http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=408175
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instellingen i.o. Afdeling Politieke en Juridische Zaken Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 29 januari 2001 Auteur Mw mr C. L. Miedema
Kenmerk DVF/PJ-668/00 Telefoon 070-3486363
Blad /12 Fax 070-3484817
Bijlage(n) 1 E-mail cl.miedema@minbuza.nl
Betreft Werkzaamheden Veiligheidsraad / december 2000
Zeer geachte Voorzitter,
Hierbij bied ik u mede namens de Minster voor Ontwikkelingssamenwerking een
verslag aan over de werkzaamheden van de Veiligheidsraad in de maand
december 2000.
SAMENVATTING
Het voorzitterschap van de Veiligheidsraad was in december, de laatste maand
van het Nederlands lidmaatschap, in handen van de Russische Federatie.
De Raad besteedde ruimschoots aandacht aan Afrika. In briefings kwamen onder meer de zorgelijke situaties in Burundi, de Democratische Republiek Congo, Guinee en Liberia aan de orde. Een speciale bijeenkomst was gewijd aan de samenhang tussen conflicten in het gebied van de Grote Meren.
De mandaten van MONUC (Democratische Republiek Congo) en UNAMSIL
(Sierra Leone) werden met zes maanden verlengd.
Het vredesakkoord dat Ethiopië en Eritrea ondertekenden op 12 december was
een belangrijke stap in het vredesproces. De Secretaris-Generaal
onderstreepte in een verklaring het belang van de door Nederland
voorgestelde vertrouwenwekkende maatregelen. Een Amerikaanse
ontwerpresolutie, waarin werd gepleit voor opheffing van het wapenembargo,
is mede als gevolg van Nederlandse inspanningen in december niet in stemming
gebracht.
De leden van de Raad veroordeelden het geweld in de Ground Safety Zone in
Kosovo en riepen op tot een dialoog tussen alle betrokken partijen.
Voorts waren er briefings over Bosnië-Herzegovina, Chernobyl, HIV/AIDS en de
bestrijding van internationaal terrorisme. De Raad nam resoluties aan inzake
het olie-voor-voedsel-programma voor Irak en de uitbreiding van sancties
tegen het Talibanregime in Afghanistan.
AFRIKA
Burundi
Tijdens een briefing voor de Veiligheidsraad op 22 december over de situatie
in Burundi deelde Onder-Secretaris-Generaal Prendergast mee dat de
Implementation Monitoring Commission (IMC) onder leiding van de Speciale
Vertegenwoordiger Dinka in Arusha bijeen was gekomen. Partijen bleven van
mening verschillen over het tijdschema voor de implementatie van het akkoord
en de transitieperiode.
Prendergast deelde mee dat de FDD
noch de FNL
tot op heden het vredesakkoord hadden ondertekend. Oud-president Mandela
zou opnieuw proberen de partijen tot andere gedachten te brengen.
Prendergast noemde de donorconferentie in Parijs, waar meer dan 400 miljoen
dollar aan hulp was toegezegd, een groot succes. Nederland verwelkomde de
uitkomst van de donorconferentie waaruit de bereidheid van de internationale
gemeenschap bleek om Burundi te helpen. Met verwijzing naar de uitspraak van
de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op 29 november in de Raad,
namelijk dat Nederland niet zal toelaten dat DDR programma's in Afrika niet
van start kunnen gaan door geldgebrek, verklaarde Ambassadeur Van Walsum dat
Nederland gereed is het DDR-programma in Burundi financieel te ondersteunen,
waarbij de betrokkenheid van de Wereldbank bij de opzet van zo'n programma
essentieel is.
In een persverklaring werden alle partijen nogmaals opgeroepen het geweld te
staken en zich achter het Arusha-akkoord te scharen.
Democratische Republiek Congo
De Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal Morjane verzorgde
op 8 december een briefing voor de Raad over de situatie in de Democratische
Republiek Congo (DRC) en de rol van MONUC.
De militaire situatie bleef gespannen. Met name in het zuidoosten, langs de
grens met Zambia, zouden volgens berichten van MONUC zware gevechten gaande
zijn. Volgens Morjane droeg MONUC wel degelijk bij aan het verminderen van
geweld en vervulde de missie ook een belangrijke taak op humanitair gebied.
