Titel: Derde voortgangsrapportage pps
KENNISCENTRUM PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING
Aan:
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Uw brief van/kenmerk
Ons kenmerk
Den Haag
Fin/0048
30 januari 2001
Onderwerp
Voortgangsrapportage pps
Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg inzake de tweede
Voortgangsrapportage pps d.d. 18 mei 2000, doe ik u hierbij de derde
Voortgangsrapportage pps toekomen. De rapportage geeft een overzicht
van de stand van zaken van de prioritaire pps-projecten. Daarnaast
behandelt zij een aantal themas die bij verschillende pps-projecten
terugkeren.
DE MINISTER VAN FINANCIEN,
Inhoudsopgave
Managementsamenvatting
Inleiding
Deze derde voortgangsrapportage PPS bestaat uit drie hoofdstukken. In
het eerste hoofdstuk worden de redenen om naar publiek-private
samenwerking te streven nog eens op een rij gezet. In hoofdstuk twee
staan de pps-projecten centraal. Hierbij wordt ingegaan op de opbouw
van de pps-projectenlijst en op de actuele stand van zaken omtrent de
prioritaire projecten. In hoofdstuk drie wordt vervolgens dieper
ingegaan op een aantal terugkerende themas die spelen bij meerdere
pps-projecten. Deze managementsamenvatting zet de belangrijkste punten
op een rij. Wat niet uit het oog mag worden verloren, is dat
publiek-private samenwerking geen doel op zich is, maar een middel om
publieke doelen te realiseren. Met behulp van pps wordt enerzijds
gestreefd de kwaliteit van de overheidsdiensten te verbeteren en
anderzijds deze efficiënter te kunnen leveren.
Projecten
Drie pps-mijlpalen
Processen om te komen tot publieke investeringen zijn complex van aard
en kennen in het algemeen een lange doorlooptijd. Juist gezien het
langdurige karakter van de trajecten naar overheidsinvesteringen en
dus ook van pps-trajecten, is het noodzakelijk te onderkennen dat voor
een succesvolle pps niet alleen de uiteindelijke transactie belangrijk
is, maar dat de tussentijdse resultaten in dit traject van even groot
belang zijn. Door de ervaring die tot op heden met pps is opgedaan,
wordt duidelijk dat in het proces tot een transactie in feite drie
pps-mijlpalen onderscheiden kunnen worden:
1. sluiten van publiek-publieke overeenkomsten;
3. start van de aanbesteding;
4. transactie (financial-close) in de vorm van een contract tussen de
verantwoordelijke publieke partijen en geselecteerde private
partijen voor de realisatie van een project.
Kenmerkend voor publieke vraagstukken is dat zij vaak buitengewoon
complex zijn. Veelal is sprake van een veelheid van belangen die met
elkaar moeten worden verenigd. Denk bijvoorbeeld aan een goede
inpassing van infrastructuur, het verenigen van de wensen voor wonen
en recreëren in het ruimtelijk ordeningsbeleid of het integreren van
onderwijsvoorzieningen met andere wijkfuncties. De inzet van de
verschillende overheidspartijen weerspiegelt logischerwijs deze
verschillende publieke belangen.
Uit de eerste ervaringen met pps-projecten bleek met name deze
zogenaamde veelkoppige overheid een snelle en effectieve
publiek-private samenwerking in de weg te staan.
De verschillende overheden die bij een project betrokken zijn, weten
vaak niet precies wat ze willen, streven niet altijd dezelfde doelen
na en spreken veelal niet met één mond. Voor private partijen was het
vroegtijdig aangaan van samenwerking met de overheid daarom met veel
risicos omgeven. Het Kenniscentrum PPS heeft daarom het afgelopen jaar
samen met de departementen van VROM en V&W, een instrument ontwikkeld,
de publiek-publieke overeenkomst, om als overheden meer met één geluid
richting private partijen te kunnen optreden. Belangrijk hierbij is
dat publiek-publieke overeenstemming snel tot stand komt, dat deze
concreet is en zich concentreert op de hoofdlijn; dat wil zeggen de
gewenste resultaten van het project. Dit laatste is belangrijk om
zeker te stellen dat ruimte blijft bestaan voor toegevoegde waarde
door een grote inbreng van private partijen.
Voortgang over het geheel
Over het algemeen kan gesteld worden dat er op meerdere geselecteerde
pps-projecten voortgang is geboekt. De meest concrete resultaten per
project zijn:
* de aanbesteding van de HSL-Zuid Infraprovider bevindt zich in de
afrondende fase; naar verwachting kan in juni 2001 het contract
met de winnende bieder getekend worden. Deze bieder zal 25 jaar
lang moeten zorgen voor de beschikbaarheid van de infrastructuur
voor de hoge snelheidstreinen tussen Amsterdam en de Belgische
grens;
* de aanbesteding is gestart voor het HSL-Zuid Vervoerscontract. De
vier geselecteerde consortia hebben in december 2000 de
biedingsdocumenten ontvangen op basis waarvan zij een bod kunnen
uitbrengen;
* ook voor het project Afvalwaterzuivering Delfland is de
aanbesteding gestart. Bij dit project wordt het ontwerp, de bouw,
financiering en beheer van een nieuwe waterzuiveringsinstallatie
en de ombouw en beheer van een bestaande installatie in één
DBFO-contract (Design, Build, Finance, Operate) in de markt gezet;
* medio november 2000 is tevens de aanbesteding gestart voor de
beschikbaarstelling van de A59 tussen Rosmalen en Geffen. Dit zal
hiermee de eerste pps-snelweg in Nederland worden. Volgens de
planning kan eind 2001 de overeenkomst worden gesloten. Voor de
N31 is in oktober besloten om het ontwerp, de bouw, het onderhoud
en de financiering voor de realisatie van de verdubbeling van het
wegdeel Himriksheim-Nijega in een DBFM-contract aan te besteden.
Op dit moment werkt men aan de voorbereidingen om met de
aanbesteding te kunnen starten;
* de transactie van het project Oude Rijkswerf Willemsoord is in
voorbereiding. Bij dit project maakt benefit sharing onderdeel uit
van de in december 2000 ondertekende publiek-publieke
overeenkomst;
* daarnaast zijn er voor de Nieuwe Sleutelprojecten Rotterdam CS en
Hoog Hage publiek-publieke overeenkomsten gesloten tussen het Rijk
en respectievelijk de gemeente Rotterdam en Den Haag. Dit biedt
een stevige basis voor de planvorming die deze gemeenten nu samen
met private partijen ter hand nemen;
* in het kader van het Bereikbaarheids Offensief Randstad (BOR)
hebben de Minister van V&W en de voorzitter van VNO-NCW een
convenant ondertekend over de A4 Doorstroomroute. Daarin is
afgesproken dat een publiek-private projectorganisatie onder
leiding van een onafhankelijk voorzitter gaat onderzoeken welke
pps-oplossingen kunnen bijdragen aan de doorstroming op de A4 van
Amsterdam tot de Belgische grens. De resultaten worden medio 2001
verwacht;
* wat betreft het Project Mainportontwikkeling Rotterdam worden
concepten voor publiek-private realisatie en exploitatie van de
Tweede Maasvlakte ontwikkeld. De vraag blijft in hoeverre
institutionele wijzigingen kunnen worden doorgevoerd die private
medezeggenschap over de exploitatie van de haven of delen ervan
mogelijk maken;
* nadat de gemeente Eindhoven is aangewezen als kandidaat-lokatie
voor de toekomstige Kenniswijk, werkt de Stichting Kenniswijk.nl
met circa 40 marktpartijen en circa 10 overheidspartijen aan de
uitwerking van een businessplan dat het mogelijk maakt medio 2001
een pps-overeenkomst voor de uitvoering te tekenen;
* voorts kan in 2001 voortgang worden geboekt met projecten als de
N201 en MTC Valburg. Dit vereist dat op bestuurlijk vlak
overeenstemming wordt bereikt over de gewenste koers.
Themas
Het afgelopen jaar is gewerkt aan pps bij concrete projecten. Dit
heeft enerzijds de mogelijkheid geboden om theorie in de praktijk te
toetsen en anderzijds om praktijkervaring op te doen. Bij het in de
praktijk opstarten en uitvoeren van pps werd in verschillende
projecten tegen een aantal terugkerende themas aangelopen.
Onderstaande tekst gaat in op een aantal van deze themas en op de
wijze waarop het Kenniscentrum PPS, daar waar mogelijk in samenwerking
met andere betrokken partijen, eventuele knelpunten probeert op te
lossen1 .
1. Rol decentrale overheden bij pps
Decentrale overheden, vooral gemeenten, hebben al de nodige ervaring
met pps, met name in stedelijke ontwikkelingsprojecten. In dit verband
kan nogmaals worden benadrukt dat een effectieve risicoverdeling
centraal staat bij pps: iedere partij vervult die taken die zij het
beste kan beheersen. Commerciële risicos dienen dus juist bij
bedrijven te worden gelegd en nadrukkelijk niet naar de overheid
worden gehaald. Risicodragende participaties van overheden zijn daarom
slechts te overwegen indien zij bijdragen aan het totstandkomen van
een effectieve risico-allocatie in een pps-constructie.
Om van lokale ervaringen te kunnen leren en de opgedane kennis te kunnen aanwenden bij andere projecten, heeft het Kenniscentrum PPS een evaluatie laten uitvoeren naar de positieve en negatieve ervaringen bij een aantal geselecteerde pps-projecten op lokaal niveau.
Hierbij is met name gekeken naar de rol van de overheid in het
project, de wijze waarop private partijen zijn geselecteerd, de manier
waarop overheid en private partijen samenwerken en hoe is omgegaan met
de verdeling van taken en risicos. Hieruit is een aantal kritische
faal- en succesfactoren gebleken. De belangrijkste conclusies zijn:
* formuleer als overheid eerst helder de eigen doelstellingen en
uitgangspunten, alvorens de samenwerking met private partijen te
beginnen;
* maak bij de selectie van private partijen optimaal gebruik van
competitie door aanbesteding;
* beperk het aantal betrokken partijen in de planvorming en zorg
voor een helder opdrachtgeverschap voor de realisatie van het
opgestelde plan, en
* zorg bij elke samenwerkingsvorm voor het vastleggen van de
verdeling van taken en risicos in contracten en betracht
terughoudendheid bij het aangaan van risicodragende participatie.
De resultaten van het onderzoek zijn breed verspreid onder andere overheden. Tevens heeft het Kenniscentrum PPS de resultaten gebruikt om de gedachtenvorming omtrent procesinrichting bij pps en de rol van de verschillende partijen daarin aan te scherpen.
2. Pps-faciliteit
Met pps en het afsluiten van pps-overeenkomsten is nog relatief weinig
ervaring opgedaan. De verleiding is dan ook groot om projecten op de
vertrouwde wijzen te realiseren en zich niet te wagen aan het relatief
onbekende pps. De beperkte ervaring leidt er daarnaast toe dat bij de
eerste lichting pps-projecten sprake is van hogere aanloopkosten.
Hierdoor bestaat er een drempel om over te gaan tot pps. Om deze reden
is in 2000 een pps-faciliteit gecreëerd van 37,5 mln. Dit is een
tijdelijk instrument om deze hindernissen in de opstartfase te helpen
overwinnen door bij te dragen in de leerkosten die in de eerste
pps-projecten worden gemaakt. Kosten die in aanmerking komen voor een
bijdrage uit de pps-faciliteit zijn onder meer de marktconsultatie en
hogere transactiekosten als gevolg van het ontwikkelen of toepassen
van financiële en juridische pps-arrangementen, zoals advieskosten in
het kader van het opstellen van pps-contracten, de aanbesteding en de
procesbegeleiding.
De pps-faciliteit is in het jaar 2000 aangevraagd voor zeven kansrijke
projecten, die binnen twee jaar tot één van de hierboven genoemde
resultaten kunnen leiden. Het betreft de projecten N31, A59,
Metroshuttle Kop van Zuid Rotterdam, Afvalwaterzuiveringsinstallatie
Delfland, Rotterdam Centraal, Oude Rijkswerf Willemsoord Den Helder en
Kenniswijk.
3. Benefit sharing
Het Kabinet streeft ernaar dat bij gezamenlijke projecten van publieke
en private partijen, waarbij de realisatie van publieke voorzieningen
en commerciële investeringen samengaan, de private partijen bijdragen
aan de realisatie van publieke voorzieningen uit de winst die zij
behalen uit de commerciële investeringen. Eén van de instrumenten die
het Rijk hiertoe tot zijn beschikking heeft is benefit sharing. Het
maken van deze afspraak kan nuttig zijn indien er tussen partijen
verschil van mening bestaat over de te verwachten kosten en
opbrengsten van het project en daarmee in de omvang van het tekort en
de hoogte van de overheidsbijdrage.
Benefit sharing is een afspraak die de overheid bijvoorbeeld kan maken
als voorwaarde bij het verstrekken van een bijdrage aan een project,
die inhoudt dat de overheid meedeelt in de door private partijen
genoten waardestijgingen in een project die uitkomen boven een vooraf
afgesproken niveau.
Benefit sharing is een nieuw instrument voor de Nederlandse overheid
en het Kenniscentrum PPS zet zich in om dit nieuwe instrument tot
ontwikkeling te brengen. In september 2000 is daartoe samen met de
betrokken vakdepartementen een onderzoek ingezet dat moet leiden tot
de ontwikkeling van generieke benefit sharing-modellen voor
verschillende soorten pps-projecten en tot overeenstemming over de
toepassing daarvan in drie pilot-projecten: het Nieuwe Sleutel Project
Rotterdam Centraal, de herontwikkeling van de Oude Rijkswerf
Willemsoord Den Helder en het Multimodaal Transport Centrum Valburg.
