De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
TrcJZ/2001/1305
datum
30-01-2001
onderwerp
Drijfjacht
doorkiesnummer
bijlagen
Geachte voorzitter,
De afgelopen jaren zijn er regelmatig door uw Kamer vragen gesteld over de drijfjacht op wilde zwijnen, met name op Het Loo. Dit heeft in de loop van de tijd geleid tot vele, soms zeer gedetailleerde, antwoorden. Ook heeft de pers veel aandacht besteed aan de drijfjacht.
Met het oog op een zorgvuldige besluitvorming over de onderscheiden algemene maatregelen van bestuur ingevolge de Flora -en faunawet, lijkt het mij goed het integrale beeld te schetsen. In dat kader heb ik mij door de Raad van Beheer voor het Kroondomein nader laten informeren.
up
datum
30-01-2001
kenmerk
TrcJZ/2001/1305
bijlage
Jachtmethoden
In de bestaande situatie is voor afschot van grofwild een vergunning
van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op grond van de
Jachtwet noodzakelijk. Daarbij zijn drie jachtmethoden te
onderscheiden, die ook in het buitenland gangbaar zijn.
Drijfjacht is een vorm van jacht waarbij het wild in één bepaalde
richting wordt opgejaagd door een in linie geplaatste groep mensen en
waarbij het wild vervolgens door de opwachtende jagers wordt
geschoten.
Drijfjacht is een methode die veel gebruikt wordt voor de jacht op
klein wild als fazant, haas en konijn. De drijfjacht op grofwild
(edelherten, reeën en wilde zwijnen) wordt alleen toegestaan op wilde
zwijnen.
Naast de drijfjacht zijn er voor afschot van wilde zwijnen twee andere
jachtmethoden te onderscheiden:
de drukjacht en de aanzitjacht.
Drukjacht is een vorm van jacht waarbij het wild in beweging wordt
gebracht zonder dat het naar één bepaalde kant wordt gedwongen. Het
wild wordt door een beperkt aantal jagers geschoten.
Aanzitjacht is een vorm van jacht waarbij het wild met behulp van
lokvoer naar een bepaalde plaats wordt gelokt om vanaf de hoogzit te
worden geschoten.
De drie jachtmethoden hebben eigen kenmerken.
Bij de drijfjacht kan in korte tijd een relatief groot aantal dieren
worden geschoten. De rust in het gebied wordt slechts een korte
periode verstoord. Deze methode bemoeilijkt echter de selectie van de
te schieten dieren (zieke versus gezonde dieren, keuze tussen
mannelijke of vrouwelijke dieren) en stelt zware eisen aan de
schietvaardigdheid van de jagers.
De drukjacht zal in verhouding tot de drijfjacht een minder groot
aantal geschoten dieren per jacht opleveren. De verstoring van het
gebied is minder groot in verhouding tot de drijfjacht. Doordat de
beweging van de dieren in verhouding tot de drijfjacht rustiger is, is
er ook meer zekerheid een exemplaar te selecteren en dodelijk te
treffen.
Bij de aanzitjacht brengt het gebruik van lokvoer met zich dat het
dier stilstaat.
Daarmede wordt de selectiemogelijkheid beter en de trefkans vergroot.
Aangezien echter het afschot veelal in de schemering plaatsvindt, is
dit voordeel ten opzichte van de drukjacht beperkt. De verstoring is
gering van omvang, maar treedt wel bij herhaling op. Het aantal dieren
dat op deze wijze wordt geschoten is beperkt, tenzij er zeer veel uren
aan worden besteed en het terrein veel aanzitplaatsen toelaat. In
jaren van veel voedselaanbod zal het lokvoer minder effectief zijn.
Het beheer op Het Loo
Het Loo is een belangrijk gebied voor wilde zwijnen op de Veluwe. Het
gebied omvat het kroondomein en het staatsdomein en is circa 10.000 ha
groot. In vergelijking met andere delen van de Veluwe is het gebied
voedselrijk. Het gebied bestaat grotendeels uit bos. Het beheer is de
afgelopen decennia gericht op het versterken van natuur- en
landschapswaarden.
De op Het Loo levende edelherten, reeën en wilde zwijnen maken een
integraal onderdeel uit van de natuur. Door de aanleg van een tunnel
onder de Amersfoortseweg en onder doorgangen in rasters is de laatste
jaren het leefgebied voor wilde zwijnen uitgebreid tot de gehele
Veluwe. Doordat wilde zwijnen minder schuw zijn dan bijvoorbeeld
edelherten leveren met name zwijnen een grote bijdrage aan de
belevingswaarde van Het Loo.
Het Loo is mede door deze aanwezigheid een uniek stuk Nederlandse
natuur en biedt de recreant een redelijke kans het grofwild te kunnen
aanschouwen.
Teneinde een balans tussen de functies flora, fauna, bosontwikkeling
en recreatie op Het Loo te behouden, dienen de grofwildaantallen te
worden gereguleerd. De schommelingen in het natuurlijk voedselaanbod
veroorzaken, zeker bij wilde zwijnen, grote fluctuaties in de stand.