Morjane erkende dat het vredesproces in grote moeilijkheden verkeerde, maar
hij vond dat het antwoord niet een volledige terugtrekking door de VN moest
zijn. Hij deed een oproep aan de partijen om de gevechten te staken en
tenminste tijdens de kerstperiode een bestand in acht te nemen.
Tijdens de discussie bleek dat de aanbeveling van de Secretaris-Generaal om het mandaat van MONUC met zes maanden te verlengen brede steun genoot.
Nederland verwelkomde een actievere rol van de VN in de intercongolese
dialoog.
Op 14 december aanvaardde de Raad de resolutie inzake de verlenging van het
mandaat van MONUC tot 15 juni 2001.
Op 22 december verzorgde Onder-Secretaris-Generaal Guéhenno een briefing
voor de Raad. De Raad aanvaardde zijn voorstel om de oproep van Morjane tot
een staakt-het-vuren middels een persverklaring te ondersteunen. In
consultaties volgend op deze briefing werd overeengekomen dat de Russische
voorzitter Lavrov gesprekken zou voeren met de Permanente Vertegenwoordigers
van Rwanda en Oeganda, waarbij hij namens de Veiligheidsraad recente
schendingen van het staakt-het-vuren aan de orde zou stellen. In informele
consultaties op 28 december berichtte Lavrov de Raad dat de Rwandese
Permanent Vertegenwoordiger had ontkend dat er sprake was van offensieve
handelingen van de zijde van Rwanda. De Oegandese Permanent
Vertegenwoordiger was niet beschikbaar geweest. In een persverklaring riep
de Raad Rwanda en Oeganda en alle andere berokken partijen op de gevechten
te staken en hun troepen onmiddellijk terug te trekken conform de afspraken
van het Lusaka akkoord.
Ethiopië/Eritrea
De Secretaris-Generaal deed op 15 december de Raad verslag van zijn bezoek
aan Ethiopië en Eritrea. Hij bedankte de troepenleveranciers van UNMEE voor
hun inspanningen tot een snelle ontplooiing van de operatie te komen.
De Secretaris-Generaal had de ondertekening van het vredesakkoord op 12 december bijgewoond en noemde dit een historische stap, die beide landen aanzienlijk dichter bij vrede had gebracht. In de overeenkomst zeggen de landen toe de vijandelijkheden te zullen staken en de bepalingen van de staakt-het-vuren overeenkomst van 18 juni te respecteren en te implementeren. Daarnaast zijn zij overeengekomen inzake twee centrale twistpunten, te weten demarcatie van de grens en compensatie, twee onafhankelijke internationale commissies op te richten met als zetel Den Haag. Hij onderstreepte het belang van vertrouwenwekkende maatregelen, met name op humanitair gebied, zoals door Nederland voorgesteld
Nederland verwelkomde het vredesakkoord, dat als een belangrijke stap in het
vredesproces kon worden beschouwd.
Opheffing van het wapenembargo behoorde volgens Nederland nog niet aan de
orde te zijn. Het vredesakkoord was een belangrijke stap op weg naar een
duurzame vrede, maar het wantrouwen tussen de partijen was nog zeer groot,
de vredesregeling moest nog worden geïmplementeerd en het resultaat
aanvaard. Daarnaast zouden Ethiopië en Eritrea thans prioriteit moeten geven
aan wederopbouw en ontwikkeling en niet aan hernieuwde hoge
defensie-uitgaven.
Een Amerikaanse ontwerpresolutie waarin onder meer opheffing van het
wapenembargo werd voorgesteld, is in december, mede door Nederlandse
inspanningen niet in stemming gebracht.
Grote Meren
Op 7 december vond in de Veiligheidsraad een discussie plaats over de
samenhang tussen de conflicten in het gebied van de Grote Meren.
Onder-Secretaris-Generaal Prendergast onderstreepte de noodzaak van een regionale aanpak bij het oplossen van de conflicten rond de Grote Meren. De conflicten hadden dezelfde oorzaken en kenmerken: etnische tegenstellingen, grote stromen vluchtelingen, gewapende groepen en rebellen, gebrek aan interne dialoog, aan democratisering en aan legitiem bestuur.