4. Aanbesteding
Om helderheid te verschaffen over aanbesteding in relatie tot pps en
het nut en de noodzaak van aanbesteding bij dergelijke projecten nog
eens onder de aandacht te brengen, heeft het Kenniscentrum PPS op 20
juni 2000 een minisymposium over dit onderwerp georganiseerd.
Geconcludeerd kan worden dat niet zozeer de bestaande Europese
aanbestedingsregels een belemmering zijn voor pps, hoewel verbetering
zeker wel mogelijk is. Onvoldoende kennis van de regelgeving en de
mogelijke uitvoeringsvormen van pps bij de overheid en private
partijen zijn er vooral debet aan dat de aanbestedingsregelgeving nog
steeds als een obstakel voor publiek-private samenwerking wordt
gezien.
Het Kenniscentrum PPS werkt eraan, in samenwerking met andere
departementen, de aanbestedingsprocedure en -regelgeving in 2001
transparanter te maken voor belangstellenden. Door middel van het
verstrekken van praktijkvoorbeelden en best practices zullen
praktische oplossingsrichtingen worden aangegeven.
5. Marktconsultatie
De overheid kiest er in toenemende mate voor om in de planfase,
voordat met de aanbesteding van een project gestart wordt, de markt te
consulteren. Het idee hierachter is dat door vroegtijdige
betrokkenheid van private partijen planoptimalisatie kan plaatsvinden.
Zowel binnen de overheid als binnen de private sector werden
kanttekeningen geplaatst bij het nut van marktconsultaties in hun
huidige vorm. De consultatieprocedure kost de overheid en
marktpartijen veel tijd en geld. Het resultaat is niet altijd even
vruchtbaar. Gezien de kanttekeningen die geplaatst worden bij
marktconsultaties is het Kenniscentrum PPS de discussie aangegaan met
zowel publieke als private partijen over het nut, het hoe en het
wanneer van marktconsultaties.
Uit de gesprekken is duidelijk naar voren gekomen dat zowel publieke
als private partijen overtuigd zijn van het nut van marktconsultatie,
mits zij goed uitgevoerd wordt. Er zijn aanbevelingen voor het gebruik
van marktconsultatie opgesteld, waarvan men algemeen van mening was
dat navolging van deze aanbevelingen essentieel is om de kracht van
het instrument marktconsultatie volledig te kunnen benutten. Wellicht
de belangrijkste, en triviale, aanbeveling is dat de overheid eerst
zelf moet bepalen wat zij wil bereiken, voordat zij overgaat tot het
consulteren van de markt.
6. Institutionele aspecten pps
Er is gekozen voor een gecontroleerde verbreding van pps waarbij alle
stakeholders, dus zowel publiek als privaat, in de verschillende
sectoren ervaring kunnen opdoen met pps-processen en de aanbesteding
van pps-contracten. Logischerwijs hebben de betrokken partijen,
overheden en bedrijfsleven, zich de benodigde vaardigheden voor pps
niet van de ene dag op de andere eigen gemaakt.
In de praktijk zien we dat het gunningsproces relatief traag verloopt,
dat de biedingskosten hoger dan noodzakelijk zijn en dat er
onzekerheid bestaat over het vermogen te sturen op output en waarbij
de publieke verantwoordelijkheid gewaarborgd blijft. Aan het feit dat
pps-processen nog relatief moeizaam verlopen in deze fase van
ontwikkeling liggen onder andere enkele institutionele aspecten ten
grondslag. Enkele belangrijke zijn:
* de betrokken overheden hebben niet altijd een gelijkluidende visie
op een project. Dit is vooral het geval als verschillende
departementen en regionale overheden beiden bij projecten zijn
betrokken, zoals bij veel stedelijke ontwikkelingsprojecten. Een
oplossing hiervoor is te investeren in degelijke publiek-publieke
overeenstemming alvorens met het publiek-private
samenwerkingsproces te beginnen;
* in de praktijk blijken overheidsfunctionarissen het moeilijk te
vinden hun programma van eisen meer functioneel en outputgericht
te formuleren. Dit is iets wat werkenderwijs geleerd moet worden.
Belangrijk is dat de mensen die nu hiermee in projecten ervaring
opdoen, de gelegenheid krijgen deze ervaring weer voor andere
projecten in te zetten;
* op het moment dat subsidies aan gedecentraliseerde
overheidsprojecten worden toegekend, vervalt vaak de prikkel om te
zoeken naar mogelijkheden voor private betrokkenheid. Hier treedt
een spanning op. Enerzijds wil het Rijk niet teveel voorwaarden
stellen waar zij taken en verantwoordelijkheden decentraliseert
naar andere overheden. Anderzijds is het ook belangrijk dat bij de
pps-projecten op de prioritaire lijst met andere overheden wordt
afgesproken dat pps in ieder geval als volwaardig alternatief
wordt meegenomen in het voorbereidings- en besluitvormingsproces;
* bedrijven moeten onderkennen dat zij niet in alle fasen een rol
kunnen vervullen. Vanuit haar politieke verantwoordelijkheid dient
de overheid het gewenste resultaat, de randvoorwaarden en de
spelregels te formuleren. Pas dan is het zinvol het bedrijfsleven
gecommitteerd in projecten te betrekken. Ook bedrijven zullen zich
moeten prepareren op de uitdagingen die dan wachten, waar zij
(mede-) verantwoordelijk wordt voor de levering van diensten aan
het publiek en daar ook op zal worden afgerekend.
7. Ruimtelijke Ordening
Bij veel pps-projecten speelt ruimtelijke ordening een belangrijke
rol. Of het nu gaat om gemeentelijke gebiedsontwikkeling of om een
nieuwe spoorlijn, in beide gevallen zal het ruimtelijke-ordeningskader
de voorgestane ontwikkeling moeten toestaan. Soms wordt dan ook
gepleit voor een versimpeling van de ruimtelijke-ordeningsregelgeving
om pps meer kans te geven. In de praktijk is gebleken dat bij de
uitvoering van pps tegen de ruimtelijke-ordeningsprocedures wordt
aangelopen. De langdurige ruimtelijke-ordeningsprocedures zijn echter
niet specifiek voor pps-projecten. Ook bij projecten die geheel door
de overheid worden uitgevoerd, speelt de ruimtelijke ordening een
belangrijke en tijdrovende rol. Met de ervaringen die tot nu toe met
pps zijn opgedaan, bleek het welslagen van pps niet afhankelijk te
zijn van de ruimtelijke-ordeningsprocedures. Aanpassing van de
ruimtelijke-ordeningsregels lijkt tot nu toe dan ook geen vereiste te
zijn voor het succes van pps. Wel is het zo dat ook pps baat zou
hebben bij mogelijke versnelling van deze procedures. Bij het
ministerie van VROM wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn van
versnelling van de procedures, met behoud van de kwaliteit van de
procedure en zonder aantasting van de democratische beginselen en de
bestuurlijke verantwoordelijkheid.
1. Pps gemotiveerd
Publiek-private samenwerking is een instrument om beter en efficiënter
te kunnen voorzien in publieke diensten. Dit begrip publieke diensten
moeten we in dit verband breed opvatten. Het kan variëren van het
voorzien in transportinfrastructuur, al dan niet tegen betaling, tot
het beschikbaar stellen van capaciteit voor onderwijs, of zelfs
werkplekken voor ambtenaren. Publiek-private samenwerking is geen doel
op zich, maar een middel om deze publieke doelen te realiseren. Het
doel van pps is maximale meerwaarde te bereiken bij het realiseren van
deze doelen. Met behulp van pps wordt enerzijds gestreefd de kwaliteit
van overheidsdiensten te verbeteren en anderzijds deze efficiënter te
kunnen leveren.
Vanuit de overheid bezien, is het vertrekpunt voor pps altijd de
publieke verantwoordelijkheid. Dit betekent in de eerste plaats dat
slechts sprake kan zijn van pps als er sprake is van een publiek
belang. Het bewuste project moet betrekking hebben op een taak
waarvoor de overheid zich verantwoordelijk acht. Voorbeelden zijn
infrastructuur, onderwijs, defensie, maar bijvoorbeeld ook de
inrichting van de openbare ruimte. Is er geen sprake van een publieke
taak, dan is pps niet aan de orde.
Publieke verantwoordelijkheid als vertrekpunt betekent in de tweede
plaats dat de betrokkenheid van de overheid in pps-projecten niet
verder moet gaan dan nodig is om optimaal invulling te geven aan deze
publieke verantwoordelijkheid. In pps-verband moet de overheid die
taken vervullen waarvoor zij het best is geëquipeerd. Bovendien moeten
deze activiteiten bijdragen aan het bereiken van de geformuleerde
politieke doelen. Activiteiten die niet bijdragen aan het, direct of
indirect, bereiken van deze doelen en activiteiten waarvoor andere
partijen beter zijn toegerust, denk aan commerciële taken, moet de
overheid dan ook niet op zich willen nemen. Het ligt dus niet voor de
hand dat de overheid zelf een winkelcentrum gaat exploiteren.
Daarentegen kan het wel zinvol zijn dat een gemeente met private
partijen afspreekt dat zij niet alleen een winkelcentrum bouwen, maar
tegelijkertijd ook een school en een bibliotheek realiseren.
Publieke verantwoordelijkheid als vertrekpunt betekent in de derde
plaats dat het betrekken van private partijen bij de levering van
publieke diensten toegevoegde waarde moet hebben. Dit kan zijn
toegevoegde waarde in financiële termen. Bijvoorbeeld snelwegen of
railinfrastructuur die over hun levenscyclus tegen lagere kosten tot
stand komen en in stand worden onderhouden. Maar ook publieke
faciliteiten als bijvoorbeeld scholen, bibliotheken en gemeentehuizen
die met inbegrip van het beheer van deze faciliteiten tegen lagere
kosten beschikbaar blijven voor de gebruikers. Minstens zo belangrijk
is de inhoudelijke toegevoegde waarde. Hierbij kan worden gedacht aan
een hogere beschikbaarheidsgraad van snelwegen en railinfrastructuur
door optimalisatie in het onderhoud, maar ook aan de mogelijkheid dat
het onderwijzend personeel zich geheel kan concentreren op het
lesgeven, terwijl anderen zorgen dat de school structureel in goede
staat beschikbaar blijft. Het is belangrijk is dat in alle
pps-projecten vooraf duidelijk is wat de beoogde toegevoegde waarde
is. Tot slot kan pps mogelijk bijdragen aan een snellere realisatie
van publieke doelen, bijvoorbeeld bij de realisatie van projecten in
de groene sector.
In het vervolg van deze derde voortgangsrapportage staat in hoofdstuk
2 de stand van zaken in de projecten centraal. Hoofdstuk 3 behandelt
de belangrijkste themas die in veel pps-projecten aan de orde zijn.
2. Pps-projecten
2.1 De projecten in vogelvlucht
Inleiding
Processen om te komen tot publieke investeringen zijn complex van aard
en kennen in het algemeen een lange doorlooptijd. Juist gezien het
langdurige karakter van de trajecten naar overheidsinvesteringen en
dus ook van pps-trajecten, is het noodzakelijk te onderkennen dat voor
een succesvolle pps niet alleen de uiteindelijke transactie belangrijk
is, maar dat de tussentijdse resultaten in dit traject van even groot
belang zijn. Door de ervaring die tot op heden met pps is opgedaan,
wordt duidelijk dat in het proces tot een transactie in feite drie
pps-mijlpalen onderscheiden kunnen worden:
1. sluiten van publiek-publieke overeenkomsten (zie box 3);
3. start van de aanbesteding (zie box 1);
4. transactie (financial-close) in de vorm van een contract tussen de
verantwoordelijke publieke partijen en geselecteerde private
partijen voor de realisatie van een project (zie box 2).
Kenmerkend voor publieke vraagstukken is dat zij buitengewoon complex
zijn. Vaak is sprake van een veelheid van belangen die met elkaar
moeten worden verenigd. Denk bijvoorbeeld aan een goede inpassing van
infrastructuur, het verenigen van de wensen voor wonen en recreëren in
het ruimtelijk ordeningsbeleid of het integreren van
onderwijsvoorzieningen met andere wijkfuncties. De inzet van de
verschillende overheidspartijen weerspiegelt logischerwijs deze
verschillende publieke belangen.
Uit de eerste ervaringen met pps-projecten bleek met name deze
zogenaamde veelkoppige overheid een snelle en effectieve
publiek-private samenwerking in de weg te staan. De verschillende
overheden die bij een project betrokken zijn, weten vaak niet precies
wat ze willen, streven niet altijd dezelfde doelen na en spreken
veelal niet met één mond. Voor private partijen was het vroegtijdig
aangaan van samenwerking met de overheid daarom met veel risicos
omgeven. Het Kenniscentrum PPS heeft daarom het afgelopen jaar samen
met de departementen van VROM en V&W, een instrument ontwikkeld, de
publiek-publieke overeenkomst, om als overheden meer met één geluid
richting private partijen te kunnen optreden. Belangrijk hierbij is
dat publiek-publieke overeenstemming snel tot stand komt, dat deze
concreet is en zich concentreert op de hoofdlijn; dat wil zeggen de
gewenste resultaten van het project. Dit laatste is belangrijk om
zeker te stellen dat ruimte blijft bestaan voor toegevoegde waarde
door een grote inbreng van private partijen.
