die regelmatig onder de 10 °C zakken. Daar moet je met onze Hollandse kastomaat niet om komen. De minimumtemperatuur die bij de kweek van kastomaten wordt gehanteerd is 18 °C. Bioloog Jan Henk Venema vergeleek bepaalde eigenschappen van de wilde en de kastomaat, om in de toekomst wellicht via veredeling tot een koudetolerante kastomaat te komen. Hij promoveert op 26 januari 2001 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Gezien het gematigde klimaat in Nederland moet met name gedurende de koude en donkere wintermaanden flink gestookt worden. De energiekosten bedragen dan ook zo'n twintig procent van de productiekosten en de totale Nederlandse glastuinbouw veroorzaakt vier procent van de landelijke CO2-uitstoot. Wat zou het fijn zijn als onze cultuurtomaat, Lycopersicon esculentum, minder kouwelijk werd, bijvoorbeeld door veredeling. Zo bevatten de Andes-tomatensoorten blijkbaar waardevolle genen - welke is nog onbekend - waarmee de koudetolerantie van onze cultuurtomaten wellicht kan worden opgevijzeld. Hoe passen de soorten van de wilde tomaat die in hooggebergte kunnen leven zich eigenlijk aan de lage temperaturen aan? Venema vergeleek de fysiologische reactie van cultuurtomaten met die van enkele koudetolerante wilde soorten op diverse temperatuurregimes. De groei van de wilde soorten bleek inderdaad minder gevoelig voor lage temperatuur; maar niet, zoals vaak gedacht, omdat de fotosynthese beperkend was voor de koudegevoelige tomaten. De koolhydraten hadden zich opgehoopt, omdat de groei sterk geremd was. Cultuurtomaten met chloroplasten van een kouderesistentere wilde tomatensoort bleken niet minder kouwelijk. Voordat veredeling tot energiezuiniger tomaten mogelijk is, is er dan ook nog meer extra fysiologische kennis nodig om de oorzaken van koudegevoeligheid geheel op te helderen. /FC
Jan Henk Venema (Beetsterzwaag, 1969) studeerde biologie aan de
Rijksuniversiteit Groningen, waar hij vervolgens zijn
promotieonderzoek uitvoerde bij de onderzoekschool Functionele
Oecologie/CEES. Binnen dezelfde werkkring zet Venema na zijn
promotie zijn onderzoek voort. Hij participeert als
plantenfysioloog in het onlangs door Wageningse onderzoekers
opgezette project 'Rassen onder glas met minder gas', waaraan een
groot aantal Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen
meedoet.
Onderzoek
Promotie