De Speciale Vertegenwoordiger voor de Grote Meren, Berhanu Dinka, stelde in
zijn briefing dat zowel de interne aspecten van de conflicten
(democratisering, nationale dialoog) als de externe factor (het militaire
conflict met andere landen) onderdeel van het vredesproces moesten uitmaken.
Nederland steunde dit volmondig.
Het Franse idee voor een internationale conferentie voor de Grote Meren
kreeg steun.
Guinee/Liberia
Onder-Secretaris-Generaal Prendergast gaf op 11 december een briefing over
hernieuwde aanvallen in het grensgebied tussen Guinee en Liberia. Vanuit
Liberia vonden regelmatig aanvallen van rebellen plaats in het grensgebied
van Guinee, waarbij volgens VN-schatting in de afgelopen tijd 700 tot 1000
doden waren gevallen en nieuwe vluchtelingenstromen op gang waren gekomen.
De Secretaris-Generaal had zijn Speciale vertegenwoordiger Adeniji verzocht
om samen met ECOWAS te bezien op welke wijze de gewelddadige en gevaarlijke
situatie kon worden gekeerd.
Op 18 december verzorgde Prendergast opnieuw een briefing over Guinee. Hij
benadrukte vooral de negatieve effecten van de gewelddadige botsingen langs
de grens op de lokale bevolking en op de grote groepen vluchtelingen die in
het grensgebied wonen. De situatie voor de Sierra Leoonse vluchtelingen was
zo ernstig geworden, dat velen nu probeerden naar Sierra Leone terug te
keren, ondanks de instabiele situatie aldaar.
Prendergast stelde dat het van belang was om te proberen de leiders van
Liberia, Guinee en Sierra Leone zo spoedig mogelijk om de tafel te krijgen,
waartoe ook de Veiligheidsraad diplomatieke druk zou kunnen uitoefenen.
Tevens dreigde het gevaar dat de lokale bevolking zich steeds feller tegen
de vluchtelingen zou gaan afzetten, die zij in toenemende mate als onwelkome
indringers beschouwden.
In de Nederlandse interventie is naar aanleiding van het voorstel voor een
ECOWAS interposition force de suggestie van de voormalige Hoge Commissaris
voor de Vluchtelingen, mevrouw Ogata in herinnering geroepen dat, vanwege de
grensoverschrijdende aspecten van het vluchtelingenprobleem en de tendens
van regionalisering van conflicten, een vredesmacht grensoverschrijdend zou
moeten kunnen werken.
Sierra Leone
Onder Secretaris-Generaal Guéhenno introduceerde op 21 december het rapport
van de Secretaris-Generaal inzake de vredesoperatie in Sierra Leone,
UNAMSIL.
De situatie in Sierra Leone was, volgens Guehenno, tamelijk rustig, maar de
RUF leek deze kalmte te gebruiken om operaties elders uit te voeren, met
name langs de grens met Guinee.
Guéhenno deelde mee dat de bijeenkomst van ECOWAS in Bamako op 15 en 16
december onder meer had opgeleverd dat er een 'interposition force" langs de
grens van Guinee met Sierra Leone en Liberia moest komen. De VN was bereid
om te assisteren in het ontwerp en de planning van een dergelijke operatie.
Op militair gebied verliep het vertrek van de Indiase en Jordaanse troepen
en de aankomst van een tweede Bangladeshi bataljon en Ghanese en Keniaanse
troepen volgens schema. Guéhenno wees erop dat indien de taken van UNAMSIL
zich bleven uitbreiden, met name op het gebied van DDR, UNAMSIL meer troepen
nodig zou hebben.
Op 22 december aanvaardde de Raad de resolutie waarmee het mandaat van
UNAMSIL met drie maanden werd verlengd.
EUROPA
Bosnië-Herzegovina
De Veiligheidsraad kreeg op 12 december in een formele openbare zitting een
briefing van Speciale Vertegenwoordiger Paul Klein over de situatie in
Bosnië-Herzegovina. Hij verklaarde het soms de kop opstekende pessimisme
over de situatie in het land niet te delen. Een decennium lang hadden Zagreb
en Belgrado met militaire en financiële middelen onrust gecreëerd in
Bosnië-Herzegovina, maar door de recente ontwikkelingen in Kroatië en de FRJ
was het tij gekeerd en lag voor de hele regio de weg open naar Europese
structuren ("Europe has taken up where Dayton cannot go").
Al moest worden toegegeven dat de vooruitgang traag verliep, bij de opbouw
van de staatsinstellingen was toch veel bereikt. Klein erkende dat UNMIBH de
invloed van de georganiseerde misdaad aanvankelijk had onderschat; krachtig
optreden tegen corruptie en misdaad was noodzakelijk. De nog vrij
rondlopende oorlogsmisdadigers Karadzic en Mladic dienden te worden
opgepakt.
De uitvoering van het "Mandate Implementation Plan" werd belemmerd door
gebrek aan middelen, hetgeen zich met name bij de ontplooiing van de State
Border Service deed gevoelen. Onvoldoende grensbewaking werkte
georganiseerde misdaad, met name mensensmokkel en vrouwenhandel, in de hand.
Klein deed een klemmend beroep op de Europese donoren en de financiële
instellingen tot verdere ondersteuning.
De Amerikaanse senator Biden opende de discussie in de Raad. Hij toonde zich
positief over het werk van UNMIBH en SFOR. Namens de EU sprak Frankrijk een
verklaring uit waarin uitvoerig werd stilgestaan bij de inspanningen van de
EU en EU-lidstaten in Bosnië-Herzegovina.
Nederland noemde de situatie vijf jaar na Dayton ondanks de genereuze hulp
van de internationale gemeenschap zorgelijk. De animositeit tussen de drie
bevolkingsgroepen was nauwelijks afgenomen. De recente verkiezingen waren
teleurstellend omdat ze toonden dat in Bosnië-Herzegovina de scheidslijnen
nog steeds etnisch waren bepaald. De macht van de federale instituties werd
uitgehold door regionale ambities; het ontbrak aan politieke wil om
instituties te versterken. Een van de grootste problemen van Bosnië, althans
in Nederlandse visie, hield hiermee verband, namelijk het schrijnende tekort
aan overheidsinkomsten op nationaal niveau. De entiteiten beperkten de
afdrachten tot het minimum. Het gevolg was dat de staatsinstellingen voor
hun financiering vrijwel geheel afhankelijk waren van de internationale
gemeenschap. Nederland concludeerde dan ook dat er in Bosnië-Herzegovina nog
steeds "grote uitdagingen" lagen.
Cyprus
Op 11 december verzorgde de Speciale Adviseur voor Cyprus, Alvaro de Soto,
een briefing over het verloop van de "proximity talks" tussen de
Cypriotische partijen sinds juni. Het doel van dit voortgaande proces was te
komen tot een allesomvattende oplossing van het conflict. Volgens Alvaro de
Soto werd de voortgang van de onderhandelingen gehinderd door grote
meningsverschillen over fundamentele zaken, onwennigheid met dit
onderhandelingsproces en de gewoonte van partijen om vertrouwelijke
opmerkingen van de Secretaris-Generaal openbaar te maken.
In de discussie volgend op de briefing, prezen alle Veiligheidsraadleden de Secretaris-Generaal en diens Speciale Adviseur De Soto om hun pogingen de partijen tot een oplossing te brengen. Verscheidene delegaties drongen er bij de Turkse zijde op aan de status quo ante rond het dorp Strovilia te herstellen. Nederland stelde, aansluitend bij de EU-verklaring, dat in de Nederlandse visie het toetredingsproces tot de EU en het zoeken naar een politieke oplossing voor Cyprus elkaar versterkende processen konden zijn.
De Veiligheidsraad aanvaardde een persverklaring, waarin de Raadsleden hun
steun uitspraken voor de inspanningen van de Secretaris-Generaal om tot een
oplossing te komen.
De Raad nam op 13 december een resolutie aan waarin werd besloten het
mandaat van UNFICYP te verlengen tot 15 juni 2001.