De projectenlijst
De pps-projectenlijst fungeert voor het Rijk als richtsnoer voor de
verspreiding en verbreding van pps in Nederland en is bestemd voor
alle betrokken departementen en andere overheden. De inzet van het
Kenniscentrum PPS is primair gericht op projecten op deze lijst, met
hands-on ondersteuning. De lijst is een dynamisch instrument, wat
betekent dat hij regelmatig herzien wordt om actuele ontwikkelingen te
kunnen blijven weerspiegelen. De geselecteerde projecten dienen alle
te voldoen aan een aantal basisvereisten, zoals het bestaan van
politiek en bestuurlijk draagvlak voor pps-uitvoering, financiële,
juridische en institutionele haalbaarheid en het aanwezig zijn van
interesse vanuit de marktsector. Na plaatsing op de lijst wordt bij
alle projecten continu de voortgang in de gaten gehouden en wordt
regelmatig bezien hoe de kans op pps zich ontwikkelt. Op deze manier
wordt zeker gesteld dat de aandacht gericht wordt op die projecten die
binnen afzienbare tijd een reële kans op pps-realisatie hebben.
Projecten die na haalbaarheidsonderzoek toch minder geschikt voor pps
blijken te zijn, worden van de lijst geschrapt; pps is immers een
middel en geen doel op zich. Een voorbeeld van deze werkwijze is de
N35. Daar bleek na een zorgvuldige haalbaarheidsstudie dat zowel
vanwege de beperkte schaal van de deelprojecten als vanwege de
specifieke lokale situatie een meer traditionele aanpak geschikter te
zijn dan een pps-aanpak. Het project is dan ook van de lijst
verdwenen.
Voortgang over het geheel
Over het algemeen kan gesteld worden dat er belangrijke ontwikkelingen
hebben plaatsgevonden bij de geselecteerde pps-projecten. Zo bevindt
de aanbesteding van de HSL-Zuid Infraprovider zich in de afrondende
fase en zijn de aanbestedingen gestart voor het HSL-Zuid
Vervoerscontract, de Afvalwaterzuivering Delfland en voor de A59 als
eerste pps-snelweg. De transactie van het project Oude Rijkswerf
Willemsoord is in voorbereiding, inclusief een benefit sharing
overeenkomst. Ook de overeenkomst van het project Kenniswijk in
Eindhoven is in voorbereiding. Daarnaast zijn er voor de Nieuwe
Sleutelprojecten Rotterdam CS en Hoog Hage publiek-publieke
overeenkomsten gesloten die de weg vrijmaken voor een spoedige
totstandkoming van pps gedurende het vervolg. Dit betekent dat er na
de fase van voorbereiding nu sprake is van concrete resultaten ten
aanzien van de ontwikkeling van pps in Nederland.
Wijzigingen sinds de vorige rapportage
De lijst met potentiële pps-projecten heeft sinds de
voortgangsrapportage van december 1999 een aantal wijzigingen
ondergaan. Zo zijn projecten geschrapt die, na haalbaarheidsonderzoek
waarbij pps als volwaardig alternatief voor meer traditionele
uitvoeringsvarianten is meegenomen, minder goede mogelijkheden bleken
te bieden voor pps. Voorbeelden hiervan zijn de eerdergenoemde N35,
Randstad Rail en de Noord Zuid metrolijn in Amsterdam. Daar staat
tegenover dat ook nieuwe, veelbelovende projecten zoals de Oude
Rijkswerf Willemsoord in Den Helder en de Afvalwaterzuivering Delfland
aan de lijst toegevoegd konden worden. Daarnaast is in enkele gevallen
besloten projecten van de rechterkolom (perspectief op langere
termijn) vanwege versnelde voortgang te verplaatsen naar de meer
prioritaire linkerkolom. Dit geldt onder andere voor de zogenaamde
Nieuwe Sleutelprojecten Breda CS en Arnhem CS. De ontwikkelingen
rondom het project Spoorzone Delft zien er veelbelovend uit. Als deze
koers gehandhaafd blijft, kan het Kenniscentrum PPS vanaf 2001 meer
prioriteit geven aan dit project.
Voorts is een cluster van projecten toegevoegd onder de noemer van het
Bereikbaarheidsoffensief voor de Randstad (BOR). Zoals bekend is het
de bedoeling om binnen het BOR (grote) delen te realiseren via
pps-constructies. Naar de mogelijkheden voor de precieze vormgeving
daarvan wordt op dit moment - in publiek-privaat verband - nog volop
onderzoek gedaan. Zodra voor (deel)projecten uit het BOR concrete
plannen voor pps-uitvoering gereed zijn, zullen deze apart op de
projectenlijst vermeld worden. De A4-Midden Delfland, die eerder op de
lijst voorkwam, maakt onderdeel uit van dit cluster van projecten.
Verdeling over sectoren
De meest vergevorderde projecten bevinden zich in het domein van de
infrastructuur en dat van de stedelijke ontwikkeling
(Sleutelprojecten, Rijkswerf Den Helder). Gezien de buitenlandse
praktijk en eerdere ervaringen op lokaal niveau in Nederland, is het
ook niet verwonderlijk dat juist in deze sectoren de eerste
toepassingen van pps tot stand komen. Dit neemt niet weg dat het Rijk
er veel aan gelegen is de introductie te verspreiden over meer dan
alleen deze sectoren. Belangrijke ontwikkeling in dit verband, ook in
relatie tot verzoeken van de Tweede Kamer, is de oprichting van een
eigen pps-bureau binnen het Ministerie van LNV. Dit bureau werkt in
nauwe samenwerking met het Kenniscentrum PPS aan de identificatie en
de voorbereiding van pps-projecten in de zogeheten groene sector.
Verderop in deze rapportage wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen
in de groene sector.
Op het gebied van Onderwijs is, naast de lopende ontwikkelingen met
betrekking tot de Technocentra, onderzoek gedaan naar de mogelijkheden
voor een pps bij de verdere ontwikkeling van Kennisnet. Hoewel daar
vanuit pps-optiek goede modellen voor te bedenken zijn, bestaan nog
politieke aarzelingen ten aanzien van de private betrokkenheid. Verder
kan gemeld worden dat er een eerste verkennend onderzoek is gedaan
naar de mogelijkheden voor pps bij scholenbouw. Daarbij wordt
uitgegaan van het reeds (in het buitenland) beproefde concept waarbij
private partijen het ontwerp, de bouw, de financiering, het onderhoud
en het beheer van de schoolgebouwen voor hun rekening nemen. Naast de
efficiëntie-winst die daarmee behaald kan worden, zou dit ook voor het
schoolpersoneel betekenen dat zij zich puur tot hun eigenlijke taken
(i.e. onderwijs) kunnen beperken. Het is de bedoeling dat deze
verkennende studie op zeer korte termijn tot een aantal concrete
pilot-projecten zal leiden die dan ook aan de lijst zullen worden
toegevoegd.
Vergelijkbaar met de zojuist genoemde schoolgebouwen wordt er op dit
moment gekeken naar de mogelijkheden en wenselijkheid van
pps-toepassingen bij penitentiaire inrichtingen. Door het uitvoeren
van een Publiek-Private Comparator (PPC) wordt nu getoetst of pps bij
deze inrichtingen tot meerwaarde kan leiden.
Projectenlijst (3-1-2001)
Projecten met prioriteit
Projecten met perspectief
Transportinfrastructuur
Transportinfrastructuur
Wegen
Wegen
A59 Rosmalen - Geffen A2 Passage Maastricht
N31 Leeuwarden - Drachten A4 Omlegging Halsteren
projecten uit het BOR
N201 Verlengde Veilingweg Naaldwijk
Overige infrastructuur
Overige infrastructuur
Metroshuttle Kop van Zuid Sloelijn
Multimodaal Transport Centrum (MTC) Valburg Betuweroute
HSL-Zuid Infraprovider Zeepoort IJmond
HSL-Zuid vervoer Zuiderzeelijn
Rijkswerf Willemsoord Den Helder Ondergronds Logistiek Systeem
(OLS) Schiphol
Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR)
Stedelijke ontwikkeling
Stedelijke ontwikkeling
Nieuwe Sleutelprojecten
Overige stedelijke ontwikkeling
Utrecht Centrum Project (UCP) Schedeldoekshavencomplex (Den Haag)
Zuidas Amsterdam Westerdokseiland (Amsterdam)
Rotterdam CS Delft Spoorzone
Hoog Hage (Den Haag) Bedrijventerrein Rietvelden
Arnhem Centraal/Coehoorngebied
Breda CS
Groene infrastructuur
Groene infrastructuur
Zandgebieden Zuid en Oost (Nederweert) Hollandse Waterlinie
Groningen-oost
Kennisinfrastructuur
Technocentra
Kenniswijk
Nutssectoren
Afvalwaterzuivering Delfland
2.2 Prioritaire projecten: stand van zaken
Transportinfrastructuur
Wegen
A59
Op 15 september 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ermee
ingestemd het opdrachtgeverschap op zich te nemen van de vervroegde
realisering van de A59, Rosmalen-Geffen, door middel van een
DBFM-contract (ontwerp, bouw, onderhoud en financiering). Dit gebeurde
op basis van een overeenkomst tussen het Rijk en de Provincie
Noord-Brabant, waarin onder meer is vastgelegd hoe de provincie het
werk rond deze rijksweg van het Rijk overneemt. Deze overeenkomst is
op 30 oktober 2000 ondertekend. Met deze ondertekening kon de
Provincie Noord-Brabant op 17 november 2000 het aanbestedingsproces
starten met de toezending van de advertentie aan het Bureau voor
officiële publicaties der Europese Gemeenschappen voor de plaatsing in
het Publicatieblad voor de Europese Gemeenschappen. De
aanbestedingsprocedure verloopt volgens de Europese regelgeving en is
globaal verdeeld in de volgende fasen: de selectiefase, de
consultatie- en de biedingsfase en tot slot de onderhandelingsfase. De
concrete biedingen van de marktpartijen zullen aantonen of een pps
voor de A59 succesvol kan zijn. Naar verwachting zal eind 2001 de
overeenkomst kunnen worden gesloten.
Box 1: pps mijlpaal: start van de aanbesteding
Bij de A59 in Noord-Brabant is gekozen voor een pps-benadering om op
die manier de aanleg met een aantal jaren te vervroegen ten opzichte
van de MIT-planning. In het aanbestedingsproces, dat inmiddels in
volle gang is, kunnen tot op heden de volgende stappen/elementen
worden onderscheiden.
* Aangezien het opdrachtgeverschap voor de aanleg van de A59 van het
Rijk aan de Provincie overgedragen diende te worden, is
aanvankelijk gewerkt aan het opstellen van een publiek-publieke
overeenkomst. Omdat dit de eerste keer was dat een dergelijke
situatie zich voordeed, heeft het enige tijd geduurd voordat alle
noodzakelijke afspraken uitgewerkt waren. Het gaat daarbij, naast
de overdracht van budget en bevoegdheden, om kwesties als
technische randvoorwaarden, onderhoudsverplichtingen en de eisen
waaraan de weg na afloop van het contract dient te voldoen. Dit
betekent dan ook dat de verschillende elementen uit deze
overeenkomst voor de Provincie de basis vormen voor het contract
dat met de markt afgesloten zal worden. Nadat hierover
overeenstemming was bereikt tussen het Ministerie van V&W en de
Provincie Noord-Brabant kon in oktober 2000 de publiek-publieke
overeenkomst ondertekend worden en kon de aanbesteding van start
gaan.
* De eerste stap van de Provincie in het aanbestedingsproces was het
opzetten van een projectorganisatie. Deze wordt inmiddels bemand
door mensen vanuit de eigen provinciale organisatie en door
detacheringen vanuit het Kenniscentrum PPS en Rijkswaterstaat.
Daarnaast is voor de diverse deelgebieden (technisch, juridisch en
financieel) een aantal gespecialiseerde adviseurs ingehuurd.
* Zodra deze organisatie vorm had gekregen, zijn er daarbinnen
diverse werkgroepen geformeerd die de benodigde stukken voor de
aanbesteding hebben opgesteld en/of nog aan het opstellen zijn.
Een belangrijk document is het selectiedocument. Dit stuk heeft
als doel om de meest geschikte private partijen te selecteren aan
de hand van vragen en vooraf vastgestelde criteria. Zodra dit
document gereed was, is er een advertentie geplaatst in diverse
media met een beschrijving van het project en de mededeling dat
partijen hun interesse voor de pps-A59 kenbaar kunnen maken door
te reageren op het
selectiedocument. Meer dan vijftig partijen hebben het stuk
opgevraagd, waaruit blijkt dat er veel interesse voor dit project is,
zowel vanuit het binnen- als het buitenland. Begin 2001 worden
maximaal vijf gegadigden geselecteerd met wie de volgende fase van het
aanbestedingsproces wordt ingegaan.
* Wellicht het belangrijkste document is het zogenaamde
DBFM-contract. De belangrijkste kenmerken daarvan zijn: optimale
risico-overdacht, een betalingsmechanisme dat uitgaat van
geleverde prestaties in de vorm van een periodieke
beschikbaarheidsvergoeding en vrijheid biedt voor de private
partijen om tot een zo efficiënt mogelijke oplossing te komen. De
eerdergenoemde eisen die het Rijk aan de Provincie heeft gesteld,
vinden hun vertaling in dit document. Dit contract dient als basis
voor de aanstaande onderhandelingen over de tot stand te brengen
pps.
* Als conclusie kan gesteld worden dat de A59 als eerste pps-snelweg
in Nederland voor de overheid, maar ook voor het bedrijfsleven een
belangrijke toetssteen zal zijn voor de verdere ontwikkeling van
pps op het gebied van snelwegen.
N31 Leeuwarden - Drachten
In oktober van het afgelopen jaar is besloten om een DBFM-contract aan
te besteden voor de realisatie van de verdubbeling van het wegdeel
Himriksein - Nijega. Dit wegdeel ligt op de N31 tussen Leeuwarden en
Drachten. Bij het maken van de keuze is onder andere gebruik gemaakt
van het door het Kenniscentrum PPS ontwikkelde
vergelijkingsinstrument: de public private comparator (PPC). De PPC is
een instrument dat het mogelijk maakt verschillende contractvormen op
een gelijkwaardige manier met elkaar te vergelijken. Basis voor het
besluit is dat efficiëntiewinst kan worden geboekt met een
pps-benadering. Na dit besluit zijn de voorbereidingen voor de
aanbesteding gestart. De projectorganisatie is opgezet en van start
gegaan met de eerste acties: het uitwerken van het aanbestedingsproces
en het DBFM-contract. De verwachting is dat in het tweede kwartaal van
2002 de overeenkomst gesloten kan worden.
