Titel: Derdebeslag
Derdebeslag onder de belastingdienst in verband met voorlopige teruggaven inkomstenbelasting
Belastingdienst/Directie rechtstoepassingsbeleid belastingdienst
Besluit van 29 januari 2001, nr. RTB2001/334M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris
van Financiën het volgende besloten.
1. Sinds kort wordt de belastingdienst meer dan voorheen-
geconfronteerd met derdebeslagen (al dan niet in vereenvoudigde vorm)
die onder hem worden gelegd met het oog op uit te betalen voorlopige
teruggaven in de inkomstenbelasting. Daarbij gaat het vooral om
voorlopige teruggaven die zijn vastgesteld in verband met een of meer
toegekende heffingskortingen. Op de voorlopige teruggaaf is sinds
1 januari 2001 de regeling van de beslagvrije voet (artikel 475c van
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna ook: Rv.)) van
toepassing. In verband daarmee dient in het exploot c.q. de
beschikking waarbij het beslag wordt gelegd, de beslagvrije voet te
worden vermeld. In een aantal gevallen blijkt een beslagvrije voet van
nul te zijn vermeld. Het hanteren van een beslagvrije voet van nul
voor in Nederland wonende schuldenaren kan zich volgens het systeem
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering alleen voordoen indien
degene die recht heeft op de voorlopige teruggaaf voldoende overigens
voor beslag vatbare periodieke inkomsten geniet waarop geen beslag is
gelegd (artikel 475d, lid 6, Rv.). Elders zijn in de wetgeving
(bijvoorbeeld in de Algemene bijstandswet) echter bepalingen opgenomen
die ertoe strekken dat in voorkomend geval in het geheel geen
beslagvrije voet geldt. In het systeem van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering zijn voorts bepalingen opgenomen die ertoe strekken
degene te wiens laste beslag is gelegd tenminste de beschikking te
laten over de helft van de voor hem geldende beslagvrije voet. In dit
verband wordt genoemd het beslag ten laste van de echtgenoot van de
schuldenaar (artikel 475d, lid 3, Rv.) en het beslag ten laste van de
schuldenaar die in gebreke blijft bij de nakoming van de krachtens
artikel 475g, eerste lid, Rv. op hem rustende verplichting.
Alhoewel voorop staat dat de belastingdienst als derdebeslagene in beginsel niet verantwoordelijk is voor de juistheid van de berekening van de beslagvrije voet, dient niet uit het oog te worden verloren dat een onjuiste berekening tot gevolg kan hebben dat de feitelijke inkomsten van belanghebbenden uitkomen onder het in Nederland geldende bestaansminimum. Vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid die de belastingdienst als overheidsorgaan draagt, is het daarom gepast om voor situaties waarin daarvan sprake zou kunnen zijn een mate van zorgvuldigheid aan de dag te leggen die de rol van een andere derdebeslagene overstijgt.
In verband met het voorgaande dient in situaties waarin beslag
is gelegd op een voorlopige teruggaaf èn waarbij zonder dat dit is
toegelicht- een beslagvrije voet is gehanteerd die lager is dan de
helft van de op grond van artikel 475d Rv. te hanteren beslagvrije
voet, als volgt te worden gehandeld. De belastingdienst zal in dat
geval de deurwaarder die resp. het bestuursorgaan dat het beslag heeft
gelegd verzoeken de juistheid van de in het beslagexploot
respectievelijk de beschikking vermelde beslagvrije voet uitdrukkelijk
te bevestigen. Bedoeld verzoek strekt ertoe om degene die het beslag
heeft gelegd ertoe te bewegen zich (nogmaals) te vergewissen van de
juistheid van de in aanmerking te nemen beslagvrije voet. Een kopie
van het verzoek waarbij de bevestiging wordt gevraagd, wordt ter
informatie gezonden aan degene te wiens laste het derdebeslag is
gelegd.
2. Het komt ook voor dat derdebeslag (al dan niet in vereenvoudigde
vorm) wordt gelegd ten laste van de partner van een schuldenaar. Deze
beslagen kunnen slechts doel treffen indien tussen de partner en de
schuldenaar een wettelijk regime van algehele gemeenschap van goederen
geldt.
Indien de belastingdienst het vermoeden heeft dat tussen de
partner - te wiens laste het beslag is gelegd - en de schuldenaar geen
regime van algehele gemeenschap van goederen geldt, dient hij de
deurwaarder die resp. het bestuursorgaan dat het beslag heeft gelegd
daarop te attenderen. Daarbij dient de deurwaarder c.q. het
bestuursorgaan te worden gevraagd uitdrukkelijk te bevestigen dat het
beslag ondanks het ontbreken van het genoemde regime toch voor
rechtsgeldig moet worden gehouden. Een kopie van het verzoek waarbij
de bevestiging wordt gevraagd, wordt ter informatie gezonden aan
degene te wiens laste het derdebeslag is gelegd.
3. Op grond van het bepaalde in artikel 475g Rv. is een deurwaarder
die gerechtigd is tegen een schuldenaar beslag te leggen, bevoegd aan
degene van wie hij vermoedt dat deze aan de schuldenaar periodieke
betalingen verricht of schuldig is, te vragen of dat zo is. Ieder is
verplicht hierop desgevraagd schriftelijk te antwoorden. Daarbij
dienen de termijn van de betalingen en hun omvang te worden opgegeven
alsmede eventuele daarop reeds gelegde beslagen. Omdat de voorlopige
teruggave inkomstenbelasting sinds 1 januari 2001 geldt als een
vordering tot periodieke betaling in de zin van artikel 475c Rv., valt
ook de ontvanger voor wat betreft de voorlopige teruggave als bedoeld
in artikel 13, tweede lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen onder
het toepassingsbereik van voormeld artikel 475g Rv. 1) De wettelijke
geheimhoudingsplicht staat in dit geval niet aan beantwoording van een
daartoe strekkend verzoek in de weg, omdat op grond van het geldende
beleid (paragraaf 2.2.1 van het Voorschrift informatieverstrekking)
van de geheimhoudingsplicht geen ontheffing behoeft te worden verleend
indien een wettelijke bepaling tot het verstrekken van de gevraagde
informatie verplicht. Van het laatste is i.c. sprake. Wèl mag van de
deurwaarder of het bestuursorgaan die respectievelijk dat gerechtigd
is beslag te leggen worden verlangd dat wordt gespecificeerd om welke
betalingsverplichting (voorlopige teruggave) het gaat (artikel 475g
Rv.). Bovendien zal uit het verzoek moeten blijken dát de deurwaarder
resp. het bestuursorgaan gerechtigd is tot het leggen van beslag.
.....
1) Let op: de informatieplicht op grond van artikel 475g Rv. Geldt dus
niet voor andere belastingteruggaven dan die welke zijn genoemd in
artikel 13, lid 2, Awr.
De belastingdienst zal er in voorkomend geval eerst toe
overgaan de door het beslag getroffen termijnen af te dragen aan de
deurwaarder c.q. het bestuursorgaan, nadat hij de hiervoor bij 1 en 2
bedoelde bevestiging heeft ontvangen. Zolang de bevestiging niet is
ontvangen worden deze termijnen in afwachting daarvan gereserveerd.