Kosovo
Op 13 december verzorgde Assistent Secretaris-Generaal Annabi een briefing
over de situatie in Presevo, nadat FRJ-president Kostunica om een
spoedzitting van de Raad had verzocht. Annabi meldde dat de frequentie van
de gewapende aanvallen in de Ground Safety Zone (GSZ) was toegenomen. KFOR
had de nodige stappen ondernomen om dergelijke aanvallen te voorkomen, zoals
een publieke informatiecampagne, het mobiliseren van gematigde Albanese
Kosovaren en meer patrouilles buiten de GSZ.
Annabi ging tijdens een briefing op 19 december uitvoeriger in op de
situatie. De Minister van Buitenlandse Zaken van de FRJ, Goran Svilanovic,
onderstreepte bij deze gelegenheid de bezorgdheid van zijn regering over de
situatie in de Presevo-vallei. De nieuwe regering was bereid tot
constructieve samenwerking en een dialoog met de internationale gemeenschap.
De omstandigheden waren daarvoor gunstig: de veranderingen in de FRJ maakten
dialoog met KFOR en UNMIK mogelijk en bij de verkiezingen in Kosovo hadden
gematigden gezegevierd. Er was een positief momentum waar gebruik van moest
worden gemaakt. Met betrekking tot de situatie in de GSZ verklaarde
Svilanovic dat terugtrekking van de extremisten geboden was en drong aan op
verdere actie van KFOR en UNMIK. De FRJ-regering was gereed om aan haar
verplichtingen inzake de bescherming van haar burgers te voldoen. Svilanovic
verwelkomde nadrukkelijk de verklaring van de Secretaris-Generaal van de
NAVO. Nauwere samenwerking met VJ
en de Servische politie was geboden. FRJ was bereid tot het aangaan van
overeenkomsten over de status van UNMIK en KFOR.
De leden van de Raad veroordeelden het geweld van extremisten in de
Presevo-vallei en verwelkomden maatregelen die UNMIK en KFOR hadden
getroffen om UCPMB-strijders
de toegang tot de GSZ te beletten. De leden riepen op tot een dialoog
tussen UNMIK, KFOR en de FRJ en eveneens tussen vertegenwoordigers van de
betrokken nederzettingen in de Presevo-vallei en de Servische en
Joegoslavische autoriteiten. Een aantal delegaties drong er bij de FRJ op
aan de gedetineerde Albanezen in vrijheid te stellen.
De situatie in de Presevo-vallei was reden tot grote zorg, aldus Nederland.
Kosovo-Albanese leiders dienden hun achterban in toom te houden en de
internationale gemeenschap moest druk blijven uitoefenen op deze leiders.
Goede communicatie tussen alle betrokken partijen, tussen KFOR en
VJ/Servische politie, als ook tussen KFOR/UNMIK en Belgrado was van groot
belang en kon escalatie voorkomen. Tevens drong Nederland krachtig aan op
onmiddellijke vrijlating van Albanezen in Servische gevangenschap; het kon
niet zo zijn dat de gedetineerde Albanezen in feite gijzelaar waren van een
politieke oplossing voor Kosovo.
Nederland sprak zijn tevredenheid uit over de benoeming van Hans Haekkerup
als opvolger van de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal,
Kouchner.
Rusland hekelde Kouchner, die Veiligheidsraadresolutie 1244 onvolledig en
onbevredigend zou hebben uitgevoerd. Rusland hoopte dat met de nieuwe
Speciale Vertegenwoordiger op een meer onpartijdige wijze de tekortkomingen
in de uitvoering van de resolutie zouden worden verholpen.
De Raad aanvaardde een presidentiële verklaring over de situatie in de Presevo-vallei, waarin de Raad het geweld veroordeelde, opriep tot een dialoog tussen Servische en FRJ-autoriteiten en tevens de Kosovo-Albanese leiders opriep bij te dragen aan de stabiliteit in de regio.
Chernobyl
In een persverklaring van 14 december sprak de Veiligheidsraad waardering
uit voor het besluit van Oekraïne om de kerncentrale in Chernobyl te
sluiten.
MIDDEN-OOSTEN
Irak
De Veiligheidraad besprak op 4 en 5 december het zogenaamde "180-dagen
rapport" van de Secretaris-Generaal inzake de uitvoering van het
Olie-voor-Voedsel programma. Op 5 december werd een "roll-over" resolutie
voor fase IX van dit programma aanvaard.
Op 20 december verzorgden de uitvoerend Voorzitter van UNMOVIC
, Blix, en de Hoge Coördinator voor vermiste personen en gestolen Koeweitse
bezittingen, Vorontsov, een briefing voor de Raad. Blix berichtte dat de
voorbereidingen voor de uitvoerende werkzaamheden van UNMOVIC goed op schema
lagen. Twee van drie cursussen voor inspecteurs hebben plaatsgevonden. Een
herziene lijst van onopgeloste ontwapeningskwesties kon begin 2001 tegemoet
worden gezien. Ambassadeur Vorontsov schetste somber de onbuigzame positie
van Irak en het volstrekte gebrek aan medewerking van Irak in de kwestie van
vermiste personen en gestolen Koeweitse bezittingen.
In de aansluitende discussie sprak de Raad zijn waardering uit voor het werk van Blix en Vorontsov. Vele delegaties stelden dat politisering van de kwestie van de vermiste personen diende te worden voorkomen. In de Nederlandse interventie werd (kort) op de Irak-dossiers teruggeblikt. Nederland gaf aan dat het Iraakse verleden op het gebied van productie en daadwerkelijk gebruik van massavernietigingswapens het noodzakelijk maakte dat de wapeninspecteurs zouden kunnen terugkeren naar Irak teneinde alle onopgeloste ontwapeningskwesties op te helderen. Zolang Irak evenwel bleef weigeren medewerking te verlenen bij de uitvoering van de relevante resoluties kon geen sprake zijn van opheffing van het sanctieregime.
Nederland gaf voorts aan dat de Veiligheidsraad en het Sanctiecomité alles
in het werk hadden gesteld de humanitaire situatie in Irak verder te
verbeteren. Een goed voorbeeld hiervan vormde Veiligheidsraadresolutie 1284
die vergaande voorstellen bevatte ter verbetering van de leefomstandigheden
van het Iraakse volk. Nederland onderstreepte evenwel dat het moeilijk was
de ongunstige gevolgen van het sanctieregime te verzachten zolang het
Iraakse regime bleef volharden in haar streven de wereld te overtuigen dat
volledige opheffing van de sancties de enige manier was om het lijden van de
Iraakse bevolking te verminderen.
Midden-Oosten
De niet-gebonden landen dienden een ontwerpresolutie in ter oprichting van
een waarnemersmissie in het Midden-Oosten. De resolutie werd niet
aangenomen. Behalve de zes niet-gebonden landen stemden slechts Oekraïne en
Rusland voor de resolutie. De overige zeven Veiligheidsraad-leden, waaronder
Nederland, onthielden zich.
Nederland stelde in principe positief te staan tegenover het hoofddoel van
de resolutie, namelijk de oprichting van een VN-waarnemersmissie in het
Midden-Oosten. Nederland was echter van oordeel dat een waarnemersmissie de
instemming diende te genieten van beide partijen. Dit was niet het geval. De
aanvaarding van de ingediende resolutie zou de kansen op acceptatie van een
dergelijke missie door beide partijen derhalve verkleinen en wellicht de
hervatte vredesbesprekingen in gevaar brengen. Onthouding van stemming lag
dan ook in de rede.
AZIE
Afghanistan
Op 19 december aanvaardde de Veiligheidsraad met 13 voorstemmen en twee
onthoudingen (van China en Maleisië) een resolutie waarmee het pakket
sancties tegen het Talibanregime in Afghanistan wordt uitgebreid.
Nederland stelde de politieke doelstellingen van de resolutie te steunen, namelijk veroordeling van internationaal terrorisme.
Nederland had er mede aan bijgedragen dat de sancties in de resolutie zo
gericht mogelijk waren.
Nederland stelde dat de mate van humanitaire impact zou afhangen van de
houding van de Taliban, die de aanvaarding van de resolutie niet als
voorwendsel mocht gebruiken om de internationale hulpactiviteiten te
hinderen.
Oost-Timor
Op 6 december aanvaardde de Raad een Presidentiële Verklaring, waarin een
aantal aanbevelingen van de missie van de Veiligheidsraad naar de regio
(november 2000), zijn opgenomen.
De Raad roept de Indonesische regering op riep om zo spoedig mogelijk actie
te ondernemen ten aanzien van de situatie van de Oost-Timorese vluchtelingen
in West-Timor, de milities te ontwapenen, de schuldigen aan misdaden te
straffen en toegang te verlenen aan en de veiligheid te garanderen voor
internationale hulorganisaties die willen terugkeren naar West-Timor.
Volgens de Raad is ook na de onafhankelijkheid een internationale presentie
in Oost-Timor noodzakelijk.
ALGEMEEN
HIV/AIDS
In een besloten zitting op 22 december gaf Onder Secretaris-Generaal
Guéhenno een overzicht van implementatie door DPKO
van de in resolutie 1308 vastgelegde stappen over training en
bewustwordingsprogramma's over HIV/AIDS voor blauwhelmen en ander
VN-personeel in vredesoperaties. Guéhenno stelde een nader actieplan in het
vooruitzicht.
Brahimi rapport
Tijdens de briefing door de Secretaris-Generaal voor de Raad op 15 december
kwam het Brahimi-rapport ter sprake. De Amerikaanse Permanente
Vertegenwoordiger Holbrooke deed een krachtige oproep aan alle leden om de
bevindingen van het rapport en de implementatie-voorstellen van
plaatsvervangend Secretaris-Generaal Fréchette te steunen.
Internationaal Terrorisme
Tijdens een briefing voor de Raad door juridisch adviseur Hans Corell op 6
december over internationaal terrorisme benadrukte Nederland het belang van,
naast andere maatregelen, de verdere ontwikkeling van het internationale
recht op dit terrein. Voor wat betreft de onderhandelingen over een
alomvattend verdrag, die in september 2000 van start gingen, sprak Nederland
de opvatting uit dat een strikte scheiding diende te worden aangehouden
tussen de reikwijdte van dit alomvattend verdrag en de reeds bestaande
sectorale verdragen. Voorkomen diende te worden dat het bereikte acquis
verloren zou gaan. In Nederlandse visie diende de Algemene Vergadering het
belangrijkste forum te blijven voor initiatieven ter bestrijding van
terrorisme.
De Raad verwees in een presidentiële verklaring naar de vorig jaar
aangenomen Veiligheidsraadresolutie 1269, die internationaal terrorisme
veroordeelde en staten opriep maatregelen te nemen. De Raad riep alle staten
op om partij te worden bij de bestaande terrorisme-verdragen en om de
bepalingen van de resolutie 1269 volledig en snel na te leven.
De Minister van Buitenlandse Zaken
ACTIES VAN DE VEILIGHEIDSRAAD
&
MONDELINGE UITSPRAKEN VOORZITTER AAN DE PERS
December 2000
Regio Agendapunt Actie Nr. Datum
AFRIKA Burundi Persverklaring 22 december
Democratische Republiek Congo Resolutie Persverklaring S/RES/1332
(2000) 14 december 22 december
Ethiopië/Eritrea
Guinee Presidentiële Verklaring 21 december
Sierra Leone Resolutie S/RES/1334 (2000) 22 december
AZIE Afghanistan Persverklaring S/RES/1333 (2000) 22 december
Oost-Timor Presidentiële Verklaring S/PRST/2000/39 6 december
EUROPA Cyprus Resolutie S/RES/1331 (2000) 13 december
Chernobyl Persverklaring 14 december
Kosovo Presidentiële Verklaring S/PRST/2000/40 19 december
MIDDEN-OOSTEN Irak Resolutie S/RES/1330 (2000) 5 december
ALGEMEEN Internationaal terrorisme Presidentiële verklaring
S/PRST/2000/38 6 december
Kenmerk DVF/PJ-668/00
Blad /13
1 Forces for the Defence of Democracy
2 Front for National Liberation
3 Joegoslavische leger
4 Bevrijdingsleger van Presevo, Medveda en Bujanovac
5 United Nations Monitoring, Verification and Inspection Commission
6 Department for Peacekeeping Operations
===