Projecten uit het BOR/ A4 corridor
Het Kabinet presenteerde op 19 mei 2000 het bereikbaarheidsoffensief
voor de Randstad (BOR) met als belangrijkste doel verbetering van de
doorstroming. Dit in het licht van toenemende files en de verwachting
dat de mobiliteit alleen maar fors zal toenemen. Met een delegatie uit
het bedrijfsleven en de ANWB heeft de Minister van Verkeer en
Waterstaat (V&W) in het kader van het BOR afgesproken
pps-arrangementen voor de A4 Doorstroomroute voor te bereiden. Het
gaat daarbij om een pakket maatregelen dat de doorstroming op de A4
van Amsterdam tot de Belgische grens verbetert.
Eind oktober hebben de partijen, bij monde van de commissie Brinkman,
hun advies inzake de A4 Corridor uitgebracht aan de Minister van
Verkeer en Waterstaat. Hoewel er nog een groot gat zat tussen de
kosten en de opbrengsten bood het rapport toch voldoende
aanknopingspunten om een vervolgfase in te gaan. Hiervoor is -conform
het advies van de commissie Brinkman- een publiek-private
projectorganisatie ingericht die onder leiding staat van een
onafhankelijke procesbestuurder. De eerste vraag die deze
publiek-private projectgroep moet beantwoorden is welke projecten het
best de knelpunten op de A4-Corridor kunnen oplossen. Hierbij dient
ook te worden bekeken hoe de commerciële mogelijkheden van het
beprijzen van het gebruik van de weg maximaal kunnen worden benut. De
hoofdvragen die zullen moeten worden beantwoord zijn:
a. welke maatregelen verbeteren de doorstroming op de A4-Corridor?
b. wat is de optimale fasering van het project?
c. op welke wijze kunnen deze maatregelen bekostigd worden met
private en publieke middelen waarbij uiteraard rekening wordt
gehouden met de reeds hiervoor gealloceerde bijdrage in het BOR?
d. welke pps-constructie past bij de verschillende deelprojecten?
De kennis en ervaring die wordt opgedaan met de structurering van
pps-projecten als HSL, A59 en N31 zijn van groot belang bij het
ontwikkelen van een haalbaar en klantgericht pps-concept voor de
A4-Corridor. Uiterlijk in juni 2001 moet dit resulteren in een advies
van de projectgroep aan het ministerie van V&W ten aanzien van de
verdere verbetering van de doorstroming op de totale A4 corridor en
voor de vervolgstappen die kunnen worden genomen indien besloten wordt
met het project verder te gaan.
N201
Het project N201 betreft de realisatie van een nieuw wegtracé vanaf de
aansluiting A4/A9 tot en met De Ronde Venen inclusief
ontwikkelingsgebieden gelegen in Haarlemmermeer, Aalsmeer, Amstelveen
en De Ronde Venen. Op 23 februari 2000 hebben genoemde gemeenten,
provincie Noord-Holland en de Hollandse Werkgevers Vereniging (HWV)
een publiek-private overeenkomst getekend. In deze overeenkomst hebben
de betrokken partijen vastgelegd gezamenlijk de haalbaarheid te
onderzoeken van pps voor het voorgestelde tracé voor de N201,
inclusief de ontwikkeling van gebieden rond dit tracé. Reden voor dit
haalbaarheidsonderzoek is het feit dat het de afgelopen decennia niet
is gelukt tot omlegging te komen van de N201 vanwege de complexiteit
en het ontbreken van financiële middelen. De haalbaarheid van het
project hangt af van de mate waarin door optimalisaties de kosten
kunnen worden gedrukt, de mate waarin extra opbrengsten uit
gebiedsontwikkeling kunnen worden gegenereerd en de mate waarin de
betrokken overheden bereid zijn tot een extra bijdrage.
In maart 2001 vindt definitieve besluitvorming plaats door het sluiten
van een publiek-publieke overeenkomst tussen vijf gemeenten en twee
provincies. Afspraken die onderdeel uitmaken van deze overeenkomst
hebben betrekking op het basisontwerp voor de weg,
ontwikkelingsgebieden, pps-model, ruimtelijke ordening, financiële
bijdragen en projectorganisatie. Inmiddels heeft de projectorganisatie
het Kenniscentrum PPS ingeschakeld om te adviseren over het
vervolgtraject, de meest geschikte organisatorische vormgeving van de
publiek-private samenwerking, de contracten en mogelijke
aanbestedingsvormen.
Overige infrastructuur
Metroshuttle Kop van Zuid
Het doel van dit project is het optimaliseren van de openbaar vervoer
keten op de Wilhelminapier te Rotterdam. De gemeente Rotterdam wil op
de Wilhelminapier een shuttleverbinding aanleggen die aansluit op de
bestaande metro. De bedoeling is de shuttle te integreren met een nog
aan te leggen parkeergarage en te ontwikkelen woningen. De gemeente
Rotterdam heeft medio 2000 een marktconsultatie uitgevoerd om onder
andere de financiële haalbaarheid te onderzoeken. Uit de resultaten
kwam naar voren dat de haalbaarheid van de shuttleverbinding niet
vaststaat. Wel hebben private partijen minder vergaande alternatieve
oplossingsrichtingen aangedragen. De gemeente Rotterdam beraadt zich
op de voortgang van dit project. Handhaving van het project op de
prioritaire lijst is op dit moment onzeker en mede afhankelijk van de
ambities van de gemeente Rotterdam met het project.
Oude Rijkswerf Willemsoord in Den Helder
Dit project betreft de herinrichting van de Oude Rijkswerf door
restauratie en ontwikkeling van commerciële activiteiten, waarbij
ernaar gestreefd wordt de plaatselijke economie een impuls te geven.
Het project Oude Rijkswerf Willemsoord is één van de drie
pilotprojecten waar op dit moment een benefit sharing-constructie
wordt uitgewerkt. Benefit sharing maakt het voor de overheid mogelijk
om te delen in eventuele bovennormale rendementen van private
partijen, terwijl tegelijkertijd die activiteiten aan private partijen
wordt overgelaten die zij het beste kunnen uitvoeren (zie pagina 30).
Het Rijk, met het ministerie van Economische Zaken (EZ) als
rijksprojectleider, heeft in november 2000 het subsidiebesluit tussen
Rijk en gemeente Den Helder voor de casco-restauratie van het terrein
afgerond. In dit besluit is opgenomen dat de gemeente Den Helder
verplicht zal zijn benefit sharingsovereenkomsten af te sluiten met
commerciële exploitanten van de werf. Op donderdag 7 december is het
overdrachtsbesluit voor het terrein door burgemeester Hoekzema en
staatssecretaris Ybema ondertekend.
Het Kenniscentrum PPS assisteert bij de vier onderdelen van benefit
sharing:
a. ontwikkelen van het subsidiebesluit;
c. opstellen van een subsidie uitvoeringsovereenkomst;
d. ontwerpen van een benefit sharingsovereenkomst tussen gemeente en
private partijen;
e. en het opstellen van een procedure voor monitoring van het
subsidiebesluit.
Het ministerie van EZ is eindverantwoordelijk voor de relatie tussen
Rijk en de gemeente Den Helder voor de overeenkomst met de private
partij(en). Aan het project is een bijdrage verleend uit de
pps-faciliteit.
HSL-Zuid Infraprovider
De aanbesteding van het DBFM-contract voor het gedurende 25 jaar ter
beschikking stellen van vervoerscapaciteit op het hogesnelheidstraject
tussen Amsterdam en de Belgische grens is in een afsluitende fase
terecht gekomen. Naar verwachting kan in juni 2001 het contract met de
winnende bieder getekend worden.
In de eerste helft van 2000 hebben de drie bieders hun eerste bod
uitgebracht. Op basis van deze eerste biedingen zijn twee consortia
gevraagd voor de volgende stap in de aanbesteding: de
onderhandelingen. Het doel van de onderhandelingen is te komen tot een
verdere optimalisatie van risico- en taakverdeling en het wegnemen van
de laatste onduidelijkheden in het contract. De resultaten van deze
onderhandelingen vormen het uitgangspunt voor de finale biedingen. De
bieders moeten hun finale bod in maart 2001 uitbrengen. Op basis van
een beoordeling van deze biedingen zal een zogenaamde voorkeursbieder
worden gekozen. Deze bieder krijgt dan een paar weken de tijd om de
laatste puntjes op de i te zetten in zijn contracten met leveranciers
en banken waarna de definitieve overeenkomst tussen overheid en het
private consortium getekend kan worden.
Box 2: pps mijlpaal: Financial close
De in 1999 gestarte aanbesteding van het contract voor de HSL-Zuid
Infraprovider nadert haar einde. Het formele einde van de aanbesteding
is het moment waarop de financial close wordt bereikt. Bij de
financial close wordt het contract definitief aan de beste bieder
gegund, die daarna aan het werk kan om vanaf 2005 de infrastructuur
ter beschikking te stellen.
Voorafgaand aan de financial close wordt op basis van de finale
biedingen een voorlopige winnaar (de zogenaamde preferred bidder)
aangewezen. Deze voorlopige winnaar krijgt tussen het moment dat hij
aangewezen wordt en financial close de gelegenheid om de contractuele
relaties met zijn leveranciers en zijn financiers af te ronden. Het
gaat hier vooral om de financiers, omdat de meeste leveranciers zich
als consortiumlid al hebben gecommitteerd. De financiers zullen zich
pas definitief committeren als duidelijk is dat het consortium
gewonnen heeft.
De relatie tussen preferred bidder en financial close is te
vergelijken met die van de koper van een huis. Deze tekent eerst een
voorlopig koopcontract, regelt daarna de financiering alvorens bij de
notaris het definitieve contract te tekenen. Bij de aanbesteding van
een DBFM-contract is het ook zo dat ingeval de bieder (koper) de
financiering niet rond krijgt hij dan een boete is verschuldigd aan de
aanbestedende partij (verkoper). Dit laatste is echter
zeer onwaarschijnlijk, omdat bij de start van de aanbesteding partijen
zijn geselecteerd onder andere op basis van ervaring en financiële
soliditeit.
HSL-Zuid Vervoer
Op 16 juni 2000 heeft het Kabinet, conform het streven naar pps bij de
HSL-Zuid, besloten om de aanbestedingsprocedure van de
vervoersconcessies voor het binnenlandse en het internationale vervoer
over de HSL-Zuid voort te zetten. De Tweede Kamer heeft dit besluit op
29 juni 2000 geaccordeerd. Vervolgens is er een selectiedocument
uitgebracht en hebben vier consortia zich gekwalificeerd. De
geselecteerde consortia hebben op 15 december 2000 een
biedingsdocument ontvangen op basis waarvan zij een bod kunnen
uitbrengen. De biedingen van de consortia dienen in het voorjaar 2001
op tafel te liggen. Wanneer er tenminste twee kwalitatief en
financieel voldoende biedingen zijn ontvangen en het Rijk overtuigd is
dat er voldoende competitieve spanning is gedurende de
onderhandelingsfase, zal de aanbestedingsprocedure worden voortgezet.
Wanneer er slechts één acceptabel bod is, maar dit bod wel
vergelijkbaar is met de referentie-casus die opgesteld is door
adviseurs van het Rijk, dan kan het Rijk alsnog besluiten om de
procedure voor te zetten. De procedure wordt voortgezet door het
inzetten van de onderhandelingsfase, die najaar 2001 tot het sluiten
van een contract met één van de consortia moet leiden.
MTC Valburg
Met de oprichting van de NV Ontwikkelingsbedrijf MTC Valburg (OMTC)
eind 2000 hebben de betrokken partijen een belangrijke stap gezet in
de ontwikkeling van het Multimodaal Transport Centrum (MTC) Valburg.
De provincie Gelderland, het knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN), de
gemeenten Arnhem, Elst, Nijmegen en Valburg en het Ontwikkelings- en
Participatiebedrijf Publieke Sector (OPP) zullen in OMTC samenwerken
om de verdere ontwikkeling vorm te geven. Er bestaat interesse bij
private partijen, maar de publieke partijen hebben nog geen
eensluidende visie op het project. Hierdoor stokt de voortgang van het
project. Daarom werken het Rijk en de lokale publieke partijen de
komende tijd aan het totstandkomen van een publiek-publieke
overeenkomst. In deze overeenkomst zullen werkafspraken worden gemaakt
voor de ontwikkeling van het OMTC. Zo zal het Rijk aangeven welke
doelstellingen en randvoorwaarden het nastreeft met het OMTC en onder
welke voorwaarden de rijksbijdrage beschikbaar zal komen. Benefit
sharing zal onderdeel uitmaken van deze voorwaarden. De lokale
publieke partijen zullen de noodzaak voor een rijksbijdrage nader
onderbouwen en aangeven hoe en in welke mate het MTC zal bijdragen aan
de door het Rijk geformuleerde doelstellingen op het gebied van
verkeer, vervoer, economie en milieu. Ook andere overheden zullen
duidelijkheid moeten creëren over de eisen die zij stellen aan het
eindresultaat. Als de publieke partijen het over deze punten eens zijn
kan de samenwerking met private partijen worden opgepakt.
PMR
Bij het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) is een verdeling
aangebracht tussen het ruimtelijke ordeningsspoor (namelijk de
voorbereiding op de Planologische Kernbeslissing (PKB) en de MER) en
het projectontwikkelingsspoor. Het projectontwikkelingsspoor kent op
haar beurt drie deelprojecten: benutting van het bestaande
havengebied, ontwikkeling van 750 ha. natuurgebied en landaanwinning
(Maasvlakte 2: MV2).