De omvang van het leefgebied door de aanwezigheid van verkeerswegen en
landbouw, alsmede het ontbreken van predatoren, brengt met zich dat
aantalregulatie door menselijk ingrijpen noodzakelijk is. Concreet
betekent dit dat afschot moet plaatsvinden. De regulatie vindt met
betrekking tot wilde zwijnen op Het Loo plaats door middel van de drie
voornoemde jachtmethoden. Het gebruik van de drijfjacht als methode is
ingegeven door de mogelijkheid bij hoge wildstanden in een korte
periode grote aantallen zwijnen te schieten.
Regelmatig wordt het beeld gecreëerd dat de drijfjacht op Het Loo
onzorgvuldig, onwettig en omgeven door rituelen wordt uitgevoerd. Dit
strookt niet met de feiten.
De vereiste afschotvergunning is verstrekt en de jagers voldoen aan de
eisen van schietvaardigheid en ervaring die worden gesteld aan
deelnemers aan drijfjachten op wilde zwijnen.
Het gebruik van het kogelgeweer in tegenstelling tot het hagelgeweer
heeft als achtergrond dat grofwild zoals wilde zwijnen slechts met een
kogelgeweer kunnen worden gedood. Het hanteren van een hagelgeweer zou
slechts tot het aanschieten van het dier leiden. Ook in het kader van
de Benelux-Overeenkomst op het gebied van de jacht en de
vogelbescherming van 10 juni 1970 (Trb. 1970, 155) is het gebruik van
kogelpatronen verplicht.
Er is geen sprake van rituelen waarop door bepaalde groeperingen
regelmatig wordt gedoeld. Slechts het blazen van de jachthoorn bij
aanvang van de jacht kan als ritueel worden aangemerkt.
Wettelijk regime
Drijfjacht is niet verboden op grond van de Jachtwet. Sinds 1977 wordt
in vergunningen die verleend zijn op grond van artikelen 27 of 53 van
de Jachtwet voor afschot van edelherten, damherten en reeën als nader
voorschrift opgenomen dat geen drijfjacht is toegestaan. In
vergunningen voor het afschot van wilde zwijnen wordt dit verbod niet
opgenomen, maar geldt als voorwaarde voor de drijfjacht het bezit van
een Zwartwildbrevet (bewijs van schietvaardigheid).
De Flora- en faunawet gaat uit van een andere systematiek. De Flora-
en faunawet kent nog slechts 6 wildsoorten: haas, fazant, patrijs,
wilde eend, konijn en houtduif. Voor de overige diersoorten geldt een
regime van beheer en schadebestrijding. Bovendien zijn de bevoegdheden
in de Flora- en faunawet (verlenen van ontheffingen) in beginsel
gedecentraliseerd. De uitvoering komt daardoor grotendeels te liggen
bij gedeputeerde staten.
Bij de parlementaire behandeling van de Flora- en faunawet is de
drijfjacht veelvuldig aan de orde geweest. Door verscheidene partijen
is bezwaar gemaakt tegen het niet-opnemen van een verbod op de
drijfjacht. De leden Poppe (SP), Van den Bos (D66) en M.B. Vos (GL)
hebben verschillende amendementen ingediend teneinde de drijfjacht te
verbieden. De toenmalige minister heeft deze amendementen ontraden.
Deze amendementen zijn alle ingetrokken dan wel verworpen. De Flora-
en faunawet verbiedt de drijfjacht niet.
Drijfjacht in de systematiek van de Flora- en faunawet
Zoals hierboven is uiteengezet is een ontheffing voor het vangen en
doden van grote hoefdieren slechts mogelijk in het kader van beheer en
schadebestrijding.
In de Flora- en faunawet zijn gedeputeerde staten van de provincies
bevoegd op grond van artikel 68 van de wet ontheffing te verlenen van
het verbod tot het vangen en doden van onder meer grote hoefdieren.
Artikel 70 van de Flora- en faunawet geeft de Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij deze bevoegdheid, voorzover het terreinen
betreft waar het genot van de jacht berust bij de Kroondrager.
Door de decentralisatie kunnen zonder nadere bepaling gedeputeerde
staten van de onderscheidenlijke provincies niet verplicht worden om
als nader voorschrift aan een ontheffing op te nemen dat de drijfjacht
niet is toegestaan. Bestendiging van het huidige beleid kan dus niet
zonder meer worden gegarandeerd.
Dit brengt met zich dat indien de drijfjacht op grote hoefdieren
verboden dient te worden de door de wet verleende bevoegdheden nader
gereguleerd moeten worden. Gelet op het samenstel van vrijstellingen
en ontheffingen in de Flora- en faunawet en de daarmede gepaard gaande
decentralisatie van bevoegdheden aan gedeputeerde staten kan een
verbod op de drijfjacht op grote hoefdieren slechts ten volle worden
geëffectueerd door wetswijziging.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber