' F e e s t k l e d i j v e r p l i c h t '
Bij bijzondere gelegenheden hoort speciale kledij Katholieke kinderen
werden kort na de geboorte al uitgedost in een lang, wit doopkleed met
kant en borduurwerk. Op zondag liep iedereen er op zijn paasbest bij:
met Pasen kocht men immers voor de hele familie nieuwe kleren. Voor
bals en feesten waren er prachtige baljurken. Voor heel veel mensen
was en is een feest een gelegenheid om dure, rijkversierde kledij te
dragen, die niet past in het bestaan van alle dag. Bij bijzondere
kleren horen speciale herinneringen. Daarom heeft de trouwjapon of de
doopjurk alle kans om jarenlang, soms zelfs generaties lang, bewaard
te blijven.
Bij adel en rijke burgerij was de doopjurk al eeuwen bekend. Maar de
19de eeuw zag een grote verspreiding van geborduurde en met kant
versierde doopjurken, die vaak meerdere generaties in gebruik bleven.
De oudste jurken die worden tentoongesteld dateren uit de eerste helft
van de 19de eeuw. Ze zijn meestal gemaakt uit ragfijn katoen en
versierd met wit borduurwerk. Af en toe komen er strookjes kloskant
bij te pas. De meeste doopjurken in de tentoonstelling stammen uit de
tweede helft van de 19de eeuw. Ze zijn altijd zeer lang, vaak met
gefronselde stroken machinale kant versierd.
Als men de baby draagt, komt de lange, rijkversierde rok prachtig tot
zijn recht. Bij de jurk hoort vaak een mutsje en kapmantel. De mooiste
doopmantel uit de collectie is in het begin van de twintigste eeuw in
Turnhout gemaakt. De zijden mantel heeft een boord en een brede
schoudercape uit Parijse kloskant, waarop als motieven onder meer de
ark van Noah en doopvonten voorkomen. Lange witte jurken en mantels
zijn echter niet altijd voor de doop bestemd. De wat grotere modellen,
die veel voorkwamen in de 19de eeuw, werden ook wel gebruikt voor de
namiddagwandeling, met de baby op de arm.
Van zodra de kinderwagen in gebruik kwam, op het einde van de 19de
eeuw, was het afgelopen met de lange zondagse jurk. Maar lange
doopjurken worden zelfs nu nog af en toe gebruikt.
Later werd de dopeling dan als volwaardig lid van de kerk opgenomen
tijdens de communieplechtigheid. Tegenwoordig is er een eerste en een
plechtige communie, maar tot in het begin van de 20ste eeuw was er
slechts één communie, voor kinderen van 10 jaar. Meisjes werden in het
wit gestoken, jongens kregen hun eerste pak met lange broek. Vaak
lijkt die kledij al op huwelijkskledij.
Feesten en danspartijen zijn al heel lang gedroomde gelegenheden om
een levenspartner te vinden. Voor adel en rijke burgerij was het
winterseizoen in vroegere eeuwen een aaneenschakeling van bals en
feesten. Aan de kledij van jongelui werd zeer veel aandacht besteed.
De mooiste en duurste creaties waren blijkbaar onontbeerlijk om een
rijk huwelijk te sluiten. Vaak was het een wereld van schone schijn,
vooral als de baljapon meer kostte dan men kon betalen, of zelfs
gehuurd werd! Bij het menuet, een statige dans uit de 18de eeuw,
hoorde de zijden japon met heupverbredingen en brede Watteauplooien.
De wals betekende in de 19de eeuw een revolutie. Voor het eerst werd
per paar gedanst. Bij deze dans hoorden romantische japonnen met
brede, ruisende rokken. De heerschappij van de wals duurde een hele
eeuw. In de 20ste eeuw wisselen de dansen elkaar af, van de
charleston, met korte jurken met pareltjes, over de rock n roll, met
brede rokken en pettycoats, tot de techno van tegenwoordig.
In de 18de eeuw was de witte huwelijksjapon nog niet gebruikelijk.
Maar vanaf de 19de eeuw trouwde de burgerij en uiteindelijk ook het
gewone volk in een witte japon. Naast al dat wit kozen veel bruiden
toch voor zwart: een teken van rouw of van armoede. In een tijd van
langdurige rouwdracht was een zwarte japon immers altijd een
verstandige keuze.
In de tentoonstelling vormt een huwelijksfeest uit de Belle Epoque de
aanzet tot een parade van bruids- en suitekledij van 1900 tot ongeveer
1970. Opvallend is hoe de huwelijkskledij steeds wegevolueert van de
normale feestkledij. Rond 1900 is de bruidsjapon nog een normale
feestelijke japon en de man draagt de kledij die ook bij andere
feesten gebruikelijk is. Maar voor een bruid en bruidegom van de
laatste dertig jaar is de huwelijkskledij vaak een extravagantie voor
één dag.
De tentoonstelling Feestkledij verplicht werd samengesteld door het
Provinciaal Modemuseum van Antwerpen, dat in twintig jaar tijd heel
wat unieke feestkledij vanaf de tweede helft van de 18de eeuw kon
verzamelen. Deze collectie feestkledij werd verspreid over de
permanente opstelling van het MIAT. Feestkledij verplicht sluit
naadloos aan bij het jaar 2001, waarin het 25-jarig bestaan van het
MIAT wordt gevierd. In het kader hiervan kan de bezoeker mee genieten
van feestelijke randactiviteiten. Tijdens de duur van de
tentoonstelling worden een aantal unieke danslessen georganiseerd
onder de kundige leiding van het Instituut voor Historische
Danspraktijk van Gent. Hierdoor krijgt de bezoeker de kans even in de
huid te kruipen van een 18de-eeuwse dame of een 19de-eeuwse heer en
een dito danspasje te wagen. In de maand mei wordt onder de titel
FEEST! Modekamers in Gent. Espaces de créateurs een groots Gents
mode-event gelanceerd. Gentse mode-ontwerpers zullen de bezoeker
verrassen met bijzonder feestelijke en nieuwe creaties. Op ontdekking
naar onverwacht talent.
Dit alles heeft plaats in het MIAT, dat met Feestkledij verplicht en
FEEST! Modekamers in Gent. Espaces de créateurs een bijzonder accent
legt op feestkledij
De tentoonstelling loopt van 28 januari tot 27 mei 2001, alle dagen
open van 9.30 uur tot 17 uur behalve op maandag.
Toegangsprijs: 100 fr. - 50 fr.
Informatie
MIAT, Minnemeers 9, 9000 Gent, tel. (09)223 59 69, fax (09)233 07 39,
e-mail museum.miat@gent.be
Onder de bevoegdheid van: de heer Sas van Rouveroij, schepen van
Cultuur en Toerisme.