De gemeente Rotterdam is verantwoordelijk voor het realiseren van
projecten die moeten leiden tot een betere benutting van het bestaande
havengebied. Dergelijke projecten zijn doorgaans gebaseerd op
samenwerkingsverbanden tussen de gemeente en reeds in de haven
gevestigde bedrijven.
De provincie Zuid-Holland verkent in samenspraak met de private sector
de pps-mogelijkheden voor de realisatie van 750 ha. natuur. In dit
kader kan onder andere gedacht worden aan het realiseren van
zogenaamde groene bedrijventerreinen en het opzetten van nieuwe
landgoederen.
Rijk en gemeente Rotterdam onderzoeken gezamenlijk de
pps-mogelijkheden voor aanleg en exploitatie van de Tweede Maasvlakte
in een publiek-private exploitatiemaatschappij voor MV2. In de
voortgangsrapportage PMR heeft het Kabinet de wens uitgesproken om het
aanleg- en exploitatierisico van de landaanwinning te willen delen met
private investeerders én dat in beginsel sprake moet zijn van een
rendabel exploitatieconcept. Bezien wordt of er een business case kan
worden opgesteld die aan deze eis tegemoet komt. Uit de door PMR
uitgevoerde marktconsultatie is gebleken dat het bedrijfsleven
belangstelling heeft voor risicodragende betrokkenheid bij dit
project.
Daarmee is er nog geen basis om dit project met het bedrijfsleven van
de grond te trekken. In juni 2000 zijn Rijk en gemeente in het
Bestuurlijk Overleg Mainport Rotterdam overeengekomen dat private
partijen alleen als investeerders bij de exploitatie van MV2 betrokken
zouden mogen worden. Daarom is er voor gekozen voor uitwerking van een
publiek-private exploitatiemaatschappij voor MV2, in plaats van
private betrokkenheid bij één integrale exploitatie van de Rotterdamse
haven inclusief MV2. In oktober hebben Burgemeester en Wethouders van
Rotterdam in een brief aan de Kamer te kennen gegeven principieel
tegen private zeggenschap over de exploitatie van MV2 te zijn. Daarmee
wordt de deur voor risicodragende private betrokkenheid in dit project
als het ware gesloten. De risicos van het project zouden dan volledig
voor rekening van de overheid (gemeente en Rijk) komen. Geconstateerd
wordt dat private partijen die tijdens de marktconsultatie door PMR
hun belangstelling hebben getoond om in de landaanwinning te
investeren, hun belangstelling voor deelname in dit project hierdoor
verliezen. De vraag is in hoeverre institutionele wijzigingen kunnen
worden doorgevoerd die private betrokkenheid bij de exploitatie
mogelijk maken. Mocht dit niet haalbaar blijken, dan resteert pps bij
uitsluitend de aanleg van de MV2 in de vorm van een DBFM-contract.
Stedelijke ontwikkeling
Nieuwe Sleutelprojecten
De Nieuwe Sleutelprojecten zijn de projecten waarbij de aanpassing van
de infrastructuur en de stations voor de aanlanding van de HSL
samengaan met de stedelijke vernieuwing van het gebied rondom het
station in de zes betrokken steden. Het gaat daarbij om Amsterdam
Zuidas, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Breda en Arnhem. Een belangrijk
element in al deze projecten is dat geprobeerd wordt het pps-proces te
versnellen en de aard van de afspraken te verbeteren door eerst,
conform de wens van private partijen, publiek-publieke afspraken na te
streven en financiële overeenstemming mogelijk te maken door het
incorporeren van afspraken voor benefit sharing.
Bij deze projecten worden drie hoofdfasen onderscheiden:
1. de factfindingsfase
Deze fase wordt afgerond met een publiek-publieke overeenkomst tussen
de betrokken overheden (gemeente, Rijk en al dan niet ook de
provincie). In deze overeenkomst wordt vastgelegd welke feiten en
informatie als uitgangspunt dienen bij het project en geven de
betrokken publieke partijen aan welke doelstellingen zij met het
project binnen welke randvoorwaarden willen realiseren. Ook wordt
vastgelegd op welke wijze zij zullen samenwerken in de
planvormingsfase. Tevens wordt in de overeenkomst vastgelegd welke
bijdrage het Rijk ter beschikking stelt als het opgestelde plan aan de
doelstellingen voldoet. Het Rijk verbindt aan deze bijdrage de
voorwaarde van benefit sharing.
2. de planvormingsfase
In de planvormingsfase wordt vervolgens een geïntegreerd plan
uitgewerkt voor het station en de stationsomgeving (masterplan). Bij
de planvorming worden private partijen betrokken om te komen tot een
plan, waarbij de kosten en de risicos voor beide partijen zoveel
mogelijk worden beperkt en de potentie om opbrengsten te genereren
wordt geoptimaliseerd. Thans wordt bekeken op welke wijze de
samenwerking met private partijen bij de planvorming van de
verschillende NSP optimaal kan worden vormgegeven. Na afronding van
het masterplan wordt het plan door het Rijk getoetst aan de
geformuleerde rijksdoelstellingen en randvoorwaarden om zo te kunnen
beslissen over het beschikbaar stellen van de rijksbijdrage.
3. de realisatiefase
Aan de hand van het opgestelde masterplan start vervolgens de
realisatie. Hierbij dient de vraag te worden beantwoord of de
uitvoering van het masterplan geheel of in delen wordt aanbesteed, wie
de opdrachtgevers worden voor de realisatie van de planonderdelen,
welke aanbestedingsvorm wordt gekozen en op welke wijze private
partijen betrokken kunnen worden bij een efficiënte realisatie.
Amsterdam Zuidas
Dit project nadert het einde van de factfindingsfase. Het streven is
deze voorjaar 2001 af te ronden met de ondertekening van een
publiek-publieke overeenkomst. Op dit moment wordt gewerkt aan de
voorbereidingen voor de planvormingsfase. In deze planvormingsfase
wordt ook een Tracé/Mer-procedure voor de realisatie van de
infrastructuur opgestart, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is.
Tevens zal voor het stedelijke ontwikkelingsgedeelte van het project
een bestemmingsplan MER-procedure moeten worden gestart, waarvoor de
gemeente verantwoordelijk is. Bekeken wordt of beide procedures kunnen
worden geïntegreerd. Gezien de zwaardere rijkscomponent in dit project
(snelweg, railinfra en verplaatsing station) ten opzichte van de
andere Sleutelprojecten, overweegt het Rijk mede-opdrachtgever te
worden voor de planvorming. Het Rijk zal in dat geval de
planvormingsfase gezamenlijk met de gemeente doorlopen en daarbij ook
private partijen betrekken. In de planvormingsfase zullen de drie
varianten voor de inpassing van de infrastructuur (het zogenaamde
dok-, dijk-, en kunstwerkmodel) nader worden onderzocht en zal een
maatschappelijke kosten-baten analyse worden uitgevoerd, waarna een
keuze gemaakt zal moeten worden tussen de varianten. Het Kenniscentrum
PPS bekijkt thans samen met de rijksprojectorganisatie en de gemeente
Amsterdam hoe de gezamenlijke planvorming moet worden vormgegeven en
wanneer en op welke wijze private partijen daarbij optimaal kunnen
worden betrokken.
Hoog Hage
Medio oktober 2000 hebben het Rijk en de gemeente een publiek-publieke
overeenkomst gesloten, als eerste van de Nieuwe Sleutelprojecten (zie
box 3). Hiermee is de factfindingsfase formeel afgerond en wordt de
planvormingsfase opgestart. In de publiek-publieke overeenkomst is
opgenomen dat aan de rijksbijdrage een benefit sharingsvoorwaarde
wordt verbonden. De gemeente werkt op dit moment aan de
planontwikkeling van deelgebieden van het project.
Rotterdam Centraal
Het afgelopen half jaar hebben het Rijk en de gemeente gewerkt aan het
opstellen van een publiek-publieke overeenkomst (zie box 3). Begin
december is deze overeenkomst getekend door minister Netelenbos en
wethouder Kombrink. Onderdeel van de overeenkomst vormt de toepassing
van benefit sharing als voorwaarde voor de rijksbijdrage. Rotterdam
Centraal is hiermee na Hoog Hage het tweede Nieuwe Sleutelproject
waarbij benefit sharing in de publiek-publieke overeenkomst is
opgenomen.
De gemeente en de private partijen willen in februari 2001 een
masterplan presenteren. Onderdeel hiervan is een exploitatieopzet. Het
Rijk zal met de gemeente overleggen over een voortgezette samenwerking
na de planvormingsfase. Partijen hebben de intentie uitgesproken om
intensief samen te werken ten einde zo snel mogelijk (delen van) het
project te realiseren.
Box 3: pps mijlpaal: Publiek-publieke overeenkomst
Uit de eerste ervaringen met pps-projecten bleek met name de zogenaamde veelkoppige overheid een snelle publiek-private samenwerking in de weg te staan. De verschillende overheden die bij een project betrokken zijn weten vaak niet precies wat ze willen, streven vaak niet dezelfde doelen na en spreken veelal niet met één mond. Voor private partijen was het vroegtijdig aangaan van samenwerking met de overheid daarom met veel risicos omgeven. Het Kenniscentrum PPS heeft daarom het afgelopen jaar een bemiddelende rol gespeeld bij met name de Nieuwe Sleutelprojecten en, in samenwerking met VROM en V&W, een instrument ontwikkeld, de publiek-publieke overeenkomst, om te bereiken dat de verschillende betrokken overheden meer als één partij richting private partijen kunnen optreden. Belangrijk hierbij is dat publiek-publieke overeenstemming snel tot stand komt, dat deze concreet is en zich concentreert op de hoofdlijn; dat wil zeggen de gewenste resultaten van het project. Dit laatste is belangrijk om zeker te stellen dat ruimte blijft bestaan voor toegevoegde waarde door een grote inbreng van private partijen.
Op 5 december 2000 hebben het Rijk en de gemeente Rotterdam een
publiek-publieke overeenkomst gesloten. Hiermee is in dit project een
belangrijke mijlpaal bereikt. Deze overeenkomst sluit de
factfindingsfase af en markeert de start van de planontwikkelingsfase.
De overeenkomst bevat een aantal afspraken met als doel de betrokken
publieke partijen een leidraad te geven voor de planontwikkelingsfase.
Hierdoor worden onduidelijkheden en misverstanden in de toekomst
voorkomen. De planontwikkelingsfase is de fase die is bedoeld om
besluitvorming mogelijk te maken over de aard van het uit te voeren
project en over de vorm van deelname van de verschillende bij het
project betrokken partijen (waaronder marktpartijen) bij de realisatie
en exploitatie.
De overeenkomst bevat een aantal essentiële elementen. Kern van deze
elementen en de combinatie daarvan is dat het Rijk en de gemeente
Rotterdam aangeven wat zij willen bereiken (doelstellingen). Ook wordt
in de overeenkomst aangegeven binnen welke kaders (randvoorwaarden),
onder andere op financieel gebied, het Masterplan kan worden
ontwikkeld. Daarnaast is van belang vast te leggen op welke wijze
partijen tijdens de planvormingsfase met elkaar zullen samenwerken.
Afgesproken is voorts dat private partijen bijdragen in de kosten van
de publieke voorzieningen die deel uitmaken van het project. Hoe hoog
deze bijdrage van private partijen - en dus ook de bijdrage van het
Rijk - moet zijn, is afhankelijk van de inschatting van de kosten en
opbrengsten van het project. Indien hierover onzekerheid bestaat, is
het moeilijk
om reeds bij het aangaan van de publiek-private samenwerking
overeenstemming te bereiken over de bijdragen van de verschillende
partijen. In dat geval kan benefit sharing een oplossing bieden. Bij
benefit sharing spreken partijen af dat de overheid - ondanks
bovengenoemde onzekerheid - een bijdrage verstrekt aan het project, en
dat de private partij de overheid onder bepaalde voorwaarden laat
meedelen in de inkomsten van een project indien die hoger zijn dan een
vooraf afgesproken niveau. Dit kan betekenen dat de bijdrage later
deels of geheel terugvloeit naar de overheid.
Utrecht Centrum Project (UCP)
Het feit dat de UCP-partners (gemeente Utrecht, NS-vastgoed, Jaarbeurs
en Winkelbeleggingen Nederland) geen overeenstemming konden bereiken
over de financiering van de investeringen in de herinrichting en de
kwaliteit van de openbare ruimte, heeft in het voorjaar 2000 geleid
tot een breuk waarbij de Jaarbeurs en WBN uit het samenwerkingsverband
zijn gestapt. De twee overgebleven UCP-partners, de gemeente Utrecht
en NS-vastgoed, hebben vervolgens de intentie uitgesproken om
gezamenlijk het UCP conform de ambities van het Definitief
Stedenbouwkundig Ontwerp (DSO) modulegewijs te willen realiseren. De
gemeente en NS-vastgoed komen hiervoor in de eerste helft van 2001 met
een businessplan. De planuitwerking en realisatie van de OV-terminal
maakt geen onderdeel uit van dit businessplan, maar is wel een
essentieel onderdeel van het DSO. Deze problematiek wordt in
samenwerking tussen het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de
gemeente en de NS opgepakt. Het is de verwachting dat dit ertoe zal
leiden dat in de eerste helft van 2001 belangrijke beslissingen over
de te realiseren OV-terminal genomen kunnen worden. Hierna kunnen de
onderhandelingen over de rijksbijdrage en de voorwaarden verbonden aan
UCP weer worden hervat. Uitgangspunt van het Rijk is ook hierbij dat
marktpartijen een marktconform aandeel in de financiering van de
publieke onderdelen van het project voor hun rekening nemen. Overigens
heeft het nieuwe college van burgemeester en wethouders, dat is
gevormd naar aanleiding van de uitkomsten van de
gemeenteraadsverkiezingen in november 2000, besloten dat er medio 2001
een referendum over de omvang van het UCP zal worden gehouden.
Breda Spoorzone
Op 7 december 1999 is de verkenningsfase van dit project afgesloten en
is overgegaan naar de factfindingsfase. Hiermee heeft het project
formeel de status van NSP verkregen. De samenwerking tussen Rijk en
gemeente in de factfindingsfase is in maart 2000 vastgelegd in een
startovereenkomst. Het is de verwachting dat het Rijk en de gemeente
Breda de factfindingsfase in het eerste kwartaal van 2001 zullen
afsluiten met een publiek-publieke overeenkomst. Hierin worden de
resultaten van de factfinding, de werkwijze en samenwerkingsvorm
tijdens de planvorming en de doelstellingen vastgelegd. Het streven is
om private partijen bij de planvorming te betrekken. Het Rijk zal aan
de Rijksbijdrage de voorwaarde van benefit sharing verbinden.
NSP Arnhem
In september 2000 heeft het kerngebied van NSP Arnhem de NSP-status
toegekend gekregen. Op dit moment stellen het Rijk en de gemeente een
startovereenkomst op. De ondertekening van de startovereenkomst
markeert het officiële begin van de factfindingsfase. Er wordt naar
gestreefd de factfindingsfase medio 2001 af te ronden met een
publiek-publieke overeenkomst tussen Rijk en gemeente.
Groene Infrastructuur
Reconstructie van de zandgebieden in Zuid- en Oost-Nederland
Begonnen is met het pilot-gebied Nederweert. Hier is sprake van een
agrarisch vestigingsgebied voor circa 15 samenwerkende
varkensbedrijven, waarbij een vitaal en leefbaar platteland wordt
nagestreefd met plaats voor zowel de ontwikkeling van natuur als
recreatie. Er is een concept-intentieverklaring uitgewerkt, maar zowel
bij de locale varkenshouders als bij de overheid bestaan nog
verschillende bedenkingen. Wat betreft de ruimte-voor-ruimte-regeling
in de Reconstructiegebieden is in Noord-Brabant een pps in een
vergevorderd stadium. Naar verwachting zal in januari of februari 2001
een samenwerkingscontract worden ondertekend voor de oprichting van
een ontwikkelingsbedrijf van provincie, banken en vastgoedbedrijven.
Noord-Brabant onderzoekt ook de mogelijkheid van een
ontwikkelingsbedrijf om glastuinbouwbedrijven te verplaatsen uit de
groene hoofdstructuur.
Kennisinfrastructuur
Technocentra
De Technocentra zijn publiek-private kennisconsortia. Binnen deze
vijftien recent gevormde, regionale samenwerkingsverbanden nemen nu al
236 partijen deel: bedrijven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en
regionale overheden. Zoals in de vorige rapportage reeds is aangegeven
heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) een
subsidieregeling in het leven geroepen die tot doel heeft de
totstandkoming van de Technocentra te stimuleren. Ter herinnering: het
bestaande onderwijs sluit niet altijd aan bij de in het bedrijfsleven
benodigde kennis. Technocentra vullen deze lacune in bepaalde gevallen
in door bedrijfsleven en onderwijs te laten samenwerken, al dan niet
samen met lokale overheden. De subsidieregeling is in samenwerking met
het Kenniscentrum PPS zo geformuleerd dat Technocentra alleen in
aanmerking komen voor een financiële bijdrage als er sprake is van
samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en waar nodig lokale
overheden. Daarbij dienen alle samenwerkende partijen een evenredig
deel van de risicos voor hun rekening te nemen die verbonden zijn aan
het tot stand brengen en exploiteren van Technocentra.
De overheid heeft voor het project tot 2002 40 mln. beschikbaar
gesteld. Voor de jaren tot 2010 is nog eens 160 mln. gereserveerd. Het
geld wordt als startsubsidie aan de Technocentra verstrekt, onder de
voorwaarde dat vanaf 2002 producten worden afgenomen met een minimum
totaalwaarde van vijf maal de startsubsidie. In 2008 moet elk
Technocentrum de helft van het activiteitenbudget uit de private
productopbrengst verkrijgen. Uiteindelijk kunnen Technocentra in 2010
hun sleutelrol in de regio volledig zelfstandig vervullen. Van
overheidssubsidie zal dan geen sprake meer zijn. Eind 1999 zijn de
plannen van de Technocentra goedgekeurd. Vijf centra zijn inmiddels
operationeel, de andere tien samenwerkingsverbanden zijn daar niet ver
meer vanaf. Tot de zomer van 2001 kan men de goedgekeurde plannen
omzetten in concrete businessplannen voor de jaren 2003 - 2010. De
bulk van de producten en diensten van Technocentra zal dan beschikbaar
zijn.
Kenniswijk
De regio Eindhoven is op 13 juli jl. aangewezen als locatie voor de
toekomstige Kenniswijk. Deze Kenniswijk heeft tot doel ICT-innovaties
(infrastructuur en diensten) gericht op de consument te stimuleren en
de internationale concurrentiepositie van Nederland als
vestigingsplaats voor ICT-bedrijven te versterken. Daartoe zal de
Kenniswijk binnen twee jaar moeten uitgroeien tot een consumentenmarkt
van de toekomst met een innovatief karakter en internationale
uitstraling, waarbinnen op basis van hoogwaardige infrastructuren de
ontwikkeling en toepassing van interactieve en elektronische
dienstverlening voor de consument op een open wijze plaatsvinden.
De uitvoering van Kenniswijk zal geschieden in een pps-constructie. De
wijze waarop deze pps vorm krijgt wordt uiteindelijk bepaald in een
onderhandelingstraject met de deelnemende partijen. Teneinde sturing
te geven aan dit onderhandelingstraject is de Stichting Kenniswijk.nl
opgericht. Deze stichting zal onderhandelingen gaan voeren met
betrokken partijen om te komen tot een businessplan. Het gaat dan om
ruim 40 marktpartijen die bereid zijn te participeren in Kenniswijk en
negen departementen die als dienstenaanbieder willen bijdragen aan de
Kenniswijk. Medio 2001 moet dit resulteren in een publiek-private
samenwerkingsovereenkomst voor de uitvoering.
Nutssector
AHR Project- Afvalwaterzuivering Hoogheemraadschap van Delfland
Het project Afvalwater Haagse Regio (AHR) omvat ontwerp, bouw, financiering en beheer van een nieuwe installatie en de ombouw en beheer van een bestaande afvalwaterzuiveringsinstallatie. Het project beoogt de capaciteit voor zuivering van afvalwater in de regio Den Haag voor de komende dertig jaar veilig te stellen. Er zijn drie consortia geselecteerd en met elk zijn consultatierondes gehouden om scope en aanpak scherper in de contractvoorwaarden te krijgen. Begin november 2000 is het biedingsdocument uitgegaan. De afronding van de aanbesteding met de financial-close wordt in 2002 verwacht. Het Kenniscentrum PPS ondersteunt de projectorganisatie van het Hoogheemraadschap bij het verdere vervolg van de aanbesteding.
2.3 Pps in de groene sector
Afgelopen jaar heeft het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) samen met provincies een pps-bureau voor het landelijk
gebied opgericht. Dit pps-bureau is in het leven geroepen om
pps-projecten in het landelijk gebied te ondersteunen. Het is
geplaatst bij de Dienst Landelijk Gebied en werkt nauw samen met het
Kenniscentrum PPS.
In het landelijk gebied is er, anders dan bij infrastructuur,
nauwelijks sprake van rijksprojecten. De regie bij de uitvoering van
het natuurbeleid berust - als gevolg van het decentralisatie-akkoord
van 1994 - bij de provincies. Het pps-bureau richt zich dan ook in
eerste instantie op de ondersteuning van provincies (in de regierol)
en de samenwerking tussen LNV, provincies, gemeenten en private
partijen.
Bij de inrichting van het landelijk gebied wordt steeds vaker
samengewerkt met andere (markt)partijen dan boeren,
recreatieondernemers en natuurbeherende organisaties. Door de
beleidsopgave meer groen in en rond de stad te realiseren, zal deze
ontwikkeling zich in de toekomst nog verder voortzetten. Verwacht
wordt dat de komende 10 à 15 jaar zeker een derde van alle
inrichtingsprojecten zich afspeelt binnen 10 km rond de stad. Mede
vanwege de gewenste beleidsmatige koppeling met stedelijke
ontwikkeling en de rol van projectontwikkelaars in deze gebieden kan
pps hierbij een belangrijke rol spelen.
In het landelijk gebied zijn tot nu toe twee pps-projecten van start
gegaan: de Blauwe Stad in Groningen en de Stichting Mainport en Groen
rond Schiphol. Op lokaal niveau worden verschillende initiatieven
ontplooid voor de koppeling van groen met stedelijke uitbreiding via
pps-constructies. Daarnaast is sprake van mogelijke pps in de
Strategische Groenprojecten (Randstadgroenstructuur) van het
Structuurschema Groene Ruimte, zoals in Zoetermeer-Zuidplas
(Bentwoud). Momenteel wordt, mede op verzoek van de Tweede Kamer
(Natuuroffensief, motie De Graaf en motie Dijsselbloem), de
mogelijkheid onderzocht om onder meer via pps de realisatie van de
Strategische groenprojecten te versnellen.
Toekomstige mogelijke pps-projecten in het landelijk gebied zijn:
* mogelijkheden om groen met woningen (rood) te combineren in
toekomstige locaties (conform Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en
Natuur voor mensen, Mensen voor natuur). Een voorbeeld hiervan is
Groningen-oost dat is gebaseerd op ideeën ter stimulering van
intensief ruimtegebruik in het plan Maximum Laadvermogen;
* de Reconstructie van de zandgebieden in Zuid- en Oost-Nederland
(te beginnen in de pilot-gebieden zoals Nederweert die reeds in de
pps-projectenlijst is opgenomen);
* cultuurhistorie, architectuur, natuurontwikkeling, recreatie en
waterhuishouding. Het nationale project Nieuwe Hollandse
Waterlinie is hiervan een voorbeeld. Hier wordt in een vroege
fase een pps-verkenning uitgevoerd;
* een groenproject in relatie tot de Mainport Rotterdam. Momenteel
worden de pps-mogelijkheden verkend voor de inrichting van deze
750 ha natuur bij IJsselmonde;
* het rivierengebied. Men streeft hier naar vergroting van de
veiligheid tegen overstromingen, natuurontwikkeling,
delfstofwinning en oeverinfiltratie voor drinkwaterwinning (Nadere
Uitwerking Rivierengebied). Op verschillende plaatsen
(bijvoorbeeld Grensmaas) wordt door overheden reeds samengewerkt
met delfstofwinners en natuurorganisaties.
Het overzicht van groene projecten laat zien dat de meeste nog in de
verkenningsfase verkeren. Het zicht op een succesvolle uitkomst is nog
beperkt. De belangrijkste moeilijkheden bij de nieuwe
samenwerkingsvorm zijn:
* onvoldoende samenwerking tussen overheden;
* het ontbreken van kennis van mogelijke pps-procesontwerpen bij de
overheidsregisseurs;
* een onduidelijke bestuurlijke rolverdeling op regionaal niveau in
de stad-landsfeer (met name in stadsgewesten);
* het soms nog heersende idee dat pps een financieringsbron is;
* de spanning tussen opbrengst genererende activiteiten en de wens
het landelijk gebied niet vol te bouwen.
Vergeleken met investeringen in infrastructuur, stationslocaties,
woningbouw etc. zijn investeringen in groen niet duur. Ondanks de
relatief geringe investeringen is groen voor marktpartijen vaak een
onrendabele activiteit. Met het bedrijfsleven zal ook gezocht worden
naar de mogelijkheid om revenuen te genereren uit groenvoorzieningen
en hieraan vorm te geven door middel van publiek-private samenwerking.
3. Pps: themas uit de praktijk en interactie met de omgeving
3.1 Algemeen
De activiteiten in projecten hebben enerzijds de mogelijkheid geboden
om theorie in de praktijk te toetsen en anderzijds om praktijkervaring
op te doen. Bij het in de praktijk opstarten en uitvoeren van pps werd
in verschillende projecten tegen een aantal terugkerende themas
aangelopen. In het navolgende wordt ingegaan op deze themas, wat ervan
is geleerd en op de wijze waarop het Kenniscentrum, daar waar mogelijk
in samenwerking met andere betrokken partijen, eventuele knelpunten
probeert op te lossen2.
Rol decentrale overheden bij pps
Decentrale overheden, vooral gemeenten, hebben al de nodigde ervaring
met pps, met name in stedelijke ontwikkelingsprojecten. In dit verband
kan nogmaals worden benadrukt dat een effectieve risicoverdeling
centraal staat bij pps: iedere partij vervult die taken die zij het
beste kan beheersen. Commerciële risicos dienen dus juist bij
bedrijven te worden gelegd en nadrukkelijk niet naar de overheid
worden gehaald. Risicodragende participaties van overheden zijn daarom
slechts te overwegen indien zij bijdragen aan het totstandkomen van
een effectieve risico-allocatie in een pps-constructie.
Om van lokale ervaringen te kunnen leren en de opgedane kennis te
kunnen aanwenden bij andere projecten, heeft het Kenniscentrum PPS een
evaluatie laten uitvoeren naar de positieve en negatieve ervaringen
bij een aantal geselecteerde pps-projecten op lokaal niveau3. Hierbij
is met name gekeken naar de rol van de overheid in het project, de
wijze waarop private partijen zijn geselecteerd, de manier waarop
overheid en private partijen samenwerken en hoe is omgegaan met de
verdeling van taken en risicos. Hieruit is een aantal kritische faal-
en succesfactoren gebleken. De belangrijkste conclusies zijn:
* formuleer als overheid eerst helder de eigen doelstellingen en
uitgangspunten, alvorens de samenwerking met private partijen te
beginnen;
* maak bij de selectie van private partijen optimaal gebruik van
competitie door aanbesteding;
* beperk het aantal betrokken partijen in de planvorming en zorg
voor een helder opdrachtgeverschap voor de realisatie van het
opgestelde plan, en
* zorg bij elke samenwerkingsvorm voor het vastleggen van de
verdeling van taken en risicos in contracten en betracht
terughoudendheid ten aanzien van het aangaan van risicodragende
participaties.
De resultaten van het onderzoek zijn breed verspreid onder andere
overheden. Tevens heeft het Kenniscentrum PPS de resultaten gebruikt
om de gedachtenvorming omtrent procesinrichting bij pps en de rol van
de verschillende partijen daarin aan te scherpen.
In vervolg op de evaluatie heeft het ministerie van VROM een onderzoek
laten verrichten naar een aantal geselecteerde lokale pps-projecten
waarbij sprake is van intensief ruimtegebruik. Dit onderzoek
bevestigde in het algemeen de uit de eerdere evaluatie gebleken faal-
en succesfactoren, met enkele aanscherpingen. Tevens bevestigde dit
onderzoek ook de conclusie dat pps wordt toegepast om te komen tot een
efficiënte behartiging van een publiek belang; locale overheden gaan
in principe niet over tot pps indien een project ook zonder
betrokkenheid van de overheid op een goede wijze kan worden
gerealiseerd.
Pps-faciliteit
Pps is een relatief nieuwe wijze van realisatie van
overheidsinvesteringen, waarmee nog slechts beperkte ervaring is
opgedaan. De verleiding is daarom groot om projecten op de vertrouwde
wijzen de realiseren en zich niet te wagen aan het relatief onbekende
pps. De beperkte ervaring leidt er daarnaast toe dat bij de eerste
lichting pps-projecten sprake is van hogere aanloopkosten. Hierdoor
bestaat er een drempel om over te gaan tot pps. Om deze reden is in
2000 een pps-faciliteit gecreëerd van 37,5 mln. Dit is een tijdelijk
instrument om deze hindernissen in de opstartfase te helpen overwinnen
door bij te dragen in de leerkosten die in de eerste pps-projecten
worden gemaakt. De doelstelling van de pps-faciliteit is drieledig:
1. overheden te stimuleren om projecten te realiseren door middel van
pps;
3. te komen tot een optimale toepassing van pps in projecten, leidend
tot resultaten in de komende één à twee jaar, dat wil zeggen
efficiënte aanbestedingsprocessen, een goede inzet van het
vergelijkingsinstrumentarium en optimale contracten tussen
overheden en private partijen;
4. het Kenniscentrum PPS toegang te verschaffen tot de in de eerste
generatie pps-projecten opgedane kennis en ervaring, zodat deze
kennis en ervaring kan worden verspreid en actief kan worden
ingezet bij andere projecten.
Om tot een efficiënte inzet van de pps-faciliteit te komen zijn
criteria opgesteld om vast te stellen voor welke projecten verzoeken
kunnen worden ingediend en welke kosten voor een bijdrage in
aanmerking kunnen komen. Projecten die in aanmerking komen voor een
bijdrage uit de pps-faciliteit zijn de projecten die opgenomen zijn op
de lijst van prioritaire pps-projecten of daarop zullen worden
opgenomen omdat zij voldoen aan de daarvoor geldende criteria.
De belangrijkste criteria zijn:
* het project moet voldoende pps-potentie hebben, hetgeen wordt
beoordeeld aan de hand van een aantal criteria, zoals de
aanwezigheid van bestuurlijk commitment en de mate waarin risicos
tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden overgedragen aan
private partijen zodat tot een optimale risico-allocatie kan
worden gekomen (zie hoofdstuk 5 van de eerste Voortgangsrapportage
PPS in april 1999);
* het project moet binnen afzienbare termijn kunnen leiden tot
concrete pps-resultaten: een overeenkomst inzake de samenwerking
tussen de betrokken publieke partijen, een overeenkomst tussen de
betrokken publieke en private partijen voor gezamenlijke
planvorming, de start van de aanbesteding van een pps-contract, of
het sluiten van een overeenkomst tussen overheden en private
partijen inzake de realisatie van het project.
Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage uit de pps-faciliteit
zijn onder meer de kosten van marktconsultatie en hogere
transactiekosten als gevolg van het ontwikkelen of toepassen van
financiële en juridische pps-arrangementen, zoals advieskosten in het
kader van het opstellen van pps-contracten, de aanbesteding en de
procesbegeleiding.
Overigens komen alleen de door overheden gemaakte kosten in aanmerking
voor een bijdrage en kan een bijdrage uit de pps-faciliteit nooit meer
dan 50% bedragen van de kosten. Dit laatste om te bereiken dat de
betrokken overheden een prikkel houden om de transactiekosten beperkt
te houden. Voor de indiening van verzoeken om een bijdrage en voor de
beoordeling van die verzoeken is een procedure opgesteld.
Het verzoek om een bijdrage uit de pps-faciliteit is in het jaar 2000
goedgekeurd voor zeven kansrijke projecten die binnen twee jaar tot
één van de hierboven genoemde resultaten kunnen leiden. Dit zijn de
projecten N31, A59, Metroshuttle Kop van Zuid Rotterdam, Rotterdam
Centraal, Kenniswijk, Afvalwaterzuiveringsinstallatie Delfland en Oude
Rijkswerf Willemsoord Den Helder. Hoewel er nog geen evaluatie is
gemaakt van deze aanwending wijzen de eerste tekenen er op dat de
pps-faciliteit bijdraagt aan de ontwikkeling van pps in Nederland. Om
deze reden heeft de interdepartementale Stuurgroep PPS dan ook
uitgesproken dat moeten worden bezien of ook voor 2001 middelen kunnen
worden gereserveerd voor de pps-faciliteit.
Benefit sharing
Het Kabinet streeft ernaar bij gezamenlijke projecten van publieke en
private partijen, waarin de realisatie van publieke voorzieningen en
commerciële investeringen samengaan, dat private partijen bijdragen
aan de realisatie van publieke voorzieningen uit de winst die zij
behalen uit de commerciële investeringen. Als gevolg hiervan zal de
benodigde overheidsbijdrage lager zijn. Eén van de instrumenten die
het Rijk hiertoe tot zijn beschikking heeft, is benefit sharing.
Benefit sharing is een afspraak die de overheid kan maken als voorwaarde bij het verstrekken van een bijdrage aan een project. De overheid deelt mee in de door private partijen genoten waardestijgingen in een project wanneer die uitkomen boven een vooraf afgesproken niveau. Het maken van deze afspraak, die in onderhandeling met de betrokken private partijen en eventueel locale overheden tot stand zal moeten komen, kan nuttig zijn wanneer er tussen partijen verschil van mening bestaat over de verwachte kosten en opbrengsten van het project en daarmee in de omvang van het tekort en de hoogte van de overheidsbijdrage. Het is in dat geval niet mogelijk op voorhand een lagere overheidsbijdrage af te spreken, in plaats daarvan wordt afgesproken dat de overheid onder bepaalde omstandigheden achteraf (een deel van) de overheidsbijdrage terugkrijgt.
Benefit sharing is een nieuw instrument voor de Nederlandse overheid
en het Kenniscentrum PPS zet zich in om dit nieuwe instrument tot
ontwikkeling te brengen4. In september 2000 is daartoe samen met de
betrokken vakdepartementen een onderzoek gestart dat moet leiden tot
de ontwikkeling van generieke benefit sharing-modellen voor
verschillende soorten pps-projecten en tot overeenstemming over de
toepassing daarvan in drie pilot-projecten. Dit zijn de projecten
Nieuwe Sleutel Project Rotterdam Centraal, de herontwikkeling van de
Oude Rijkswerf Willemsoord Den Helder en het Multimodaal Transport
Centrum Valburg. Inmiddels is de rijkssubsidie ten behoeve van het
project Oude Rijkswerf Willemsoord Den Helder verleend onder
voorwaarde van benefit sharing. Tevens hebben Rijk, gemeente Rotterdam
en de betrokken private partijen overeenstemming bereikt over de
toepassing van het instrument benefit sharing bij het NSP-project
Rotterdam Centraal. Dit is ook vastgelegd in de in december getekende
publiek-publieke overeenkomst tussen het Rijk en de gemeente
Rotterdam. Ook is benefit sharing opgenomen in de medio oktober
getekende overeenkomst tussen Rijk en de gemeente Den Haag inzake het
project Hoog Hage. Het is de bedoeling om in 2001 overeenstemming te
bereiken over de concrete toepassing van benefit sharing in de
genoemde pilot-projecten.
Aanbesteding
In juni 2000 heeft het Kenniscentrum PPS een mini-symposium
georganiseerd over aanbesteden en publiek-private samenwerking. De
intentie van het mini-symposium was helderheid te verschaffen over
aanbesteding in relatie tot pps en het nut en de noodzaak van
aanbesteding bij dergelijke projecten nog eens onder de aandacht te
brengen.
Vanuit de overheid bezien zijn er drie goede redenen om bij het
verstrekken van opdrachten of het aangaan van samenwerkingsverbanden
voor aanbesteding te kiezen. Het publieke belang is gediend met de
beste prijs-kwaliteitverhouding, de competitie bevordert concurrentie
en leidt tot kwaliteitsverbetering en innovaties en Europese
regelgeving maakt aanbesteding vaak noodzakelijk.
Geconstateerd kan worden dat er onduidelijkheid is over aanbesteden en
publiek-private samenwerking en dat de overheid in veel gevallen op
een onjuiste wijze met het
aanbestedingsvraagstuk omgaat. Onvoldoende kennis van de regelgeving
en de mogelijke uitvoeringsvormen van pps bij de overheid en private
partijen zijn er veelal debet aan dat de aanbestedingsregelgeving als
een obstakel voor publiek-private samenwerking wordt gezien. Het zijn
dus niet zozeer de bestaande Europese aanbestedingsregels zelf die pps
in de weg staan. Bij de pps-projecten waarmee nu ervaring is en wordt
opgedaan blijkt het zonder uitzondering mogelijk een
aanbestedingsstrategie te kiezen die het publieke belang dient, de
concurrentie bevordert en de (Europese) aanbestedingsregelgeving
respecteert. Grondpostities roepen nog de nodige vragen op. Dit
onderwerp wordt ook behandeld in de nota Grondbeleid. Tevens wordt in
het kader van het MDW-traject over de onteigeningswet aandacht besteed
aan mogelijke fricties met het aanbestedingsbeleid.
Het Kenniscentrum PPS werkt eraan, in samenwerking met andere
departementen, de aanbestedingsprocedure en -regelgeving in 2001
transparanter te maken voor belangstellenden.
Het doel is de nog bestaande onduidelijkheden zoveel mogelijk weg te
nemen en concrete oplossingsmogelijkheden voor praktijksituaties aan
te geven. Door middel van voorbeelden zal duidelijk worden gemaakt hoe
door middel van aanbesteding een private partij kan worden
geselecteerd. Hierbij zal een onderscheid worden gemaakt naar de
verschillende soorten pps-projecten en de verschillende fasen waarin
een private partij door de overheid bij een project betrokken kan
worden.
Marktconsultatie
De overheid kiest er in toenemende mate voor om in de planfase,
voordat met de aanbesteding van een project gestart wordt, de markt te
consulteren. Het idee hierachter is dat door vroegtijdige
betrokkenheid van private partijen planoptimalisatie kan plaatsvinden.
Door het Rijk zijn reeds verschillende marktconsultaties gehouden.
Enkele voorbeelden hiervan zijn de marktconsultaties omtrent
RandstadRail, HSL-Zuid, Betuweroute, Project Mainport Rotterdam,
A4-Midden Delfland en Metroshuttle Kop van Zuid.
Zowel binnen de overheid als binnen de private sector werden kanttekeningen geplaatst bij het nut van marktconsultaties in hun huidige vorm. De consultatieprocedure kost de overheid veel tijd en geld. Het resultaat is niet altijd even vruchtbaar. Marktpartijen leveren vaak de kritiek dat de overheid via marktconsultaties probeert gratis advies te krijgen en dat bedrijven wordt gevraagd zonder enige garantie openheid van zaken te geven. Bovendien moet het bedrijfsleven ook forse kosten maken om op de consultatie te kunnen reageren.
Gezien de kanttekeningen die geplaatst worden bij marktconsultaties is
het Kenniscentrum PPS de discussie aangegaan met zowel publieke als
private partijen over het nut, het hoe en het wanneer van
marktconsultaties.
Uit de gesprekken is duidelijk naar voren gekomen dat zowel publieke
als private partijen overtuigd zijn van het nut van marktconsultatie,
mits goed uitgevoerd.
Er zijn aanbevelingen voor het gebruik van marktconsultatie opgesteld,
waarvan men algemeen van mening is dat navolging van deze
aanbevelingen essentieel is om de kracht van het instrument
marktconsultatie volledig te kunnen benutten. Wellicht de
belangrijkste aanbeveling is dat de overheid eerst zelf moet bepalen
wat zij wil, voordat zij tot het consulteren van de markt overgaat. Er
is afgesproken dat de departementen de aanbevelingen actief zullen
uitdragen richting hun achterban. Het Kenniscentrum PPS heeft de
bevindingen breed verspreid door middel van verzending van het
document, opname van de resultaten op internet en in de PPS Post. Dit
basisdocument zal verder verdiept en uitgebreid worden.
Institutionele aspecten pps
Pps is geen doel op zich, maar slechts een middel om meerwaarde en
efficiëntiewinst te bereiken. Er wordt daarom naar gestreefd om pps op
termijn door iedereen, zowel publieke als private partijen,
geaccepteerd te krijgen als volwaardig alternatief voor de meer
traditionele planvormingsprocessen en aanbestedingsvarianten. Er is
gekozen voor een gecontroleerde verbreding waarbij zowel publieke als
private partijen in de verschillende sectoren ervaring kunnen opdoen
met pps-processen en de aanbesteding bij pps-projecten.
Vanzelfsprekend hebben de betrokken partijen -overheden en bedrijven-
zich de vereiste vaardigheden niet meteen eigen gemaakt.
In de praktijk zien we dat het gunningsproces relatief traag verloopt,
de biedingskosten hoger dan noodzakelijk zijn en er onzekerheid
bestaat over het vermogen te sturen op output en waarbij de publieke
verantwoordelijkheid gewaarborgd blijft. De eerste stap naar een
oplossing ligt in het identificeren van de institutionele redenen die
hieraan ten grondslag liggen. Als belangrijkste redenen kunnen worden
onderscheiden:
* gecommitteerde samenwerking met private partijen is slechts
mogelijk als de overheid weet wat ze wil bereiken en hierover
intern niet van mening verschilt. Met name bij projecten op het
snijvlak van infrastructuur en stedelijke ontwikkeling,
bijvoorbeeld de Nieuwe Sleutelprojecten, blijkt dit vaak moeilijk.
Bij die projecten zijn meerdere rijkspartijen en regionale
overheden betrokken. Deze partijen hebben verschillende belangen
en verantwoordelijkheden en spreken niet met één mond. Deze
veelkoppige overheid staat een doelmatige publiek-private
samenwerking in de weg. Het is daarom noodzakelijk dat de
betrokken partijen publiek-publieke overeenstemming bereiken over
de publieke doelen en randvoorwaarden en vervolgens een heldere
verdeling van taken en verantwoordelijkheden;
* het blijkt moeilijk om output zodanig te specificeren, dat
enerzijds (maximale) ruimte wordt gelaten aan private partijen om
met de meest efficiënte oplossingen te komen en anderzijds wel de
publieke verantwoordelijkheid te waarborgen. Daarnaast zorgt ook
het feit dat mensen met een verschillende achtergrond anders tegen
hetzelfde vraagstuk aankijken tot de nodige spraakverwarring. Door
in een vroegtijdig stadium te onderzoeken welke uitvoeringsvorm
van een project de meest optimale is wordt snel duidelijk of er
gekozen wordt voor de pps-benadering. Indien dit het geval is,
wordt men gedwongen afspraken met zowel publieke als private
partijen vanuit een outputgerichte benadering vast te leggen.
Daarnaast zal men zich nog gaandeweg nog moeten aanleren om anders
tegen het probleem en het detailniveau van het programma van eisen
aan te kijken;
* op het moment dat subsidies aan gedecentraliseerde
overheidsprojecten worden toegekend, vervalt vaak de prikkel om te
zoeken naar mogelijkheden voor private betrokkenheid. Hier treedt
een spanning op. Enerzijds wil het Rijk niet teveel voorwaarden
stellen waar zij taken en verantwoordelijkheden decentraliseert
naar andere overheden. Anderzijds is het ook belangrijk dat bij de
pps-projecten op de prioritaire lijst met andere overheden wordt
afgesproken dat pps in ieder geval als volwaardig alternatief
wordt meegenomen in het voorbereidings- en besluitvormingsproces;
* bedrijven moeten onderkennen dat zij niet in alle fasen een rol
kunnen vervullen. Vanuit haar politieke verantwoordelijkheid dient
de overheid het gewenste resultaat, de randvoorwaarden en de
spelregels te formuleren. Pas dan is het zinvol het bedrijfsleven
gecommitteerd in projecten te betrekken. Ook bedrijven zullen zich
moeten prepareren op de uitdagingen die dan wachten, waar zij
(mede-) verantwoordelijk wordt voor de levering van diensten aan
het publiek en daar ook op zal worden afgerekend.
Ruimtelijke Ordening
Bij veel pps-projecten speelt ruimtelijke ordening een belangrijke
rol. Of het nu gaat om gemeentelijke gebiedsontwikkeling of om een
nieuwe spoorlijn, in beide gevallen zal het ruimtelijke-ordeningskader
de voorgestane ontwikkeling moeten toestaan. Soms wordt dan ook
gepleit voor een versimpeling van de ruimtelijke-ordeningsregelgeving
om pps meer kans te geven. In de praktijk is gebleken dat bij de
uitvoering van pps tegen de ruimtelijke-ordeningsprocedures wordt
aangelopen. De langdurige ruimtelijke-ordeningsprocedures zijn echter
niet specifiek voor de interactie tussen pps-projecten en ruimtelijke
ordening. Ook bij projecten die geheel door de overheid worden
uitgevoerd, speelt de ruimtelijke ordening een belangrijke en
tijdrovende rol. Met de ervaringen die tot nu toe met pps zijn
opgedaan, bleek het welslagen van pps niet afhankelijk te zijn van de
ruimtelijke-ordeningsprocedures. Aanpassing van de
ruimtelijke-ordeningsregels lijkt tot nu toe dan ook geen vereiste te
zijn voor het succes van pps. Wel is het zo dat ook pps baat zou
hebben bij mogelijke versnelling van deze procedures. Bij het
ministerie van VROM wordt, in het kader van de fundamentele herziening
WRO bekeken wat de mogelijkheden zijn van versnelling van de
procedures met behoud van de kwaliteit van de procedure en zonder
aantasting van de democratische beginselen en de bestuurlijke
verantwoordelijkheid.
Pps, Competitieve Dienstverlening en Concessies
Op een aantal fronten wordt gewerkt aan vergroting van doelmatigheid
en effectiviteit van overheidsuitgaven. Daarbij wordt duidelijk dat de
overheidsorganisatie haar grenzen kent bij het streven naar
efficiency- en kwaliteitsverbeteringen in de uitvoering van bepaalde
publieke taken c.q. voorzieningen. Win-win situaties blijken haalbaar
door de marktsector een uitgebreidere rol toe te bedelen in de
uitvoering van die publieke taken, waarbij de overheid zich meer en
meer ontpopt als een effectieve opdrachtgever, regelgever en
toezichthouder.
In dit kader streeft het kabinet sinds zijn aantreden naar een
gecontroleerde verbreding van publiek-private samenwerking.
Recentelijk is in het kader van de IBO-ronde en de MDW- operatie nieuw
materiaal beschikbaar gekomen dat een nauwe samenhang vertoont met het
ingezette pps-beleid. Competitieve dienstverlening (CDV) en het
rapport Concessie en aanbesteding, geen doel maar middel zijn evenals
publiek-private samenwerking in meer of mindere mate gebaseerd op
uitbesteding van taken aan de marktsector. Aanbesteding is bij al deze
concepten het aangewezen selectie-instrument om de beste verhouding
tussen prijs en kwaliteit te realiseren met de beschikbare
overheidsmiddelen.
CDV is een proces waarin de interne dienstverlening, door bijvoorbeeld
een mechanische werkplaats van Defensie, vergeleken wordt met
dienstverlening door de markt. Vergelijking vindt plaats op basis van
enerzijds de ontwikkelde Meest Efficiënte Organisatie bij de overheid
(MEO) welke is gebaseerd op minimalisering van de kosten voor de
uitvoering van de betreffende activiteiten, en anderzijds varianten in
de vorm van concrete biedingen van private partijen. De vergelijking
vindt plaats op basis van een daadwerkelijke concurrentiestelling
tussen de verschillende interne en externe biedingen. Hierbij kunnen
ook pps-opties als alternatief voor interne productie overwogen
worden.
Gaat het om dienstverlening aan het publiek, in plaats van aan de
overheid zelf, dan kan uitbesteding via concessieverlening een rol
spelen. De MDW-werkgroep heeft een checklist ontwikkeld om te bezien
wanneer concessieverlening kan worden toegepast (kan het?, mag het?,
werkt het?). De werkgroep heeft voorts een inventarisatie laten maken
van welke overheidstaken in aanmerking lijken te komen voor
concessieverlening.
Concessies met bekostiging door de overheid dan wel concessies met
bekostiging door gebruikers, zullen vaak centraal staan in
arrangementen voor publiek private samenwerking voor de realisatie van
overheidsinvesteringen. De concessie is een vorm waarmee een vergaande
taak- en risico-overdracht naar de private sector mogelijk is en die
effectieve prikkels bevat voor efficiënte en kwalitatief goede
levering van diensten aan de overheid en het publiek. Thans wordt in
pps-kader al concreet uitwerking gegeven aan de aanbesteding van
concessies voor realisatie en exploitatie van o.a. weg- en
spoorinfrastructuur en vindt onderzoek plaats naar een nog bredere
toepassing van het concessiemodel bij o.a. scholenbouw en de bouw en
het management van justitiële inrichtingen. De bovengenoemde MDW
checklist kan hierin een nuttige toepassing vinden.
Niet elke uitbesteding kan als publiek-private samenwerking worden
aangemerkt. Pps wordt toegepast in die situaties waarin een vergaande
overdracht van (niet-politieke) risicos - naar de marktsector haalbaar
is. Private partijen worden integraal verantwoordelijk voor de aanleg,
het beheer en onderhoud, de financiering en eventueel de exploitatie
van overheidsinvesteringen. Het publiek belang en de kwaliteit van de
dienstverlening wordt bewaakt door de private contractant aan te
sturen op basis van een publiek programma van eisen (randvoorwaarden)
en een prestatiebeloning. De implementatie van pps is tot dusverre met
name gericht op investeringsprojecten waarmee rechtstreeks diensten
aan de burger worden geleverd (transportinfra, waterzuivering,
ICT-projecten, stedelijke ontwikkeling etc.).
Pps, wetsvoorstel Markt en Overheid
In het kader van de MDW-operatie wordt tevens gewerkt aan het
wetsvoorstel Markt en Overheid, welk wetsvoorstel ook van belang is
voor pps. Het wetsvoorstel zal regels stellen aan marktactiviteiten
van overheden, bedrijven waarin de overheid al dan niet gezamenlijk
met private partijen deelneemt en ondernemingen die van de overheid
een bijzonder of exclusief recht hebben verkregen. Het doel is zoveel
mogelijk gelijke concurrentieverhoudingen te scheppen ten opzichte van
het bedrijfsleven.
Het wetsvoorstel zal ook van toepassing zijn op
pps-samenwerkingsvormen zoals een gezamenlijke rechtspersoon en de
aanbesteding van pps-contracten, zoals dbfm-contracten en de verlening
van het recht om tol te heffen.
Het wetsvoorstel en pps gaan uit van dezelfde grondgedachte, namelijk
dat de overheid zoveel mogelijk moet kijken of de uitvoering van
publieke taken efficiënter kan plaatsvinden door daarbij marktpartijen
te betrekken en dat concurrentie daarbij van groot belang is. Het
wetsvoorstel zal er mede toe dienen dat er een duidelijke afweging
wordt gemaakt over de wijze waarop een publiek doel het beste kan
worden bereikt en vormt als zodanig een ondersteuning voor pps. Tevens
beoogt het wetsvoorstel te waarborgen dat samenwerking van de overheid
met private partijen niet leidt tot concurrentievervalsing. Een
belangrijk aandachtspunt daarbij is wel dat het aangaan van
pps-arrangementen niet onnodig moet worden belemmerd door additionele
procedures.
3.2 Pps: delen en verspreiden van kennis
Belangrijk in de ontwikkeling van pps is de verspreiding van de
ontwikkelde inzichten naar de verschillende actoren die bij de
verbreding van de pps-praktijk in Nederland zijn betrokken. Dit
gebeurt in de eerste plaats door de interdepartementale samenwerking
stevig te verankeren, via het detacheren van medewerkers van andere
departementen bij het Kenniscentrum PPS en via de interdepartementale
Stuurgroep PPS. Naast Financiën hebben in de Stuurgroep zitting V&W,
LNV, VROM, EZ, OC&W, BZK en Justitie.
In de tweede plaats wordt nadrukkelijk de interactie met de private
sector nagestreefd. Dit gebeurt bijvoorbeeld via de Raad van Advies.
Deze Raad adviseert het Kenniscentrum PPS en volgt de verrichtingen
ervan kritisch. De Raad is samengesteld uit nationale en
internationale experts op het gebied van pps. Ook wordt regelmatig
overlegd met het pps-platform van VNO-NCW en vinden er informele
bijeenkomsten plaats van overheid en bedrijfsleven over specifieke
onderwerpen. Afgelopen jaar heeft het Kenniscentrum PPS bijvoorbeeld
een discussiebijeenkomst met verschillende betrokken private en
publieke partijen georganiseerd over het onderwerp marktconsultatie en
een mini-symposium over aanbesteden en publiek-private samenwerking.
In de derde plaats worden samen met de diensten van de betrokken
departementen cursussen ontwikkeld voor overheidsfunctionarissen die
een belangrijke rol vervullen bij het vormgeven van pps-processen en
pps-arrangementen. Gezamenlijk met VROM en V&W heeft het Kenniscentrum
PPS pps-cursussen ontwikkeld voor beleidsmedewerkers en
projectleiders.
Najaar 2000 is het Kenniscentrum in samenwerking met de Faculteit
Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit in Rotterdam gestart met
een Post-Academische Opleiding PPS. Deze PAO-cursus is bedoeld voor
personeel van zowel bedrijven als overheden dat beroepsmatig met pps
in aanraking komt.
Het laatste element in het uitdragen van de ontwikkelde kennis is het
vertalen ervan in toegankelijk informatiemateriaal en handboeken voor
eenieder die behoefte heeft aan deze informatie. Deze informatie is
ook beschikbaar via het internet (www.minfin.nl/pps).